Opgave 1 In een gesloten economie zijn gezinnen, die een looninkomen (l) van € 300 mrd. en overig inkomen (o.i.) ontvangen van € 100 mrd. Hiervan consumeren (C) zij € 250 mrd. De rest wordt bespaard (S). Bedrijven produceren hier consumptiegoederen (C) en doen bruto-investeringen (Ib) t.w.v. € 175 mrd. Hiervoor schrijven zij € 25 af (a). a. Teken zelf een kringloopschema. Zet bij de pijlen die je tekent alleen de juiste letters. b. Geef het stelsel van nationale rekeningen. c. Hoeveel bedraagt het bruto nationaal product? d. Laat met een berekening zien hoe je, volgens de subjectieve methode, het netto nationaal inkomen berekent. e. Laat met een berekening zien hoe je, volgens de objectieve methode, het netto nationaal inkomen berekent. Opgave 2 Van een economie zijn de volgende gegevens bekend: productie van consumptiegoederen € 550 mrd., productie van vervangingsinvesteringen € 130 mrd., voorraadveranderingen € 60 mrd., uitbreidingsinvesteringen € 260 mrd. a. Bereken de bruto toegevoegde waarde. b. Bereken de bruto-investeringen. c. Bereken de netto-investeringen. d. Bereken de afschrijvingen. Opgave 3 Welke bewering is (als enige) juist? a. Onder bruto-investeringen versta je alle uitbreidingen van kapitaalgoederen. b. Tot de investeringen in vaste activa reken je ook de investeringen in voorraden. c. Afschrijvingen zijn de kosten van de vervangingsinvesteringen in vaste activa. d. De toename van voorraden reken je niet tot de bruto-investeringen. Opgave 4 a. Leg uit dat de investeringen in een land zullen toenemen als de rentestand daalt. b. Welke bestedingen kennen we in een gesloten economie zonder overheid? c. Verzin zelf een voorbeeld van een diepte-investering. Leg goed uit waarom jij dit een diepte-investering noemt. d. Een bedrijf verhuurt een bestelauto en vraagt hier huur voor. Hoe moet dit primaire inkomen, strikt economisch genomen, genoemd worden? e. Wat is eigenlijk een primair inkomen? Geen voorbeelden noemen, maar een definitie geven!