SAMEN OP DE PARTITUUR Over Coöperatief Leren en Het Leerorkest. Bas Gaakeer ODM 4, Conservatorium van Amsterdam SAMEN OP DE PARTITUUR Het Leerorkest is een innovatief muziekeducatieproject (Stichting Leerorkest, 2008), het project is innovatief omdat in Nederland geen ander orkestproject van dit formaat voor basisschoolkinderen bestaat. Het Leerorkest geeft aan een derde van de kinderen tussen 8 en 12 jaar in Zuid-­‐Oost muziekonderwijs maar is ook actief in andere stadsdelen van Amsterdam, namelijk Noord en Nieuw-­‐West. Het project heeft als doel jonge kinderen ide kans te geven een muziekinstrument te leren bespelen. Al snel laten de kinderen wat ze aan muziek geleerd hebben, samenklinken in een echt beginnersorkest. (Stichting Leerorkest, 2008) Het samenspelen vindt dus plaats tijdens de repetities en deelrepetities (repetities met uitsluitend blazers + slagwerk of strijkers), de lessen vinden op een “klassieke manier” plaats. Klassiek muziekles, hieronder moeten we verstaan de manier waarop de docenten zelf tijdens hun klassieke opleiding aan het Conservatorium les hebben gekregen. Dat ziet men ook terug in de lespraktijk van veel van de Leerorkest docenten: er wordt frontaal gewerkt (met frontaal lesgeven wordt bedoeld: de docent vertelt iets (of: doet iets voor), de leerlingen luisteren (of: doen het na), vanuit de bladmuziek en vanuit techniek. In een orkest maak je samen muziek, als samenspelen het hart van een initiatief als het Leerorkest is, waarom zou er dan alleen tijdens de repetities samen gespeeld moeten worden, en niet in de les? Op deze manier blijven er veel kansen op samenspelen liggen. De toepassing van Coöperatief Leren in de les zou hiervoor een oplossing kunnen bieden. Coöperatief leren is een manier van leren waarbij samenwerking centraal staat. Samenspelen, ensmeblespel betekent muziek maken met meerdere personen tegelijk, waarbij non-­‐verbale technieken als communicatiemiddel dienen (denk bijv. aan meebewegen als tempo indicatie). Het Leerorkest is een muziekeducatieproject waarbij leerlingen van groep 5 t/m groep 8 wekelijks instrumentaal muziekles krijgen in een zelfgekozen instrument uit het Symfonieorkest (dus fluit, hobo, klarinet, fagot, hoorn, trompet, trombone, tuba, harp, viool, altviool, cello, contrabas en slagwerk.) De kinderen vormen per groep een symfonieorkest (er zijn dus per school vier orkesten: één met leerlingen van groep 5, één van groep 6, één van groep 7 en één van groep 8). Vraagstelling Op welke twee manieren kan een instrumentaal docent bij het Leerorkest middels Coöperatief Leren het samenspelen in de les bevorderen? Deze paper is relevant omdat de instrumentale vaardigheden zouden onlosmakelijk verbonden moeten zijn met samenspelen, omdat het accent op orkestspel ligt. Bovendien kan een dergelijke uitbreiding van het didactisch repertoire van een Leerorkest-­‐docent een nieuwe motivatie voor leerlingen teweeg brengen, omdat ze een andere vorm van leren ervaren. Deze nieuwe motivatie kan resulteren in meer zin krijgen in muziek maken, en meer studeren op het instrument. Leeswijzer Eerst wordt beschreven wat het leerorkest precies is, dan wordt er geschreven over coöperatief leren en een aantal voorbeelden gegeven van toepassing hiervan in de lespraktijk. Tot slot wordt er een samenvatting en antwoord gegeven op de vraag hoe een Leerorkest-­‐docent Coöperatief leren kan toepassen in de lespraktijk. 1: HET LEERORKEST 1.1 Wat is het Leerorkest? Het Leerorkest is een muziekeducatie-­‐programma om kinderen in het basisonderwijs een muzikale ontwikkeling door te laten maken door het bespelen van een instrument. (Stichting Leerorkest, 2008) Wekelijks krijgen de leerlingen in groepjes les van een professionele muzikant. De grootte van de groepjes varieert tussen de drie en de acht leerlingen. In groep 4 bekijken en beluisteren de leerlingen een concert van een “echt” orkest. Daarna worden er twee weken op alle instrumenten proeflessen gevolgd. Op basis van deze proeflessen maken de leerlingen een keuze voor het instrument dat ze willen leren bespelen. Vervolgens krijgen de leerlingen van groep 5 tot en met groep 8 les op dit instrument. (Konings, 2010) Gedurende het schooljaar vinden er vijf deelrepetities plaats en drie à vier algemene orkestrepetities (Stichting Leerorkest, 2010). Een deelrepetitie is een kleine repetitie waarvan er altijd twee tegelijk plaatsvinden per school, één met alle strijkers en harp en één met alle blazers en het slagwerk. Een algemene orkestrepetitie is een repetitie in de gymzaal met alle instrumenten tegelijk. Afsluitend voor het schooljaar geeft ieder orkest een concert. Voor de groepen 5 t/m 7 vindt dit concert in de gymzaal op school plaats voor ouders en belangstellenden, voor groep 8 wordt een andere locatie gezocht, zo heeft het groep 8 concert eens plaats gevonden in het concertgebouw en een keer in de Endemol-­‐studio’s in Zuid-­‐Oost, waar het Leerorkest prinses Maxima tot tranen ontroerde met de vertolking van een Argentijns kinderlied. De leerlingen van het Leerorkest leren en spelen stukken die speciaal voor het orkest zijn geschreven, soms zijn dit compleet nieuwe composities (bijv. Rythm Suite), vaak ook bewerkingen van kinderliedjes (bijv. Lentecanon, Elena). (Stichting Leerorkest, 2008) De missie van het Leerorkest is om kinderen uit cultureel gevarieerde wijken in een laagdrempelige en gestructureerde situatie hun muzikale talenten te ontdekken en ontplooien. Zo is het Leerorkest werkzaam in Amsterdam Zuid-­‐Oost, Amsterdam-­‐Noord en Amsterdam-­‐ West. Het is laagdrempelig omdat het op school, onder schooltijd plaatsvindt. Als leerlingen hun muzikale talent effectief willen ontplooien moeten de leerlingen in staat zijn thuis te oefenen. (Stichting Leerorkest, 2008) Hiervoor heeft Stichting Instrumentenfonds Leerorkest een groot aantal instrumenten aangeschaft die de leerlingen mee mogen nemen naar huis, toch is dit soms een moeilijk punt: • Soms is het een drempel voor ouders en leerlingen om naar de muziekschool te gaan om een instrument op te halen. • Sommige ouders willen liever niet dat leerlingen thuis oefenen vanwege geluidsoverlast. • Vooral als een kind cello, contrabas, tuba of trombone speelt en op de fiets naar school gaat is het soms moeilijk of onmogelijk het instrument mee te brengen. De grootste investering in instrumentale ontplooiing zal dus in de les plaats moeten vinden. Het Leerorkest heeft de ambitie om datgene dat nu in Amsterdam gebeurt, landelijk te maken. Hiervoor heeft het een expertise-­‐centrum opgestart, waarmee men d.m.v. onder anderen een handboek, cd’s en liedboeken het stokje wil overdragen naar andere plekken in Nederland, zoals bijvoorbeeld Rotterdam. Deze ontwikkeling is mogelijk gemaakt door een grote aandacht in de pers (alle grote kranten, diverse journaals en tv-­‐optredens, betrokkenheid prinses Maxima), politiek (betrokkenheid Ronald Plasterk, Hans Dijkstal) maar ook een vanuit de muziekeducatie is er grote belangstelling naar (verschillende onderzoeken, zoals bijvoorbeeld “Leerorkest” van F. Konings). (Stichting Leerorkest, 2008) 1.2 Werkwijze en lesmateriaal. De docenten bij het Leerorkest zijn voor het grootste deel beroepsmusici. Het vak Methodiek dat bij een instrumentale studie aan het Conservatorium hoort, is toegespitst op bijvoorbeeld werkzaamheden op een muziekschool, of één-­‐op-­‐één lessituaties in een lespraktijk, maar niet met groepen van bijvoorbeeld acht jonge kinderen. Dit is problematisch omdat bij het Leerorekst de meeste groepen van dergelijk formaat zijn. Docenten vallen hierdoor vaak terug op frontaal onderwijs. Een poging om dit probleem te tackelen doet het Leerorkest door een bijscholingstraject aan te bieden in samenwerking met het Rotterdams Conservatorium, “Muziek aan de basis”. Docenten die hiervoor belangstelling hebben kunnen zich aanmelden. De cursus bestaat uit een week, twee weekenden en twee studiedagen. Het doel van de cursus is het uitbreiden van bekwaamheden van Docerende Musici aan kinderen met een leeftijd van 4 tot 12 jaar (Codarts, 2011). De doelen van de cursus zijn met name gericht op werkzaamheden bij een muziekschool en AMV-­‐les geven. Werken in het basisonderwijs vereist een andere aanpak dan werken op een muziekschool. Belangrijke verschillen zijn: • Leerlingen op een muziekschool zijn volledig ingesteld op muziekles als ze naar de muziekschool gaan, leerlingen bij het leerorkest kunnen bij wijze van spreken tussen de reken-­‐ en gymles een uur hobo-­‐les krijgen, en kunnen dus in een andere state of mind zijn. • Leerlingen volgen vrijwillig les op een muziekschool, het Leerorkest is verplicht. Het is dus van belang dat Leerorkest-­‐docenten met vernieuwende methodiek komen als ze de motivatie en concentratie van leerlingen willen vasthouden (een leerling kan met z’n hoofd nog helemaal bij de breuken van rekenen zijn, of al bij de voetballes bij gym straks.) De docenten moeten in korte tijd ook meer rendement muzikaal rendement bewerkstelligen. Als je een uur muziekles moet delen met z’n achten is het zaak dat het uur van het begin tot het eind maximaal wordt benut. Deze vernieuwende methodiek is ook van belang voor het Fonds Cultuur Participatie, een fonds dat Het Leerorkest van financiële steun voorziet. Op www.cultuurparticipatie.nl schrijft het fonds: “[…] Daarnaast stelt het Leerorkest zich in het bijzonder ten doel kinderen met een cultureel diverse achtergrond te bereiken door middel van een vernieuwend concept en daarop gebaseerde onderwijsmethodieken die deze kinderen en hun gezinnen op een kwalitatief verantwoorde wijze betrekken.”(FCP, 2010) Binnen het Leerorkest is men bezig eenduidig te krijgen wat er van de docenten verwacht wordt of eigenlijk: wat er van de leerlingen verwacht wordt. Het is moeilijk om per jaar doelen te stellen die gelden voor alle instrumenten omdat het bij sommige instrumenten simpelweg langer duurt om hetzelfde te bereiken. Voorbeeld: bij slagwerk is het relatief eenvoudig om überhaupt klank te produceren, bij fagot is dat een traject van maanden. Daarom wordt er in de personeelsbijeenkomsten door de docenten per instrument vastgesteld wat er bereikt wordt/kan worden. Denk hierbij aan: welke tonen, toonladders etc. maar ook (vooral) welke stukken kunnen de leerlingen op een bepaald punt spelen. Dit doet het Leerorkest om te zorgen dat er zoveel mogelijk eenheid ontstaat tussen alle instrumenten. Deze afspraken gelden ook als kwaliteitsborging, iedere leerling heeft een bepaald niveau dat dus te meten is aan welke toonladder, toon, of muziekstuk de leerling kan spelen. Het lesmateriaal dat het Leerorkest hanteert bestaat eigenlijk voor het grootste deel uit de muziekstukken zelf. Deze worden met de leerlingen ingestudeerd en vormen de basis voor de repetities. De componisten en arrangeurs zijn bijna allemaal docenten of ex-­‐docenten van het Leerorkest. De stukken zijn op maat geschreven voor de leerlingen, onderstaand voorbeeld is de trombonepartij van Elena (Stichting Leerorkest, 2010). In de onderstaande paragraaf licht ik een kenmerkend voorbeeld van een muziekstuk van het Leerorkest toe. Elena is het eerste stuk dat ingestudeerd wordt met de leerlingen, ze leren het lied in groep 4 al zingen. Alle partijen zijn zo gemaakt dat een absolute beginner het kan spelen, in dit stuk hoeven de trombone-­‐leerlingen alleen de eerste positie te spelen (met de schuif gewoon dicht). Iedereen die geluid uit de trombone kan krijgen, kan dit spelen. Leerlingen hebben dus op de eerste repetitie de ervaring van samen musiceren. De structuur van het stuk is kenmerkend voor Het Leerorkest; het bevat passages waar alleen docenten spelen, waar iedereen speelt en waar de leerlingen moeten zingen. Dit zorgt ervoor dat de stukken herkenbaar blijven, en helpt de leerlingen het makkelijker te onthouden. Conclusie Elena: dit stuk is een manier om snel samen te kunnen spelen op repetities maar het biedt nog geen garantie dat dit in de lessen ook al plaats vindt. Later in deze paper zal onderzocht worden of Coöperatief Leren de ervaring van samen spelen al direct in de les plaats kan laten vinden, niet pas bij de eerste repetitie. Zojuist is beschreven wat het Leerorkest is, de werkwijze en het lesmateriaal. In het volgende hoofdstuk zal dieper worden ingegaan op Coöperatief Leren en de toepasbaarheid hiervan in het muziekonderwijs en het Leerorkest. 2: COÖPERATIEF LEREN 2.1 Wat is Coöperatief Leren? Coöperatief leren is een onderwijsmanier die geënt is op samenwerking. Bij Coöperatief Leren is de rol van de docent beperkt en de klas opgedeeld in groepjes. Als de docent vier principes in acht neemt, kan er gesproken worden van Coöperatief Leren. Het eerste principe is dat alle leerlingen gelijktijdig, interactief en taakgericht werken, ook wel simultane/gelijktijdige interactie genoemd. Interactie is een belangrijk aspect van diep en duurzaam leren. Door overleg en samenwerking worden veel dimensies in het leerproces aangesproken. In interactie wisselen kinderen inzichten ideeën en betekenissen uit en komen in overleg tot afstemming en keuzes. Het tweede principe is dat alle leerlingen een gelijkwaardige bijdrage en rol in het geheel hebben. Het is essentieel dat elk kind in het teamproces en het product een gelijkwaardig aandeel heeft. Dit betekent niet dat iedere leerling dezelfde rol moet hebben, liever niet zelfs; verschil in rollen en taken zorgt voor een creatieve dynamiek en veelzijdigheid. Ten derde: alle kinderen zijn verantwoordelijk voor hun aandeel in het teamproces en –product, oftwel er is individuele aanspreekbaarheid. De bijdrage van elk teamlid moet in het proces en in een eindproduct zichtbaar zijn. Elk teamlid is verantwoordelijk voor zijn of haar aandeel in het geheel. Het vierde principe houdt in dat er sprake is van een positieve onderlinge afhankelijkheid, de kinderen hebben elkaar en het geheel nodig. Hierbij wordt uitgegaan van het belang van het goed functioneren van het team voor het welslagen van het gemeenschappelijke werk. Je hebt elkaar nodig om een goed eindproduct te realiseren. (Evelein, 2007). Een vijfde principe kan hieraan toegevoegd worden, het gepast gebruiken van sociale vaardigheden (Johnson, 1999). Hiermee wordt bedoelt dat het voor werken in teams een vereiste is om op een gezonde sociale manier met elkaar om te gaan. Coöperatief Leren is (het best) toepasbaar als de leersituatie aan een aantal voorwaarden voldoet. Zo vraagt het van de leraar om een goede geluidsorganisatie (Evelein, 2007) omdat er verschillende groepjes in één klas muziek maken. Mogelijkheden voor een geluidsorganisatie zijn bijvoorbeeld de groepjes op verschillende plekken laten oefenen. Voor het Leerorkest is dit niet altijd toepasbaar omdat de docenten te gast zijn in een school en al snel overlast veroorzaken bij het verlaten van het lokaal met de instrumenten. Een oplossing hiervoor is binnen het lokaal verschillende plekken uitkiezen voor de groepjes (zoals de hoeken van het lokaal). Een andere mogelijkheid is het inschakelen van een geluidsbewaker, iedere groep heeft één leerling die verantwoordelijk is voor het geluidsniveau (bijv. 1 t/m 3, waarbij 1 stil, 2 overleg, 3 spelen is). Ook vraagt het van de docent om goed inzicht te hebben in de groepjes die hij/zij samen stelt. Hierin zijn verschillende mogelijkheden, het is hierbij wenselijk om evenwichtig verdeelde groepjes te maken, dat wil zeggen: bijv. 1 hoog -­‐, 2 gemiddeld – en 1 laagpresteerder. Het mixen van culturele achtergronden is ook een mogelijkheid hierin (Van Vugt, 2002). Dit laatste punt is voor het Leerorkest natuurlijk van belang omdat het hoofdzakelijk opereert in wijken waarin veel leerlingen met verschillende culturen op school zitten (Konings, 2010). Een andere keuze bij het maken van groepjes is om te kiezen voor willekeurige groepen, bijvoorbeeld door te nummeren of leerlingen zelf groepjes te laten maken. Bovenstaande punten gaan over Coöperatief Leren in het algemeen maar waarom leent Coöperatief Leren zich goed voor muziekonderwijs? (Evelein, 2007) Ten eerste: muziek maken of naar muziek luisteren is een activiteit die al vaak samen gebeurt. Ten tweede is muzikale interactie (leren reageren op elkaar, verschillende muzikale rollen aannemen) een belangrijk onderdeel van muziek maken. Daarnaast kan iedereen een bijdrage leveren aan een muzikaal product, op eigen niveau. Een voorbeeld (Evelein, 2007): Melodie-­‐ en ritmekluts van een song Beschrijving opdracht: In viertallen: 1. Kies twee songs die jullie goed kennen. De opdracht is om een mix van beide songs te maken. 2. Je kunt zinnen knippen en combineren, je kunt ook de melodie van de ene song zingen met het ritme van de andere. Kies een goede combinatie. 3. Zorg dat je het geheel goed instudeert. 4. Presenteer het aan een ander viertal. Help elkaar het resultaat te verbeteren. 5. Zorg dat je het goed kunt presenteren aan de klas. Hoe komen de vier punten van Coöperatief Leren terug in deze opdracht? Een analyse: Iedere leerling knipt, zingt en combineert dus er is sprake van gelijktijdige interactie, het voorleggen aan een ander viertal zorgt voor een uitwisseling van ideeën. De kinderen moeten allemaal het lied kennen zodat ze een gelijkwaardige inbreng in het geheel kunnen hebben. Iedere leerling presenteert, dus het aandeel in de presentatie is er zeker individuele aansprakelijkheid, (in het proces van knippen en combineren is dit niet gewaarborgd). Omdat iedereen het lied goed moet kennen én je een ander groepje moet helpen hun song te verbeteren is er sprake van een positieve onderlinge afhankelijkheid. Conclusie: in deze opdracht is het doel om samenwerkend tot een “compositie” te komen, iets dat creativiteit ontwikkelt en stimuleert. De meerwaarde van het samenwerken in deze opdracht is dat leerlingen van elkaar leren (omdat de groepjes elkaar helpen het resultaat te verbeteren). Ook mag niet vergeten worden dat leerlingen van deze werkvorm naast vakvaardigheden (zang, ritmiek) ook communicatieve – en sociale vaardigheden (presenteren, elkaar helpen) trainen. (Van Vugt, 2002) 2.2 Voor-­‐ en nadelen Coöperatief leren. Hierboven is uitgelegd wat Coöperatief leren is, aan de hand van twee voorbeelden is toepasbaarheid ervan in muziekonderwijs aangetoond. Hieronder worden de voor-­‐ en nadelen van Coöperatief Leren beschreven, en waarom het dus de lessen bij het Leerorkest wel/niet zou kunnen verrijken. Wat zijn de voordelen van Coöperatief Leren? Leerlingen leren van elkaar, dit brengt een aantal voordelen met zich mee. Ten eerste leren de teamleden van elkaars voorkennis (Knapen, 2004). In muziek kan het startpunt van kinderen behoorlijk verschillen. Dit heeft te maken met de mate waarin ze in hun vrije tijd in aanraking komen met muziek, muzikale ouders kunnen ook een rol spelen. Een ander voordeel is dat leerlingen naast muzikale vaardigheden, ook communicatieve vaardigheden leren van werken in teamverband; je leert immers elkaars inbreng te respecteren en overleg te plegen hierover. Coöperatief Leren kan ook een positief effect hebben op het klasklimaat, zelfvertrouwen en het welbevinden op school. (van Thienen, 2004). Wat zijn de nadelen van Coöperatief Leren? Een nadeel is dat Coöperatief Leren niet voor iedere docent is weggelegd.(Van Vugt, 2002) Een docent die Coöperatief Leren wil toepassen in de les moet in staat zijn “goede teams” te maken. Daarvoor moet de docent de groep goed kennen en een dergelijk inschattingsvermogen hebben om te kiezen voor gemengde groepen, vriendengroepen of op basis van prestaties een groepsverdeling maken. Een docent moet ook geloven in het succes van Coöperatief Leren om het te laten slagen. Coöperatief Leren is ook niet per definitie voor alle leerlingen geschikt (Van Vugt, 2002): er zijn leerlingen die moeite hebben met samenwerken. Voor deze leerlingen kan Coöperatief Leren in sommige gevallen niet de oplossing bieden. Wél is het zo dat dit eigenschappen zijn die een leerling ontwikkelt door Coöperatief Leren. Een nadeel voor Het Leerorkest kan zijn dat de docenten onder een bepaalde tijdsdruk werken als het gaat om het instuderen van de orkestpartijen, Coöperatief Leren kan hierbij ingeschakeld worden maar het is denkbaar dat voor ingewikkelde passages de docent liever kiest voor een klassikale aanpak met bijv. voor-­‐ naspelen. 3: COÖPERATIEF LEREN EN HET LEERORKEST 3.1 Toepassing Muziek maken wordt van oudsher vaak samen gedaan, zoals in een orkest. Omdat Coöperatief Leren een leermethode is die volledig geënt is op samenwerking past het dus goed bij het Leerorkest. In welke vorm is Coöperatief Leren interessant voor het Leerorkest? De opdrachten die Evelein (2007) in sectie E (“Activiteiten voor instrumentaal musiceren”) van zijn boek beschrijft zijn voor een groot deel toepasbaar in de instrumentale lessen bij het Leerorkest. Het betreft activiteiten die variëren van melodische geheugentraining en het uitvoeren van een grafische notatie tot klankkleuren en het maken van instrumentale grooves. Een doelstelling van het Leerorkest is: “Aan alle kinderen worden de basisvaardigheden van het spelen op een muziekinstrument aangeleerd en allen ervaren zij het plezier van samen muziek maken.” (Stichting Leerorkest, 2008) Een mogelijke activiteit in het beginstadium van de instrumentale lessen bij deze doelstelling zou bijvoorbeeld “Compositie met klanken” (Evelein, 2007) zijn; hierbij leren de kinderen verschillende klanken (ofwel technieken) te ontdekken bij hun instrument. 1. De leerlingen kiezen een kaartje. De docent kan kaartjes uitdelen uit de “Contrasten”-­‐ serie (op de bijgeleverde CD-­‐rom). Deze bevat kaartjes als “HARD”, “ZACHT”, “HOOG” en “LAAG”. Maar ook “VEEL NOTEN”, “WEINIG NOTEN”etc. Deze kaartjes gaan de leerlingen oefenen. 2. De leerlingen maken een compositie bij de geluiden die ze horen in de klas, er vindt een uitwisseling plaats en er wordt nagedacht over een opbouw in de compositie. Hierbij worden een aantal vragen gesteld zoals bijvoorbeeld: “Wat zorgt ervoor dat een klank hoog of laag is?”, “Wat zorgt ervoor dat een klank hard is?”. Vragen die goed aansluiten bij de basisvaardigheden van het spelen op een instrument. In een andere doelstelling van Het Leerorkest zien we “In een orkest leer je goed samenwerken en naar elkaar luisteren.” (Stichting Leerorkest, 2008) Hier zou ook gemakkelijk een opdracht bij bedacht kunnen worden, bijvoorbeeld:, heet Kort-­‐Lang Raden in Drietallen (Evelein, 2007). 1. De klas wordt in drietallen verdeeld. Er worden kaartjes uitgedeeld met grafisch genoteerde ritmes. 2. Eén leerling kiest een ritme uit de kaartjes en voert deze zo duidelijk mogelijk uit zodat leerling twee kan raden welke het was. Leerling no. 3 controleert het resultaat. 3. De rollen worden telkens doorgewisseld. Hierbij moeten de leerlingen dus goed samenwerken en naar elkaar luisteren. Het spelen van grafische notaties kan ook een stap zijn richting werken met het notenschrift. CONCLUSIE In deze paper stond de vorige vraagstelling centraal: “Op welke twee manieren kan een instrumentaal docent bij het Leerorkest middels Coöperatief Leren het samenspelen in de les bevorderen? “ Onder Coöperatief leren werd verstaan een manier van leren waarbij samenwerking centraal staat. In hoofdstuk 1 werd beschreven dat het Leerorkest een muziekeducatief-­‐programma is om kinderen in het basisonderwijs een muzikale ontwikkeling door te laten maken door het bespelen van een instrument. Er wordt in kleine groepjes per instrument lesgegeven en een aantal keer per jaar worden er repetities met het hele orkest of per sectie gehouden. Iedere groep sluit het schooljaar af met een presentatie. De docenten die lesgeven bij het leerorkest zijn voor het grootste deel opgeleid als musicus. De docenten krijgen een cursus aangeboden vanuit het Leerorkest om zich te bekwamen in het werken met groepen. Het lesmateriaal dat bij het Leerorkest gebruikt wordt bestaat voor het grootste deel uit de orkestpartijen van de stukken die voor het Leerorkest geschreven zijn. In hoofdstuk 2 werd ingegaan op Coöperatief Leren. De les moet aan een viertal principes voldoen om van Coöperatief leren te kunnen spreken: er moet simultane/gelijktijdige interactie plaatsvinden, er vindt overleg en afstemming van ideeën plaats. Daarnaast moeten de leerlingen een gelijkwaardige inbreng hebben, iedere leerling heeft een gelijkwaardig aandeel in het teamproces en eindproduct. Er moet sprake zijn van individuele aanspreekbaarheid, ieder teamlid is verantwoordelijk voor zijn eigen aandeel in het eindproduct. Er is een positieve onderlinge afhankelijkheid, de leerlingen hebben elkaar nodig om tot het gewenste resultaat te komen. Aan de hand van twee voorbeelden werd de toepasbaarheid van Coöperatief Leren in de muziekles beschreven. Er werden voordelen beschreven van Coöperatief Leren: namelijk dat leerlingen van elkaars voorkennis leren. Ook leren leerlingen communicatieve vaardigheden en kan Coöperatief Leren een positief effect hebben op klasklimaat, zelfvertrouwen en welbevinden op school. Als nadelen werden genoemd dat sommige docenten ongeschikt zijn om les te geven middels Coöperatief Leren en dat sommige leerlingen moeite hebben met samenwerken en dus met Coöperatief Leren. Voor het Leerorkest gold: de tijdsdruk van de in te studeren stukken bij het Leerorkest biedt soms weinig ruimte voor dergelijke werkvormen. Hoofdstuk 3 ging over de toepassing van Coöperatief Leren. Omdat het Leerorkest o.a. als doel stelt om alle kinderen de basisvaardigheden van het spelen op een muziekinstrument te leren zijn Coöperatieve werkvormen denkbaar waar in teamverband componerend de eigenschappen van het instrument ontdekt worden. Een andere doelstelling van het Leerorkest nodigt ook uit tot Coöperatief werken met de leerlingen; “In een orkest leer je goed samenwerken en naar elkaar luisteren”. Hierbij werd als voorbeeld een opdracht gegeven waarbij leerlingen in drietallen samenwerkend lezen, spelen en luisteren met een grafische partituur. Concluderend ziet men dat twee manieren om middels Coöperatief Leren het samenspelen in de les te bevorderen zijn: 1. Het inschakelen van Coöperatief Leren-­‐oefeningen om technische vaardigheden te ontwikkelen op het instrument. Bijvoorbeeld een oefening met kaartjes waarop instrument-­‐technische aanwijzingen staan die vervolgens in teamverband tot een compositie worden gemaakt, of als quizvorm kan worden beluisterd en herkend. 2. Samenspelend kan Coöperatief Leren worden ingezet bij het leren van het notenschrift. Zoals bijvoorbeeld in een voorbereidende oefening waarbij in teamverband grafische partituur-­‐kaartjes worden uitgevoerd, beluisterd en herkend. Of een oefening waarbij een melodie improviserend aangevuld wordt, en vervolgens genoteerd. Dit zijn beiden doelstellingen van het Leerorkest waar dus aan voldaan wordt. Discussie en aanbeveling Uit deze paper is naar voren gekomen dat Coöperatief Leren het samenspelen in de les kan bevorderen. Hoewel er ook nadelen kunnen zijn: zoals de vraag in hoeverre een heel team van docenten dit kan en wil gaan toepassen. Zoals beschreven bij 2.2 is het noodzakelijk dat een docent die aan de slag wil met Coöperatief Leren er zelf echt in moet geloven en in een team van 67 docenten met allemaal een eigen opvatting over hun lespraktijk is het moeilijk alle neuzen dezelfde kant op te krijgen, zeker als het gaat om iets als Coöperatief Leren, wat redelijk ver van hun bed is in de meeste gevallen. De leerlingen van het Leerorkest groeien vaak op in cultureel gevarieerde wijken. Verschillende culturen brengen ook verschillende stijlen opvoeding en onderwijs met zich mee, zo ligt in sommige scholen het accent erg op discipline en zijn leerlingen daardoor niet gewend in vrijere werkvormen zoals Coöperatief Leren te werken. De vraag is dus of alle leerlingen van het Leerorkest per definitie om kunnen gaan met de vrijheid en verantwoordelijkheid die Coöperatief Leren met zich mee brengt. Toch is het mijn inziens de moeite waard om als Leerorkest-­‐docent iets aan Coöperatief Leren te doen omdat het de variatie binnen werkvormen in de lessen echt kan vergroten. Zeker naarmate de leerlingen ouder worden en al een aantal jaar wekelijks op hun instrument les krijgen denk ik dat ze behoefte hebben aan een dergelijke variatie. Op de vier “studieochtenden” die jaarlijks worden gehouden wordt vaak iemand uit het docententeam uitgenodigd om iets uit zijn lespraktijk te delen met de rest van de docenten. Op zo’n ochtend zou Coöperatief Leren ook geïntroduceerd kunnen worden. Als docenten weten dat het bestaat en welke mogelijkheden daar allemaal liggen zou het zomaar kunnen dat docenten er zelf mee aan de slag gaan. BRONVERMELDING Jaarplanning Leerorkest, Stichting Leerorkest, 2010 Projectplan Leerorkest, Stichting Leerorkest, 2008 Brochure Leerorkest, Stichting Leerorkest, 2008 Partijenboekje trombone, Stichting Leerorkest, 2010 Frits Evelein, Coöperatief leren in muziek, HB Uitgevers, 2002 Fianne Konings, “de leerlingen van het Leerorkest”, Jeugd Cultuurfonds Nederland, 2010 Brochure “Muziek aan de basis”, Codarts Hogeschool voor de Kunsten, 2011 http://www.cultuurparticipatie.nl/ David W. Johnson & Roger T. Johnson, “Making Cooperative Learning Work”, Theory into practice, College of Education The Ohio State University, 1999 Joep Knapen, “Coöperatief Leren”, Wolters Plantyn (België), 2004 Karin van Thienen,”Krachtig leren binnen een taakgerichte benadering”,Garant uitgevers, 2004 Joep van Vugt, “Coöperatief Leren binnen adaptief onderwijs”,HB Uitgevers, 2002