1 Inleiding tot het recht Algemene inleiding 1. Wat is recht Subjectieve rechten → De bevoegdheden om over middelen te beschikken, die kunnen afgeleid worden uit gedragsregels. Algemeen is het recht de geïnstitutionaliseerde ordening van het menselijk handelen in de samenleving. 2. De indelingen van het recht Basisindeling: Privaatrecht Publiekrecht Nationaal recht → → Internationaal recht 2.1 Nationaal recht 2.1.1 Privaatrecht Regelt de verhouding tussen de burgers onderling. Regelt de verhouding tussen burgers en overheid en de verhouding tussen staten. → Recht dat enkel binnen de grenzen van een staat geldt. Bevat alle rechtsregelen uitgevaardigd door een bevoegde politieke instelling. → Juister: grensoverschrijdend recht. Omvat alle rechtsregelen uitgevaardigd door supranationale politieke instellingen. Regelt de verhouding tussen de burgers onderling door hun subjectieve rechten te bepalen. Bevat regelen waarbij bepaald wordt welke subjectieve rechten burgers toekomen of zij kunnen verwerven. In principe beschikken de burgers en de rechtspersonen over de vrijheid om naar hun goeddunken over hun subjectieve rechten te beschikken. De vrijheid van burgers en rechtspersonen om over hun subjectieve rechten te beschikken is niet onbeperkt. De overheid stelt beperkingen aan deze vrijheid → regelen van dwingend recht. Omvat volgende takken: Burgerlijk recht → Regelt zowat de meest elementaire verhoudingen tussen de burgers. O.m. het statuut van de persoon, het huwelijk, statuut van de goederen, .. Voornamelijk vervat in het Burgerlijk Wetboek. Handelsrecht → Regelt het statuut van de handelaren en de commerciële activiteiten. Objectieve handelsdaden Subjectieve handelsdaden Handelaars Economisch recht in het Wetboek der Koophandel opgesomd. alle rechtshandelingen die gesteld worden door handelaars in verband met hun bedrijf. alle personen die beroepshalve handelsdaden stellen. regelt vooral het overheidsingrijpen in het economisch leven. 2 Vennootschapsrecht → Bevat het geheel van regels die van toepassing zijn op alle vennootschappen of die van toepassing zijn op een vennootschap in het bijzonder. * naamloze vennootschap (NV). * besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (BVBA). * coöperatieve vennootschap (CV). * vennootschap onder firma (VOF). Sociaal recht Omvat het arbeidsrecht en het sociaal zekerheidsrecht. Arbeidsrecht Collectief arbeidsrecht Sociaal zekerheidsrecht regelt de verhouding tussen werkgevers en werknemers. vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties (C.A.O.). regelt de verplichte sociale verzekeringen voor werknemers en voor zelfstandigen. 2.1.2 Privaatrechtelijk procesrecht → Regelt de inrichting en de bevoegdheid van de privaatrechtelijke rechtscolleges en het verloop van privaatrechtelijke processen. Publiek recht Omvat de regelen m.b.t. de bevoegdheid en de samenstelling van de overheidsorganen en de regelen m.b.t. de verhouding tussen burger en overheid, waarbij deze laatste een bevoorrechte positie inneemt. De overheid beschikt binnen een bepaald grondgebied en ten aanzien van bepaalde personen over het monopolie van geweld. Voor zover de overheid gebruik maakt van deze privileges, die steunen op haar geweldmonopolie, zijn de relaties tussen overheid en burger van publiekrechtelijke aard. De overheid heeft ook de mogelijkheid om bepaalde doelstellingen te bereiken via privaatrechtelijke technieken. Wanneer de overheid afstand doet van haar geprivilegieerde positie zijn haar verhoudingen met de burgers of met andere overheidsinstanties van zuiver privaatrechtelijke aard. Omvat volgende takken: Grondwettelijk recht → Omvat alles wat in de grondwet geregeld wordt Het regelt de inrichting van de staat, de basisstructuur van de politieke en de gerechtelijke instellingen evenals hun fundamentele bevoegdheden. Bevat tevens bepalingen die de fundamentele rechten van de burgers erkennen. Administratief recht → Regelt de inrichting en de werking van de administratie (uitvoerende macht). Fiscaal recht Strafrecht → Bepaalt welke handelingen strafbaar zijn en welke straffen daarop van toepassing zijn. In ons land zijn handelingen pas strafbaar als op het ogenblik van de feiten een wet bestond die deze handeling strafbaar stelde en slechts tot beloop van de maximumstraf die deze wet voorzag. → Bepaalt hoe de overheidsinkomsten worden gevormd en geïnd. Grotendeels vervat in het Strafwetboek. 3 Strafprocesrecht → Regelt de inrichting en de bevoegdheid van de strafrechtscolleges evenals de procedure in strafzaken. Grotendeels vervat in het Wetboek van Strafvordering. 2.2 Grensoverschrijdend recht 2.2.1 Internationaal privaatrecht Uit te maken welke nationale wetgeving van toepassing is op een rechtsverhouding waarin elementen voorkomen uit verschillende staten. Dit gebeurt door verwijzingsregels of conflictregels. De regeling zelf is zuiver nationaal recht. 2.2.2 Internationaal publiek recht of Volkenrecht Regelt de betrekkingen tussen de staten onderling en tussen de staten en internationale instellingen. Regelt de inrichting en de werking van internationale instellingen of diensten. 3. De bronnen van het recht 3.1 Internationale rechtsbronnen Bepaalde rechtsregelen van internationale aard kunnen geldingskracht hebben binnen het Belgisch grondgebied en voor Belgische onderdanen Dit is vooreerst het geval wanneer de Belgische staat een verdrag sluit met één of meer andere staten dat een weerslag heeft op binnenlandse materies. 3.2 Belgische federale wetgeving 3.2.1 hiërarchie binnen de federale wetgeving Grondwet Wet Besluit van een gewest- of gemeenschapsregering Provinciaal reglement Ministerieel besluit Gemeentelijk reglement Grondwet → Grondwetswijziging, het parlement duidt aan welke artikelen voor herziening in aanmerking komen. Nadien wordt dit parlement ontbonden en verkiezingen uitgeschreven. Het nieuwe parlement is dan een constituante of een parlement met de bevoegdheid de Grondwet te wijzigen. Wijziging wordt goedgekeurd mits 2/3 meerderheid in Kamer en Senaat. Vervolgens dienen de gewijzigde artikels door de Koning te worden bekrachtigd en afgekondigd en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Decreet - ordonnanties Koninklijk Besluit In sommige gevallen voorziet de grondwet dat bepaalde, voornamelijk communautaire problemen door een Bijzondere wet moeten geregeld worden. * wijziging van de taalgrens. * instelling van het Arbitragehof. * bevoegdheden voor en de samenstelling van de Gewestraden. De goedkeuring en de wijziging van een dergelijke Bijzondere wet dient eveneens te geschieden met 2/3 meerderheid. Bovendien moet er een gewone meerderheid zijn in elke taalgroep van kamer en Senaat. 4 Wet Decreten → Uitgevaardigd door de Vlaamse Raad, de Franse gemeenschapsraad, de Waalse Gewestraad en de Duitstalige Gemeenschapsraad. Ze moeten in de betrokken raad worden goedgekeurd bij gewone meerderheid en bekrachtigd en afgekondigd door de overeenstemmende gewest- of gemeenschapsregering en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. → Worden uitgevaardigd door goedkeuring bij gewone meerderheid in de Kamer, bekrachtigd en afgekondigd door de Koning en publicatie in het Belgisch Staatsblad. Ordonnanties → Uitgevaardigd door de Brusselse Hoofdstedelijke Raad. Bij gewone meerderheid worden goedgekeurd, nadien bekrachtigd en afgekondigd door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en gepubliceerd worden in het Belgisch Staatsblad. Koninklijk Besluit → Uitgevaardigd door de Koning als hoofd van de uitvoerende macht en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Ministerieel Besluit → Uitgevaardigd door een minister en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Meestal verdere detaillering van bij Koninklijk Besluit uitgewerkte regelen. Ministeriële omzendbrieven zijn geen formele rechtsbron. 3.2.2 Besluit van gewest- of Gemeenschapsregering → Uitgevaardigd door: * de Vlaamse Regering. * de franse gemeenschapsregering. * de Waalse Gewestregering. * de Duitse gemeenschapsregering. * de Brusselse Hoofdstedelijke Regering. Gepubliceerd in Belgisch Staatsblad. Provinciaal reglement → uitgevaardigd door de provincieraad en gepubliceerd in het bestuursmemoriaal van de betrokken provincie. Gemeentelijk reglement → uitgevaardigd door de gemeenteraad en bekendgemaakt door aanplakking in de gemeente. Publicatie van de wetgeving Belgisch staatsblad, wettekst wordt van kracht 10 dagen na publicatie. Bestuursmemoriaal, provinciale vorderingen en besluiten krijgen dwingende kracht 8 dagen na publicatie. Aanplakking, gemeentelijke vorderingen krijgen dwingende kracht 5 dagen na hun bekendmaking. 5 Structuren en instellingen 1. Inleiding 1.1 Rechtsstaat 1.2 1.3 De voornaamste taak van de overheid bestond erin de persoonlijke rechten van alle burgers te beschermen. Dit zowel tegen aantasting vanwege medeburgers, als tegen agressie van buitenlandse mogendheden. Grondrechten van de Belgen: * persoonlijke vrijheid. * gelijkheid voor de wet. * vrijheid van meningsuiting. * vrijheid van eredienst. * vrijheid van onderwijs. Door de talrijke reglementaire beperkingen wordt de persoonlijke vrijheid van de burger sterk ingeperkt. Dit brengt mee dat eerder van een wetsstaat dan van een rechtsstaat moet gesproken worden. Democratie De overheidsactiviteit moet er op gericht zijn de rechten en de belangen van alle burgers te beschermen en te dienen. Door de invoering van het algemeen stemrecht hebben partijen, verbonden met arbeidsorganisaties, aan invloed gewonnen. Dit vertaalde zich in een grotere wetgevende activiteit op het vlak van de sociale wetgeving, de staatsinmenging in het economisch leven, de uitbreiding van openbare diensten en van een semi-politieke rol van sociale organisaties en belangengroepen. Scheiding der machten Wetgevende functie → het recht formuleren in klare en gesanctioneerde wetteksten. Rechterlijke functie → het recht, zoals in wetten geformuleerd, toepassen op het gedrag der burgers. Uitvoerende functies → het bestuur van de overheidsadministratie. De functies het best door verschillende, van elkaar onafhankelijke, instanties uitgeoefend. * wetgevende functie door een verkozen parlement. * rechterlijke functie door onafhankelijke en onafzetbare rechters. * uitvoerende functie door de Koning. 2. De politieke instellingen in het federale België 2.1 De federale wetgevende macht: het parlement 2.1.1 Bezit de meest uitgebreide bevoegdheid om juridische regels tot stand te brengen, te wijzigen of af te schaffen. Samenstelling Kamer van Volksvertegenwoordigers → Samengesteld uit 150 volksvertegenwoordigers die om de 4 jaar rechtstreeks verkozen worden door alle burgers van Belgische nationaliteit die ten minste 18 jaar oud zijn. 6 2.1.2 2.1.3 Senaat Men kan niet tegelijkertijd lid zijn van Kamer en Senaat. De rechtstreeks verkozen parlementsleden worden verkozen volgens het stelsel van de evenredige vertegenwoordiging. Parlementaire onverantwoordelijkheid → Een parlementslid om het even welk standpunt mag innemen in het parlement zonder het risico te lopen hiervoor strafrechtelijk vervolgd of veroordeeld te worden. Parlementaire onschendbaarheid → Een parlementslid voor om het even welk misdrijf niet aangehouden of vervolgd kan worden gedurende de periode waarin het parlement zitting heeft. De Kamer waartoe het parlementslid behoort kan wel diens parlementaire onschendbaarheid opheffen wanneer het parket daarom verzoekt. Parlement verkozen voor een periode van 4 jaar. Deze periode noemt legislatuur. Elke legislatuur wordt onderverdeeld in zittingen of parlementaire werkjaren. → Samengesteld als volgt: * 40 rechtstreeks verkozen senatoren. * 21 senatoren aangeduid door en uit de gemeenschapsraden. * 10 gecoöpteerde senatoren. * de senatoren van rechtswege (kinderen van de Koning). Bevoegdheden van Kamer en Senaat Kamer en Senaat gelijk bevoegd voor: * de verklaring tot herziening van de Grondwet en de herziening zelf van de Grondwet. * de fundamenten van de Belgische Staat en de verhouding tussen de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten. * de instemming met verdragen. * wetten op de Raad van State en de organisatie van de hoven en rechtbanken De Kamer is exclusief bevoegd voor: * het stemmen van moties van vertrouwen en wantrouwen. * de wetten betreffende de burgerrechtelijke en strafrechterlijke aansprakelijkheid van ministers. * de begroting en rekeningen. * de naturalisaties. * de vaststelling van het legercontingent. De Senaat is exclusief bevoegd voor: * de regeling van belangenconflicten op het niveau van de gemeenschaps- en gewestraden. Deze bevoegdheid is slechts adviserend. Kamer en senaat zijn alternerend bevoegd voor de voordracht van kandidaten voor het Arbitragehof, het hof van cassatie en de Raad van State. Wetgeving: de parlementaire procedure Wetgevend initiatief → Initiatief om een wet tot stand te brengen kan uitgaan van individuele parlementsleden in de Kamer en senaat (wetsvoorstel) of van de regering (wetsontwerp). Zodra één kamer het voorstel heeft aangenomen, wordt het ook wetsontwerp genoemd. Bij wetsontwerpen moet en bij wetsvoorstellen kan het advies van de Raad van State worden gevraagd. 7 Wetsontwerpen of wetsvoorstellen worden neergelegd bij het Bureau van de Kamer of Senaat. In een 1ste fase moet de kamer waar het wetsvoorstel werd neergelegd oordelen of het voorstel in overweging genomen zal worden. Rol van Kamer en Senaat → Wetsvoorstel of wetsontwerp werd neergelegd bij de kamer. De Kamer zal dit eerst behandelen en na goedkeuring ervan overzenden naar de Senaat. Op verzoek van minstens 15 leden onderzoekt de Senaat het wetsontwerp. Dit verzoek tot onderzoek (evocatierecht) moet geschieden binnen de 15 dagen na ontvangst van het wetsontwerp. Binnen de 60 dagen na het verzoek kan de Senaat het wetsontwerp amenderen. Indien de Senaat niet heeft geamendeerd of gebruik heeft gemaakt van zijn evocatierecht, dan zendt de kamer het wetsontwerp door naar de Koning. Wetsvoorstel werd neergelegd bij de Senaat. De Senaat zal dit eerst behandelen en na goedkeuring ervan overzenden naar de Kamer. De Kamer moet binnen een termijn van 60 dagen definitief beslissen het wetsontwerp te verwerpen of aan te nemen. Als de Kamer het wetsvoorstel amendeert, wordt het teruggezonden naar de Senaat, die omtrent het wetsontwerp zijn evocatierecht mag uitoefenen. Nadien neemt de Kamer een definitieve beslissing. Parlementair commissies → Wordt het ontwerp of voorstel van wet door de betrokken Kamer in overweging genomen, dan wordt het niet meteen door deze kamer in algemene vergadering besproken, maar eerst verzonden naar de bevoegde parlementaire commissie. De behandeling in deze commissies laat toe de grondige bestudering en bespreking van de ontwerpen en voorstellen van wet over te laten aan een beperkte groep van parlementsleden die in de betrokken materie min of meer gespecialiseerd zijn. Zowel de Kamer als de Senaat zijn ingedeeld in een aantal vaste commissies. Naar gelang de noodzaak worden ook nog bijzondere commissies opgericht. Wanneer de bespreking van het ontwerp of voorstel van wet in de parlementaire commissie afgerond is, wordt een verslag opgemaakt, dat gepubliceerd wordt in de Gedrukte Stukken. Plenaire vergadering → Alle parlementsleden ontvangen het verslag van de betrokken parlementscommissie m.b.t. het ontwerp of voorstel van wet dat ter bespreking naar de plenaire vergadering van Kamer (of Senaat) wordt doorgezonden. Algemene bespreking, tijdens deze bespreking worden vaak amendementen (voorstellen om de tekst te wijzigen of er iets aan toe te voegen) ingediend. Wanneer alle artikels zijn goedgekeurd, wordt er nog eens over het wetsvoorstel of wetsontwerp in zijn geheel gestemd. 8 Bekrachtiging → Is de instemming die de Koning betuigt met het door de Kamers goedgekeurd wetsontwerp. Door deze goedkeuring is het wetsontwerp wet geworden. Afkondiging → Is niets anders dan een plechtige formule (Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met’s Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt). Bekendmaking → Voor de burger wordt de wet pas bindend na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. 2.1.4 Controle op de regering Vermits elke politieke of juridische daad van de Koning door één of meer ministers moet worden meeondertekend, kan men stellen dat uiteindelijk de regering verantwoordelijk is voor alle politieke of juridische daden van de uitvoerende macht. Bij de controle op de staatsuitgaven en op de staatsinkomsten wordt het parlement bijgestaan door het Rekenhof. De leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers kunnen de politieke verantwoordelijkheid van een minister of van de regering ter discussie stellen. Een interpellatie houdt in dat een minister door het parlement ter verantwoording geroepen wordt over zijn beleid of een onderdeel ervan. De federale regering kan slechts tot ontslag gedwongen worden wanneer de Kamer ofwel een motie van wantrouwen aanneemt, ofwel een motie van vertrouwen verwerpt, en tegelijkertijd een nieuwe eerste minister voor benoeming aan de Koning voordraagt. Elk parlementslid heeft het recht aan een minister vragen te stellen. De schriftelijk gestelde vragen en het antwoord erop worden gepubliceerd in het Bulletin van Vragen en Antwoorden. 2.2 De federale uitvoerende macht: Koning en regering 2.2.1 De Koning De koninklijke functie → De koning is zowel lid van de wetgevende macht als hoofd van de uitvoerende macht.toch heeft hij als persoon geen enkele politieke macht. Politiek onbekwaam: elke akte die van hem uitgaat moet worden meeondertekend door één (of meer) minister(s). Politiek onverantwoordelijk: het is de minister die de akte meeondertekend, die er de volledige politieke verantwoordelijkheid van draagt. Koninklijke onschendbaarheid is (anders dan bij parlementsleden of ministers) absoluut. Ze geldt op juridisch als op politiek gebied. Om zijn functie te vervullen beschikt de Koning over een aantal raadgevers die samen het kabinet van de Koning vormen. 9 Bevoegdheden van de Koning → Vermits de Koning zijn bevoegdheden uitoefent onder ministeriële verantwoordelijkheid, zijn de bevoegdheden van de Koning in feite de bevoegdheden van de regering. Hij heeft het recht om bij het parlement wetsontwerpen in te dienen, hij bekrachtigd de wetten en bij grondwetsherzieningen beslist hij, in overeenstemming met de kamers, welke grondwettelijke bepalingen voor herziening vatbaar zijn. Hij kondigt de wetten af en maakt ze bekend. Hij heeft het recht de kamers in buitengewone zitting bijeen te roepen, ze te verdagen of te ontbinden en hij sluit de zittingen. Heeft enkel het recht om de kamer van Volksvertegenwoordigers te ontbinden wanneer een motie van wantrouwen door een meerderheid wordt aangenomen of een motie van vertrouwen door een meerderheid wordt verworpen en de Kamer er niet in slaagt een nieuwe Eerste minister voor benoeming aan de Koning voor te dragen. Hij benoemt en ontslaat zijn ministers. Hij verleent de graden in het leger en benoemt de ambtenaren bij het algemeen bestuur en bij de buitenlandse betrekkingen. De Koning voert het bevel over de krijgsmacht, verklaart de oorlog en sluit vredesverdragen. 2.2.2 De Belgische federale regering Samenstelling → De regering wordt geleid door een Eerste Minister. Naast de eerste minister zijn er ook één of meer vice-eerste ministers. De ministers zijn volwaardige leden van de regering, die in de regel een bepaald departement (ministerie) hebben. Is dit niet het geval, dan spreekt men van ministers zonder portefeuille. De staatssecretarissen hebben tegenover het publiek en tegenover het parlement dezelfde bevoegdheden als een minister. Ze beheren hun departement niet volledig zelfstandig, maar onder het gezag van en minister aan wie ze zijn toegevoegd. De ministers en staatssecretarissen worden benoemd door de Koning. De Koning moet eerst de coalitiemogelijkheden onderzoeken. Daartoe stelt hij in een 1ste stadium een informateur aan. Meent de Koning op basis van de informatie die de informateur hem verschaft dat een bepaalde coalitievorming een reële kans op slagen heeft, dan stelt hij een formateur aan, die tot taak heeft een regering te vormen. Worden de pogingen van de formateur met succes bekroond, dan wordt hij normaal gezien de eerste minister van de nieuwe regering. Structuur → De belangrijkste vergadering is de ministerraad, die samengesteld is uit alle ministers. Deze ministerraad bepaalt het algemeen beleid van de regering en coördineert de werking van de verschillende ministeries. Evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden op de eerste minister na. 10 Vergadering waarin de ministers en de staatssecretarissen zitting hebben noemt men de regeringsraad. Deze regeringsraad heeft geen specifieke rol en wordt ook niet zo vaak bijeengeroepen. Om het beleid van aanverwante departementen te coördineren en de beslissingen van de ministerraad of de regeringsraad voor te bereiden worden er binnen de regering beperkte ministercomités gevormd. De ministeriële kabinetten zijn geen vergaderingen van ministers. Het is een groep persoonlijke medewerkers die elke minister en staatssecretaris heeft. Het zijn geen ambtenaren, maar partijpolitiek gebonden medewerkers die het persoonlijk vertrouwen van de minister genieten. Bevoegdheden van de regering 1ste bevoegdheid: → Vermits het parlement de volheid van bevoegdheid heeft, zijn de bevoegdheden van de regering beperkt tot diegene die haar uitdrukkelijk zijn toegekend door de Grondwet of door bijzondere wetten. Uitvoering van de wetten. De overgrote meerderheid van rechtsnormen wordt in ons land uitgevaardigd door de regering onder de vorm van koninklijke besluiten en ministeriële besluiten. Koninklijke besluiten worden ondertekend door de Koning en door één of meer ministers en zijn ondergeschikt aan de wetten. Ministeriële besluiten worden enkel door één of meer ministers ondertekend en zijn ondergeschikt aan de wetten en aan de koninklijk besluiten. Kaderwet legt een aantal beginselen vast en bepaalt hierbij uitdrukkelijk dat het aan de regering wordt overgelaten om de verdere regeling bij koninklijk besluit uit te werken. Gewone opdrachtwet geeft aan de regering de bevoegdheid om bij koninklijk besluit een materie te regelen die normaal tot de bevoegdheid van de wetgever behoort. Koninklijke besluiten, genomen op grond van kaderwetten of gewone opdrachtwetten, kunnen geen wettelijke bepalingen opheffen of wijzigen. Dergelijke koninklijke besluiten kunnen steeds door een ander koninklijk besluit gewijzigd worden. Volmachtenwet verleent aan de regering de bevoegdheid om over een bepaalde materie, die normaal tot de bevoegdheid van de wetgever behoort, en voor een bepaalde periode, wetgevend op te treden. Koninklijke besluiten genomen op grond van een volmachtenwet, kunnen vroegere wetgeving opheffen of wijzigen. 11 Dergelijke koninklijke besluiten kunnen slechts gewijzigd worden door een ander koninklijk besluit op grond van een volmachtenwet of gewone wet. 2de bevoegdheid: Ook los van de eigenlijke uitvoering van wetten beschikt de regering over een beperkte zelfstandige verordenende bevoegdheid, o.m. voor de handhaving van de openbare orde. 3de bevoegdheid: Beheer van de openbare diensten met, in het kader hiervan, de benoeming van ambtenaren, magistraten, e.a. 4de bevoegdheid: Buitenlands beleid. De verdragen met het buitenland worden door de regering (de Koning) gesloten. Deze verdragen hebben pas gevolg nadat zij de instemming van de kamers hebben gekregen. Verdragen die betrekking hebben op aangelegenheden die tot de bevoegdheden van Gemeenschappen of Gewesten behoren, worden gesloten door de deelregeringen en behoeven de instemming van hun Raad. Na die goedkeuring worden de verdragen door de Koning bekrachtigd. Deze bekrachtiging of ratificatie is de rechtshandeling waarbij de regering de internationale overeenkomst bevestigd die gesloten werd door de daartoe bevoegde ambtenaren. Een verdrag dient bekendgemaakt te worden. Politieke verantwoordelijkheid: De ministers dragen de volle politieke verantwoordelijkheid van alle ministeriële of regeringsbeslissingen. Strafrechtelijke onschendbaarheid: Een minister kan niet zomaar vervolgd worden. Dit is enkel mogelijk nadat de Kamer van Volksvertegenwoordigers hem in staat van beschuldiging heeft gesteld. Enkel het hof van cassatie kan een uitspraak over hen doen. 2.3 Gemeenschappen en Gewesten 2.3.1 Structuren 4 taalgebieden: Nederlands. Frans. Duits. Tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad. Deze taalgebieden zijn territoriaal afgebakend: elke gemeente valt in 1 en slechts 1 taalgebied. 3 gemeenschappen: Vlaamse gemeenschap. Waalse gemeenschap. Duitstalige gemeenschap. Zijn territoriaal afgebakend. Zij zijn persoonsgebonden voor zover ze het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad omvatten. 12 2.3.2 3 gewesten: Vlaams gewest. Waals gewest → dat zowel het Franse als Duitse taalgebied omvat. Brussels gewest → met het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad. Per taalgebied zijn er geen politieke structuren voorzien. Dit is wel het geval voor de gewesten en voor de gemeenschappen. Vlaanderen * De gemeenschapsbevoegdheden en de gewestelijke bevoegdheden worden door dezelfde instelling uitgeoefend. → Vlaamse Regering op uitvoerend vlak. → Vlaams Parlement op wetgevend vlak. Wallonië * De gewestelijke bevoegdheden. → Waalse Gewestraad op wetgevend vlak. * De gemeenschapsbevoegdheden. → Franse Gemeenschapsraad op wetgevend vlak. → Franse gemeenschapsregering op uitvoerend vlak. Brussel is een hoofdstedelijk gewest. * De gewestelijke bevoegdheden. → Brusselse Hoofdstedelijke Raad op wetgevend vlak. → Brusselse Hoofdstedelijke Regering op uitvoerend vlak. Duitstalige Gemeenschap * De gemeenschapsbevoegdheden worden uitgeoefend door de rechtstreeks verkozen Raad van de Duitstalige Cultuurgemeenschap. Bevoegdheden en werking Gemeenschapsbevoegdheden van het Vlaams Parlement. * Culturele aangelegenheden. * Persoonsgebonden aangelegenheden. * Onderwijs, behoudens de regeling inzake begin en einde van de leerplicht. * De samenwerking tussen de gemeenschappen en de internationale samenwerking betreffende culturele en persoonsgebonden zaken. * Het taalgebruik in bestuurszaken, in het onderwijs en in de sociale betrekkingen in het bedrijfsleven. * De verdragen die op deze bevoegdheden betrekking hebben. Gewestelijke bevoegdheden van het Vlaams Parlement. * Ruimtelijke ordening, leefmilieu, landinrichting, natuurbehoud, huisvesting, water- en energiebeleid, monumenten en landschappen. * De relaties met ondergeschikte besturen. * Het toegepast wetenschappelijk onderzoek. * Het economisch beleid → uitz.: muntbeleid, financieel beleid, prijs- en inkomensbeleid, mededingingsrecht, arbeidsrecht en sociale zekerheid. * Openbare werken. * Financiering van gemeenten en provincies. * De verdragen m.b.t. deze bevoegdheden. * Het landbouwbeleid. Impliciete bevoegdheden. → Decreten kunnen bepalingen bevatten in aangelegenheden waarvoor het Vlaams Parlement strikt genomen niet bevoegd is, maar die noodzakelijk zijn om de eigenlijke bevoegdheden van het Parlement te kunnen uitoefenen. 13 Voor al die materies kan het Vlaams Parlement decreten uitvaardigen, die de kracht van wet hebben. Decreten zijn de wetgeving op Vlaams niveau → In de hiërarchie van de rechtsnormen zijn ze niet ondergeschikt aan de federale wetgeving maar staan ermee op gelijke voet. Zowel de gemeenschapsministers als de leden van de raad kunnen een wetgevend initiatief nemen. In het Vlaams Parlement wordt ook gewerkt met parlementaire commissies. Eenmaal de decreten zijn goedgekeurd door het Parlement moeten ze enkel nog worden bekrachtigd en afgekondigd door de Vlaamse Regering. → Worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. 2.4 De Vlaamse Regering heeft een uitvoerende bevoegdheid. De gemeenschapsministers zijn verantwoording verschuldigd aan het Vlaams Parlement. Een motie van wantrouwen tegen de Vlaamse regering kan slechts worden neergelegd indien er een wisselmeerderheid is die meteen een nieuwe regering kan installeren. Het provinciaal niveau De provincieraad is het provinciaal parlement. → Rechtstreeks verkozen voor een termijn van 6 jaar door de inwoners van de provincie. → Het aantal leden van de provincieraad is afhankelijk van het aantal inwoners van de provincie. → Heeft op provinciaal niveau de volheid van bevoegdheid voor alles wat van “provinciaal belang” is. De provinciale verordeningen mogen echter geen betrekking hebben op onderwerpen die reeds zijn geregeld door wetten, decreten of verordeningen van algemeen bestuur. De bestendige deputatie is de regering van de provincie. → Gouverneur is de voorzitter. → Telt naast de gouverneur 6 leden, verkozen uit de provincieraad. Men noemt ze bestendig afgevaardigden of bestendig gedeputeerden. → De bestendige deputatie moet zo zijn samengesteld dat ieder arrondissement erin vertegenwoordigd is. → Beslist over alle zaken die tot het dagelijks bestuur van de provincie behoren. De gouverneur wordt door de Koning benoemd en is diens vertegenwoordiger in de provincie. → “Eerste minister” van de provincie, voorzitter van de bestendige deputatie, die belast is met de uitvoering van de beslissingen van de provincieraad en de bestendige deputatie en met de handhaving van de openbare rust en orde. → Politiek ambtenaar, benoemd voor het leven, die vooral het administratief toezicht uitoefent op de provincieraad, op de bestendige deputatie en op de gemeenten die in de provincie liggen. De provinciegriffier is de eerste ambtenaar van de provincie. → Staat aan het hoofd van de administratie en is de rechterhand van de gouverneur. → Wordt door de provincieraad benoemd. Een bestuurlijk arrondissement is een administratieve onderverdeling van het land, zonder eigen belangen, zonder autonomie en zonder politieke vertegenwoordiging. → Voor 1 of meer administratieve arrondissementen is er een arrondissementscommissaris, die toezicht uitoefent op de gemeenten. 14 2.5 Het gemeentelijk niveau 2.5.1 De gemeenteraad 2.5.2 2.5.3 2.5.5 De gemeenteraad wordt verkozen voor een vaste termijn van 6 jaar. De gemeenteraad vergadert wanneer dit nodig is. → Wordt bijeengeroepen door het college van burgemeester en schepenen. → De burgemeester is voorzitter van de gemeenteraad. → De vergaderingen zijn openbaar en worden gehouden in het gemeentehuis. → Gemeenteraad heeft de volheid van bevoegdheid op gemeentelijk vlak. → Bevoegd om rechtsregels uit te vaardigen voor alles wat van gemeentelijk belang is. → Kan op eigen initiatief alle zaken regelen die belang hebben voor de gemeente. → De beslissingen van de gemeenteraad zijn wel onderworpen aan het administratief toezicht van de hogere overheid. Het college van burgemeester en schepenen. De schepenen worden uit de gemeenteraadsleden verkozen voor een termijn van 6 jaar. Samen met de burgemeester vormen zij de gemeentelijke “regering”. → Zij kunnen enkel gezamenlijk optreden en beslissingen nemen als college van burgemeester en schepenen. Het college dient ook de nationale, regionale en provinciale wetten en besluiten uit te voeren. De vergaderingen zijn niet openbaar, tenzij de wet het uitdrukkelijk verplicht stelt. De burgemeester Vertegenwoordiger van de regering en vertegenwoordiger van het volk Benoemd door de koning, op voordracht van de gemeenteraad. → Ambtstermijn van 6 jaar. Is de voorzitter van → de gemeenteraad. → het college van burgemeester en schepenen. Hoofd van → de gemeentelijke administratie → de gemeentepolitie. Ambtenaar van de burgerlijke stand. Intercommunale verenigingen Verschillende provincies of verschillende gemeenten kunnen met elkaar overeenkomsten sluiten of onderling verenigingen oprichten om zaken van provinciaal of van gemeentelijk belang gemeenschappelijk te regelen en te beheren. Heel wat voorzieningen en organisaties overstijgen de grenzen en/of de financiële mogelijkheden van vele gemeenten. Om dit efficiënt en rationeel te organiseren kunnen deze gemeenten zich in intercommunale verenigingen organiseren. Voorwaarden bepaald in de wet op de Intercommunales → Verscheidene gemeenten kunnen verenigingen met welbepaalde oogmerken van gemeentelijk belang oprichten. Wanneer privé-bedrijven en /of privé-personen deel uitmaken van de vereniging spreekt men van een gemengde intercommunale. Is dit niet het geval, dan spreekt men van een zuivere intercommunale. 15 2.5.6 Statuten moeten in overeenstemming zijn met de wetgeving op de handelsvennootschappen of op de verenigingen zonder winstoogmerk. Volksraadpleging Een referendum kan worden georganiseerd hetzij op initiatief van de gemeente zelf, hetzij op vraag van de inwoners. De uitslag is niet bindend voor de gemeentelijke beleidsorganen. 2.6 De controlerende instellingen 2.6.1 De Raad van State Afdeling Wetgeving → Speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van de federale en de regionale wetgeving. → Geeft advies over de tekst van ontwerpen of voorstellen van wet of decreet, en over de tekst van amendementen. * Dit advies kan steeds gevraagd worden door de voorzitter van d Kamer, de Senaat of de Vlaamse Raad en door de nationale of de gemeenschapsministers. * Dit advies moet worden gevraagd door de betrokken ministers voor alle voorontwerpen van wet of decreet vooraleer zij bij het parlement of de Vlaamse Raad worden ingediend. * De voorzitters van Kamer, Senaat of de Vlaamse Raad zijn verplicht het advies te vragen wanneer 1/3 van de leden erom vraagt voor zover het gaat om voorstellen van wet, decreet of om amendementen op ontwerpen of voorstellen van wet, decreet. → De adviezen van de Raad van State zijn niet bindend. Afdeling Administratie → Hoogste administratief rechtscollege in ons land. → Bevoegdheid is driedelig. * Als annulatierechter voor administratieve rechtshandelingen. * Als cassatierechter voor beslissingen van lagere administratieve rechtscolleges. * Als rechter in hoger beroep voor een aantal door de wet bepaalde gevallen. → Kan slechts akten en reglementen, uitgaande van administratieve overheden vernietigen. Zij kan geen wettelijke beschikking of decreet vernietigen, wegens strijdigheid met de Grondwet. → Vooraleer de eiser zich tot de afdeling Administratie kan wenden, dient hij evenwel alle wettelijke georganiseerde administratieve rechtsmiddelen te hebben gebruikt. → De afdeling Administratie kan een akte of reglement van een administratieve overheid slechts vernietigen wanneer er sprake is * van een rechtstreekse schending van de wet. * van een overschrijding van bevoegdheid. * van een niet naleving van vormvereisten die substantieel zijn of op straffe van nietigheid zijn voorgeschreven. * van machtsafwending (administratieve overheid is binnen de wettelijke grenzen van haar bevoegdheden gebleven, maar deze bevoegdheden heeft aangewend voor een onwettig doel). 16 → De tenuitvoerlegging van een administratieve beslissing schorsen. * Dit is mogelijk wanneer de eiser ernstige argumenten aanvoert die de vernietiging van de administratieve beslissing kunnen verantwoorden en wanneer de onmiddellijke tenuitvoerlegging van deze beslissing aan de eiser een moeilijk te herstellen ernstig nadeel zou berokkenen. * De Raad van State kan hiervoor een uitspraak doen in kort geding. 2.6.2 2.6.3 Het Arbitragehof Conflicten regelen tussen wetten en decreten en tussen decreten onderling. Bevoegdheden: * Het regelen van conflicten tussen wetten en decreten en tussen decreten onderling. * De toetsing van de wetten en decreten aan de artikelen 10, 11 en 24 GW. → Gelijkheid van de Belgen voor de wet. → Gelijkheid van de Belgen inzake het genot van rechten en vrijheden. → De vrijheid van onderwijs. Het Arbitragehof kan bij wege van arresten, wetten en decreten geheel of gedeeltelijk vernietigen of schorsen. Dit kan gebeuren op verzoek van → ministerraad of van de gemeenschaps- of gewestregering. → voorzitters van de wetgevende vergaderingen wanneer 2/3 van hun leden hierom vraagt. → elke natuurlijke of rechtspersoon die doet blijken van een belang. De schorsing van wetten en decreten is enkel mogelijk wanneer de onmiddellijke uitvoering van de aangevochten wet of het aangevochten decreet een moeilijk te herstellen ernstig nadeel zou kunnen berokkenen. Ontstaan er in het kader van een geding voor een rechtbank of een hof een betwisting die onder de bevoegdheid valt van het Arbitragehof, dan moet het betrokken rechtscollege hieromtrent een prejudiciële vraag stellen aan het Arbitragehof. Het arrest van het Arbitragehof waarbij de prejudiciële beslissing wordt gegeven, is bindend voor alle rechtsmachten die in het lopend geding uitspraak doen. Het Rekenhof Het rekenhof vervult het technisch controlewerk dat het parlement in staat moet stellen zijn algemene controle uit te oefenen op de begroting en de boekhouding van de Staat. Het Rekenhof oefent toezicht uit op de inkomsten en uitgaven van de Staat, de gemeenschappen, de gewesten, de provincies en de belangrijkste instellingen van openbaar nut maar niet van d gemeenten. Het Rekenhof is ook bevoegd voor de controle op het financieel beheer van bepaalde internationale en supranationale instellingen. Taak is drievoudig: * gerechtelijk → waar het als rechtsmacht optreedt tegenover al wie voor staatsgelden verantwoordelijkheid draagt. * informatietaak → zijn bevindingen aan het parlement rapporteert of, bij dringende of belangrijke zaken, via “bijzondere mededelingen”. * controletaak → heeft betrekking op de uitvoering van de begroting door de betrokken overheidsdiensten. 17 Door een onderzoek van de voorgelegde bewijsstukken onderzoekt het Rekenhof of een uitgave werkelijk gebeurd is. De wettelijkheidscontrole houdt in dat nagegaan wordt of een uitgave aangerekend wordt op een daartoe bestemd begrotingskrediet en binnen de grenzen van dit krediet. De controle op de regelmatigheid van de verrichtingen betstaat erin na te gaan of de wetten van de rijkscomptabiliteit werden nageleefd. 2.6.4 De Hoge Raad voor de Justitie 3. 2 functies: → Geeft adviezen aan de minister van Justitie voor de benoeming van rechters en parketmagistraten en voor de aanwijzing van korpschef. De minister si door deze adviezen niet gebonden. Hij mag er slechts op een gemotiveerde wijze van afwijken. Uitgeoefend door de Benoemings- en Aanwijzingscommissie in de Hoge Raad. → Bevoegdheid advies te verlenen omtrent wetgeving die de werking van de rechtelijke orde aanbelangt, klachten van burgers omtrent de werking van het gerecht te onderzoeken, en een bijzonder onderzoek in te stellen naar eventuele disfuncties in het gerecht. De adviezen hebben ook betrekking op de opportuniteit van de wetsontwerpen en – voorstellen. Uitgeoefend door de Advies- en Onderzoekscommissie in de Hoge Raad. De supranationale instellingen De rechtsordes in de wereld zijn in wezen statelijke rechtsordes. De internationale rechtsorde is weinig ontwikkeld. Al de structuren blijven voor het grootste deel overlegorganen voor staten. We staan voor een veelheid van rechtsordes. Geen enkel daarvan overkoepelt alle staten. 3.2 De Raad van Europa Heeft als doelstelling enkele gemeenschappelijke waarden in Europa in de hand te werken. Belangrijkste verwezenlijking is het Europees Verdrag voor de rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden. Dit verdrag voorziet tevens in de oprichting van het belangrijke Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Het verdrag regelt ook de structuur en de werking van dit hof. 3.2.1 Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens Het Hof is bevoegd voor de interpretatie en de toepassing van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden en de aanvullende protocollen, gesloten tussen de landen die lid zijn van de Raad van Europa. Zowel de lidstaten als niet-gouvernementele organisaties, particulieren en verenigingen van particulieren kunnen rechtstreeks een zaak aanhangig maken bij het Hof, mits vooraf alle nationale rechtsmiddelen werden uitgeput. 18 3.3 De Europese Unie 3.3.3 De Europese politieke instellingen Het Europees Parlement → Bevoegdheden zijn erg beperkt. Het parlement stelt na elke verkiezing een ombudsman aan, waarbij de burgers van d Unie hun beklag kunnen maken over wanbeheer bij het optreden van communautaire instellingen of organen. De Raad van de Europese Unie → Belangrijkste beslissingsorgaan. Verordeningen hebben een algemene draagwijdte. Zij zijn verbindend in al hun onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten. Richtlijnen zijn verbindend ten aanzien van het te bereiken resultaat, voor elke lidstaat waarvoor zij bestemd zijn. Beschikkingen zijn verbindend in al hun onderdelen, maar slechts voor degenen tot wie zij uitdrukkelijk gericht zijn. De Europese Raad → Raad van de Europese Unie!! Moet een motor vormen voor de ontwikkeling van de Unie en dient de algemene politieke beleidslijnen vast te stellen. Deze raad brengt verslag uit aan het Europees Parlement. De Europese Commissie → Permanent orgaan. De leden werken als “Europese commissarissen”. Treedt op als college. Werkt onafhankelijk van de nationale regeringen. Het nemen van wetgevende initiatieven en het uitwerken van de ontwerpteksten. Belangrijkste controlerende instelling van de Unie. 3.3.4 De Europese gerechtelijke instellingen Het Europees Gerecht van Eerste Aanleg → Hoger beroep tegen beslissingen van het Gerecht van Eerste Aanleg is mogelijk bij het Europees Hof van Justitie, doch enkel voor rechtsvragen, niet voor feitelijke kwesties. Het Europees Hof van Justitie → Het Hof oordeelt waar het Gerecht van Eerste Aanleg niet bevoegd voor is. Als rechtsmacht in hoger beroep doet het hof uitspraak over hogere beroepen tegen beslissingen van het Europees Gerecht van Eerste Aanleg. Het waken over de uniforme interpretatie van het recht van de Europese Unie in alle lidstaten ervan. Gebeurt vooral door het beantwoorden van prejudiciële vragen. Deze worden door een nationale rechtbank of hof gesteld aan het Europees Hof van Justitie. 19 Het hof doet geen uitspraak over de concrete feitelijke betwisting, doch enkel over de vraag m.b.t. het Europees recht. 4. De Belgische gerechtelijke instellingen 4.1 Algemene beginselen 4.1.1 De eenheid van de rechtspraak Er is een zekere coherentie gewenst → Dat de interpretatie en toepassing van de wetgeving niet al te veel verschilt van rechtbank tot rechtbank. Gerechtelijke organisatie is piramidaal opgebouwd. 4.1.2 Eén hoogste gerechtshof → Het Hof van Cassatie. De dubbele aanleg Elk geschil in hoger beroep kan in hoger beroep een 2 de maal volledig opnieuw behandeld worden voor een andere rechtsmacht. Eerste aanleg → zaak voor de 1ste maal behandeld. Tweede aanleg → zaak behandeld in hoger beroep. Een derde aanleg is niet mogelijk. 4.1.3 Specialisatie van de rechtbanken Voor een aantal domeinen van het recht bestaan eigen rechtbanken of eigen afdelingen binnen een zelfde rechtbank. Domeinen zijn 4.1.4 → Het strafrecht Het jeugdrecht Het handelsrecht Het sociaal recht Het burgerlijk recht Het militair (straf)recht Territoriale organisatie van de rechtbanken Materiële bevoegdheid → elke rechtbank is slechts bevoegd voor geschillen in een bepaald domein van het recht. Territoriale bevoegdheid → elke rechtbank is slechts bevoegd voor een bepaald grondgebied. De gerechtelijke organisatie is dan ook territoriaal gestructureerd. 1ste niveau De laagste rechtbanken zijn bevoegd voor een kanton. * vredegerecht 2de niveau Arrondissement. * politierechtbank * rechtbank van eerste aanleg * correctionele rechtbank * jeugdrechtbank * arbeidsrechtbank 20 * rechtbank van koophandel * arrondissementsrechtbank 3de niveau Provincies. * assisenhoven 4de niveau Hoven van beroep en de arbeidshoven. * Belgisch grondgebied in 5 delen verdeeld 5de niveau Hof van cassatie. * bevoegdheid over gehele Belgische grondgebied 4.3 Samenstelling en bevoegdheid van de rechtbanken en hoven op het nationale niveau 4.3.1 Burgerlijke en handelszaken De vrederechter → Per gerechtelijk kanton is er één vrederechter. De vrederechter is bevoegd voor alle burgerlijke en handelsrechtelijke geschillen waarvan de waarde niet meer dan 75 000 BEF bedraagt. Bevoegd voor bepaalde geschillen (ongeacht de waarde van het geschil) i.v.m. de familie en met onroerende goederen. De rechtbank van eerste aanleg → De jeugdrechtbank. * Bevoegd voor de meeste burgerlijke en strafzaken in verband met minderjarigen. De burgerlijke rechtbank. * Bevoegd voor alle geschillen waarvoor de wetgever niet uitdrukkelijk een andere rechtbank bevoegd heeft verklaard. Volheid van bevoegdheid. Bevoegd om in hoger beroep uitspraak te doen over burgerlijke zaken met en waarde van meer dan 50 000 BEF die in eerste aanleg door de vrederechter behandeld werden. De arrondissementsrechtbank → Heeft als enige taak uitspraak te doen in bevoegdheidsgeschillen, namelijk wanneer de partijen in een geding het er niet over eens zijn welke rechtbank bevoegd is om over hun geschil uitspraak te doen. Het Hof van beroep → Elk hof heeft kamers * voor burgerlijke en handelszaken. * voor jeugdzaken. * voor strafzaken. Elke kamer bestaat uit 1 of 3 raadsheren. Tegen vonnissen die in eerste aanleg geveld werden door de rechtbank van koophandel of de rechtbank van eerste aanleg kan hoger beroep worden ingesteld. Het hof van cassatie → Het hoogste rechtscollege binnen ons grondgebied. Bevoegd voor * burgerlijke en handelszaken. * sociale zaken. 21 * strafzaken. Het is geen derde aanleg. Het hof onderzoekt enkel of de wet juist werd geïnterpreteerd en toegepast, of er geen procedurefouten gemaakt werden, … Het hof van cassatie beoordeelt vonnissen en arresten en niet het conflict dat het voorwerp vormt van deze vonnissen en arresten. Wanneer het hof van cassatie schendingen van de wet of procedurefouten vaststelt, verbreekt het het aangevochten vonnis of arrest en verwijst het de zaak naar een zelfde rechtscollege als datgene dat het verbroken vonnis of arrest geveld heeft. Dit laatste rechtscollege behandelt en beoordeelt de zaak dan weer ten gronde. 4.3.2 Arbeidszaken De arbeidsrechtbank → Bevoegd voor sociaalrechterlijke geschillen. Uitgesproken vonnissen zijn steeds vatbaar voor hoger beroep. 4.3.3 Het arbeidshof Het hof van cassatie → Oordeelt in hoger beroep over alle zaken die in eerste aanleg door de arbeidsrechtbank beslecht worden, ongeacht de waarde van het geschil. Fiscale zaken De fiscale rechtbank → Bevoegd voor alle geschillen betreffende de toepassing van de belastingswet, op voorwaarde dat de voorafgaande administratieve procedure is uitgeput. Uitgesproken vonnissen zijn steeds vatbaar voor hoger beroep. 4.3.4 Het hof van beroep → De fiscale kamers van de hoven van beroep oordelen in hoger beroep over alle belastinggeschillen waarover de fiscale rechtbank in eerste aanleg uitspraak heeft gedaan, ongeacht de waarde van het geschil. Strafzaken De politierechtbank De correctionele rechtbank → Bevoegd om in eerste aanleg te oordelen over gewone misdrijven. → Bevoegd voor kleine misdrijven en voor alle misdrijven betreffende het wegverkeer, ook al zijn ze samenhangend met zwaardere misdrijven. Tevens oordeelt de correctionele rechtbank in hoger beroep over misdrijven die in eerste aanleg door de politierechtbank gevonnist werden. 4.4 Het hof van beroep → De strafkamers van de hoven van beroep oordelen in hoger beroep over de misdrijven waarover de correctionele rechtbank in eerste aanleg uitspraak heeft gedaan. De administratieve en tuchtrechterlijke rechtscolleges 22 Administratieve rechtscolleges zijn enkel bevoegd om uitspraak te doen over geschillen omtrent politieke rechten, en alleen voor zover zij door de wet uitdrukkelijk hiertoe bevoegd werden verklaard. Burgerlijke rechten → zijn alle rechten die de burger tegenover zijn medeburger, als privépersoon, kan uitoefenen. Politieke rechten → zijn de rechten die de burger, als lid van de natie, kan laten gelden tegenover de overheid. Tuchtrechtelijke rechtscolleges zijn enkel bevoegd om uitspraak te doen omtrent overtredingen van deontologische regelen van bepaalde beroepen. Beroepscorporaties, waarvan het lidmaatschap een voorwaarde is voor de uitoefening van het beroep, hebben tuchtrechterlijke colleges. 4.5 Arbitrage Arbitrage komt het meest voor in geschillen tussen handelaars. Om tot een gedwongen uitvoering van een scheidsrechterlijke beslissing te kunnen overgaan, moet die beslissing evenwel nog uitvoerbaar verklaard worden door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg. Die goedkeuring noemt men exequatur. Er is geen beroep mogelijk. Een dergelijke uitspraak kan slechts worden bestreden door een vordering tot nietigverklaring. 23 Privaatrechtelijk procesrecht 1. Procedure 1.1 Eerste aanleg 1.1.1 Dagvaarding Dagvaarding → Akte van een gerechtsdeurwaarder. Betekening → De deurwaarder overhandigt persoonlijk de dagvaarding aan de verweerder, die tekent voor ontvangst. Het is niet noodzakelijk dat de betrokkene zelf voor ontvangst tekent. 1.1.2 Inleidende zitting 1.1.3 1.1.4 1.2 Wanneer een eiser en verweerder persoonlijk op de inleidende zitting aanwezig zijn, kan de zaak in bepaalde gevallen meteen t§en gronde worden behandeld, of verdaagd op een vaste datum om te worden gepleit. Besluiten Zo de zaak op de inleidende zitting niet behandeld werd of er niet op vaste datum werd verdaagd, zetten de procespartijen hun argumentatie schriftelijk uiteen in zogenaamde besluiten. Blijft één der partijen in gebreke om bij wijze van besluiten te antwoorden, dan kan de andere partij de zaak echter niet zonder meer laten pleiten. Zij dient de andere partij te dwingen tot het opstellen van besluiten. Pleidooien 1.1.5 Tussen de betekening van de dagvaarding en de datum waarop men voor de rechtbank dient te verschijnen moeten minstens 8 dagen liggen. Voor sommige geschillen dient het openbaar ministerie na de pleidooien van de partijen een advies uit te brengen. Vonnis Elk vonnis doet eerst uitspraak over de ontvankelijkheid van de eis en nadien over de gegrondheid van de eis. De eis ontvankelijk verklaard → Er wordt niet eens onderzocht welke partij gelijk heeft maar wordt de vordering meteen afgewezen. De eis ontvankelijk verklaard → Zegt nog niets over het gelijk van de partijen. Vordering gegrond verklaard → De eiser wint het proces. Vordering ongegrond verklaard → De verweerder wordt gelijk gesteld. Rechtsmiddelen Al naar gelang van het geval kan de verliezende partij tegen de rechtelijke beslissing vrijwel steeds één of meer rechtsmiddelen aanwenden. 24 Rechtsmiddel → Procedure die wordt ingesteld tegen een rechterlijke beslissing om deze beslissing ongedaan te maken en/of te wijzigen in het voordeel van degene die het rechtsmiddel aanwendt. * * * * * * * verzet. hoger beroep. cassatie. derdenverzet. verzoek tot herroeping van gewijsde. verhaal op de rechter. intrekking. Rechtsmiddelen kunnen aangewend worden tegen eindvonnissen en tussenvonnissen. Tussenvonnis → Kan door de rechter worden geveld om een onderzoeksmaatregel te nemen of om de toestand van de partijen voorlopig te regelen. Over de eigenlijke betwisting wordt nog geen beslissing genomen, of hoogstens een gedeeltelijke beslissing. Eindvonnis Rechtsmiddelen kunnen niet (meer) worden aangewend: → Noemt men de beslissing die “de rechtsmacht van de rechter over het geschil uitput”. De rechter heeft over alle aspecten van het geschil een beslissing genomen. * na het verstrijken van de wettelijke voorziene termijn. → de door de wet voorziene rechtsmiddelen moeten steeds binnen een bepaalde termijn worden gesteld. → verzet en hoger beroep: 1 maand. → cassatie: 3 maand. * na het sluiten van een akkoord tussen de partijen. → akkoordvonnis wanneer de partijen een overeenkomst sluiten ter oplossing van het geschil dat bij de rechter aanhangig werd gemaakt, kunnen zij aan de rechter vragen hiervan akte te nemen in een vonnis. * na berusting door de partijen. → bij berusting doet een partij afstand van de rechtsmiddelen die tegen alle of sommige punten van een beslissing kunnen worden aangewend. → deze berusting kan uitdrukkelijk of stilzwijgend gebeuren. * bij bepaalde louter procedurele beslissingen. → sommige tussenvonnissen die enkel de procedure regelen, zijn niet vatbaar voor de aanwending van rechtsmiddelen. 1.2.1 Rechtsmiddelen kunnen slechts worden ingesteld door de verliezende partij en elk van de partijen kan dit slechts doen voor haar eigen belangen. Verzet Verstekvonnis De verweerder kan tegen een verstekvonnis steeds verzet aantekenen. De zaak wordt opnieuw voor dezelfde rechter gebracht. → Wanneer de verwerende partij niet op de inleidende zitting verschijnt, kan de eiser een verstekvonnis bekomen. De rechter doet dan uitspraak zonder de verweerder gehoord te hebben. 25 1.2.2 Hoger beroep Tegen elke beslissing die in eerste aanleg gewezen werd, kan hoger beroep worden ingesteld. Er kan geen hoger beroep worden aangetekend: * tegen vonnissen van de vrederechter waarbij uitspraak wordt gedaan over minder dan 50 000 BEF. * tegen vonnissen van de rechtbank van eerste aanleg en de rechtbank van koophandel waarbij uitspraak wordt gedaan over minder dan 75 000 BEF. * tegen beslissingen van de arrondissementsrechtbank. 1.2.3 1.2.4 Cassatie Cassatieberoep kan enkel worden ingesteld tegen beslissingen die in laatste aanleg gewezen werden. Wordt het cassatieberoep afgewezen, dan wordt de bestreden beslissing meteen definitief. Derdenverzet 1.2.5 Wie geen partij is bij en geding kan derdenverzet aantekenen tegen elk vonnis dat zijn rechten benadeelt. Herroeping van het gewijsde Wanneer een vonnis niet meer vatbaar is voor verzet of hoger beroep, heeft dit vonnis kracht van gewijsde. De beslissing staat onherroepelijk vast voor de bij het geding betrokken partijen, behoudens eventuele verbrekingen in cassatie. 1.3 Enkele bijzondere procedures 1.3.1 Kort geding Bij sommige vorderingen dient men zeer dringend een beslissing, of minstens bepaalde maatregelen te nemen, zodat men onmogelijk het verloop van een normale procedure in eerste aanleg kan afwachten. Kort geding wordt altijd door de voorzitter van de normaal bevoegde rechtbank gebracht, die dan alleen zetelt. De dagvaardingstermijn bedraagt 2 dagen. 1.3.3 Beslissingen in kort geding noemt men “beschikkingen”. Deze beschikkingen zijn onmiddellijk uitvoerbaar, ondanks verzet of hoger beroep. Verzoening Bij sommige vorderingen verplicht de wet de partijen voorafgaandelijk een verzoeningsprocedure te volgen om te pogen een minnelijke schikking te bereiken. Daarbuiten kan de eiser ook op vrijwillige basis een verzoeningsprocedure instellen. Het mag evenwel niet gaan om aangelegenheden van openbare orde. 26 1.3.4 Bevoegdheidsbetwisting Regels inzake bevoegdheid zijn: Materiële bevoegdheid → Onderwerp van de vordering. → Waarde van de vordering. → Spoedeisend karakter van de vordering. → Hoedanigheid van de partijen. Territoriale bevoegdheid → Elke rechter is slechts bevoegd binnen de grenzen van het rechtsgebied dat hem door de wet is toegekend. Eiser heeft keuze tussen: * de rechter van de woonplaats van de verweerder. * de rechter van de woonplaats die gekozen werd voor de uitvoering van de akte. * de rechter van de plaats waar de verbintenis is ontstaan, wordt of moet worden uitgevoerd. Meent de verweerder dat de rechtbank waarvoor hij gedagvaard werd onbevoegd is, dan dient hij de onbevoegdheid op te werpen vóór elk ander verweermiddel. De eiser kan op 3 manieren reageren: * hij aanvaardt de stelling van de verweerder. * hij vraagt de verwijzing naar de arrondissementsrechtbank. * hij laat de beslissing over aan de rechtbank. Zo de eiser de stelling van de verweerder over de bevoegdheid van de rechtbank betwist, kan hij vragen dat de zaak naar de arrondissementsrechtbank wordt verwezen. Neemt de eiser geen stelling in, dan beslist de rechtbank zelf over haar bevoegdheid. 1.3.5 Tussenvordering Tussenvordering → Vordering die in de loop van het geding wordt ingesteld. Heeft als doel de oorspronkelijke vordering te wijzigen of nieuwe vorderingen tussen de partijen in te stellen. 1.3.6 Tegenvordering → Is een tussenvordering waarbij de verweerder een tegeneis instelt tegen de eiser en dus diens veroordeling vraagt. Tussenkomst Tussenkomst Vrijwillige tussenkomst Gedwongen tussenkomst → de 3de wordt in de loop van het geding gedagvaard door één of meer partijen. → Procedure waarbij een 3de persoon, die oorspronkelijk niet bij het proces betrokken was, partij wordt in het geding. → De 3de neemt zelf het initiatief om zijn belangen te verdedigen. 27 1.3.8 1.3.9 1.3.11 De uitvoering van een vonnis Wanneer men als eiser een gunstig vonnis heeft bekomen, dan betekent dit nog niet dat men daadwerkelijk in handen krijgt wat in het vonnis werd toegekend. Uitvoering van een vonnis is slechts mogelijk op overlegging van de uitvoerbare uitgifte van het vonnis. Uitvoerbare aangifte is een kopie van het vonnis, voorzien van een formule van tenuitvoerlegging. Het vonnis wordt eerst betekend aan de tegenpartij om de termijnen te laten lopen voor het aanwenden van eventuele rechtsmiddelen. Na het verstrijken van deze termijn, wanneer het vonnis definitief is, betekent de deurwaarder aan de verweerder een bevel tot betaling. Behoudens een aantal wettelijke uitzonderingen kan de rechter de voorlopige tenuitvoerlegging van zijn vonnis toestaan, mits dit door de betrokken partij werd gevraagd. Rechterlijke beslissing moet vooraf aan de tegenpartij betekend worden. Kantonnement → De schuldenaar kan het uitvoerend beslag bij voorlopige tenuitvoerlegging tegenhouden door de gelden te blokkeren bij een 3 de, volgens een vastgelegde procedure. Het beslag Iedere schuldeiser kan in spoedeisende gevallen bij verzoekschrift aan de rechter de toelating vragen om bewarend beslag te leggen op de goederen van zijn schuldenaar. Het is de schuldenaar dan verboden deze goederen te verkopen, weg te schenken e.d. Beslag is mogelijk op roerende en onroerende goederen. Gezien de specifieke aard van de onroerende goederen, is er voor onroerend beslag wel een eigen procedure voorzien. Onder bepaalde voorwaarden kan men ook bewarend of uitvoerend beslag leggen onder derden. De schuldeiser legt beslag bij een schuldenaar van zijn schuldenaar. Samenloop van strafvordering en burgerlijke vordering In principe wordt een vervolging wegens strafbare gedragingen voor een strafrechtscollege gebracht. In de praktijk kan dit problemen stellen wanneer dezelfde feiten aanleiding vormen voor zowel een strafvordering als een burgerlijke vordering. Om dit te vermijden voorziet de wetgeving dat strafrechtscolleges terzelfder tijd over de burgerlijke vordering uitspraak kunnen doen in het kader van het strafproces. Er is slechts samenloop tussen burgerrechtelijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid wanneer een strafbare daad tevens oorzaak is van schade aan derden. In geval van vrijspraak zal de burgerlijke vordering door de strafrechter als onontvankelijk worden afgewezen. De burgerlijke vorderingen wordt voor de strafrechter aanhangig gemaakt door een burgerlijke partijstelling. Indien het parket niet vervolgt, kan men eventueel als slachtoffer de strafprocedure in gang zetten door zich burgerlijke partij te stellen bij de onderzoeksrechter. 28 Koppelen van de burgerlijke vorderingen aan de strafvorderingen partij: 2 voordelen voor burgerlijke De procedure is goedkoper → o.m. kosten van dagvaarding worden uitgespaard. Bewijslast m.b.t. de aansprakelijkheid van de beklaagde zal voor een groot deel door het parket voor zijn rekening worden genomen. 2. Bewijs 2.1 De bewijslast Bewijslast → De vraag wie het bewijs van bepaalde beweerde feiten moet leveren. Het gebeurd regelmatig dat geen van beide partijen zijn gelijk kan bewijzen. Het zal dan diegene zijn op wie de bewijslast rust die in het ongelijk zal worden gesteld. 2.2 De rechter blijft passief bij het zoeken naar de juiste toedracht. De rechter neemt geen initiatieven om de waarheid te achterhalen en de partijen moeten zelf het bewijs leveren. De rechter beperkt zich tot het beoordelen van het bewijsmateriaal. 2de regel: Wie iets beweerd moet dit bewijzen. Bij deze bewijslast moet rekening worden gehouden met eventuele wettelijke vermoedens, die een omkering van de bewijslast inhouden. 3de regel: Bewijslast beperkt zich tot het bewijs van feiten en van rechtshandelingen. Het bestaan van rechtsregels moet nooit worden bewezen. Evenmin moet men “algemeen bekende feiten” bewijzen. Bewijsmiddelen 2.2.1 1ste regel: Bewijs is steeds onsplitsbaar → Elk geleverd bewijs moet in zijn geheel worden genomen en dat men niet naar eigen goeddunken bepaalde elementen ervan mag aanvaarden en andere verwerpen. Algemene bewijsmiddelen Het schriftelijk bewijs Bij rechtshandelingen: Niet-ondertekende documenten Onderhandse akten → Kunnen in bepaald gevallen en eventueel onder bepaalde voorwaarden als schriftelijk bewijs gelden. → Geschriften die uitgaan van één of meer personen, die door deze personen eigenhandig zijn ondertekend, en waarin het bestaan van één of meer feiten, toestanden of verbintenissen bevestigd worden. Authentieke akten → Akten die een specifieke, door de wet voorziene vorm zijn opgemaakt door daartoe speciaal bevoegde openbare ambtenaren. 29 * Bewijskracht tussen de partijen. De authentieke akte levert tussen de contracterende partijen een volledig bewijs op van de overeenkomst die erin vervat is. Wanneer bv 2 personen een authentieke verkoopakte laten opmaken, maar , buiten medeweten van de notaris, tevens een onderhandse akte opstellen waarin bepaald wordt dat het in feite om een schenking gaat en de koopprijs dus niet betaald moet worden, dan zal de onderhandse akte als “tegenbrief” kunnen gelden tegen de inhoud van de authentieke akte. Om geldig te zijn moeten onderhandse akten die wederkerige overeenkomsten bevatten, opgemaakt zijn in zoveel originelen als er partijen zijn met een verschillend belang. Eénzijdige onderhandse akte waarbij slechts één enkele partij zich ertoe verbindt om aan een andere partij(en) een geldsom of een waardeerbare zaak te betalen, moet in principe volledig geschreven zijn met de hand van de ondertekenaar, of toch minstens het bedrag of de hoeveelheid voluit in letters en voorafgegaan door “goed voor” of “goedgekeurd voor”. Ook sommige niet-ondertekende stukken kunnen als schriftelijk bewijs gelden. Dit is in het bijzonder het geval voor de boekhouding van handelaren. Ook facturen zijn niet-ondertekende geschriften met een zekere bewijswaarde. Een aanvaarde factuur kan enkel worden ingeroepen tegen een handelaar. Beantwoordt een document niet aan alle regelen om als schriftelijk bewijs te worden aanvaard, dan kan het gelden als “begin van schriftelijk bewijs”. In dit geval zal een aanvulling van het bewijs via andere bewijsmiddelen noodzakelijk zijn. * Bewijskracht ten aanzien van derden. De feiten en handelingen die de openbare ambtenaar bij het opmaken van authentieke akten zelf heeft verricht, vastgesteld of kan vaststellen, kunnen ook door derden slechts betwist worden via een valsheidsprocedure. Partijen kunnen op hun onderhandse akte steeds een datum stellen, die ouder is dan de werkelijke datum van de rechtshandeling. Dit noemt men antidateren. Op die wijze zouden zij tegenover derden bedrog kunnen plegen. Een onderhandse akte krijgt een vaste datum door: - registratie. - overlijden van één der ondertekenaars van de akte. - de opname van de inhoud van de akte in een authentieke akte. 30 - publiciteit in de registers van de hypotheekbewaarder, voor vervreemdingen van onroerende goederen en vestigingen van hypotheken. Bij feiten: Feiten kunnen doorgaans niet door een geschrift bewezen worden, maar slechts door getuigen, vermoeden, e.d. Het getuigenbewijs → Een getuigenverhoor kan slechts toegelaten of bevolen worden door een rechter. Wordt een getuigenverhoor toegestaan of bevolen, dan kan de andere partij steeds een tegenverhoor vragen. De vermoedens → Vermoedens zijn gevolgtrekkingen die de wet of de rechter afleidt uit een bekend feit om te besluiten tot een onbekend feit. Wettelijke vermoedens zijn door de wet voorziene gevolgtrekkingen uit bepaalde handelingen of feiten, die degene in wiens voordeel deze gevolgtrekkingen uitvallen niet meer moet bewijzen. Wanneer tegenbewijs niet mogelijk is Wanneer tegenbewijs wel mogelijk is → vermoeden juris et de jure. → vermoeden juris tantum. Feitelijke vermoedens zijn op geen enkele wijze wettelijk vastgelegd en worden overgelaten aan het oordeel van de rechter die ze naar eigen goeddunken al dan niet kan aanvaarden. 2.2.2 De buitengerechtelijke bekentenis → Wanneer de bekentenis niet voor de rechter maar buiten een procedure wordt afgelegd. In dit geval zal men echter de bekentenis eventueel moeten kunnen bewijzen wanneer men ze later voor een rechter inroept. Procedurele bewijsmiddelen Zowel de algemene als de procedurele bewijsmiddelen zullen uiteindelijk door een rechter beoordeeld moeten worden wanneer er onder de partijen onenigheid over blijft bestaan. Gerechtelijke bekentenis → Wordt gedaan in het kader van een procedure. De bekentenis wordt voor de rechter gedaan, zodat ze niet meer bewezen zal moeten worden door de partij die er zich op beroept. Deskundig advies → Diverse betwistingen hebben betrekking op technische kwesties, die de rechter als leek in het betrokken vakgebied doorgaans moeilijk kan beoordelen. De rechter dient in dergelijke gevallen dan ook een beroep te doen op een onafhankelijke deskundige die voor hem bepaalde vaststellingen kan doen of een technisch advies kan geven. De rechter is niet gebonden door het deskundig verslag. Het blijft steeds een advies, dat de rechter geheel of ten dele naast zich kan neerleggen. Verhoor van de partijen → In de regel laten de procespartijen zich voor de rechtbank vertegenwoordigen door een advocaat. De rechter kan steeds, op vraag van een partij of ambtshalve, de partijen of één bevelen om in persoon voor de rechtbank te verschijnen. 31 Van de verklaringen van de partijen wordt proces-verbaal opgemaakt, dat dan nadien kan gelden als schriftelijk bewijs. Plaatsopneming → In sommige gevallen kan het voor de rechter nuttig zijn zich ter plaatse van de situatie te vergewissen. Hij kan dan ambtshalve of op vraag van één der partijen en plaatsopneming bevelen. De partijen krijgen de gelegenheid op dit plaatsbezoek aanwezig te zijn en er hun opmerkingen en bedenkingen te maken. Zo nodig kan de rechter hen bevelen om in persoon aanwezig te zijn. 32 Burgerlijk recht 1. Algemene begrippen 1.1 Subjectief recht en rechtssubject Subjectief recht → Als een in het rechtssysteem erkende bevoegdheid om naar eigen goeddunken bepaalde handelingen te stellen. Subjectieve rechten worden geput uit regelen waarin de inhoud, de wijze van totstandkoming en van verdwijning, het bewijs en de bescherming van deze rechten worden bepaald. Rechtssubject → Heeft betrekking op de persoon of op de groepering van personen in wiens hoofde subjectieve rechten en juridische plichten kunnen bestaan. * Natuurlijke personen. Mensen van vlees en bloed. * Rechtspersonen. Groeperingen, instellingen en stichtingen, die, zoals natuurlijke personen, titularis zijn van bepaalde rechten en plichten. 1.1.1 1.1.2 Politieke rechten Subjectieve politieke rechten, zijn rechten die de burger tegenover de overheid kan uitoefenen. Politieke vrijheden → Verlenen aan de burgers een onaantastbare vrijheidssfeer. Plicht van de overheid zich te onthouden van elke wetgevende, administratieve of feitelijke handeling, die een inmenging in deze vrijheidssfeer inhoudt. Participatierechten → Verlenen aan de burgers de mogelijkheid tot participatie in het overheidsbeleid. Sociaal-economische rechten → Verlenen aan de burgers een vordering op de overheid tot, het verstrekken van financiële tegemoetkomingen of van bepaalde diensten. Civiele rechten Subjectieve civiele rechten zijn de rechten die de burger tegenover medeburgers kan uitoefenen. Persoonlijkheids- en familierechten Persoonlijkheidsrechten Familierechten → De rechten die betrekking hebben op de beschikking over de eigen persoon wat betreft de fysische en psychische integriteit en op de staat van de persoon binnen de familie. → * Het recht op het eigen lichaam, ook tot na de dood. * Het recht op zedelijke integriteit wat betreft de naam. de eer. de privacy. → * Rechten die voortvloeien uit het huwelijk. uit de afstamming. uit het ouderschap. uit de voogdij. 33 1.2 Van extra patrimoniale aard. Deze rechten hebben geen betrekking op economische, in geld waardeerbare goederen, die niet verhandelbaar zijn. Zakelijke rechten Vorderingsrechten → Rechten die de bevoegdheid verlenen om van iemand anders de uitvoering van één of meer verbintenissen te eisen. Intellectuele rechten → Rechten die een heerschappij verlenen op een intellectueel concept, los van de materiële uitdrukking ervan. Patrimoniale of vermogensrechten. Deze rechten hebben betrekking op economische, in geld waardeerbare goederen, die verhandelbaar zijn. De som van de patrimoniale rechten van een persoon, verminderd met diens patrimoniale verplichtingen vormen samen het “patrimonium” of het “vermogen” van deze personen. Rechtsfeit 1.3 → De rechten die een heerschappij toekennen op een goed. Heerschappij kan volledig zijn of gedeeltelijk. Een rechtsfeit is elk feit waaraan door het objectief recht rechtsgevolgen gekoppeld worden. Deze rechtsgevolgen zijn niets anders dan het tot stand brengen, wijzigen of laten verdwijnen van subjectieve rechten. Rechtshandeling Een “rechtshandeling” is elke handeling die bewust gesteld wordt met het oog op de rechtsgevolgen die er door het objectief recht aan verbonden worden. Onbewust uitgevoerde handelingen zijn steeds “rechtsfeiten”. Ook sommige bewust uitgevoerde handelingen zijn rechtsfeiten. 1.3.1 Indeling naar de auteurs van de rechtshandeling Aard van de auteurs → Publiekrechterlijke rechtshandelingen worden gesteld door een openbaar orgaan of door een ambtenaar of een magistraat in de uitoefening van zijn ambt. * normerende rechtshandelingen. * individuele rechtshandelingen. * gerechtelijke rechtshandelingen. Privaatrechterlijke rechtshandelingen gaan uit van personen die niet tot de overheid behoren of minstens niet handelen in een hoedanigheid van overheidsorganen. Aantal betrokken partijen → Voor éénzijdige rechtshandelingen volstaat de wilsuiting van 1 persoon. Voor meerzijdige rechtshandelingen is de wilsovereenstemming tussen 2 of meer personen noodzakelijk. Niet zozeer het aantal personen is doorslaggevend maar wel het aantal partijen met een onderscheiden belang. 34 1.4 Geldigheid en nietigheid van rechtshandelingen 1.4.1 Geldigheid van rechtshandelingen Wilsuiting → Een rechtshandeling steunt op 1 of meer uitingen van een werkelijke wil om rechtsgevolgen tot stand te brengen. Deze wil moet reëel zijn * Dwaling → Is een verkeerde voorstelling van de zaken Zelfstandigheid van de zaak → Elke hoedanigheid die de betrokken partij op het ogenblik van het sluiten van de overeenkomst of bij het aangaan van de verbintenis als essentieel beschouwde en waarvan zij het sluiten der overeenkomst afhankelijk wilde maken. Dwaling omtrent de persoon → Heeft enkel invloed wanneer het gaat om een rechtshandeling waarbij de identiteit van de betrokken persoon belang heeft. De dwaling moet “doorslaggevend” zijn geweest en niet louter betrekking heeft op bijkomstigheden. Tevens moet de dwaling “verschoonbaar” zijn. * Bedrog → Is het opzettelijk in leven roepen van een dwaling. Ook bedrog moet een doorslaggevende invloed hebben gehad op de totstandkoming van de rechtshandeling. Bedrog is slechts een grond tot nietigheid wanneer kan bewezen worden dat de bedrogen partij de rechtshandeling niet had gesteld zonder het bedrog van de andere partij. Is dit niet het geval, dan geeft het bedrog slechts aanleiding tot een aanpassing van de rechtshandeling. * Geweld → Kan van fysieke of van morele aard zijn. Het is irrelevant door wie het geweld gepleegd wordt. De rechtshandeling is ongeldig, ook al is degene die het geweld pleegt volkomen vreemd aan de aldus afgedwongen rechtshandeling. - Het geweld moet doorslaggevend zijn. - Het moet op een redelijk mens indruk maken. - Het moet een onmiddellijke vrees voor een aanzienlijk kwaad doen ontstaan. - Het moet onrechtmatig zijn. Voorwerp → Het “voorwerp” van een rechtshandeling is het concrete rechtsgevolg dat de handelende partij(en) tot stand wenst te brengen. Indien aan het subjectief recht, waarop de rechtshandeling is gericht, geen voorwerp beantwoordt, is de rechtshandeling onbestaande. Tevens moet bij het stellen van de rechtshandeling het voorwerp voldoende bepaald zijn. Het volstaat dat het voorwerp bepaalbaar is. Het voorwerp moet ook enig nut hebben. 35 Oorzaak → De doorslaggevende “juridische beweegreden” die 1 of meer personen ertoe bewogen hebben de rechtshandeling aan te gaan. De beweegreden van een rechtshandeling moet gericht zijn op het teweegbrengen van de normale rechtsgevolgen van de rechtshandeling. Een rechtshandeling gesteld met andere beweegredenen heeft dus geen oorzaak of een valse oorzaak. Bekwaamheid Conformiteit met het imperatief recht → Rechtshandelingen als ongeldig worden beschouwd wanneer ze in strijd zijn met gebiedend opgelegde rechtsregelen. * Openbare orde. Van openbare orde zijn de rechtsregelen die de essentiële belangen raken van de staat of van de gemeenschap, of die, in het privaatrecht, de juridische grondslagen vastleggen waarop de economische of morele orde van de maatschappij rust. * Goede zede. De “goede zeden” zijn de regels van sociale moraal en maatschappelijk fatsoen die algemeen aanvaard worden en dermate belangrijk worden geacht dat ene overtreding ervan geen juridische bescherming kan genieten. * Imperatieve belangenbescherming. Dwingend recht, die niet de fundamenten van de samenleving raken, maar die door de wetgever dwingend zijn opgelegd om bepaalde categorieën van personen te beschermen. Van regelen van dwingend recht mag men niet afwijken. “dwingend” of “imperatief” recht staat tegenover “aanvullend” of “suppletief” recht. Van aanvullend recht mag men in een rechtshandeling afwijken. 1.4.2 De nietigheid van rechtshandelingen De nietigheid van rechtshandelingen is de sanctie die samenhangt met de geldigheidsvoorwaarden van rechtshandelingen. Elke rechtshandeling die gebreken vertoont op vlak van de geldigheidsvoorwaarden is in principe vernietigbaar. In ieder geval dient een nietigheid door een rechtbank te worden uitgesproken. 36 Soorten nietigheid: Absolute nietigheid. * Ze sanctioneert de miskenning van regels van openbare orde of goede zede. * Ze kan door elke belanghebbende ingeroepen worden. * Ze kan in elke stand van het geding worden ingeroepen. * De rechter kan en moet ze ambtshalve opwerpen. * De nietigheid kan niet opgegeven worden door een bekrachtiging achteraf van de nietige rechtshandeling. * De nietigheid kan in principe niet worden opgegeven door het verloop van een verjaringstermijn. Relatieve nietigheid. * Ze sanctioneert de miskenning van private belangen. * Ze kan enkel worden ingeroepen door de persoon wier belangen door de wet beschermd worden. * De nietigheid zal in principe bij het begin van de procedure ingeroepen moeten worden op gevaar af dat een stilzwijgen nadien geïnterpreteerd zou worden als een stilzwijgende bevestiging van de nietige rechtshandeling. * De rechter mag de nietigheid niet ambtshalve opwerpen. * De nietigheid kan onder bepaalde voorwaarden worden opgegeven door een bevestiging van de nietige rechtshandeling op het ogenblik dat de nietigheidsgrond heeft opgehouden te bestaan. * Verjaring. Verplichte nietigheid → Laat de rechter geen keuze, eenmaal de nietigheidsgrond is vastgesteld, is de rechter verplicht de nietigheidssanctie toe te passen. Facultatieve nietigheid → De rechter is vrij om de nietigheidssanctie niet uit te spreken, ook wanneer de nietigheidsgrond bewezen is gebleken. Gevolgen van nietigverklaring van rechtshandelingen: 1.6 Typisch voor de nietigverklaring van een rechtshandeling is dat zij steunt op gronden die reeds bestonden op het ogenblik dat de rechtshandeling gesteld werd en dat zij steeds terugwerkt tot op de dag van het stellen van de rechtshandeling. Ten aanzien van sommige nietige rechtshandelingen heeft de wetgever uitdrukkelijk voorzien dat onder bepaalde voorwaarden zekere rechtsgevolgen toch behouden kunnen blijven ondanks de nietigverklaring van de rechtshandeling waarop deze rechtsgevolgen steunen. De nietigheid van een bepaalde clausule brengt niet automatisch de nietigheid van de gehele rechtshandeling met zich mee. De rechtspraak heeft deze beperking van de nietigheid tot een gedeeltelijke nietigheid uitgebreid tot alle gevallen waar de nietige clausule geen onverbreekbaar geheel vormt met de andere clausules van de betrokken rechtshandeling. Verjaring Verjaring houdt in dat men door louter verloop van een zekere tijdsruimte bevrijd is van een verbintenis of dat men bepaalde rechten verkrijgt. De samenleving heeft er belang bij dat een feitelijke situatie die gedurende lange tijd bestaat ook door het recht erkend wordt. Het voorkomen van onoplosbare bewijsproblemen. Stuiting van de verjaring → Wanneer door een bepaalde handeling of gebeurtenis duidelijk vaststaat dat een bepaalde schuld bestaat of dat de schijnbare 37 titularis van een recht dit recht in werkelijkheid niet bezit, vervalt de verlopen verjaringstermijn volledig. Sommige gebeurtenissen of toestanden beïnvloeden de verjaringstermijn zonder de reeds verlopen periode teniet te doen. Zij schorsen enkel de verjaringstermijn, die, na het beëindigen van de toestand die tot de schorsing aanleiding gaf, gewoon weer verderloopt. 1.7 Rechtsmisbruik 1.7.1 Definitie Dat een op het eerste gezicht rechtmatige handelswijze dermate tegen de borst stuit dat ze en misbruik van recht wordt beschouwd en uiteindelijk als een onrechtmatige handelwijze wordt gekwalificeerd. Een bevoegdheid is het recht om door een eenzijdige handeling de eigen of andermans rechtssfeer te beïnvloeden of soms alleen maar te benutten. Discretionair → Zij kan naar willekeur door de betrokkene worden uitgeoefend. Doelgebonden → Zij kan slechts binnen enge, welomschreven grenzen worden uitgeoefend. 1.7.2 1.7.3 Vele rechten die oorspronkelijk als volledig discretionaire bevoegdheden beschouwd werden, hebben in de loop der jaren hun discretionair karakter verloren of zijn zelfs doelgebonden bevoegdheden geworden. De rechtsmisbruikcriteria Het oogmerk om te schaden → Het oogmerk om anderen te benadelen dient echter wel het determinerende opzet te zijn. Gaat het slechts om een bijbedoeling of om een ongewild neveneffect, dan zal er geen sprake kunnen zijn van rechtsmisbruik. De afwezigheid van belang → Dit criterium wordt toegepast in situaties waarin iemand tussen 2 of meer wijzen om een recht uit te oefenen, die gekozen heeft die het schadelijkst is voor derden. Overdreven verbreking v/h evenwicht tussen de betrokken belangen → De rechter doet steeds een afweging van de respectieve belangen van de betrokken partijen. Afwijking van het doel van een recht → Met dit criterium kunnen schijnbaar rechtmatige handelingen bestreden worden die met onrechtmatige bijbedoelingen gesteld worden. Schokken van legitieme verwachtingen → Wanneer men op basis van iemands gedrag rechtmatig erop kon vertouwen dat hij van een bepaald recht geen gebruik zou maken, worden deze legitieme verwachtingen geschokt wanneer dat recht toch wordt uitgeoefend. Sancties In principe is de sanctie een herstel in natura en zo dit niet mogelijk is, kent de rechter een geldelijke vergoeding toe. Maar ook andere vormen van sanctionering zijn mogelijk. 38 In bepaalde gevallen zal de sanctie eenvoudigweg een afwijzing zijn van de ingestelde vordering die gesteund is op een recht waarvan misbruik gemaakt wordt. 2. Personen 2.1 Natuurlijke personen 2.1.1 Bestaan van personen 2.1.2 Het bestaan van een natuurlijke persoon vangt in het beginsel aan bij zijn geboorte. Soms wordt de ongeboren vrucht reeds als een persoon beschouwd, wanneer dit in het belang van de toekomstige persoon is. Er is dan wel vereist dat het kind achteraf als levend en levensvatbaar wezen ter wereld komt. Het bestaan van een natuurlijk persoon neemt einde bij zijn lichamelijke dood. Soms wordt een overledene nog als persoon beschouwd, wanneer dit in het belang is van derden. In sommige gevallen verkeert men in onzekerheid omtrent het al dan niet bestaan van een natuurlijke persoon. Om dit probleem te verhelpen heeft de wetgever een bijzondere procedure voorzien, met name de procedure inzake afwezigheid. Bekwaamheid Rechtsbekwaamheid → Is de geschiktheid om drager te zijn van subjectieve rechten, wat meteen de geschiktheid inhoudt om deze rechten te genieten. Handelingsbekwaamheid → Is de geschiktheid om de rechten en plichten waarvan men drager is zelf uit te oefenen, zonder tussenkomst van derden. Voor het stellen van om het even welke rechtshandeling dient men handelingsbekwaam te zijn. Dit geldt voor * daden van beschikking. * daden van beheer. * daden van behoud. Wanneer men iemand handelingsonbekwaam verklaart, dient een regeling getroffen te worden omtrent de uitoefening van de rechten van de onbekwame. Deze regeling komt erop neer dat de bevoegdheid om de rechten en plichten uit te oefenen, geheel of gedeeltelijk aan derden wordt toevertrouwd. Volledig handelingsonbekwamen worden vertegenwoordigd. Zij kunnen zelf geen enkele handelingsbevoegdheid hebben en dat bv een voogd voor hun rekening optreedt en zelfstandig, zonder enige tussenkomst van de vertegenwoordigde, rechtshandelingen stelt, die de onbekwame binden. Onbekwamen aan wie men een zekere bekwaamheid toekent, die echter niet voldoende is om alleen op te treden, worden bijgestaan. Zij treden zelf op om rechtshandelingen te stellen maar in aanwezigheid en met toestemming van degene die bijstand verleent. Wil men iemand, die in principe volledig rechtsbekwaam is, voor een bepaalde rechtshandeling een beperkte “onbekwaamheid” opleggen, dan kan men eisen dat voor deze rechtshandelingen vooraf, door een andere persoon of instantie, een machtiging verleend wordt. Deze persoon of instantie moet vooraleer de rechtshandeling gesteld wordt, er zijn instemming mee betuigen opdat ze rechtsgeldig zou zijn. 39 2.1.3 Algemene handelingsonbekwaamheden Minderjarigen → Worden in beginsel alle personen beschouwd die de volle leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt. Categorieën: * Minderjarigen beneden de leeftijd van 15 jaar. Minderjarigen van minder dan 15 jaar zijn voor alle rechtshandelingen onbekwaam. Zij dienen steeds vertegenwoordigd te worden door hun ouders of voogd. * Minderjarigen tussen 15 en 18 jaar oud. - Persoonlijke rechtshandelingen. Voor persoonlijke rechtshandelingen worden wettelijk minderjarigen volledig bekwaam geacht. Deze rechtshandelingen kunnen niet wegens onbekwaamheid nietig worden verklaard. - Belangrijke en/of risicodragende rechtshandelingen. Sommige rechtshandelingen, die in het privaatrecht als zeer belangrijk of risicodragend worden beschouwd, zijn, indien door een wettelijk minderjarige gesteld, zonder meer vernietigbaar wegens onbekwaamheid. - Andere rechtshandelingen. De meeste rechtshandelingen van de wettelijk minderjarige zijn slechts vernietigbaar, wanneer zij ook een benadeling van de minderjarige inhouden. Men spreekt van “benadeling” o.m. wanneer er een abnormaal onevenwicht bestaat tussen de bedongen verbintenissen, of wanneer de rechtshandeling de mogelijkheden van de minderjarige te boven gaat. Beheer van het vermogen van de minderjarige: * Ouders. Gehuwde ouders oefenen het gezag over de persoon van het kind steeds gezamenlijk uit. Dit is ook het geval bij feitelijk gescheiden en uit de echt gescheiden ouders. Wanneer de ouders het gezag over de persoon van het kind gezamenlijk uitoefenen, beheren zij ook gezamenlijk zijn goederen en treden zij gezamenlijk op las zijn vertegenwoordiger. Oefenen de ouders het gezag over de persoon van het kind niet gezamenlijk uit, dan heeft in de regel alleen de ouder die het gezag uitoefent, het recht om de goederen van het kind te beheren en het kind te vertegenwoordigen. De ouders hebben het genot van de goederen van hun kinderen tot aan hun meerderjarigheid of hun ontvoogding. 40 * Voogdij. - Voogdijorganen. Voogd → Persoon die voor de minderjarige zorgt, die de goederen van de minderjarige beheert en hem vertegenwoordigt in het rechtsverkeer. 1 ouder overleden: de overlevende ouder wordt van rechtswege voogd over de minderjarige. Beide ouders overleden: de minderjarige krijgt ofwel - een testamentaire voogd. - een ascendent als voogd. - een datieve voogd. Toeziende voogd → Persoon die de voogd in het uitoefenen van zijn opdracht controleert. Familieraad → Dient te beraadslagen over gebeurlijke machtigingen aan de voogd en te waken over de persoon en de goederen van de minderjarige in het algemeen. Wordt samengesteld en voorgezeten door de vrederechter. Rechtbank van eerste aanleg → Speelt vooral een rol als homologatie-instantie van sommige beslissingen. Tevens doet ze als beroepsinstantie uitspraak over eventuele aanvechtingen van beslissingen van de familieraad. - Bevoegdheid van de voogd. De voogd oefent het hoederecht uit over de minderjarige en beheert zijn goederen. Voor sommige verderstrekkende rechtshandelingen heeft de voogd een voorafgaande machtiging nodig van de familieraad. - aanvaarden of verwerpen van een nalatenschap, van een legaat, van een schenking. - het zelf huren of pachten van goederen, die an de minderjarige toebehoren. Voor sommige, zeer belangrijke rechtshandelingen heeft de voogd benevens de vermelde machtiging ook de goedkeuring van de rechtbank van eerste aanleg nodig. - het vervreemden van een onroerend goed. - het aangaan van een lening. - het sluiten van een dading. Sommige rechtshandelingen zijn voor de voogd eenvoudigweg verboden. 41 - Aansprakelijkheid van de voogd. De voogd heeft de plicht de goederen van de minderjarige “als een goede huisvader” te beheren. Komt hij hierin tekort, dan kan hij, op vordering van de gewezen minderjarige, aansprakelijk worden gesteld wegens slecht beheer en worden veroordeeld tot schadevergoeding. - Ontvoogding. De ontvoogding heeft tot doel een minderjarige gedeeltelijk handelingsbekwaam te maken. In de meeste gevallen neemt men zijn toevlucht tot ontvoogding on een hinderlijke voogdijregeling bij bijna-meerderjarigen te vermijden. De ontvoogde minderjarige moet voor sommige handelingen worden bijgestaan door een curator. De bijstand is nodig voor alle handeling die het louter beheer te boven gaan. Voor handelingen van genot of louter beheer, mag de ontvoogde minderjarige alleen optreden. 2.1.4 Strafrechtelijke veroordeelden → Personen die tot zware straffen werden veroordeeld, worden meteen volledig handelingsonbekwaam inzake het beheer van hun goederen. Zij worden vertegenwoordigd door een curator. Beperkte handelingsonbekwaamheden Sommige strafrechtelijk veroordeelden worden levenslang of tijdelijk ontzet uit sommige politieke rechten en uit sommige burgerlijke rechten. Zo hebben geneesheren, apothekers en priesters niet het recht schenkingen of legaten te aanvaarden van personen die zij hebben behandeld of bijgestaan tijdens de ziekte waaraan zij zijn overleden. Curatoren van gefailleerden kunnen geen goederen kopen uit de boedel van het faillissement. Rechters en parketmagistraten kunnen niet optreden in zaken waarbij zij persoonlijk betrokken zijn. 2.1.5 Naam Identiteit van de persoon → Om personen van anonieme betrekkingen te kunnen identificeren, dringt zich derhalve een algemeen-juridische en formele regeling op omtrent een aantal minimale identificatiegegevens. Aard van de naam → Naam is het woord of zijn de woorden waardoor een persoon van andere personen in de maatschappelijke omgang wordt onderscheiden. Soorten → * Familienaam. De verkrijging ervan hangt nauw samen met de afstamming van de persoon. De geadopteerde krijgt in principe de familienaam van de adoptant. De gehuwde vrouw behoudt haar eigen familienaam. 42 * Voornaam. Door de voornaam worden personen binnen families van elkander onderscheiden. * Handelsnaam. Is een naam gegeven aan een handelszaak of een bedrijf. Deze naam is beschermd. Anders de familie- en voornaam is het recht op de handelsnaam een zuiver patrimoniaal recht. 2.1.6 Woonplaats Begrip en belang → Is de plaats waar een persoon zijn hoofdverblijf heeft en waar hij geacht wordt te verblijven voor het uitoefenen van zijn rechten en de nakoming van zijn verplichtingen. Keuze van de woonplaats → Elke persoon mag in beginsel vrijelijk bepalen waar hij zijn hoofdverblijf neemt. Bij betwisting over de woonplaats beslist de feitenrechter soeverein. Bijzondere gevallen → * Wettelijke of verplichte woonplaats. Voor sommige categorieën stelt de wet beperkingen inzake de vrije keuze van woonplaats. Zo is de woonplaats van rechters en notarissen, vanaf hun ambtsaanvaarding, de plaats waar zij hun ambt moeten uitoefenen. Niet-ontvoogde minderjarigen hebben hun woonplaats bij hun ouders. * Woonplaats “ad hoc”. Personen kunnen onderling steeds in een overeenkomst bedingen dat voor de uitvoering van bepaalde verbintenissen, een andere plaats dan hun werkelijke woonplaats, als woonplaats kan fungeren. * De echtelijke verblijfplaats. De echtelijke verblijfplaats is de plaats waar de echtgenoten hun huwelijksverplichtingen jegens elkaar en jegens hun kinderen nakomen. De echtelijke verblijfplaats wordt door beide echtgenoten in wederzijdse overeenstemming bepaald. Bij gebrek aan overeenstemming bepaalt de vrederechter deze plaats, in het belang van het gezin. 2.1.7 Nationaliteit Een persoon die in het staatsterritorium verblijft zonder de nationaliteit van die staat te bezitten, is een vreemdeling. Vreemdelingen genieten in principe wel van alle burgerlijke rechten. 43 Dit is zonder enige uitzondering het geval voor vreemdelingen “gemachtigd tot vestiging” in België. Zo kunnen vreemdelingen verplicht worden tot borgstelling wanneer zij een vordering instellen voor een Belgische rechtbank. Bij toekenning verwerft men de nationaliteit door een feit of als onrechtstreeks gevolg van een andere rechtshandeling. De verkrijging van de nationaliteit is het gevolg van rechtshandelingen en procedures, uitdrukkelijk gericht op het verwerven van de Belgische nationaliteit. Toekenning van de Belgische nationaliteit: * Toekenning op grond van de nationaliteit van vader of moeder. De Belgische nationaliteit wordt toegekend aan alle kinderen geboren uit een Belgische ouder. * Toekenning op grond van adoptie. Toekenning van de Belgische nationaliteit indien de adoptant Belg is. * Toekenning op grond van de geboorte in België. Aan kinderen die in België zijn geboren uit een ouder die zelf in België is geboren en die er gedurende 5 jaar in de loop van de 10 jaar voorafgaand aan de geboorte van het kind zijn hoofdverblijf heeft gehad, wordt tevens de Belgische nationaliteit toegekend. Aan kinderen die in België zijn geboren en geen vreemde nationaliteit bezitten, wordt eveneens de Belgische nationaliteit toegekend. Mocht voordat het kind de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, aangetoond worden dat het wel een vreemde nationaliteit bezit, dan verliest het de Belgische nationaliteit. Verkrijging van de Belgische nationaliteit. * Verkrijging door nationaliteitsverklaring. - De in België geboren vreemdeling, die er sedert zijn geboorte zijn hoofdverblijf heeft. - De vreemdeling die sedert ten minste 7 jaar zijn hoofdverblijf in België heeft gevestigd en die, op het tijdstip van de verklaring, gemachtigd is of toegelaten werd tot een verblijf van onbeperkte duur in het Rijk of toegelaten werd er zich te vestigen. Deze verklaring wordt afgelegd voor de ambtenaar van de burgerlijke stand. Afschrift wordt voor advies overgezonden aan het parket. Procureur des konings kan binnen 1 maand een gemotiveerd negatief advies uitbrengen. * Verkrijging door nationaliteitskeuze. - In België geboren kinderen. - In het buitenland geboren kinderen van wie een adoptant, op het tijdstip van de verklaring, de Belgische nationaliteit bezit. De belanghebbende legt een verklaring van nationaliteitskeuze af voor de ambtenaar van de burgerlijke stand van zijn hoofdverblijfplaats. Afschrift wordt overgezonden naar het parket bij de rechtbank van eerste aanleg. 44 * Verkrijging van de nationaliteit door de vreemde echtegenoot van een Belg. De vreemdelingen die huwt met een Belg of met een andere vreemdeling, die gedurende het huwelijk de Belgische nationaliteit verkrijgt, kan eveneens de Belgische nationaliteit verkrijgen via de procedure die geldt voor de nationaliteitskeuze. * Verkrijging van de nationaliteit door naturalisatie. Voor de naturalisatie moet de belanghebbende 18 jaar oud zijn en sinds minstens 3 jaar zijn hoofdverblijf in België hebben. Het verzoek om naturalisatie wordt gericht aan de ambtenaar van de burgerlijke stand of aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Deze laatste maakt het verzoek op haar ter advies over aan het parket van de rechtbank van eerste aanleg, alsook aan de dienst Veiligheid van de Staat en de Dienst Vreemdelingenzaken. 2.1.8 Burgerlijke stand Begrip en belang → In het rechtsverkeer is het dikwijls van belang over informatie te beschikken over de personen met wie men in relatie treedt. Voor het verzamelen en verstrekken van bepaalde belangrijke juridische informatie over personen en goederen, werd ook een wettelijke regeling uitgewerkt. Dit soort regelingen noemt men publiciteitsregelingen. Voor de publiciteit inzake bepaalde gegevens omtrent het bestaan van personen, hun staat en bekwaamheid, wordt verzorgd door de “burgerlijke stand”. Akten van burgerlijke stand → het zijn akten, opgesteld door de ambtenaar van burgerlijke stand, om tot authentiek bewijs te dienen van rechtsfeiten of van rechtshandelingen. * Akten van geboorten. * Akten van huwelijk. * Akten van overlijden. Publiciteit → De akten van burgerlijke stand worden gebundeld in de registers van burgerlijke stand. Iedereen mag uittreksels van de akten vragen. Door de betrokkene zelf, zijn echtgeno(o)t(e), zijn bloedverwanten in opgaande lijn, zijn erfgenamen, zijn notaris of zijn advocaat mag een eensluidend afschrift gevraagd worden. 2.2 Rechtspersonen Op de constructie van de rechtspersoonlijkheid wordt een beroep gedaan wanner het nuttig of nodig blijkt een groepering of vermogen als geïndividualiseerde entiteit in het rechtsverkeer te laten optreden. Naast de door de wet erkende rechtspersonen bestaan er tal van verenigingen en groeperingen die juridische geen enkele erkenning genieten. Deze verenigingen kunnen als dusdanig geen rechtshandelingen stellen; enkel de leden zelf kunnen dit doen en enkel in eigen naam. 45 2.2.1 Soorten rechtspersonen Publiekrechterlijke rechtspersonen → Zijn de overheidsorganen zelf of instellingen die door de overheid met een gedeelte van het staatsgezag werden bekleed. * Territoriale personen. Oefenen het openbaar gezag uit hetzij in het gehele staatsterritorium hetzij in een deel van het staatsterritorium. Het vermogen bestaat eensdeels uit het openbaar domein, anderdeels uit goederen uit het private domein. * Openbare instellingen. De bevoegdheid van deze publieke personen is niet territoriaal bepaald, maar berust op een dienstgewijze specialisatie. Zij zijn bevoegd voor het leveren van een bijzondere dienst, die van publiek belang wordt geacht. Deze instellingen genieten een zekere bestuurlijke autonomie en beschikken over een eigen vermogen. Niettemin zijn zij geplaatst onder toezicht van de overheid en het Rekenhof. Privaatrechtelijke rechtspersonen → Zijn groeperingen of instellingen, tot stand gekomen door privaat initiatief. Zij oefenen geen openbaar gezag uit en ontsnappen derhalve aan rechtstreeks toezicht vanwege de overheid. * Vennootschappen. Vennootschappen hebben de uitoefening van een handelsactiviteit of van een burgerlijke activiteit tot doel. 1ste geval: handelsvennootschappen. 2de geval: burgerlijke vennootschappen. - Vennootschap onder firma. Naamloze vennootschap. Commanditaire vennootschap op aandelen. Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. - Coöperatieve vennootschap. - Vennootschap met een sociaal oogmerk. Werd ingevoerd om een gepaste juridische vorm te creëren voor verenigingen die een commerciële activiteit wensen uit te voeren, maar toch geen winst voor hun leden nastreven. 46 * Beroepsverenigingen. Opgericht met het oog op de studie en de bescherming van de beroepsbelangen van leden. * Verenigingen zonder winstoogmerk. V.Z.W.’s zijn verenigingen die zich niet inlaten met commerciële of industriële activiteiten en waarvan de leden geen materiële winst nastreven. * Stichtingen. Een stichting is een verpersoonlijkt vermogen van een individu dat, met goedkeuring van de regering, tot openbaar nut wordt besteed. 2.2.2 2.2.3 Gevolgen van de rechtspersoonlijkheid Net zoals natuurlijke personen verwerven rechtspersonen een zekere staat en bekwaamheid. Rechtspersonen bezitten een bepaalde staat in de natie. Ze hebben een nationaliteit, een naam en een woonplaats. Inzake handelingsbekwaamheid oefenen de rechtspersonen hun rechten uit via hun organen. Deze organen zijn natuurlijke personen, die zich, binnen de grenzen van hun functie in de rechtspersoon, met de rechtspersoon zelf identificeren. Rechtspersonen kunnen strafrechtelijk verantwoordelijk gesteld worden. Einde van de rechtspersonen Rechtspersonen sterven niet, en kunnen eeuwig blijven bestaan. Publiekrechterlijke rechtspersonen kunnen slechts aan hun einde komen door een wettelijke of grondwettelijke beslissing. Privaatrechtelijke rechtspersonen kunnen aan hun einde komen door een vrijwillige ontbinding vanwege de leden of door een gedwongen ontbinding. 3. Goederen en zekerheden 3.1 Indeling van de goederen 3.1.1 Lichamelijke en onlichamelijke goederen 3.1.2 Lichamelijke goederen → Zijn tastbare, zintuiglijk waarneembare goederen. Dit zijn zaken waarop het zakenrecht van toepassing is. Onlichamelijke goederen → Zijn onstoffelijk. o.m. ideeën, scheppingen van de geest, waarop de intellectuele rechten van toepassing zijn, of abstracte gehelen van goederen van uiteenlopende aard. Onroerende en roerende goederen Onroerende goederen → * Onroerend uit hun aard. Goederen die in wezen niet verplaatsbaar zijn. 47 * Onroerend door bestemming. Goederen die uit hun aard roerend zijn, maar door de wet toch als onroerend worden beschouwd omdat ze horen bij een ander goed dat onroerend is uit zijn aard. Het is noodzakelijk dat er een bepaalde economische of materiële band bestaat tussen het onroerend goed en het oorspronkelijk roerend goed. Bovendien moet dezelfde persoon eigenaar zijn van beide goederen. * Onroerend door het voorwerp waarop ze betrekking hebben. Zijn de rechten die betrekking hebben op een onroerend goed. - De onroerende zakelijke rechten. - De onroerende vorderingen. Roerende goederen → Alle goederen die niet onroerend zijn. * Roerend uit hun aard. Alle verplaatsbare goederen. * Roerend door wetsbepaling. Alle roerende rechten en alle goederen die onroerend zouden zijn, maar door een wetsbepaling als roerend worden beschouwd. Groenten en fruit worden in de periode van 6 weken vóór de oogst als roerende goederen beschouwd. 3.1.3 3.2 Gebruiks- en verbruiksgoederen Gebruiksgoederen → Kan men meer dan éénmaal gebruiken. Verbruiksgoederen → Verdwijnen bij het 1ste normaal gebruik. Bij een lening zal men de verplichting hebben hetzelfde voorwerp terug te geven wanneer het om een gebruiksgoed gaat. Is het een verbruiksgoed, dan is teruggave van hetzelfde voorwerp in principe uitgesloten, zodat enkel de verplichting kan bestaan om een gelijkaardig voorwerp terug te geven. Zelfstandige zakelijke rechten Een zakelijk recht heeft een absoluut karakter, een vorderingsrecht niet. Een zakelijk recht is tegenstelbaar tegenover iedereen. Een vorderingsrecht daarentegen kan men slechts uitoefenen tegen degene(n) jegens wie men een vordering heeft Een zakelijk recht geeft volrecht, een vorderingsrecht niet. De titularis van het zakelijk recht kan in beginsel zijn recht laten gelden tegenover iedereen, in wiens handen het goed zich ook bevindt. 48 Een zakelijk recht geeft voorrang op het goed, een vorderingsrecht niet. Door het feit dat men een rechtstreekse macht heeft op het goed zal het onvermogen of faillissement van degene in wiens handen het goed zich bevind geen invloed hebben op de rechten van de titularis van een zakelijk recht. Het aantal zakelijke rechten is limitatief beperkt, dat van vorderingsrechten niet. Via overeenkomsten kunnen de particulieren vrijelijk nieuwe types van vorderingsrechten scheppen. Het aantal zakelijke rechten is limitatief door de wet bepaald. 3.2.1 Zelfstandige zakelijke rechten → Kunnen op zichzelf bestaan zonder enige rechtstreekse band met een ander recht. Het eigendomsrecht. Zakelijke zekerheidsrechten → Zijn onzelfstandige rechten, omdat ze enkel bestaan als bijkomend recht bij een ander recht, meer bepaald een vorderingsrecht. Eigendom Omvang van het eigendomsrecht → “Het recht om op de meest volstrekte wijze van een zaak genot te hebben en daarover te beschikken, mits men er geen gebruik van maakt dat strijdig is met de wetten of met de verordeningen”. * Bevoegdheden van de eigenaar. Genot → De eigenaar mag de opbrengsten van de zaak innen. Beheer → De eigenaar mag de zaak aanwenden in functie van zijn eigen doelstellingen. Beschikking → De eigenaar mag zijn recht over de zaak vervreemden en de zaak zelf mag verbruiken en zelfs vernietigen. * Beperkingen van het eigendomsrecht. - Beperkingen van privaatrechtelijke aard. De eigenaar mag met zijn zaak geen handelingen stellen die de rechten van andere personen aantasten. Evenwichtsleer → Een eigenaar mag bij de uitoefening van zijn recht geen stoornissen opleggen aan naburige eigenaars, die de maat van de gewone buurschapsnadelen overschrijden Wel het geval: burenhinder 49 - Beperkingen van publiekrechtelijke aard. Onteigening → De overheid kan éénzijdige eigenaars uit hun eigendomsrecht ontzetten. Opeising → De overheid kan bij een noodtoestand zowel onroerende als roerende goederen onmiddellijk opvorderen zonder voorafgaande schadevergoeding. Wetgeving op de stedebouw en de ruimtelijke ordening legt tal van beperkingen op aan de eigenaars van onroerende goederen. Voor de uitbating van gevaarlijke of hinderlijke inrichtingen is een administratieve vergunning noodzakelijk. De overheid kan erfdienstbaarheden van openbaar nut opleggen aan onroerende goederen die toebehoren aan particulieren. Eigendomsverwerving → Afgeleide eigendomsverwerving. Oorspronkelijke eigendomsverwerving. * Toe-eigening. Een aantal zaken in onze samenleving heeft geen eigenaar. Om het even wie kan er door eenvoudige toe-eigening eigenaar van worden. Openbaar domein → Op sommige goederen kan geen eigendomsrecht gevestigd worden. De overheid kan deze goederen slechts vervreemden nadat deze goederen door een wettelijke beslissing werden gedesaffecteerd uit het openbaar domein. De overheid kan eigendomsrechten verwerven en uitoefenen op goederen die niet tot het openbaar domein behoren. Dergelijke goederen behoren tot het privaat domein van de overheid. * Verloren voorwerpen. Verloren voorwerpen hebben wel een eigenaar. Worden ze gevonden in een publieke ruimte, dan dient de vinder de gevonden zaak af te geven aan de gemeente. Na termijn wordt de gemeente, en niet de vinder eigenaar van de zaak. Gevonden op private grond, dan mag de vinder de zaak in zijn bezit houden en wordt hij er eigenaar van wanneer de werkelijke eigenaar niet komt opdagen. 50 * Achtergelaten voorwerpen. Dikwijls worden voorwerpen achteraf niet meer opgehaald. In dat geval kan de persoon, aan wie het voorwerp werd toevertrouwd na een bepaalde termijn tot een gedwongen verkoop van het voorwerp overgaan. De opbrengst gaat in de 1ste plaats naar de persoon aan wie de zaak werd toevertrouwd, tot beloop van eventuele achterstallige schuldvorderingen. De rest wordt gestort aan de eigenaar. * Bezit. - Omschrijving. Feitelijke macht van een persoon over een zaak, waarbij deze persoon een aantal handelingen omtrent deze zaak kan stellen met het inzicht deze feitelijke macht voor zichzelf en voor eigen rekening uit te oefenen. 2 bestanddelen: 1 Een feitelijk, materieel bestanddeel. 2 Een intentioneel bestanddeel: de bezitter moet het inzicht hebben de feitelijke macht over de zaak voor zichzelf en voor eigen rekening uit te oefenen. Hij moet de bedoeling hebben zich als eigenaar van de zaak te gedragen. Door dit 2de bestanddeel onderscheidt het bezit zich van de detentie, het “houderschap over een zaak. Een politionele functie → Wanneer een bezitter een stabiele controle over een goed heeft verworven, mag de eigenaar dit niet met geweld terugwinnen. Dit kan enkel teruggewonnen worden via de rechtbank. Bewijsregels → De bezitter wordt over het algemeen beschouwd als de bezitter. Dus de persoon die het goed claimt van de bezitter moet bewijzen dat hij de eigenaar is. Verwervingsfunctie → Wie er in slaagt gedurende een periode bezitter te blijven van een goed, is na die periode eigenaar. - Bezit ter goeder en te kwader trouw. Een bezitter is te goeder trouw wanneer hij in de overtuiging was titularis te zijn van de zaak, door het feit dat hij de zaak had verkregen van een derde, van wij hij redelijkerwijs mocht vermoeden dat hij de werkelijke eigenaar was of tenminste voor rekening van de werkelijke eigenaar werkte. 51 Een bezitter is te kwader trouw wanneer hij wist of ten minste behoorde te weten dat hij geen titularis is van deze zaak of de zaak verkregen had van een derde niet-titularis. - Rechtsgevolgen van bezit van onroerende goederen. Het belangrijkste rechtsgevolg van bezit van onroerende goederen is de verkrijgende verjaring ten voordele van de bezitter. 30 jaar voor de bezitter te kwader trouw. 10 of 20 jaar voor de bezitter te goeder trouw. 1 2 3 4 Het moet voortdurend zijn. Het moet vreedzaam zijn. Het moet openbaar zijn. Het mag niet dubbelzinnig zijn. - Rechtsgevolgen van bezit van roerende goederen. Vooreerst schept het bezit van een roerend goed ook een vermoeden dat de bezitter ook eigenaar is van de zaak. Het bezit van een roerend goed is echter ook een wijze van eigendomsverwerving. De bezitter te goeder trouw van een roerende zaak verwerft door zijn bezit ook de eigendom ervan. Mede-eigendom → Het eigendomsrecht dat door 2 of meer personen gezamenlijk op éénzelfde zaak of geheel van zaken wordt uitgeoefend. Mede-eigenaars bevinden zich in een toestand van onverdeeldheid. De wetgever kent aan elke mede-eigenaar de mogelijkheid toe om via een rechtsvordering uit de onverdeeldheid te treden. * Vrijwillige mede-eigendom. Ontstaat door een overeenkomst tussen de personen die in onverdeeldheid wensen te treden. Het verbod van eeuwige onverdeeldheid. De partners mogen de onverdeeldheid slechts vastleggen voor een periode van maximum 5 jaar. 1 De onverdeelde aandelen worden vermoed gelijk te zijn. 2 Elke mede-eigenaar kan vrijelijk over zijn onverdeeld aandeel beschikken of kan het met zakelijke rechten bezwaren. 3 Elke mede-eigenaar mag daden van behoud en voorlopig beheer stellen. 4 Elke mede-eigenaar heeft de verplichting mee te werken aan de noodzakelijke daden van beheer en beschikking. 52 * Gedwongen mede-eigendom. - Mede-eigendom in gebouwen. Bij de opsplitsing van een bestaand gebouw, of bij de samenvoeging van gebouwen, dient notarieel een basisakte en een reglement van mede-eigendom te worden opgesteld. Het Burgerlijk wetboek bevat een uitgebreide regeling terzake, die van dwingend recht is. De vereniging van de mede-eigenaars heeft rechtspersoonlijkheid en kan dus voor de rechtbank optreden. Het onverdeeld aandeel van elke mede-eigenaar in de collectieve delen hoort bij het eigendomsrecht. Het kan dus niet afzonderlijk vervreemd worden. - Gemene muur. Een eigenaar van een erf dat paalt aan een muur die toebehoort aan een andere eigenaar, mag eisen dat deze muur geheel of gedeeltelijk gemeen wordt gemaakt. Hierdoor worden de 2 eigenaars mede-eigenaars van deze muur of van een gedeelte ervan. 3.2.2 Vruchtgebruik Omschrijving → Vruchtgebruik is het levenslang en volledig genotsrecht op andermans goed onder de verplichting de zaak in stand te houden en in natura terug te geven. De eigenaar heeft enkel nog het beschikkingsrecht over het goed zonder dat hij hierbij evenwel de rechten van de vruchtgebruiker kan verminderen. Gezien de sterke beknotting van de rechten van de eigenaar van een goed waarop een vruchtgebruik gevestigd is, noemt men hem de “naakte eigenaar” en het eigendomsrecht de “naakt eigendom”. Ontstaan van vruchtgebruik → Het gebruik kan door een rechtshandeling gevestigd worden. Verplichtingen van de vruchtgebruiker → Bij de aanvang van het vruchtgebruik moet de vruchtgebruiker een inventaris laten opmaken van de roerende goederen en de staat van de onroerende goederen laten beschrijven. De vruchtgebruiker moet een borgstelling verlenen. Einde van het vruchtgebruik → De maximumtermijn van het vruchtgebruik is het leven van de vruchtgebruiker. De dood van de naakte eigenaar of de vervreemding van de naakte eigendom doet het vruchtgebruik niet beëndigen. 1 Het tenietgaan van het voorwerp ervan. 2 Verjaring en onbruik. 3 Vervallenverklaring. 53 3.2.5 Erfdienstbaarheden Omschrijving → Een erfdienstbaarheid is een last die op een lijdend erf is gelegd tot gebruik en tot nut van een heersend erf, dat aan een andere eigenaar toebehoort. Alle personen, die een recht uitoefenen op een erf, het “lijdend” erf, zullen een bepaalde last moeten dulden ten opzichte van alle personen die een recht uitoefenen op een ander, “heersend” erf. 1 Het is onroerend. 2 Het is bijkomstig. 3 Het is eeuwigdurend. Ontstaan van erfdienstbaarheden → * Door natuurlijke ligging. Sommige lasten van erven ten voordele van andere erven vloeien voort uit de natuurlijke ligging van deze erven. * Door een wettelijke bepaling. De wetgever stelt in functie van het openbaar nut of van het privaat belang van sommige personen specifieke erfdienstbaarheden in Erfdienstbaarheden van openbaar nut. Bij deze erfdienstbaarheden is er wel een lijdend, maar geen heersend erf. De overheid is geen vergoeding verschuldigd voor de vestiging ervan. * Door een rechtshandeling. De eigenaars van 2 verschillende erven kunnen vrijelijk een erfdienstbaarheid vestigen door een overeenkomst. Ook bij testament kan een erfdienstbaarheid gevestigd worden. * Door verjaring. Wanneer de gebruikers van een erf gedurende 30 jaar een last uitoefenen op een ander erf, dan wordt een erfdienstbaarheid door verkrijgende verjaring verworven. Enkel als het zichtbaar en voortdurend is. * Door bestemming van de huisvader. Wanneer een eigenaar van 2 verschillende erven op 1 erf een last legt ten voordele van het ander en deze erven komen in handen van 2 verschillende eigenaars, dan zal deze last als erfdienstbaarheid moeten erkend worden. 54 Einde van erfdienstbaarheden → De erfdienstbaarheid eindigt door onbruikbaarheid wanneer de erven zich in zodanige staat bevinden dat de last niet meer kan uitgeoefend worden. Wanneer de eigenaar van het heersend erf ook eigenaar wordt van het lijdend erf. De erfdienstbaarheid eindigt door vermenging. Ze eindigt door verjaring wanneer de last gedurende 30 jaar niet wordt uitgeoefend. De rechter kan en erfdienstbaarheid afschaffen wanneer deze haar nut voor het heersend erf verloren heeft. 3.2.6 3.2.7 3.3 Recht van opstal Het recht van opstal is het recht om op andermans grond gebouwen of beplantingen in eigendom te bezitten. Het is een contractuele uitzondering o het recht van natrekking, volgens hetwelk de eigenaar van de grond geacht wordt eigenaar te zijn van alles wat zich op die grond bevindt. Een recht van opstal kan worden gevestigd bij overeenkomst of bij testament of verkregen worden door verjaring. Het recht wordt normaal gezien beëindigd door het verstrijken van de voorziene duur. Erfpacht Erfpacht of cijnspacht is een zakelijk recht (ontstaan uit een overeenkomst), afgesloten voor een zeer lange duur, waarbij de erfpachter, tegen betaling van een jaarlijkse cijns, voor de duur van de erfpacht het volle genot heeft van een stuk grond, zonder er eigenaar van te zijn. De erfpachter oefent alle rechten van de eigenaar uit. Erfpacht wordt gevestigd bij overeenkomst of testament of verworven door verjaring. Het gaat teniet door het beëindigen van de contractueel voorziene termijn, afgezien van mogelijke andere gevallen. Intellectuele rechten 3.3.1 Auteursrecht 3.3.2 Het auteursrecht is het intellectueel recht op elke intellectuele of artistieke schepping met een zekere originaliteit. Octrooi 3.3.3 Intellectuele rechten slaan per definitie uitsluitend op een intellectuele creatie, op een idee, op een schepping, los van de materiële verwerkelijking van dit idee. Het octrooi is een uitsluitend en tijdelijk recht van exploitatie, verleend voor iedere uitvinding die nieuw is, op uitvinderswerkzaamheid berust en vatbaar is voor toepassing op het gebied van de nijverheid. Merkenrecht Het merkenrecht is het intellectueel recht op de benamingen, tekeningen, vormen en andere uiterlijke kenmerken die handelswaren of hun verpakkingen van elkaar onderscheiden. 55 3.3.4 Tekeningen en modellen 3.3.5 Kwekersrecht 3.4 Het recht op tekeningen of modellen is het intellectueel recht dat het nieuwe uiterlijk van een product met een gebruiksfunctie beschermt. Het kwekersrecht is het intellectueel recht dat de productie voor handelsdoeleinden beschermt van een nieuw ras in land-, tuin- of bosbouw en veeteelt. Zekerheden Heeft betrekking op de juridische mogelijkheden, via dewelke een schuldeiser zich kan beschermen tegen een eventuele insolventie van zijn schuldenaar. De meeste zekerheden bieden de betrokken schuldeiser een voorrang boven de meeste, of alle andere schuldeisers. 3.4.1 Het bestaan van juridische mogelijkheden is essentieel voor de kredietverlening in het economisch verkeer. Bij de persoonlijke zekerheden stelt een 3de persoon zich met zijn vermogen garant voor de betaling van de schuld wanneer de schuldenaar in gebreke blijft. Bij de zakelijke zekerheden worden 1 of meer goederen uit het vermogen van de schuldenaar zelf speciaal bestemd tot betaling van de schuld zodat de schuldeiser bij voorrang kan betaald worden met de opbrengst van de verkoop van deze goederen. Het bestaan van zakelijke zekerheden verbreekt aldus de gelijkheid van de schuldeisers voor de uitvoering van hun schuldvordering. In de zakelijke zekerheden wordt een onderscheid gemaakt → * zakelijke zekerheidsrechten * voorrechten Zakelijke zekerheden Hypotheek → * Omschrijving. Een hypotheek is een bij wet, bij testament of bij overeenkomst gevestigd zakelijk zekerheidsrecht op een onroerend goed. Hypotheken kunnen in beginsel slechts gevestigd worden op bestaande onroerende goederen. Het voorwerp van hypotheken dient tevens een specialiseerbaar karakter te hebben. * Ontstaan van hypotheken. - Contractuele hypotheken. Hypotheken komen meestal tot stand door een hypotheekovereenkomst tussen een schuldeiser en een schuldenaar tot zekerheid van een bestaande schuld. De hypotheekovereenkomst kan echter ook reeds gesloten worden op basis van een kredietopening alleen. 56 - Wettelijke hypotheken. De hypotheek ten voordele van de niet-ontvoogde minderjarigen op onroerende goederen van hun voogd voor eventuele schuldvorderingen van de minderjarige t.o.v. de voogd. De hypotheek ten voordele van de Staat op onroerende goederen van de belastingplichtige voor de betaling van de inkomstenbelastingen en interesten ervan. - Testamentaire hypotheken. De erflater kan in een testament een hypotheek vestigen op 1 of meer onroerende goederen uit zijn nalatenschap tot zekerheid van de in het testament toegekende legaten. * Rechten en plichten van de hypothecaire schuldenaar. De schuldenaar behoudt het beschikkingsrecht en het genotsrecht op het onroerend goed. Hij mag het dus verkopen e.d. Een eventuele verkoop tast immers de rechten van de hypothecaire schuldeiser niet aan omwille van het volgrecht dat eigen is aan zakelijke rechten. * Publiciteit. Hypotheken zijn, zoals alle zakelijke rechten op onroerende goederen, pas tegenstelbaar aan derden nadat aan de hypotheek de door de wet vereiste publiciteit is gegeven. Als publiciteitsvereiste geldt de inschrijving op het hypotheekkantoor van het arrondissement waar het goed gelegen is. De inschrijving wordt beëindigd door doorhaling vanwege de hypotheekbewaarder. Deze doorhaling geschiedt hetzij op verzoek van de partijen hetzij krachtens een vonnis. * Einde van hypotheken. Hypotheken komen uiteraard ten einde wanneer de hypotheekovereenkomst, die aan hun vestiging ten grondslag ligt, tenietgaat door nietigverklaring of wederzijdse ontbinding. - Aflossing van de schuld. Wanneer de schuld volledig werd afgelost, heeft de daartoe gevestigde hypotheek geen functie meer, behalve wanneer het gaat om een hypotheek “voor alle sommen”. Pand → * Omschrijving. Een pand is een bij overeenkomst gevestigd zakelijk zekerheidsrecht op een roerend goed. Zoals hypotheken strekt het pand eveneens tot zekerheid van een bestaande schuldvordering. 57 * De pandovereenkomst. De pandovereenkomst is een overeenkomst waarbij een schuldenaar aan zijn schuldeiser de zaak afgeeft tot zekerheid van zijn schuld. Goederen die krachtens de wet niet vatbaar zijn voor overdracht, kunnen niet in pand gegeven worden. * Rechten en plichten van de pandhouder. De pandhouder mag het pand in zijn bezit houden zolang zijn schuldvordering niet integraal is voldaan. Het pand is ondeelbaar, zelfs indien in feite een gedeeltelijke teruggave mogelijk zou zijn. Wordt de pandhouder niet betaald, dan kan hij niet zonder meer over het pand beschikken. Hij moet toelating vragen aan de rechter om het goed ofwel te mogen behouden ofwel te mogen verkopen. De pandhouder mag het pand niet gebruiken, enkel bewaren. Voorrechten → * Omschrijving. Een voorrecht is een recht dat krachtens de wet en wegens de bijzondere aard van de schuldvorderingen aan een schuldeiser wordt toegekend om bij voorrang boven andere schuldeisers te worden betaald. In de wettelijke bepalingen waarin deze voorrechten worden toegekend, zal dus steeds omschreven worden welke schuldeisers voor welke schulden bevoorrecht zijn, en omtrent welk deel van het vermogen van de schuldenaar hun voorrecht geldt. * Soorten voorrechten. Algemene voorrechten → Hebben betrekking op het gehele vermogen of op alle roerende goederen van de schuldenaar. Bijzondere voorrechten → Hebben betrekking op bepaalde roerende of bepaalde onroerende goederen uit het vermogen van de schuldenaar. De voorrechten op roerende goederen zijn echter tegenstelbaar aan derden zonder publiciteit. Voorrechten op roerende goederen hebben geen volgrecht. - Algemene voorrechten op onroerende en roerende goederen. Het voorrecht voor de gerechtskosten, gemaakt door een schuldeiser tot behoud van de goederen van de schuldenaar, is een voorrecht dat geldt op alle goederen van de schuldenaar. - Algemene voorrechten op roerende goederen. 1 2 3 4 5 De begrafeniskosten. De medische kosten van de laatste ziekte voor het overlijden. De vergoeding voor arbeidsongevallen. De bijdragen, verschuldigd aan de RSZ. Belastingen. 58 - Bijzondere voorrechten op roerende goederen. 1 De achterstallige huurgelden, op de inboedel van de huurwoning. 2 De kosten gemaakt tot behoud van de zaak, op deze zaak. 3 De verkoopprijs van niet-betaalde roerende goederen, op deze goederen. - Bijzondere voorrechten op onroerende goederen. De prijs van niet-betaalde onroerende goederen, ten voordele van de verkoper, op het verkochte onroerend goed. * Rangregeling. Bijzondere voorrechten hebben voorrang boven algemene voorrechten. Voor de onderlinge rangregeling geldt de datum van inschrijving als criterium van voorrang. 3.4.2 Persoonlijke zekerheden Omschrijving → Een persoonlijke zekerheid is een bevoegdheid van een schuldeiser om een betaling te vorderen van een 3de, wanneer de eigenlijke schuldenaar (de hoofdschuldenaar) van de schuld in gebreke blijft. Persoonlijke zekerheden zijn louter vorderingsrechten. Delcredere is een overeenkomst waarbij een persoon belooft tegen een loon, de schuldeiser schadeloos te stellen, wanneer de schuld niet betaald wordt. De kredietverzekering of insolventieverzekering is een overeenkomst waarbij de verzekeraar instaat voor het verlies dat het onvermogen van de schuldenaar aan de schuldeiser berokkent. Borgtocht → * Omschrijving. Borgtocht is een overeenkomst waarbij een persoon (de borg) zich jegens de schuldeiser verbindt tot betaling van andermans schuld, wanneer de schuldenaar zelf in gebreke blijft. Het is een bijkomstige overeenkomst. Het heeft tevens een éénzijdig en kosteloos karakter. * Gevolgen van borgtocht. - De verhouding schuldeiser – borg. De schuldeiser mag de borg tot betaling van de schuld aanspreken van zodra de schuld vervallen is. - De verhouding borg – hoofdschuldenaar. De borg kan tegen de hoofdschuldenaar verscheidene rechten laten gelden. Vóór de betaling van de schuld mag de borg, wanneer hij aangesproken wordt door de schuldeiser, de hoofdschuldenaar in vrijwaring roepen voor het opwerpen van mogelijke exepties. Na de betaling heeft de borg een verhaal op de hoofdschuldenaar. 59 * Wettelijke en gerechtelijke borgtocht. Wettelijke borgtocht → Is de borgtocht die door de wetgever in sommige gevallen verplicht is gesteld. Gerechtelijke borgtocht → Is de borgtocht die in sommige gevallen, door de wet omschreven, door de rechter mag geëist worden. 4. Verbintenissen Een verbintenis is een rechtsband waarbij 1 of meer personen jegens 1 of meer andere personen gehouden zijn iets te geven, te doen of te laten doen. In de juridische relatie tussen personen zijn er 2 categorieën. * Personen die recht hebben op een prestatie vanwege anderen: schuldeiser. * Personen die een plicht hebben een prestatie tegenover anderen te leveren: schuldenaar. Personen die buiten de juridische relatie staan en dus noch schuldeiser noch schuldenaar in deze relatie zijn, worden derden genoemd. Terwijl het aantal zakelijke rechten limitatief beperkt is, kunnen de vorderingsrechten en dus ook de verbintenissen in beginsel in een onbeperkte variëteit ontstaan en voorkomen. 4.1 Soorten verbintenissen 4.1.1 Voorwaardelijke verbintenissen Opschortende voorwaarde → De uitvoering van verbintenissen wordt afhankelijk gesteld van een toekomstige en onzekere gebeurtenis. Ontbindende voorwaarde → De uitdoving van de verbintenissen wordt afhankelijk gesteld van een toekomstige en onzekere gebeurtenis. Potestatieve voorwaarde → De realisatie van de toekomstige en onzekere gebeurtenis is afhankelijk van de wil van de schuldenaar. Een zuivere en opschortende potestatieve voorwaarde is nietig. Zuiver potestatief → Voorwaarde voor de uitvoering van de verbintenis louter en alleen afhangt van de wil van de schuldenaar. Is de uitvoering van een verbintenis afhankelijk van de wilsuiting van de schuldenaar, dan spreekt men van een gemengd potestatieve voorwaarde. Gemengd potestatieve voorwaarden zijn geldig. 4.1.3 Verbintenissen gebonden aan de persoon Bij sommige overeenkomsten zijn de persoon zelf en diens hoedanigheden van doorslaggevend belang voor de andere partij om de overeenkomst te sluiten. Dit soort verbintenissen dooft uit bij het overlijden van de persoon die de bijzondere hoedanigheid had om de verbintenis uit te voeren. 60 4.1.4 Splitsbare verbintenissen 4.1.5 In veel gevallen zijn verschillende personen schuldeiser of schuldenaar van éénzelfde verbintenis. In beginsel is elk van hen slechts schuldeiser of schuldenaar voor zijn deel. Hoofdelijke verbintenissen Bij hoofdelijke verbintenissen kan elke schuldeiser de totale uitvoering van de verbintenissen eisen van elke schuldenaar afzonderlijk. Hij kan zich wenden tot 1 van hen en van deze schuldenaar volledige betaling vragen. De verbintenis zelf dient maar éénmaal te worden uitgevoerd. Belangrijke verbintenissen: 4.1.6 4.2 De hoofdelijke aansprakelijkheid van echtgenoten voor huishoudelijke schulden. De verbintenis tot schadevergoeding, ten gevolge van een misdrijf met verschillende daders. De verbintenis tot teruggave van de geleende zaak in hoofde van leners van éénzelfde zaak. Resultaats- en middelenverbintenissen Resultaatsverbintenis → De verbintenis waarbij de schuldenaar er zich toe bevindt een welbepaald resultaat te bereiken. Middelenverbintenis → Legt aan de schuldenaar enkel de verbintenis op bepaalde middelen of een bepaalde inspanning aan te wenden om een resultaat te bereiken, zonder daarom te beloven dat hij daarin zal slagen. Bronnen van verbintenissen Rechtshandelingen → * Publiekrechterlijke rechtshandelingen. De overheid kan éénzijdig een verbintenis opleggen aan een categorie personen tegenover een andere categorie personen. * Privaatrechterlijke rechtshandelingen. - Eenzijdige rechtshandelingen. Verbintenissen kunnen totstandkomen door een eenzijdige wilsuiting van degene die zich verbindt. - Meerzijdige rechtshandelingen. (de meeste) Verbintenissen komen tot stand door een overeenkomst. Rechtsfeiten → * Handelingen. Verbintenissen zijn soms het niet-bedoelde rechtsgevolg van een handeling, namelijk een onrechtmatige daad. * Feiten en toestanden. Verbintenissen zijn in bepaalde gevallen het gevolg van omstandigheden, extern aan de wil van de schuldenaar. 61 4.2.1 Publiekrechterlijke rechtshandelingen 4.2.2 Publiekrechterlijke rechtshandelingen zijn bronnen van (privaatrechterlijke) verbintenissen wanneer ze rechtstreeks aan categorieën van personen verbintenissen tegenover andere personen opleggen. Rechtsfeiten Onverschuldigde betaling → Door het loutere feit dat men een betaling ontvangt waarop men geen recht heeft, is men verplicht wat ten onrechte ontvangen werd terug te geven. Zaakwaarneming → Er is sprake van zaakwaarneming wanneer iemand spontaan andermans belangen behartigt om schade te voorkomen of te beperken of hem een voordeel te verschaffen. Het optreden van de zaakwaarnemer mag niet wettelijk of contractueel verplicht en evenmin verboden zijn. Het mag ook niet uit eigen baat gebeuren. De zaakwaarnemer zal enkel aanspraak kunnen maken op terugbetaling van alle “nuttige kosten”. 4.2.3 Eenzijdige wilsuiting Dubbel juridisch belang: Belangrijk stadium in het totstandkomen van een overeenkomst. Beschouwd als een éénzijdige rechtshandeling, waardoor degene die het aanbod doet, zichzlf verbindt. Van een aanbod is pas sprake wanneer 1 der partijen een vast en duidelijk voorstel formuleert dat alle noodzakelijke elementen van de overeenkomst bevat, zodat de andere partij enkel nog haar instemming met dit voorstel moet betuigen opdat er een contract zou totstandkomen. Wie een aanbod doet verbindt er zichzelf toe dit aanbod gedurende een redelijke tijd aan te houden. Het aanbod vervalt: Wanneer de aanbieder het intrekt vóór het de andere partij(en) kon bereiken. Wanneer de aanbieder zelf een vervaltermijn heeft bepaald en deze verstreken is. Wanneer het voorwerp van het aanbod zonder fout van de aanbieder tenietgaat. Wanneer het aanbod 1 of meer welbepaalde goederen of diensten betreft en reeds eerder door anderen op het aanbod werd ingegaan. 4.3 De overeenkomst 4.3.1 Omschrijving Een overeenkomst is het samentreffen van de wil van 2 of meer personen met het oog op het doen ontstaan, het wijzigen of het doen uitdoven van verbintenissen. De overeenkomst is een rechtshandeling omdat de betrokken partijen hierbij rechtsgevolgen op het oog hebben, namelijk het ontstaan, het wijzigen of het uitdoven van verbintenissen. 62 Zij is meerzijdig omdat in de overeenkomst meerdere personen tegelijkertijd tegenover elkaar en met elkaars toestemming verbintenissen tot stand brengen. De betrokken partijen verwerven door de overeenkomst een onderscheiden belang. Als algemeen beginsel geldt de contractuele vrijheid, ook nog wilsautonomie genoemd. Een aantal veel voorkomende types van overeenkomsten is nochtans door de wetgever, vooral in het B.W., geregeld. Dergelijke door de wet geregelde types van overeenkomsten worden benoemde overeenkomsten genoemd. De partijen kunnen echter in de praktijk types van overeenkomsten creëren, die niet onder te brengen zijn in de benoemde overeenkomsten. In dit geval spreekt men van onbenoemde overeenkomsten. 4.3.2 Soorten overeenkomsten Eenzijdige en wederkerige overeenkomsten * Eenzijdige overeenkomsten → Worden slechts verbintenissen geschapen in hoofde van 1 partij. * Wederkerige overeenkomsten → Verbinden beide partijen zich wederkerig en gelijktijdig tegenover elkaar. Consensuele, plechtige en zakelijke overeenkomsten * In de regel zijn overeenkomsten consensueel. Zij zijn afgesloten door een loutere wilsovereenstemming, zonder dat enige formaliteit vervuld moet worden. *Bij plechtige overeenkomsten is het bestaan van de overeenkomst afhankelijk van het naleven van bepaalde vormvereisten. * Zakelijke overeenkomsten komen pas tot stand door afgifte van de zaak waarop de overeenkomst betrekking heeft. 4.3.3 Totstandkoming van overeenkomsten Stadia van totstandkoming * Aanbod en aanvaarding. Wanneer 1 van de partijen een voorstel formuleert, waarin alle onontbeerlijke elementen van de overeenkomst zijn vervat, spreekt men van een aanbod. Door aanvaarding stemt de ene contractspartij toe in het aanbod van de andere contractspartij. Buiten de uitdrukkelijke aanvaarding, is ook een stilzwijgende aanvaarding mogelijk. De stilzwijgende aanvaarding moet kunnen afgeleid worden uit handelingen en gedragingen van de contractspartij. Het louter stilzwijgen of niet reageren kan niet als aanvaarding gelden. De aanvaarding is slechts geldig voorzover de aanvaardende partij bij haar aanvaarding in kennis was met het aanbod. 63 * Precontractuele aansprakelijkheid. De voorstellen, geformuleerd in de loop van de aan de overeenkomst voorafgaande gesprekken, scheppen op zichzelf geen juridische verbintenissen. Een partij betrokken in de voorafgaande besprekingen, mag het bij de wederpartij gewekte vertrouwen niet op een foutieve wijze, hetzij door opzet, hetzij door nalatigheid, beschamen. Is dit wel het geval, dan is er sprake van een onrechtmatige daad en precontractuele aansprakelijkheid. Geldigheidsvoorwaarden voor overeenkomsten * Zowel de geldigheidsvoorwaarden die verband houden met het bestaan van de rechtshandeling als met de bekwaamheid en de conformiteit met het gebiedend recht zijn eveneens van toepassing op overeenkomsten. Absoluut of relatief nietig. 4.3.5 Gevolgen van overeenkomsten Gevolgen tussen partijen → * Contractuele trouw en uitvoering te goeder trouw. Personen hebben enerzijds de vrijheid overeenkomsten aan te gaan, maar hebben anderzijds de plicht verbintenissen, aangegaan in geldig totstandgekomen overeenkomsten, uit te voeren. Wordt de uitvoering ervan echter volstrekt onmogelijk door omstandigheden, onafhankelijk van de wil van de schuldenaar, dan is er sprake van overmacht. Overeenkomsten moeten ook te goeder trouw worden uitgevoerd. * Vrijwillige uitvoering. De verbintenissen die in de overeenkomst vervat zijn, kunnen door de partijen vrijwillig uitgevoerd worden. De wijze waarop deze uitvoering dient te gebeuren, wordt in de allereerste plaats bepaald door de partijen zelf. - Wie moet uitvoeren? Behalve bij verbintenissen die gebonden zijn aan de persoon van de schuldenaar moet niet noodzakelijk de schuldenaar zelf zijn verbintenis uitvoeren. Ook een medeschuldenaar of een 3de kan dit doen. - Tegenover wie moet uitgevoerd worden? Houdt de uitvoering de afgifte van een zaak of een betaling in, dan kan ze slechts geldig gebeuren in handen van de schuldeiser zelf, van zijn lasthebber of van zijn contractuele, gerechtelijke of wettelijke vertegenwoordiger. is er een wijziging opgetreden sinds het ontstaan van de verbintenis, dan kan de schuldenaar enkel geldig uitvoeren in handen van de actuele schuldeiser. 64 - Wat moet er uitgevoerd worden? Wanneer de te leveren goederen slechts naar hun soort bepaald zijn, dan is de schuldenaar ertoe behouden goederen van een gemiddelde kwaliteit te leveren. Gaat het om een geldschuld en is de munt niet gespecificeerd, dan dient de betaling in Belgisch geld te gebeuren. Is de geldschuld in een vreemde munt bedongen, dan zal bij muntontwaarding of muntherwaardering steeds het nominaal bedrag verschuldigd blijven. * Sancties bij niet-uitvoering. - Algemene voorwaarden van contractuele aansprakelijkheid. Wanneer een contractspartij door haar eigen fout in gebreke blijft bij de uitvoering van haar verbintenissen, dan is er sprake van contractuele aansprakelijkheid. 1 Afwezigheid van overmacht. Een gebeurtenis of omstandigheid die onafhankelijk is van de wil van de schuldenaar en die de uitvoering van de verbintenis onmogelijk maakt, bevrijdt de schuldenaar van deze uitvoering. Soms is de omstandigheid die de uitvoering onmogelijk maakt, gedeeltelijk of onrechtstreeks te wijten aan de schuldenaar. In deze omstandigheid zal de rechtbank overmacht niet als een bevrijding van contractuele aansprakelijkheid aanvaarden. 2 Aanmaning. Wanner de schuldeiser zijn nalatige of onwillige schuldenaar wil dwingen olm tot de uitvoering van zijn verbintenis over te gaan, dient hij in de regel vooraf zijn schuldenaar in gebreke te stellen. Hij moet hem uitdrukkelijk aanmanen om zijn verbintenis uit te voeren. Aanmaning heeft een dubbel gevolg. Ze verschuift het risico voor een toevallig vergaan van de zaak, die het voorwerp vormt van de verbintenis, van de schuldeiser naar de schuldenaar. De schuldenaar is vanaf de aanmaning interest verschuldigd aan de schuldeiser. - Gedwongen uitvoering. 1 Een uitvoerbare titel. Het in gebreke blijven van de zelfs aangemaande schuldenaar is nog niet voldoende opdat de schuldeiser tot gedwongen uitvoering zou kunnen overgaan. 65 Een uitvoerbare titel is een geschreven akte waarmee de schuldeiser desnoods met behulp van de openbare macht en met gebruik van geweld de inwilliging van zijn recht kan afdwingen. Ook notariële akten zijn uitvoerbare titels. 2 Uitvoering in natura. In beginsel mag de schuldeiser dwingen de verbintenis, zoals ze was omschreven in de overeenkomst, uit te voeren. In vele gevallen is deze uitvoering in natura onmogelijk geworden, nutteloos geworden of niet toegelaten. Onmogelijk geworden: wanneer de specifieke zaak, die moest geleverd worden, is teloor gegaan door de fout van de schuldenaar. Nutteloos geworden: wanneer de prestatie binnen een zekere termijn diende te gebeuren en de schuldenaar deze termijn liet voorbijgaan. Niet toegelaten: wanneer de prestatie bestaat in een handeling van de schuldenaar. Dwanguitvoering is immers strijdig met de persoonlijke vrijheid. Een belangrijk hulpmiddel wordt geboden door de dwangsom. Om de schuldenaar onder druk te zetten om snel tot een rechtstreekse uitvoering van zijn verbintenis over te gaan kan men aan de rechter vragen de niet-uitvoering te koppelen aan de betaling van een dwangsom. 3 Uitvoering bij equivalent. Is de uitvoering in natura, ondanks voormelde hulpmiddelen, onmogelijk, nutteloos of niet toegelaten, dan rest de schuldeiser nog de mogelijkheid een vervangende geldsom te vorderen als vervangende schadevergoedingen voor de niet-uitvoering, wanuitvoering of laattijdige uitvoering. 1ste 2 gevallen: vervangende of compensatoire schadevergoeding. Laatste geval: moratoire schadevergoeding. De partijen mogen zelf in hun overeenkomst bepalen hoeveel de schadevergoeding bij eventuele niet-naleving zal bedragen: schadebeding. Schadebeding heeft vaak de vorm van een verhogingsbeding. - Wederkerige overeenkomsten. Bij wederkerige overeenkomsten stelt zich de vraag in welke mate de ene partij verplicht is haar verbintenissen na te komen wanneer de andere partij in gebreke blijft. 66 1 Weigering wegens niet-uitvoering. De weigering wegens niet-uitvoering van het contract is een verweermiddel dat een partij toelaat, zonder tussenkomst van de rechter, haar eigen verbintenissen niet uit te voeren wanneer de andere partij in gebreke blijft na aanmaning. 2 Gerechtelijke ontbinding. Een beroep wordt gedaan op de rechter om een gerechtelijke ontbinding van de overeenkomst te bekomen, eventueel samen met en schadevergoeding. De partij te goeder trouw kan steeds opteren voor een gedwongen uitvoering. In de overeenkomst kan men een uitdrukkelijk ontbindend beding inlassen, zodat contractbreuk automatisch tot ontbinding van de overeenkomst leidt zonder de tussenkomst van de rechter. Gevolgen tegenover derden → * De betrekkelijkheid van overeenkomsten. Erfgenamen en rechtverkrijgenden onder algemene titel worden niet als derden beschouwd. Onder erfgenamen verstaat men diegenen die tot de erfenis geroepen worden in het kader van wettelijke erfopvolging. Onder rechtverkrijgenden ten algemene titel verstaat men de legatarissen aan wie ofwel het geheel van de erfenis werd toebedeeld (algemene legataris), ofwel een abstract deel van de erfenis werd toebedeeld (legatarissen ten algemenen titel). De rechtverkrijgenden onder bijzondere titel blijven vreemd aan de contractuele rechten en plichten van de erflater. * Uitzonderingen op de betrekkelijkheid van overeenkomsten. - Het beding ten gunste van een derde. Een partij kan in een overeenkomst de verbintenis aangaan om ten gunste van een 3de een prestatie te leveren, wanneer de wederpartij aan haar een wederkerige prestatie levert. - De rechtstreekse vordering. De rechtstreekse vordering is de bevoegdheid, toegekend aan een persoon, om in eigen naam en voor eigen rekening, tegen de schuldenaar van zijn schuldenaar een rechtsvordering in te stellen, teneinde de schuldvorderingen van zijn schuldenaar te innen. De rechtstreekse vordering geldt enkel in de gevallen door de wet bepaald. 67 * De tegenstelbaarheid van overeenkomsten. Derden moeten de overeenkomsten, door partijen gesloten, als een feit erkennen. Overeenkomsten zijn dus, wat hun bestaan betreft, in beginsel tegenstelbaar aan derden. * Uitzonderingen op de tegenstelbaarheid van overeenkomsten. - Formaliteiten voor tegenstelbaarheid. In sommige gevallen geldt de tegenstelbaarheid van de overeenkomst tegenover derden niet automatisch, maar zijn er bepaalde formaliteiten vereist. 1 De overeenkomsten waarbij zakelijke rechten op onroerende goederen worden overgedragen of gevestigd. 2 Een echtscheiding door onderlinge toestemming is, wat de vermogensrechtelijke aspecten betreft, slechts tegenstelbaar aan derden na overschrijving in de registers van burgerlijke stand. 3 Huurovereenkomsten omtrent onroerende goederen zijn slechts tegenstelbaar aan de derde-verkrijger van het gehuurde goed, wanneer de huurovereenkomst werd geregistreerd vóór de overdracht van het gehuurde goed. - De pauliaanse vordering. Heeft de schuldenaar handelingen gesteld die de rechten van de schuldeisers bedrieglijk benadelen, dan kunnen zij in eigen naam hiertegen opkomen. 1 De bedrieglijke rechtshandeling dateert van na het ontstaan van de verbintenis jegens de schuldeiser. 2 De schuldeiser is benadeeld door een verarming van de schuldenaar. 3 De schuldenaar heeft bedrieglijk gehandeld. 4 De derde waarmee de schuldenaar heeft gehandeld is medeplichtig. Hij was op de hoogte van het abnormaal karakter van de rechtshandeling. Is aan deze voorwaarden voldaan, dan zal de rechter de bedrieglijke rechtshandeling niet-tegenstelbaar verklaren ten opzichte van de benadeelde schuldeiser. Dit houdt in dat de rechtshandeling tussen de betrokken partijen wel geldig blijft maar dat de schuldeiser er geen rekening mee hoeft te houden. 68 4.3.6 Tenietgaan van overeenkomsten Het tenietgaan van overeenkomsten De rechtsgrond verdwijnt voor alle verbintenissen, die uit de overeenkomst voortvloeien. Tenietgaan van de overeenkomst brengt automatisch het tenietgaan van de verbintenis mee. Nietigverklaring Ontbinding De ontbinding van de overeenkomst kan het gevolg zijn van verschillende omstandigheden. * De contractuele ontbinding: nauw hierbij is de ontbinding die het gevolg is van een ontbindend beding. * De gerechtelijke ontbinding. * De ontbinding door overmacht. Eenzijdige opzegging * De overeenkomsten van onbepaalde duur. * De aannemingsovereenkomsten. * De lastgeving. 4.4 De onrechtmatige daad 4.4.1 Algemene regel van de foutaansprakelijkheid Algemene regel van de foutaanspraakelijkheid In het maatschappelijk verkeer kunnen de handelingen van de enen belangrijke neveneffecten teweegbrengen op de toestand van anderen. Het aansprakelijkheidsrecht is voornamelijk betrokken op de vraag wanneer schadelijke neveneffecten aanleiding kunnen geven tot een verbintenis om de schade te herstellen of te vergoeden. Het belangrijke criterium voor aansprakelijkheid die leidt tot schadevergoeding. Elke daad van de mens waardoor aan een ander schade wordt veroorzaakt verplicht degene door wiens schuld de schade is ontstaan deze te vergoeden. Uitzonderingen op de foutaansprakelijkheid In sommige gevallen kan niet alleen de veroorzaker van de schade zelf, maar ook een 3 de voor de schedevergoeding aangesproken worden: samengestelde aansprakelijkheid. In sommige gevallen moet het slachtoffer helemaal geen bewijs van een fout in hoofde van de veroorzaker te leveren en volstaat het bewijs van schade en oorzaak van de schade: objectieve aansprakelijkheid. Foutaansprakelijkheid en contractuele aansprakelijkheid Deze aansprakelijkheid is steeds het gevolg van een niet-uitvoering, wanuitvoering of laattijdige uitvoering van contractueel aangegane verbintenissen, die te wijten is aan een fout vanwege een contractspartij. Pas wanneer de fout los staat van elk contract kan men zijn vordering op de foutaansprakelijkheid steunen. 69 Een vordering gesteund op de foutaansprakelijkheid is wel toelaatbaar wanneer de contractuele wanprestatie tevens een misdrijf uitmaakt. 4.4.2 Aansprakelijkheid voor eigen fout Fout Er is sprake van een onrechtmatige daad zowel wanneer men een bewuste foutieve daad stelt als wanneer men door nalatigheid of onvoorzichtigheid schade berokkenen. Het foutbegrip verwijst naar algemene normen van maatschappelijke zorgvuldigheid. Het gaat om een overtreding van juridische of niet-juridische normen die in de samenleving gelden. Als norm geldt de zogenaamde "goede huisvader". De maatschappelijke zorgvuldigheid eist dat men niet enkel aandacht besteedt aan de eigen belangen maar dat men ook een redelijke zorgvuldigheid betoont voor anderen en voor hun goederen. Criterium: de schade moet voorzienbaar zijn. Het feit dat het veronderstelde gedrag van de abstracte goede huisvader als referentiepunt wordt genomen sluit nochtans niet uit dat tot op zekere hoogte wordt rekening gehouden met de mate waarin de betrokkene zich bewust geweest was of kon zijn van de draagwijdte van zijn daden: toerekenbaarheid. Schade Elke schending van een feitelijk belang geldt als schade voorzover dit belang rechtmatig is. Schade kan van * materiële aard zijn. * morele aard zijn. De vermogensschade kan bestaan uit vermogensvermindering of uit het verlies van een voordeel. De schade kan actueel of toekomstig zijn. Verlies van een kans betekent schade wanneer het slachtoffer redelijkerwijze mocht verwachten dat ze zich zou verwezenlijken. Oorzakelijk verband Zijn deze verschillende oorzaken samenlopende fouten die gelijktijdig de schade hebben veroorzaakt, dan zal de aansprakelijkheid gedeeld worden. Hebben verschillende fouten samen de schade veroorzaakt, dan kan elke dader jegens het slachtoffer volledig aansprakelijk zijn en dus eventueel voor de integrale schadevergoeding moeten instaan. Is het slachtoffer zelf gedeeltelijk aansprakelijk, dan zal de dader slechts schadevergoeding moeten betalen in verhouding tot zijn aansprakelijkheid. Er bestaat een oorzakelijk verband wanneer de foutieve daad een noodzakelijke voorwaarde is zonder dewelke de schade zoals ze zich heeft voorgedaan niet zou zijn opgetreden. Schadevergoeding Om schadevergoeding te bekomen moet de schade vaststaan en moet ze persoonlijk zijn. 70 De ernst van de fout heeft geen invloed op de omvang van de schadevergoeding. Deze zal steeds volledig moeten zijn, ook bij de lichtste fout. 4.4.3 Aansprakelijkheid voor andermans fout Voor sommige gevallen wordt wettelijk bepaald dat derden kunnen aansprakelijk gesteld worden voor de schade, veroorzaakt door de fout van een andere persoon. * Ouders zijn aansprakelijk voor hun minderjarige kinderen. * Onderwijzers en ambachtslieden zijn aansprakelijk voor hun leerlingen en leerjongens gedurende de tijd dat ze onder hun toezicht staan. * Meesters en aanstellers zijn aansprakelijk voor hun dienstboden en aangestelden voor schade, door hen berokkend in de uitoefening van hun functie. Aantal gemeenschappelijke kenmerken: * De aansprakelijkheid van de derden staat naast de aansprakelijkheid van de werkelijke daders. * De derden, die eventueel een schadevergoeding hebben moeten betalen voor schade veroorzaakt door andermans fout, kunnen de betaalde bedragen in beginsel terugvorderen van de werkelijke daders. * De drie gevallen van samengestelde aansprakelijkheid kunnen niet gecombineerd worden. Aansprakelijkheid van de ouders Voor de ouders geldt een weerlegbaar vermoeden van aansprakelijkheid voor schaden, veroorzaakt door een fout van hun minderjarige kinderen. Alhoewel de samengestelde aansprakelijkheid in de regel geldt voor andermans fout, toch is het vermoeden voor de ouders ook van toepassing voor hun ontoerekenbare kinderen. Het vermoeden van aansprakelijkheid geldt gezamenlijk doch alleen voor vader en moeder. Aansprakelijkheid van onderwijzers en ambachtslieden De aansprakelijkheid van onderwijzers en ambachtslieden heeft slechts betrekking op de tijd gedurende dewelke de leerlingen onder hun toezicht staan. Aansprakelijkheid wordt niet begrensd door de meerderjarigheid van de leerlingen onder hun toezicht. Aansprakelijkheid van werkgevers Voor werkgevers geldt een absoluut vermoeden van aansprakelijkheid voor schade, veroorzaakt door een fout van hun werknemers in de uitoefening van hun functie. De werkgever kan zich tegenover het slachtoffer dus niet bevrijden van zijn aansprakelijkheid door een bewijs van goed toezicht. Het element in "uitoefening van hun functie" wordt door de rechtspraak ruim geïnterpreteerd. Het is voldoende dat er een band bestaat tussen de uitoefening van de functie en de fout. 4.4.4 Aansprakelijkheid voor zaken Schade als gevolg van een gebrek in een zaak, schade als gevolg van het gedrag van dieren, schade als gevolg van instorting van gebouwen, en schade veroorzaakt door een kerninstallatie. 71 Aansprakelijkheid voor een gebrek in de zaak * Algemeen. In het algemeen is elkeen aansprakelijk voor schade veroorzaakt door zaken "die men onder zijn bewaring heeft". Het eigendomsrecht is niet zozeer doorslaggevend, maar wel het feitelijk gebruik van de zaak, met het recht van leiding en toezicht. Om aansprakelijk gesteld te worden is geen enkele fout vereist. De schade moet haar oorzaak vinden in een gebrek van de zaak. Een abnormaal kenmerk dat intrinsiek is aan de zaak. Vermits de aansprakelijkheid voortvloeit uit een gebrek in de zaak zal het slachtoffer dit gebrek moeten bewijzen om schadevergoeding te kunnen bekomen. * Productaansprakelijkheid. De producent is aansprakelijk voor elke schade die veroorzaakt werd door een gebrek in zijn product. Bij invoer van producten van buiten de EG, rust deze aansprakelijkheid op de invoerder in de EG. Is noch de invoerder, noch de producent bekend, dan wordt de leverancier aansprakelijk. Een product is gebrekkig wanneer het niet de veiligheid biedt die men ervan mag verwachten, rekening houdend met o.m. de presentatie van het product, het normaal gebruik en de veiligheidsnormen die gelden op het ogenblik dat het product in omloop werd gebracht. De aansprakelijkheid geldt gedurende 10 jaar nadat het product in omloop werd gebracht. Voor het instellen van de vordering nadat de schade is ontstaan, geldt een verjaringstermijn van 3 jaar. Een fout hoeft niet bewezen te worden, enkel een oorzakelijk verband tussen de schade en het gebrekkig product. Aansprakelijkheid voor dieren De eigenaar van een dier of degene die het gebruikt, is aansprakelijk voor de schade die het dier veroorzaakt, ook al is het verdwaald of ontsnapt. In de rechtspraak wordt de "gebruiker" omschreven als degene die het dier juridisch onder zijn bewaring of meesterschap heeft. Aansprakelijkheid voor gebouwen De eigenaar van een gebouw is aansprakelijk voor de schade die veroorzaakt wordt door instorting ervan, voorzover deze instorting te wijten is aan een gebrek in de bouw of aan een gebrekkig onderhoud. Deze regeling houdt een verruiming in van de algemene aansprakelijkheid voor zaken doordat naast een gebrek in het gebouw ook het gebrekkig onderhoud de aansprakelijkheid van de eigenaar met zich meebrengt. Regeling houdt een verenging in van de algemene aansprakelijkheid voor zaken omdat de aansprakelijkheid hier beperkt is tot de eigenaar en bovendien de schade haar oorzaak moet vinden in een instorting van het gebouw. 72 Voor de eigenaar van het gebouw geldt een absoluut vermoeden van aansprakelijkheid tegenover de slachtoffers. De eigenaar kan zich tegenover de slachtoffers niet bevrijden door het bewijs te leveren van de fout van een 3de. Wel kan hij achteraf de eventueel betaalde schadevergoeding terugvorderen van een 3de, wanneer hij tenminste een fout van deze 3de kan bewijzen. Aansprakelijkheid voor kerninstallaties De exploitant van een kerninstallatie is aansprakelijk voor de door een kernongeval veroorzaakte schade, zelfs wanneer het ongeval te wijten is aan een natuurramp van uitzonderlijke aard. Hij is dit echter niet wanneer het ongeval rechtstreeks te wijten is aan een oorlog of een ander gewapend conflict. 4.5 Tenietgaan van verbintenissen Betaling met subrogatie Wanneer een 3de zonder milddadig inzicht in de plaats van de schuldenaar de verbintenis heeft uitgevoerd, gaat de verbintenis tussen schuldenaar en schuldeiser teniet. Subrogatie vindt enkel plaats wanneer dit uitdrukkelijk in de wet of de overeenkomst is voorzien. Schuldvergelijking Wanneer 2 personen elkaars schuldenaar en schuldeiser zijn, gaan de tussen hen geldende verbintenissen teniet tot beloop van de laagste van de 2 schulden. Bij conventionele schuldvergelijking komen de partijen vrij overeen hoe en in welke mate hun respectieve verbintenissen gecompenseerd worden. Bij gerechtelijke schuldvergelijking oordeelt de rechter over de compensatie wanneer de verweerder in een geding dit bij tegeneis vraagt. De wettelijke schuldvergelijking vindt automatisch plaats, wanneer de volgende voorwaarden zijn vervuld: * Beide schulden moeten een geldsom tot voorwerp hebben of een zekere hoeveelheid vervangbare zaken van dezelfde soort. * Beide schulden moeten vaststaan. * Beide schulden moeten opeisbaar zijn. * Beide partijen moeten persoonlijk elkaars schuldenaar zijn. Schuldvermenging is de vorm van schuldvergelijking die automatisch optreedt, zonder enige bijkomende voorwaarde, wanneer éénzelfde persoon zowel schuldenaar als schuldeiser is ten aanzien van dezelfde verbintenis. Verjaring De verjaring is de mogelijkheid om iets te verkrijgen of om van een verbintenis bevrijd te worden door het verloop van een zekere tijd die door de wet wordt bepaald. Overdracht van verbintenissen Bij overdracht van een schuldvordering gaat de verbintenis als dusdanig niet teniet, maar wordt enkel de 73 oorspronkelijke schuldeiser vervangen door een nieuwe schuldeiser. Het belangrijkste verschil met schuldvernieuwing is dat geen toestemming van de schuldenaar vereist is. Bij verandering van schuldeiser moet de schuldenaar weten dat hij niet meer geldig zijn verbintenis kan uitvoeren t.a.v. de oude schuldeiser. Daarom moet een overdracht van schuldvordering betekend worden aan de schuldenaar. Overdracht van schuldvorderingen vindt o.m. toepassing bij factoring. Factoring houdt wel in dat de handelaar al zijn commerciële schuldvorderingen overdraagt aan de factor.