Recht - studiant.be

advertisement
Recht
1.
Algemene beginselen van recht
1.1
Het begrip RECHT

Waarom zijn er regels of normen nodig?
Regels beheersen het gedrag van de leden van de gemeenschap.
Mensen leven in een groep.
Om de groep goed te laten functioneren moeten er afspraken gemaakt worden.

Recht= De totaliteit van afspraken om de maatschappij te laten functioneren.

Een afspraak= Geeft de mogelijkheid om je gedrag af te stemmen op het gedrag
van anderen. Vb. Stoppen voor een rood licht.

Juridische afspraken= Gemaakt door de overheid, die de afspraken in wetten
gieten.

Soorten regels
- Fatsoennormen, spelregels, mode
- Rechtsregels

Rechtsregels zijn gesanctioneerd
= afdwingbaarheid, niet noodzakelijk bestraffing

Objectief recht= vb. eigendomsrecht, recht op onderwijs, …

Subjectief recht= vb. recht om afsluiting rond je tuin te zetten
-
1.2
Subjectieve politieke rechten: rechten van de burger tov de overheid vb.
stemrecht.
Subjectieve civiele rechten: rechten die je hebt tov je medeburgers.
 Extrapatrimoniale rechten: geen economisch belang. Vb. godsdienstkeuze.
 Patrimoniale / Vermogens- rechten: uit te drukken in geld.
- zakelijke rechten: rechten op een schilderij
- vorderingsrechten: verhuurder die dwingt tot betaling van de huur
- intellectuele rechten: auteursrecht, uitvindingrecht, verbod op namaak.
Bronnen van het recht
1.2.1 Wetgeving









Internationale verdragen
rechtstreekse gelding (recht op een eerlijk proces)
onrechtstreekse gelding (via supranationaal orgaan)
Nationale wetgeving
wetten
decreten
ordonnanties
koninklijke besluiten
provinciale en gemeentelijke reglementen (vb. afvalbeheer, voetpadreiniging)
Samenvatting Recht
1/24
1.2.2 Rechtspraak




Vonnissen en arresten
lagere rechtscolleges: vonnissen
hogere rechtscolleges: arresten (als mensen in beroep gaan)
Aanvullende werking op de wet die onduidelijk of onvolledig kan zijn
1.2.3 Rechtsleer



Boeken
- Basiswerken
- Gespecialiseerde werken
Tijdschriften
- Algemeen juridische tijdschriften (vb. Rechtskundig Weekblad)
- Gespecialiseerde tijdschriften (vb. Tijdschrift voor Belgisch Handelsrecht)
Websites
1.2.4 Gewoonte

De gewoonte of het gebruik is een welbepaalde en herhaalde handelswijze. De
wetgever verwijst er sporadisch naar. (komt niet veel voor)
1.3
Plaats van het burgerlijke recht
Objectief Recht
Publieksrecht :
Verhoudingen tussen staten
Verhoudingen tussen staat en burger
Privaatrecht :
Verhoudingen tussen burgers
onderling
Burgerlijk Recht
Rechtstakken
Figuur dia 10
Samenvatting Recht
2/24

Publiekrecht: regelt de verhoudingen tussen de diverse staten en
overheidsorganen onderling en de verhouding tussen de overheid en de burger.

Privaatrecht: Regelt de verhoudingen tussen de burgers onderling.

Burgerlijk recht: het privaatrecht dat van toepassing is op de meest voorkomende
situaties in het leven van alle burgers.
1.4 Gebiedende en aanvullende regels
1.4.1 Gebiedende of imperatieve rechtsregels



De rechten worden opgelegd door de wet.
Vb. belastingen, milieuvergunning,…
Men mag er contractueel NIET van afwijken.
1.4.2 Aanvullende rechtsregels



De rechten worden vrijwillig aangegaan in een contract.
Vb. een lening
Men mag er contractueel WEL van afwijken
1.5
Rechtsfeiten en rechtshandelingen
1.5.1 Rechtsfeiten




= gebeurtenissen die onopzettelijk ook juridische consequenties hebben.
= voorval dat rechtsgevolgen teweegbrengt
Vb. Arbeider die gewond raakt door onvoldoende veiligheidsmaatregelen
Vb. Bedrijf dat failliet gaat door een natuurramp.
1.5.2 Rechtshandelingen



= doelgerichte handeling die men stelt om rechtsgevolgen te doen ontstaan.
Eenzijdige rechtshandeling: handeling van 1 enkele persoon.
vb. testament opstellen, huurcontract opzeggen, …
Meerzijdige rechtshandeling: alle soorten contracten en overeenkomsten tussen 2
of meer personen
1.6 Verjaring


= een middel om door verloop van een zekere tijd en onder de voorwaarden die
de wet bepaald, iets te verkrijgen of van een verbintenis bevrijd te worden.
= als er voldoende tijd verstreken is, heeft het geen zin meer om er later nog op
terug te komen. Zo geeft met aan bepaalde rechtshandelingen geen gevolg meer.

Stuiting: verbreking van de verjaring door het laten gelden van het recht, waarna
eventueel opnieuw een volledige nieuwe termijn kan lopen.
Starten van een proces heeft dikwijls tot gevolg dat de verjaringstermijn opnieuw
kan beginnen.
Vb. rechtsvordering door de eigenaar tegen de bezitter

Schorsing: gedurende een zekere tijd geldt het verloop van de tijd niet.
Vb. bij minderjarigheid van degene tegen wie de verjaring loopt.
Samenvatting Recht
3/24

Vaste termijnen: zij hebben een eigen aard en zijn onder meer niet vatbaar voor
stuiting of schorsing.
1.6.1 Verkrijgende verjaring
als men lang genoeg een bepaalde zaak bezit, dan krijgt met de rechten daarop. (vb.
van in de les. 2 boeren met 2 stukken grond)
1.6.2 Bevrijdende verjaring
Na verloop van tijd vervallen bepaalde plichten. Vb. Een klant is na 6 maand niet
meer verplicht te betalen als de verkoper niets zegt.
 Zakelijke rechtsvorderingen: op een goed verjaren door verloop van 30 jaar.
 Persoonlijke rechtsvorderingen: op een persoon verjaren door verloop van 10 jaar.
Samenvatting Recht
4/24
2.
Personen
2.1
Persoonlijkheid

Een persoon: elke entiteit die rechten kan hebben en tot verplichtingen kan
gehouden worden. Die entiteit bezit persoonlijkheid.

Vermogen: geheel van baten en lasten dat onafscheidbaar met hem verbonden is.
2.2
Natuurlijke personen
= Menselijke individuen die ontstaan door geboorte en eindigen met de dood.

Rechtszekerheid: gelijke juridische behandeling voor mensen in dezelfde
omstandigheden. (= juridisch gelijkheidsideaal)

Dieren en ongeborenen kinderen zijn geen personen. Dit zijn “zaken”.

Minderjarigen en geesteszieken genieten dezelfde persoonlijkheid, maar kunnen
niet alle daaraan verbonden rechten uitoefenen.
2.2.1
Staat van een persoon
= de concrete omstandigheden waarin de ene persoon meer rechten en plichten
heeft dan de andere.
a) staat in de politieke gemeenschap: nationaliteit, rechterlijke ontzetting uit
rechten.
b) staat in de familie: gehuwd of niet, bloedverwant of niet
c) staat volgens leeftijd of geestestoestand: minderjarig, meerderjarig, …
2.2.2
Bekwaamheid
= de mogelijkheid om rechten verplichtingen te verwerven en uit te oefenen.
a) rechtsbekwaamheid: de geschiktheid om titularis te zijn van rechten en
verplichtingen.
b) Handelingsbekwaamheid: de geschiktheid om die rechten en verplichtingen
aan te gaan.
c) Feitelijke bekwaamheid:De rechten en plichten die iemand heeft ook
daadwerkelijk uitvoeren.
2.2.3
Onbekwamen
Elk persoon is bekwaam, behalve:
- Minderjarigen
- Ontvoogde minderjarigen
- Krankzinnigen
- Mentaal gehandicapten
- Zwakzinnigen en verkwisters
Samenvatting Recht
5/24
a)
Minderjarigen



b)
Ontvoogde minderjarigen

c)


Geesteszieken die zich in een toestand bevinden dat zij hun daden en
gedachten niet meer meester zijn.
Tijdelijk fenomeen: aanstelling van een voorlopige bewindvoerder.
Definitief: gerechtelijke onbekwaamverklaring en aanstelling van een
voogd.
Mentaal gehandicapten


e)
Minderjarige verkrijgt bekwaamheid:
vrijwillig: op verzoek van ouder, vanaf 15 jaar of op eigen verzoek
indien de ouders gestorven zijn.
Wettelijk: door huwelijk
Krankzinnigen

d)
Persoon jonger dan 18 jaar
Soorten:
Tussen 0 en 7 jaar: volledige onbekwaamheid, want ze zien de
gevolgen van hun handelingen nog niet in.
Tussen 7 en 15 jaar: handelingsbekwaamheid stijgt.
Tussen 15 en 18 jaar: Grote handelingsbekwaamheid. Men kan
ontvoogd worden vanaf 15 jaar.
Vertegenwoordiging: minstens 1 ouder of voogdijorganen indien beide
ouders overleden zijn of in de onmogelijkheid verkeren het ouderlijk
gezag uit te oefenen.
Minderjarigen met geestelijke handicap
Staat van verlengde minderjarigheid: minderjarigen die lijden aan een
ernstige vorm van geestelijke achterlijkheid, kunnen door de rechtbank in
staat van verlengde minderjarigheid worden gesteld. Hierdoor worden zij,
ook na hun 18 jaar, gelijkgesteld met een minderjarige van minder dan
15 jaar.
Zwakzinnigen en verkwisters
Zwakzinnigen: verstandelijk of geestelijk zwakke personen met gedeeltelijke
beheersing van hun daden.
Verkwisters: geestelijk zwakke personen die daardoor buitensporige
uitgaven doen.
2.2.4
a)
Identificatiemiddelen van een natuurlijk persoon
Naam
= het woord dat een persoon aanduidt waardoor hij van andere personen
onderscheiden wordt.
 Familienaam: alle personen die van eenzelfde voorouder afstammen.
 Voornaam: ter onderscheiding van personen met dezelfde familienaam
 Schuilnaam of pseudoniem
 Handelsnaam
 Naam van de gehuwde vrouw: ze behoudt haar meisjesnaam, ze kan
een samengestelde naam gebruiken, …
 Verbetering van de naam: rechtzetting door de rechtbank van een
vergissing in de spelling of toekenning van de naam.
Samenvatting Recht
6/24

b)
Verandering van de naam: administratieve procedure voor ongewenste
namen.
Wanneer heeft men een geldige reden voor naamsverandering?
- De naam zorgt voor verwarring
- Een buitenlandse naam is te moeilijk (vb.Skrzyszkowiak)
- Problemen met integratie
- Familienaam roept haatgevoelens op (vb. Dutroux)
- Familienaam is belachelijk (Anus, Kaka, …)
Woonplaats
= plaats van het hoofdverblijf van een persoon waar hij geacht wordt altijd
aanwezig te zijn voor zijn rechten en plichten.
Domicilie= wettelijke woonplaats
Belang:
- Betekening van exploten van gerechtsdeurwaarders (= dagvaardingen,
aanmaningen, betekeningen, …)
- Bepaalt de territoriale bevoegdheid van de rechtbank
- Nalatenschappen vallen open in de woonplaats van de overledene.
Mensen zonder wettelijke domicilie:
- Mensen die op de vlucht zijn voor schuldeisers
- Daklozen
- Mensen met een nepadres: adres waar ze niet wonen. Zo zijn ze
juridisch onbereikbaar.
c)
Verblijfplaats
Men kan verschillende verblijfplaatsen hebben, maar maar 1 wettelijke
woonplaats.
Echtelijke verblijfplaats: verblijfplaats tussen echtgenoten in gemeen overleg
gekozen.
d)
Nationaliteit
= een juridisch verband tussen een persoon en de staat waartoe hij behoort.

Toekenning van nationaliteit
= gevolg van een rechtsfeit of neveneffect van een rechtshandeling
Bij geboorte of adoptie

Verkrijgen van nationaliteit
= het rechtstreeks gevolg van rechtshandelingen en procedures,
uitdrukkelijk gericht op het verwerven van de Belgische nationaliteit.
Mogelijkheden
- Wanneer 1 van de ouders Belg is
- Wanneer je toevallig op Belgisch grondgebied geboren wordt.
- Wanneer je het aanvraagt.
Nationaliteitsverklaring: wanneer je meer dan 7j in een land woont.
Nationaliteitskeuze
Naturalisatie
Samenvatting Recht
7/24
2.3
Afstamming
= een band tussen een descendent en een ascendent


Aanverwantschap: familie worden door huwelijk.
Bloedverwantschap: verbindt personen van hetzelfde bloed.

Adoptie:
Gewone adoptie: Bij erving krijgt geadopteerde de erfenis van de
eigen familie.
-
Volle adoptie: Bij erving krijgt de geadopteerde erfenis van de familie
van de adoptant.
2.3.1 Biologische afstamming

Moederlijke afstamming: wordt afgeleid uit de geboorteakte. Geen vereiste
van erkenning bij bestaan van een geboorteakte.
Betwisting is mogelijk met alle bewijsmiddelen.
 Maar: Bezit van staat: Als iedereen (kind, ouders, dorp, overheid, …) die 2
personen als echte ouders van het kind aanzien, dan is er geen betwisting
mogelijk.

Vaderlijke afstamming: vermoeden van vaderschap: hierbij wordt de
echtgenoot van de moeder wettelijk verondersteld de vader van het kind te zijn,
ook tot na 300 dagen nadat de echtgenoten gestopt zijn met samenwonen.
Samenvatting Recht
8/24

Weerlegging: mogelijk door
- Moeder
- (vermoedelijke) vader
- Ascendenten en descendenten van de (vermoedelijke) vader, na de
geboorte of binnen het jaar na het overlijden van de echtgenoot.
- Het kind zelf
- De mogelijke verwekker
2.3.2 Gevolgen van de biologische afstamming

Het kind krijgt de naam van de vader (of van de moeder indien enkel de
moederlijke afstamming vaststaat)

Woonplaats, onderhoudsplicht, erfrecht

Ouderlijk gezag, persoonlijke zorg en opvoeding tot aan meerderjarigheid.

Wettelijk beheer van de goederen: een van de ouders beheert de goederen
die aan de minderjarige kinderen toebehoren.

Wettelijk genot: de ouders of, in geval één van hen overlijdt, de
langstlevende, het inkomen mogen genieten van de goederen van hun
kinderen op last van het onderhoud en de opvoeding van de kinderen te
verzekeren, in overeenstemming met hun vermogen. Het wettelijk genot
eindigt wanneer het kind meerderjarig wordt.
2.3.3 Adoptie
Voorwaarden adoptant



25 jaar oud
15 jaar ouder dan de geadopteerde
Toestemming van de echtgenoot
Voorwaarden geadopteerde


Toestemming van de ouders
Eigen toestemming vanaf 12 jaar
Volle adoptie: alle banden met de oorspronkelijke familie worden onherroepelijk en
definitief verbroken, behalve de huwelijksbeletsels. De geadopteerde dient
minderjarig te zijn.
Samenvatting Recht
9/24
2.3.4 Huwelijk
= Een instelling waartoe een man en een vrouw toetreden om een
levensgemeenschap te vestigen die door de wet wordt beschermd en slechts in
bijzondere gevallen kan worden verbroken.
Men kan op 3 manieren een gezin vormen



Met de partner gaan samenwonen (geen juridisch contract)
Wettelijk geregistreerd samenwonen (juridisch beter opschreven) Zo kan je ook
van elkaar erven zonder getrouwd te zijn.
Huwelijk (sterkste juridische band)
Vereisten




Huwbare leeftijd van 18 jaar
Vroeger dan je 18 jaar trouwen kan, mits toestemming van ouders en de
jeugdrechtbank.
Geldige toestemming van de echtgenoten
Verschil in geslacht is geen vereiste meer!
Beletsels



Bloedverwanten, zoals grootouders, ouders, kinderen, kleinkinderen, broers,
zussen, tantes en nonkels.
Men kan maar vanaf de 4e graad met elkaar trouwen.
Aanverwanten, zoals schoonvader, schoonmoeder, schoonbroer, schoonzus
mogen niet trouwen.
Eerder afgesloten huwelijk: Bigamie mag niet in België.
Gevolgen

Huwelijksverplichtingen
- Samenwonen
- Trouw
- Hulp (financieel en materieel)
- Bijstand (moreel)
- Hoofdelijkheid voor schulden van huishouding

Bijzondere rechten
- Bescherming van de gezinswoning
- Vrijheid van uitoefening van beroep
- Persoonlijke ontvangst van inkomsten
Samenvatting Recht
10/24
Ontbinding


Bij overlijden van een echtgenoot
Bij echtscheiding
- Door onderlinge toestemming
- Op grond van bewezen wangedrag
- Op grond van onherstelbare ontwrichting van het huwelijk
2.3.5 Huwelijksvermogensrecht




a)
Man en vrouw beschikken elk over een eigen vermogen
Beide vermogens worden aangewend voor het huwelijk
Regeling noodzakelijk met het oog op de latere noodzakelijke ontbinding van het
huwelijk, door echtscheiding of overlijden.
Vrije keuze met typestelsels: wettelijk stelsel, het gemeenschapsstelsel en de
scheiding van goederen.
Huwelijkscontract




b)
Kiezen tussen het wettelijk stelsel, gemeenschap van goederen en
scheiding van goederen.
Belang van derden
Geldigheidsvereisten zoals voor elk contract
Wijziging na het huwelijk is nog mogelijk maar heel omslachtig
Huwelijksvermogensstelsels
Er zijn 3 afzonderlijke vermogens.
- Eigen vermogen van de man
- Eigen vermogen van de vrouw
- Gemeenschappelijk vermogen van beide
Samenvatting Recht
11/24

Het wettelijk stelsel

Het gemeenschappelijk vermogen
-

Bestuur van de vermogens
-

-
Boedelbeschrijving: (inventaris) Op te maken door de beide
echtgenoten (echtscheiding) of de langstlevende.
Vereffening en verdeling: eerst het gemeenschappelijk vermogen weer
zuiver samenstellen en dan verdelen en de lasten verrekenen.
Bedongen gemeenschap
-

Eigen vermogen: iedere echtgenoot afzonderlijk
Gemeenschappelijk vermogen:
Gelijktijdig bestuur: handelingen ene echtgenoot binden de andere.
Gezamenlijk bestuur: voor belangrijke handelingen, met mogelijkheid
tot het opleggen van een verbod aan de andere echtgenoot.
Ontbinding
-

inkomsten uit beroepsactiviteit van elke echtgenoot
Vermoeden van gemeenschap: Als men niet kan bewijzen dat een auto
tot EV behoort, dan zal het tot het GV behoren.
Belastingsschulden
Huishoudschulden of opvoedingsschulden
Overeenkomst dat het gemeenschappelijk vermogen alle tegenwoordige
en toekomstige goederen van de echtgenoten zal omvatten.
Vooruitmaking: De langstlevende heeft het recht om voor de verdeling een
bepaalde geldsom bepaalde goederen in natura vooraf te nemen uit het
GV.
Verdeling in ongelijke deling.
Scheiding van goederen
-
Elke echtgenoot behoudt de uitsluitende eigendom en het onafhankelijk
bestuur van al zijn goederen.
Geen drie, maar slechts twee vermogens. (geen gemeenschappelijk
vermogen)
Mede-eigendom is eventueel wel mogelijk.
Wanneer 1 van de beide partners sterft gaan alle goederen naar de partner.
2.3.6 Rechtspersonen


= groeperingen of vermogens die rechten en verplichtingen hebben zoals een
natuurlijk persoon, fictief gecreëerd door de wet
Bedoeling: apart vermogen afzonderen dat aanspreekbaar is voor de
schuldeisers.
Samenvatting Recht
12/24

2 soorten rechtspersonen
a) Publiekrechtelijke rechtspersonen


Worden in het leven geroepen door de openbare overheid of vormen er
een noodzakelijk uitvloeisel van.
Voorbeelden: Staat, gemeenschap, gewest, provincies, OCMW,
universiteit Gent, …
b) Privaatrechtelijke rechtspersonen



Komen tot stand door het privaat initiatief
Om een werk van algemeen belang te verwezenlijken. Vb. Het rode
kruis
Voor louter particuliere doeleinden. Vb. Vzw, handelsvennootschappen

Rechtspersoonlijkheid:
Eigen identiteit zoals een natuurlijk persoon
Eigen naam, woonplaats (zetel), nationaliteit en vermogen
Samenwerkingen van meerdere initiatiefnemers en eventueel kapitaal en
arbeiders.

Vermogen
Inbreng: is de overdracht van vermogensbestanddelen van één vermogen naar
een ander vermogen. (vb. geld, goederen, voorwerpen, voertuigen, diensten,…)

Aansprakelijkheidsbeperking van aandeelhouders: de schuldeisers kunnen zich,
bij aansprakelijkheidsbeperking enkel verhalen op het vermogen van de
rechtspersoon, niet op dit van de aandeelhouders.

Organen:
-
Bestuurders of zaakvoerders
Natuurlijke personen houden de pen vast
Handelingen van de organen gelden als handelingen van (enkel) de
rechtspersoon zelf
Sluiten contracten af, voeren rechtsgedingen, gaan verbintenissen aan.

Aansprakelijkheid van bestuurders: geen persoonlijke aansprakelijkheid van
bestuurders in een vennootschap met aansprakelijkheidsbeperking.

Ontbinding van de rechtspersoon:
vrijwillig: door deelgenoten.
Gedwongen: door de rechtbank
Samenvatting Recht
13/24
3.
Goederen
Indeling van de goederen
a) Onroerende goederen
= Niet verplaatsbaar:
Uit hun aard: gebouwen, grond, …
Door bestemming: blijvend verbonden
Door het voorwerp waarop ze betrekking hebben: rechtsvordering op onroerende
goederen
b) Roerende goederen
Uit hun aard: dier, lamp, vulpen, schip, …
Door wetsbepaling: recht op een merk, uitvinding, tekening
Door vervroegde roerendmaking: fruit aan de bomen
c) Gemeenschappelijke en niet – gemeenschappelijke goederen
Vatbaar of niet voor toe–eigening door personen. Vb. Lucht, licht, …
d) Lichamelijke en onlichamelijke goederen
Al dan niet waarneembaar door de zintuigen. Vb. boek, vermogen, auteursrecht,
merk, cliënteel, …
e) Verbruikbare en niet – verbruikbare goederen
Naargelang ze verdwijnen of niet bij gebruik: vb. voedingswaren, brandstof, …
f) Vervangbare en niet – vervangbare goederen
Bankbiljetten, druiven, stookolie, graan, schilderij van Vlaamse meester, …
g) Goederen in de handel of niet in de handel
Vb. goederen van het staatsdomein
Samenvatting Recht
14/24
4.
Zakelijke rechten
4.1
Eigendom







Eigendom: beantwoord aan de fundamentele behoefte van de mens.
Eigenaar: heeft volledige heerschappij over een bepaald goed.
Bezit: vb. huurder van een huis.
Bezitter: gedraagt zich als eigenaar. Hij heeft het goed wel onder zich,
maar is niet de eigenaar.
Een eigenaar kan bezitter zijn. Maar bezitters zijn niet altijd eigenaars.
Mede – eigenaar: 2 personen zijn tegelijkertijd de eigenaar van een goed.
Eigendomsverkrijging:
- door toe-eigening: vb. als je iets vindt
- door natrekking: A is de eigenaar van het huis. B heeft recht op de helft
van de bouwwaarde
- Koopovereenkomst
4.2
4.3
Vruchtgebruik

Vruchtgebruiker: geen eigenaar maar je mag het wel gebruiken

Naakte eigenaar: je bent eigenaar, maar je mag er geen vruchtgebruik van
krijgen.


Volle eigendom: naakte eigendom + vruchtgebruik
Vb. In een huurhuis gaan wonen

Vruchtgebruik van geld: vb. erfenis, je ontvangt intresten

Verkrijging: door de wet, door de wil of door verjaring.

Einde: het gaat teniet door de dood van de vruchtgebruiker, door het
verstrijken van de tijd waarvoor het is verleend, door vermenging, door
verjaring, …
Gebruik en bewoning


Recht van gebruik: zakelijk recht waarbij een persoon toegelaten wordt
zich van andermans zaak te bedienen en er de vruchten van te innen voor
zijn eigen behoeften en die van zijn gezin.
Bewoning: wanneer het gaat om het recht andermans huis te gebruiken.
Samenvatting Recht
15/24
4.4
Opstal


4.5
Erfpacht


4.6
= Recht om gebouwen, werken of beplantingen op andermans erf te
bezitten.
= een uitzonderen op natrekking
= huurcontracten voor onroerende goederen gedurende lange tijd.
De eigenaar van een onroerend goed staat het genot van dat goed af
onder de verplichting voor de titularis van het recht van erfpacht, een
jaarlijkse pacht te voldoen, hetzij in geld, hetzij in voortbrengselen of
vruchten.
Erfdienstbaarheden

Het is een last, op een erf gelegd, tot gebruik en tot nut van een erf dat aan
een andere eigenaar toebehoort.

Kenmerken:
- onroerend
- bijkomstig (omdat het vasthangt aan het heersende erf en niet
afzonderlijk kan worden verkocht)
- bestendig (het bestaat in principe even lang als het heersende erf)

Ontstaan:
- ligging der plaatsen
- wet
- wil van een persoon
- verjaring
- bestemming van de huisvader

Soorten
Voortdurend: wanneer het gebruik voortdurend is
Niet – voortdurend: vereisen een actuele handeling van de mens
Zichtbaar: het bestaan ervan blijkt uit uitwendige tekens.
Niet – zichtbaar: vertonen geen uitwendige tekenen van hun bestaan.
Samenvatting Recht
16/24
5.
Verbintenissen
Begrippen

Verbintenis= rechtsband krachtens dewelke een persoon (SN) aan een ander
persoon (SE) een prestatie dient te leveren.

Schuldvordering= het recht op de prestatie, een persoonlijk recht ( geen zakelijk
recht!)

Schuld= de plicht de prestatie te leveren
5.1



Verbintenissen uit de wet
Tussen naburige eigenaars
Tussen familieleden (verplichting tot levensonderhoud)
Geen menselijke tussenkomst of rechtshandeling vereist
5.2
Verbintenissen uit overeenkomst

= een overeenkomst ontstaat door het samentreffen van de wil van twee of meer
personen met het oog op het ontstaan, het wijzigen of uitdoven van
verbintenissen
(= wederkerige rechtshandeling)
 Een overeenkomst kan op haar beurt weer wederkerig (wederzijdse
verbintenissen) of eenzijdig (enkele verbintenis) zijn.
 Bij wederkerige overeenkomsten mag een partij de uitvoering van haar
verbintenissen opschorten als de andere in gebreke blijft
 Uitzondering: een verweermiddel waarbij men de bewerking van de tegenpartij
erkent, maar andere gronden aanvoert o zijn verbintenis niet te moeten uitvoeren.

4 basisprincipes van overeenkomsten
-

Wilsautonomie: behoudens gebiedende bepalingen komt men overeen wat
men wenst.
Consensualisme: loutere wilsovereenstemming doet de overeenkomst
ontstaan.
Wet van de partijen: overeenkomsten zijn bindend
Uitvoering te goeder trouw
Classificatie van overeenkomsten
- Onder bezwarende titel: voor elke prestatie is er een tegenprestatie
- Uit vrijgevigheid: schenkingen (maar 1 verbintenis in 1 richting)
- Wederkerig / eenzijdig
- Consensuele / plechtige overeenkomst( via notaris)
- Vergeldende (prestaties staan op voorhand vast) / kansovereenkomst
- Benoemde (standaard) / onbenoemde overeenkomst (bevat niet alle wettelijke
onderdelen)
- Bijkomende (aanhangsel aan het hoofdcontract) / hoofdovereenkomst
Samenvatting Recht
17/24

4 geldigheidsvereisten
- toestemming (geen wilsgebreken)
- bekwaamheid (handelsbekwaam)
- bepaald voorwerp ( voorwerp moet duidelijk bepaalbaar zijn)
- geoorloofde oorzaak of bestaansredenen (niet geoorloofd vb. drugs)

Wilsgebreken
- Dwaling: Een van de betrokken partijen vergist zich compleet in de inhoud van
een contract.
- Bedrog: hoofd – en incidenteel bedrog. De andere partij moedwillig misleiden.
- Geweld: ernstige bedrieging voor een aanzienlijk kwaad
- Benadeling: wanverhouding bij koop onroerend goed en bij verdeling van
erfenis

Gevolgen van overeenkomsten
- Overeenkomsten brengen alleen gevolgen teweeg tussen de contracterende
partijen en brengen aan derden geen nadeel toe.
- Uitzonderingen: beding ten gunste van een derde (levensverzekeringen) en
sterkmaking.

Beëindigen van overeenkomsten
- Enerzijdse verbreking: kan enkel bij langlopende contracten (vb. arbeid)
- Wederzijdse verbreking
- Ontbinding: als sanctie tegen de partij die haar verbintenissen uit een
wederkerige overeenkomst niet nakomt.
- Herroeping: bij overeenkomst uit vrijgevigheid
- Toeval of overmacht: door omstandigheden buiten haar wil kan een partij haar
verbintenissen niet naleven.
- Nietigheid: wanneer kan aangetoond worden dat bij de totstandkoming van de
overeenkomst aan 1 geldigheidsvoorwaarde niet was voldaan of een
noodzakelijke pleegvorm ontbrak.

Oneigenlijke contracten
Zaakwaarneming, onverschuldigde betaling, verrijking zonder rechtmatige
oorzaak.
- Zaakwaarneming: iemand behartigt vrijwillig en belangeloos andermans
belangen.
- Onverschuldigde betaling: wie een niet verschuldigde betaling ontvangt, is
verplicht die terug te betalen.
- Vermogensvermeerdering zonder oorzaak: verrijking van 1 vermogen ten laste
van een ander, zonder rechtmatige oorzaak.
5.3
Onrechtmatige daad
Aansprakelijkheid= wie, door zijn fout, schade berokkent aan een ander, moet die
vergoeden.
5.3.1 Aansprakelijkheid voor eigen daad
Vereisten: fout, schade, oorzakelijk verband!
Fout= iedere daad of nalatigheid die een normaal voorzichtig persoon niet zou
begaan hebben. (vb. goede huisvader)
Samenvatting Recht
18/24
Schade
materieel: beschadiging voorwerp, financieel verlies, …
moreel: krenking van de eer, pijn en smart
5.3.2 Aansprakelijkheid voor andermans daad



ouders voor de bij hen inwonende kinderen
onderwijzers en ambachtslieden voor hun leerlingen en leerjongens
werkgevers voor hun werknemers
5.3.3 Aansprakelijkheid voor zaken


voor de gebreken van de zaken die men onder zijn bewaring heeft. (hoeft geen
eigenaar te zijn)
voor de eigenaar van een gebouw voor schade veroorzaakt door instorting of
gebreken in de bouw. (huurders ≠ eigenaars)
5.3.4 Aansprakelijkheid voor dieren


Dieren met vrije loop (vb. katten, duiven, bijen, …): de eigenaar is nooit
aansprakelijk.
Voor de schade die het dier veroorzaakt.
5.4
Samenloop van aansprakelijkheden
5.4.1 Mogelijke samenloop

Fout van een aannemer in een bouwwerk:
- inbreuk op een bepaling van zijn contract van aanneming met de bouwheer.
- én tevens inbreuk op de ‘regels van de kunst’
5.4.2 Strafrechtelijke inbreuk
Vb. Kind wordt gewond door een gebrek aan toezicht en voorzichtigheid van een
toezichter die strafrechtelijk vervolgd wordt voor ‘onvrijwillige slagen en
verwondingen’.
De toezichter is ook extracontractueel aansprakelijk tegenover zijn opdrachtgever
met wie hij tevens een contract heeft.
5.5
Modaliteiten van de verbintenissen
5.5.1 Voorwaardelijke verbintenissen
De verbintenis krijgt pas toepassing als een bepaalde gebeurtenis in de toekomst
zich zal voordoen. De gebeurtenis is dus nog niet zeker!
Vb. Ik koop dat huis, als ik een lening krijg van mijn bank
5.5.2 Verbintenissen met tijdsbepaling
De gebeurtenis is WEL al zeker.
Vb. Wanneer ik eind deze maand mijn loon krijg, zal ik u betalen.
Tijdsbepaling
De toekomstige zekere gebeurtenis tot dewelke de uitvoering of de uitdoving van een
verbintenis is uitgesteld.
Opschortende voorwaarde= De uitvoering wordt opgeschort tot de zekere
gebeurtenis komt.
Ontbindende voorwaarde= Als de toekomstige zekerheid gebeurd, dan is wordt
contract beëindigd.
Samenvatting Recht
19/24
5.6
Meerpartijenverhoudingen
5.6.1 Overdracht van schuldvordering




De overdracht van schuldvordering gebeurt door overdracht van de titel.
Tegenstelbaar aan gecedeerde schuldenaar nadat de overdracht hem ter kennis
werd gebracht of door hem erkend werd.
Tegen andere inroepbaar door het afsluiten van de overeenkomst van een
overdracht.
Solvabiliteit verandert niet!
5.6.2 Overdracht van schuld



Overdracht van schuld kan enkel met het akkoord van de schuldeiser.
Reden: mogelijke mindere solvabiliteit van de nieuwe schuldenaar.
Solvabiliteit verandert wel!
5.6.4 Hoofdelijkheid
Er zijn verschillende schuldenaars.
Vb. Een koppel gaat een lening aan, maar betalen die niet terug.
Men moet elk de helft betalen: dat is de normale gang van zaken
Met hoofdelijkheid: de schuldeiser kan van elke schuldenaar de volledige
som eisen.
5.7
Gedwongen uitvoering
5.7.1 Soorten gedwongen uitvoering
1. In natura
Levering van een zaak, uitvoering door derde op kosten van de eerste.
2. Bij equivalent
Geldelijke schadevergoeding
3. Ontbinding van contract
5.7.2 Procedure
1. Aangetekende brief sturen en schuldvordering claimen
2. naar de rechtbank een gedwongen uitvoering van de verbintenis eisen.
3. Ofwel betaling, ofwel beslag leggen op bezittingen, ofwel proces winnen maar
de schuldenaar heeft geen middelen meer.
5.7.3 Lala
Dwangsom: veroordeling tot het betalen van een som die de financiële draagkracht
van de onwillige schuldenaar overstijgt: hij heeft geen keuze!
Schadebeding: wanneer een schuldenaar zijn verbintenis niet uitvoert en de
schuldeiser een uitvoering in equivalent vordert, is de rechtbank verplicht deze
uitvoering in equivalent vast te stellen, bijvoorbeeld door betaling van een
schadevergoeding.
Samenvatting Recht
20/24
5.8
Tenietgaan van verbintenissen
5.8.1 Door betaling
= realiseren van de beloofde prestatie
niet noodzakelijk overhandigen van geld!
Schijnmandaat: klant moet pas betalen als de volledige prestatie vervolledigd
is.
5.8.2 Door schuldvernieuwing (novatie)
= het tenietgaan van een verbintenis door er een nieuwe voor in de plaats te stellen.
5.8.3 Kwijtschelding
= een overeenkomst tussen schuldeiser en schuldenaar waarbij de eerste verzaakt
aan zijn vordering op de tweede.
Door teruggave van het originele contract.
5.8.4 Door schuldvergelijking
= Indien twee personen elkaars schuldeiser zijn, zullen hun wederzijdse
schuldvorderingen uitgedoofd worden tot beloop van het kleinste bedrag.
Vb.A moet aan B 10 en B moet aan A 6. Na schuldvergelijking moet A nog 4 aan B
Soorten
Wettelijke schuldvergelijking: treedt van rechtswege in, uit kracht van de wet.
Conventionele schuldvergelijking: door overeenkomst
Gerechtelijke schuldvergelijking: door de rechter na een geding
5.8.5 Door schuldvermenging
= vereniging in 1 persoon van de hoedanigheid van schuldeiser en schuldenaar.
5.8.6 Door verlies van de zaak
= door een toevallige gebeurtenis, buiten elke fout van de schuldenaar om, kan de
verbintenis niet worden uitgevoerd.
5.8.7 Door verjaring
5.8.8 Door realisatie van een ontbindende voorwaarde
Samenvatting Recht
21/24
6.
Bijzondere overeenkomsten
6.1
Koop
= de overdracht van de eigendom van een zaak tegen betaling van een prijs.
6.1.1 Geldigheidsvereisten




Toestemming= akkoord van partijen over de zaak en de prijs. (=Consensualisme)
Bekwaamheid= al degenen aan wie de wet het niet verbiedt, kunnen (ver)kopen
Voorwerp= voorwerp moet bestaan, in de handel zijn & eigendom zijn van de
verkoper.
Oorzaak= het motief, de beweegreden waarom men koopt/verkoopt
6.1.2 Verplichtingen van de verkoper


Leveren van de zaak
Vrijwaren (garantie verlenen)
- voor uitwinning
- voor gebreken
6.1.3 Verplichtingen van de koper


Betalen van de prijs
In ontvangst nemen van de zaak
6.2
Huur
= overeenkomst waarbij de ene partij, de verhuurder, zich verbindt aan de andere
partij,de huurder, het genot van een zaak te verschaffen tegen een bepaalde prijs.
6.2.1 Huishuur





Verplichtingen verhuurder: levering, onderhoud, vrijwaring
Verplichtingen huurder: stofferen, huurprijs betalen, goed gebruiken, teruggeven
in goede staat.
Onderhuur: verder verhuren van het pand aan een derde
Overdracht van huur: geen nieuwe huur, wel vervanging van de huurder
Einde: verstrijken duur, opzegging, ontbinding, onderling akkoord.
6.2.2 Handelshuur

Huurprijs: vrij te betalen, om de 9jaar herzien
6.2.3 Pacht
= specifieke regeling voor de huur van landeigendom voor het bedrijven van
landbouw.
Samenvatting Recht
22/24
6.3
Lening
= eenzijdige overeenkomst waarbij de ene partij, de uitlener, het kosteloos gebruik
verschaft van een zaak aan de andere partij, lener, die na gebruik de zaak moet
teruggeven.
Soorten
verbruiklening
gebruiklening
Lening op intrest= een verbruiklening tegen een prijs
Bewaargeving= een overeenkomst waarbij de ene partij, de bewaargever, een zaak
toevertrouwt aan de andere partij, de bewaarnemer, onder verplichting ze te bewaren
en in natura terug te geven.
Sekwester= een bewaargeving van een zaak in handen van een derde persoon ten
gevolge van een overeenkomst of een vonnis.
Lastgeving= een overeenkomst waarbij een persoon, lastgever, een andere persoon,
lasthebber, opdracht geeft tot het verrichten van een rechtshandeling, in zijn naam
en voor zijn rekening.
Dading= overeenkomst waarbij partijen door wederzijdse toegevingen, een gerezen
geschil definitief beëindigen of een toekomstig geschil voorkomen.
Samenvatting Recht
23/24
10. Bewijs van verbintenissen
10.1 Algemeen



voor de rechtbank moet mijn gelijk halen aan de hand van bewijzen.
Strafrecht: bewijsvoering vrij
Burgerlijk recht: bewijsvoering streng geregeld
10.2 Schriftelijk bewijs
10.2.1
Authentieke akte
= akte die in de wettelijk voorgeschreven vorm is verleden voor daartoe bevoegde
openbare ambtenaren.(vb. notaris) = notariële akte
10.2.2
Onderhandse akte
= akte door de partijen zelf opgesteld, zonder notaris.
10.3 Getuigen
= persoon die de betwiste rechtshandelingen of feiten kent en er een verklaring over
doet.
10.4 Vermoedens
= gevolgtrekkingen die de wet of de rechter afleidt uit een bekend feit om te besluiten
tot een onbekend feit.
Feitelijke vermoedens: worden afgeleid door de rechter: uit het vaststaan van eerste
feiten leidt hij het bestaan van andere feiten af
Wettelijke vermoedens: houden in dat de wet gevolgen vastknoopt aan feiten. Vb.
vermoeden van vaderschap van gehuwde man.
10.5 Bekentenis
= verklaring waarbij een persoon de waarheid erkent van hetgeen men tegen hem
aanvoert.
Gerechtelijke bekentenis: voor de rechter, in het kader van de procedure
Buitengerechtelijke bekentenis: gebeurt buiten de rechtbank en dient bewezen te
worden door degene die ze inroept.
10.6 Eed
= plechtige verklaring, in eer en geweten afgelegd voor de rechter.
Beslissende eed: op initiatief van de partijen
Aanvullende eed: op initiatief van de rechter
Schattingseed: over de waarde van een goed.
Samenvatting Recht
24/24
Download