NKWK Nationaal Kennis- en innovatieprogramma Water en Klimaat

advertisement
NKWK
Nationaal Kennis- en
innovatieprogramma
Water en Klimaat
Verslag NKWK conferentie 17 mei 2016
1
2
Verslag NKWK conferentie 17 mei 2016
NKWK 2016: het jaar van het vinden…
3
Colofon
Dit is een publicatie van het
Nationaal Kennis- en innovatieprogramma Water en Klimaat
Teksten
Bert-Jan van Weeren
Fotografie
Bart van Vliet
Vormgeving
Synergos Communicatie, Haarlem
Over NKWK
Binnen NKWK werken overheden, kennisinstellingen en bedrijven
samen aan pilots, actuele vraagstukken en lange termijnontwikkelingen. Ze investeren in kennis en innovatie en doen dat met durf,
visie en ondernemerschap. NKWK brengt de partijen bij elkaar.
Dat leidt tot verrassende en kansrijke verbindingen.
www.waterenklimaat.nl
© 2016 NKWK
4
Samen staan we sterk. Samen werken we aan water en klimaat.
Inhoudsopgave
Algemeen verslag
07
Workshops 1e ronde
13
1A
1B
1C
1D
1E
1F
1G
14
16
18
20
22
24
28
Internationale activiteiten en ambities: van werkveld tot proeftuin
Marker Wadden: Living Lab voor toegepast onderzoek
Water beheren = data delen
Water en energie: de blauwe knoop; samen knopen doorhakken
Klimaatverandering en grote besluiten: hoe afhankelijk zijn ze?
Het werkveld in onderwijs en onderzoek: hoe optimaliseren we de wisselwerking?
Water en voedsel
Workshops 2e ronde 33
33
2A
2B
2C
2D
2E
2F
2G
34
36
38
40
42
44
46
NKWK en Europa: presentatie van de EU-faciliteit
Marktperspectief: verdienmodellen binnen NKWK
Een frisse blik op de watersector: innovatie en duurzaamheid
Kennisalliantie versus Kennisinkoop?
Lumbricus: Op weg naar een klimaatrobuust bodem- en watersysteem
Duurzaam beheer grote wateren: Sturen op veerkracht
Programmeren kun je leren! Of: Stuwen en trekken aan toekomstbestendige natte kunstwerken
5
6
Dagvoorzitter Roeland Allewijn was blij met de enorme opkomst.
Maar liefst 400 waterprofessionals waren naar Fort Voordorp bij
Utrecht gekomen om een dag lang met elkaar de voortgang van
het programma te bespreken. Alle NKWK-bloedgroepen waren
gelijkelijk vertegenwoordigd. ‘Een mooie opkomst in de goede
balans,’ aldus Allewijn. Als voorzitter van het NKWK-programmabureau liet hij nadrukkelijk weten ‘dat het niet mijn programma
is, maar ons programma.’ Waarmee hij nog maar eens de gezamenlijke verantwoordelijkheid benadrukte van alle deelnemende
partijen om van het NKWK een succes te maken.
NKWK 2016: het jaar van het vinden…
Op 17 mei jl. vond in Groenekan het tweede congres plaats van
het Nationaal Kennisprogramma Water en Klimaat. In het NKWK
werken overheden, kennisinstellingen en bedrijven aan (nieuwe)
kennis voor een waterrobuuste en klimaatbestendige Delta. Dat
gebeurt vanuit het idee dat alle deelnemende partijen een maatschappelijk dan wel economisch belang hebben bij het beantwoorden van deze kennisvragen. Er is geen centrale regie, geen
wettelijke basis (zoals het Deltaprogramma) en geen centrale
pot met geld. Kortom: meedoen = meebetalen = mee profiteren.
Grote vraag tijdens dit congres: (in hoeverre) lukt dat?
7
Dure plicht
Nederland is de best beschermde Delta ter wereld. Volgens de
voorzitter van de NKWK Programmaraad Roald Lapperre betekent dat geenszins dat NKWK een luxe programma is. Het is pure
noodzaak, zeker in het licht van recente alarmerende berichten
over het tempo en de impact van de klimaatveranderingen. ‘We
hebben de dure plicht om met elkaar van het NKWK en succes te
maken,’ aldus Lapperre. Daarna schetste hij kort de voortgang van
het programma tot nu toe. De focus in het komende jaar ligt op
zes onderzoekslijnen, waarvan men verwacht dat daar op korte
termijn concrete resultaten kunnen worden geboekt. Juist omdat
die resultaten kunnen fungeren als vliegwiel voor het gehele programma. Het gaat om Kustgenese, Marker Wadden, Waterkeringen, Slim Watermanagement, Nationaal Water Model en Rivieren.
Deze lijnen zijn het meest concreet en er is zicht op een concrete,
financieel onderbouwde programmering. Maar ook de andere
acht zijn en blijven belangrijk, benadrukte Lapperre.
Zoeken
Na Roald Lapperre voerde dijkgraaf van waterschap Zuiderzeeland Hetty Klavers het woord namens de overheden. Ter voorbereiding op dit praatje had ze aan deze en gene gevraagd hoe het
NKWK beviel. ‘Ik heb vaak het woord zoeken gehoord,’ vertelde ze
de aanwezigen. Wat haar betreft moet 2016 dan ook ‘het jaar van
het vinden’ worden. Het vinden van elkaar is voor haar niet genoeg; het gaat vooral om het gezamenlijk vinden van antwoorden.
Haar boodschap: maak het NKWK breed, integraal en concreet.
Daarbij benadrukte ze dat het NKWK het Innoveren niet moest
vergeten. Waterschappen zijn van innovatie, benadrukte ze.
Waterschaarste
Bram de Vos van de WUR vertelde daarna eerst kort iets over de
onderzoekslijn Water & Voedsel. Volgens hem is waterschaarste
nu al een enorm probleem. Dat zal in de toekomst alleen maar
toenemen. Dat heeft een geweldige impact op onze voedselvoor-
8
het verheugend dat de huidige kennisontwikkeling steeds meer
in samenhang gebeurt met meerdere partijen, waaronder het
bedrijfsleven. Wel vond hij het voor het slagen van de samenwerking wel van groot belang ‘dat we goed begrijpen wat ieders rol en
belang is.’ Hij constateerde dat de financiering van het NKWK in
het algemeen een lastig punt blijft. Hij pleitte ervoor het financiële
draagvlak van het programma te verbreden om de kansen die het
NKWK biedt, ook echt te verzilveren. Dat kan volgens hem bijvoorbeeld door onderzoekslijnen direct te koppelen aan concrete
uitvoeringsprojecten, om direct de (financiële) vruchten te kunnen
plukken.
ziening. Het is een globaal probleem dat we volgens De Vos dus
globaal, breed en integraal moet aanvliegen, waarbij de doelen
hoog gesteld moeten worden. Dat wordt een hele kluif voor de
redelijk traditioneel ingestelde watersector. Maar ook van het bedrijfsleven verwacht hij het een en ander: lange-termijnambities,
commitment en maatschappelijk verantwoord ondernemen. En
de kennisinstellingen moeten in dit verband onderzoek doen met
impact en relevantie, aldus De Vos.
Lastig punt
Vanuit het bedrijfsleven voerde Jaap van Thiel de Vries van Boskalis het woord. Hij is nauw betrokken bij de Marker Wadden, een
van de onderzoekslijnen van het NKWK. Van Thiel de Vries vond
Waterbelang
Tot slot betrad Deltacommissaris Wim Kuijken het spreekgestoelte, de hoeder van het Vaderlandse waterbelang. De voorzitter van
de NKWK Raad van Toezicht erkende dat het NKWK een lastig
programma is. Er is namelijk geen wettelijke basis voor en er is
ook geen door de overheid gevulde pot met geld beschikbaar. Zaken die het Deltaprogramma wel had. Gelukkig is er al het nodige
werk verzet, aldus Kuijken. Er zijn nieuwe netwerken gecreëerd,
onderzoekslijnen vastgesteld en her en der is er zicht op ene concrete programmering. Maar hij hamerde erop dat kans van slagen
van het NKWK afhangt van alle partijen afzonderlijk. Hij riep alle
partijen in het NKWK daarom op om over hun eigen domein heen
te kijken en gezamenlijk te doen wat nodig is.
9
IJskap
In veertien verschillende verdiepende en verbredende sessies
werd vervolgens inhoudelijk gediscussieerd over uiteenlopende
onderwerpen zoals ‘Klimaatverandering & grote besluiten’, een
sessie waar veel belangstelling voor was. De grote vraag tijdens
deze sessie was vooral hoe je de onzekerheden rond klimaatverandering (tempo en impact) mee kunt nemen in het beleid en
de besluiten die we moeten nemen. Hoeveel tijd hebben we nog
voordat we we echt knopen moeten gaan doorhakken? Welke
knopen moeten dat zijn en naar welke tijdshorizonnen moeten we
kijken? Volgens Sybren Drijfhout van het KNMI hebben we de boel
tot 2100 aardig onder controle, maar daarna niet meer. Hij baseerde die stelling op de meest recente inzichten over de omvang en
het tempo van klimaatverandering. Met name de smeltende ijskap
van Antarctica, die veel sneller gaat dan totnogtoe werd aangenomen. Hij had in dat opzicht een sombere boodschap voor de zaal:
‘De extreme klimaatscenario’s van gisteren zijn de normalen van
vandaag en de gematigde scenario’s van morgen.’
Een andere goedbezochte werksessie was - niet toevallig - die
over marktperspectieven en verdienmodellen. De grote grote
uitdaging binnen het NKWK is immers (meer) financieel commitment van de deelnemende partijen. Daarvoor is het volgens de
sessiemoderator Stephan van der Biezen nodig na te denken over
de te te verwachten uitkomsten van onderzoekslijnen, hoe partijen dat kunnen vermarkten en welke verdienmodellen daarbij
10
zouden passen. Ouderwets, bijvoorbeeld via productverkoop, een
succesfee of gebruiksfee, of, nieuwer: delen met geld, ruilen of
co-creatie. De stelling van Van der Biezen was dat het financieel
commitment groter wordt, als je hier beter over nadenkt. Uit de
sessie kwamen voor enkele onderzoekslijnen waardevolle ‘verdiensuggesties’.
Concrete afspraken
Dagvoorzitter Roeland Allewijn noemde na afloop de conferentie
een groot succes. ‘Wat voor mij absoluut de winst van deze dag
is, is dat we niet alleen onze dilemma’s delen, maar ook samen
oplossingen bedenken en concrete afspraken maken.’ Hij somde
daarna kort een paar belangrijke afspraken op. Zo komt er een
jaarlijkse update van een wereldatlas waarop zichtbaar wordt
gemaakt hoe de NKWK thema’s worden verbonden aan de problematiek in de wereld. Verder wordt er een speciale EU-faciliteit
voor het NKWK ingericht, gekoppeld aan Bureau Brussel van Rijkswaterstaat. Dit moeten helpen om meer financiering uit Brussel
te krijgen voor vraagstukken die aansluiten bij de NKWK-onderwerpen. Verder hebben de onderzoekslijnen ‘Slim Watermanagement’ en ‘Het Nationaal Watermodel’ de handen ineen geslagen
rond het omgaan met Big Data en open data, en hebben aansluiting gevonden met de Digitale Delta en 3Di.
Ook op het gebied van de koppeling tussen onderzoek en onderwijs is er al het nodige gebeurd. Om te beginnen ondertekenden
Rijkswaterstaat, TU Delft Universiteit Twente en Universiteit
Utrecht tijdens het congres een samenwerkingsovereenkomst
op het gebied van waterbouw en rivierkunde. Ook werd het Delta
Platform gelanceerd. Doel van het platform is het opleiden van
meer en betere deltaprofessionals door het onderwijs te verbinden aan complexe vraagstukken uit de praktijk. Initiatiefnemers
zijn Rijkswaterstaat, Noord-Brabant, Waterschap Scheldestromen,
NIOZ, HZ University of Applied Sciences, Hogeschool Rotterdam,
Van Hall Larenstein, TU Delft en Utrecht University.
11
Wat ga jij dit jaar vinden binnen NKWK?
Haarlemmerolie
Marcel Klinge, ingenieursbureau Witteveen & Bos
‘2016 wordt voor het NKWK volgens mij het jaar van het vinden
van voldoende financiële middelen om het programma echt van
de grond te krijgen. Ik vind in dat verband dat de verwachtingen
ten aanzien van het door het bedrijfsleven te behalen rendement
op NKWK-investeringen nogal positief wordt ingeschat. De meeste ingenieursbureaus draaien maar enkele procenten winst op de
totale omzet. Die hebben gewoon geen enorme zak geld om te
participeren in onderzoekslijnen. Verder voel ik mij niet erg gelukkig met de hoek waarin wij als ingenieursbureau worden neergezet, die van het bedrijfsleven. Wij fungeren veel vaker midden in
die driehoek. Wij zijn de Haarlemmerolie waardoor de driehoek
draait. Denk aan wat wij samen met STOWA doen in het Watermozaïek programma. Wij brengen daarin waterschap, wetenschap en
bedrijfsleven met succes bij elkaar.’
Meerwaarde
Mirjam Hack, onderzoeker bij Alterra
‘Ik vind dat een congres als dit zeker meerwaarde heeft. Je ontmoet oude bekenden en nieuwe mensen, er worden nieuwe ideeën geboren, nieuwe suggesties gedaan en nieuwe verbindingen
12
gelegd. Allemaal zaken die voor het slagen van het programma
van groot belang zijn. Tegelijkertijd denk ik dat het voor het NKWK
heel belangrijk is dat er snel meer duidelijkheid komt over een
aantal zaken. Hoe zit het met de onderzoekslijnen die niet tot
de zes prioritaire behoren, hoe zit het eigenlijk met financiering?
Onduidelijkheid over budgetten is een belangrijk struikelblok. Het
heeft nu wat weg van een nuluren-contract. Het lijkt erop dat er
werk aan de winkel is, maar je weet nooit hoeveel en voor hoelang. Het helpt echt als dit wordt opgehelderd.’
Transitie
Jos Voeten, Rijkswaterstaat
‘Ik houd mij binnen Rijkswaterstaat bezig met duurzaamheid in
het algemeen en daarbinnen onder meer met duurzaam waterbeheer. Van daaruit ben ik vooral geïnteresseerd in de onderzoekslijn Energie & Water. Het jaar van het vinden betekent voor mij dat
we elkaar moeten vinden in de samenwerking, in het doel en het
belang van de uiteenlopende onderzoekslijnen. Op het gebied van
Water & Energie zijn er gelukkig al de nodige stappen gezet. Denk
aan de nieuwe Green Deal Energie en een daaraan gekoppeld onder andere de onderzoeksprojecten binnen STOWA en RWS. Maar
het kan mij niet snel genoeg gaan. Er is een transitie nodig van
het gehele systeem van een lineaire economie naar een circulaire
economie, met daarbinnen als onderdeel de buffering en opwekking van duurzame energie in het watersysteem. Dat kost tijd.’
13
14
Workshops 1e ronde
15
Internationale activiteiten
1A
en ambities: van werkveld
tot proeftuin
Het NKWK is er uiteraard voor Nederland, maar de ontwikkelde
kennis en innovaties kunnen ook wereldwijd ingezet – en niet
belangrijk – vermarkt worden. Noem het de WK van het NK. In
deze sessie brachten de deelnemers de NKWK-onderzoekslijnen
daarvoor in verbinding met de wereld. Er kwamen vragen aan
de orde als: waar werken we vanuit het NKWK samen met internationale partners aan kennisontwikkeling? Kan dat beter? Hoe
kunnen innovatieve proeftuinen bijdragen aan het ontwikkelen
van kennis in samenwerking met het buitenland? En hoe sluit dit
aan bij de ‘Internationale Waterambitie’ van Nederland, met als
doel het vergroten van de waterveiligheid en waterzekerheid van
stedelijke delta’s en het Nederlandse aandeel daarin?
16
Een belangrijk hulpmiddel bij het beantwoorden van de bovenstaande vragen is de NKWK Wereldkaart, die tijdens deze workshop werd geïntroduceerd. Met deze tool wordt in beeld gebracht
welke internationale activiteiten de NKWK-partners ondernemen,
die gerelateerd zijn aan de NKWK-onderzoekslijnen. Deze tool
gaat gebruikt worden om kansen te identificeren voor samenwerking tussen de NKWK-partners in het buitenland. Maar ook om de
kansen voor internationale kennisontwikkeling ten behoeve van
de NKWK-onderzoekslijnen in beeld te brengen.
Binnen de Internationale Waterambitie is afgesproken vier proeftuinen te ontwikkelen. René Vrugt van Rijkswaterstaat gaf aan
dat proeftuinen, zoals het IJsselmeergebied, een bijdrage kunnen
leveren aan het profileren van Nederlandse kennis en kunde op
watergebied. Maar dat de proeftuinen ook gebruikt kunnen worden om samen met internationale partners kennis te ontwikkelen.
Vervolgens gingen de deelnemers aan de slag om te zoeken naar
elementen die in een proeftuin nodig zijn om deze interessant te
maken voor internationale kennisuitwisseling en internationale
profilering.
Renske Peters gaf tijdens deze workshop een toelichting op de
Delta Alliance (http://www.delta-alliance.org/), een wereldwijd
kennisnetwerk om de kwetsbaarheid van delta’s te verlagen en
de veerkracht te verbeteren. Dit gebeurt in samenwerking met
de Delta Coalitie (http://www.deltacoalition.net/), de eerste internationale coalitie van overheden opgezet om hetzelfde doel te
bereiken. Peters positioneerde het NKWK als de ‘Dutch Wing van
de Delta Alliance’, waarin de Nederlandse kennispartners samen
werken aan het ontwikkelen van de Nederlandse kennisbasis op
het gebied van water en klimaat.
De sessie was een, zij het voorzichtige eerste stap naar sterkere
samenwerking tussen NKWK-partners in het buitenland en het
benutten van wereldwijde kennisontwikkeling binnen het NKWK.
Inmiddels zijn de eerste aanmeldingen van internationale activiteiten voor de NKWK Wereldkaart binnen. Ook zijn er goede suggesties gedaan voor elementen die in een proeftuin nodig zijn om
deze interessant te maken voor internationale kennisuitwisseling
en internationale profilering. Ook is er verbinding gelegd tussen
deelnemers die internationaal activiteiten uitvoeren gerelateerd
aan dezelfde NKWK-onderzoekslijn of in dezelfde internationale
omgeving.
‘Het NKWK is de Dutch Wing
van de Delta Alliance’
Contactgegevens
Nienke Siekerman | [email protected]
17
1B
Marker Wadden: Living Lab
voor toegepast onderzoek
De Marker Wadden is een innovatief project dat voorziet in de
aanleg van natuureilanden in het Markermeer, met gebruik van
het slib uit het meer. Hierdoor verbetert de water(bodem)kwaliteit, wordt bestaande waternatuur hersteld en nieuwe natuur
ontwikkeld. Rond het project loopt een speciaal Kennis- en Innovatieprogramma Marker Wadden (KIMA). Het programma doet
innovatief onderzoek naar thema’s bouwen met slib, het ontwikkelen van een terrestrisch en aquatisch ecosysteem en de
governance-aspecten van de Marker Wadden.
18
Tijdens de workshop werden de deelnemers geïnformeerd over
de stand van zaken rond KIMA. Ook werd van gedachten gewisseld over de inhoud (onderzoeken we de juiste dingen?) en werd
gezocht naar (financiële) verbreding en versterking van het programma.
De workshop mocht zich verheugen in een grote opkomst, een
teken dat dit project in Nederland, maar ook daarbuiten, op grote
belangstelling mag rekenen. Er was sprake van een dynamische
sessie, met veel input vanuit de zaal. Er kwam een schat aan (aanvullende) onderwerpen en suggesties boven tafel, rijp en groen
door elkaar. Er werden tevens waardevolle alternatieve financieringsmethoden voorgesteld.
Zo werd onder meer voorgesteld om tegelijkertijd met het laten
consolideren van slib ook de chemische kwaliteit te verbeteren.
Bovendien werden mogelijke nieuwe toepassingen van (geconsolideerd) slib in beeld gebracht zoals het gebruiken voor het
kweken van biomassa, als bouwgrond, als dijkversterking en als
vooroever verdediging.
Om hier onderzoek naar te kunnen doen betekent volgens de
deelnemers onder meer dat bestuurders binnen het NKWK hun
invloed moeten aanwenden om financiering van het programma
te krijgen. Bovendien werd geadviseerd om de breedte en toepassingsgebied van het programma (o.m. andere/meer proeflocaties
in andere fysische en biologische omstandigheden) te vergroten.
Contactgegevens
Felix Wolf | [email protected]
19
1C
Water beheren = data delen
Het goed ontsluiten en delen van data wordt steeds belangrijker.
Of het nu gaat om ontwikkelingen als Slim Watermanagement,
het Nationaal Water Model of de Digitale Delta. Die laatste twee
willen goede data-ontsluiting snel mogelijk maken, hebben een
visie voor de toekomst en ideeën om snel stappen te zetten.
Maar hoe verbinden we dit met een visie op een hydrologisch
instrumentarium? Hoe richten we dat gezamenlijk in, wie heeft
daarin welke verantwoordelijkheid en hoe maken we het optimaal
bruikbaar? Het kwam allemaal ter sprake in de workshop ‘Water
beheren = data delen’.
20
Het doel van de sessie is was vooral het inventariseren van technische en bestuurlijke mogelijkheden voor het versnellen van
data-ontsluiting en het toetsen van een gepresenteerde visie op
governance voor een effectief Nederlands modellenlandschap.
Ook kwam de vraag aan de orde waarin we momenteel het best
kunnen investeren: modellen of goede data-uitwisseling. Volgens
de workshopdeelnemers vooral in dat laatste.
Tijdens de workshop werden nut en noodzaak voor het verbeteren
en versnellen data-ontsluiting breed onderstreept. Een opvallend
punt was dat in de workshop data-ontsluiting ten behoeve van
Slim Watermanagement (operationeel waterbeheer) en Nationaal
Watermodel de primaire insteek was, maar dat de wens vanuit
gebruikers veel breder is. Namelijk ook het toegankelijk hebben
van allerlei andere bronnen van data en informatie.
Uit de workshop kwam duidelijk naar voren dat Slim Watermanagement, de Digitale Delta en de visie op het Modellenlandschap
sterke raakvlakken met elkaar vertonen, namelijk dat data de
verbindende factor is. In techniek, maar ook in de samenwerking.
Conclusie was wel: we kunnen het beste investeren in data-uitwisseling!
‘We kunnen het beste
investeren in
data-uitwisseling!’
Contactgegevens
Mark Bruinsma | [email protected]
Bas de Jong | [email protected]
21
Water en energie:
1D
de blauwe knoop;
samen knopen doorhakken
Water kan een middel zijn om een overschot aan zon- en windenergie op te slaan en weer te gebruiken bij het opwekken van
nieuwe energie. De grote hoeveelheid water in Nederland maakt
dat ons land de internationale hotspot kan worden op het gebied
van water en energie. Grote vraag: hoe gaan we dat aanpakken?
22
In deze workshop werden twee concrete cases over water en
energie bij de kop gepakt – het Krammersluizencomplex en het
sluis- en stuwcomplex Hagestein – om deze te verrijken met
nieuwe kennis en praktische ideeën. Op deze manier probeerden
de deelnemers een versnelling te geven aan het benutten van
water als duurzame energiebron. De workshopbegeleiders wilden
daarmee ook laten zien hoe hoe je als partij verantwoordelijkheid
voor een initiatief kunt nemen. Want voor dit onderwerp geldt: het
is, net als voor het NKWK in zijn algemeenheid, tijd om te vinden
in plaats van te zoeken. Met andere woorden: concreet met voorbeelden aan de slag gaan, betoogden de workshopbegeleiders.
Wat waren de belangrijkste leerpunten? Het thema Water en Energie moet integraal opgepakt worden, want er is op dit moment
sprake van versnippering in kennis en ervaringen in de markt,
constateerden de workshopdeelnemers. Bovendien zijn niet alle
ketenpartners nu betrokken bij het onderwerp. Dit heeft tot gevolg dat nog niet alle mogelijkheden benut worden en dat niet alle
oplossingsrichtingen in beeld zijn. Een duidelijk aandachtspunt is
het gebrek aan uniformiteit bij overheden m.b.t. vergunningverlening. Bij gelijke initiatieven wordt niet iedere keer en zeker niet op
iedere locatie hetzelfde gereageerd. Dit veroorzaakt vertraging en
financieringskwesties en heeft daarmee een nadelige beïnvloeding op de haalbaarheid.
Tot slot: het thema Water en Energie staat wel op agenda’s maar
heeft beperkte prioriteit, omdat eenduidig eigenaarschap ontbreekt, concludeerden de deelnemers. Dat is zonde, want kinetische technologieën hebben grote exportpotentie en warmte/
koude gerelateerde technologieën hebben enorme binnenlandse
potentie, voor zowel kennisontwikkeling als onze duurzameenergieambities.
Contactgegevens
Marcel Bruggers | [email protected]
André Oldenkamp | [email protected]
Concrete ideeën en initiatieven
Cornelis Israel | [email protected]
Michelle Talsma| [email protected]
23
Klimaatverandering en
1E
grote besluiten:
hoe afhankelijk zijn ze?
Hoe kun je de onzekerheden rond klimaatverandering (tempo én
impact) meenemen in het waterbeleid en in de besluiten die we
moeten nemen? Dat was de centrale vraag tijdens de workshop
over klimaatverandering. De deelnemers werden geconfronteerd
met nieuwe (klimaat)scenario’s, die weliswaar realistisch zijn,
maar ook buiten de gangbare verwachtingen liggen. Sybren Drijfhout van het KNMI verwoordde het zo: “De extreme klimaatscenario’s van gisteren zijn de normalen van vandaag en de gematigde
scenario’s van morgen.” Hoeveel tijd hebben we in dat licht nog
voordat we we echt knopen moeten gaan doorhakken? Welke
knopen moeten dat zijn en naar welke tijdshorizonnen moeten we
kijken?
24
Aan de hand van de recente nieuwe inzichten met betrekking tot
het versneld afsmelten van de ijskap op Antarctica met mogelijk
al ‘rampzalige’ gevolgen voor de zeespiegelstijging in 2100 (Nature, maart 2016, schetste Drijfhout aan het begin van de workshop
een beeld van de opgave voor de kustverdediging en het stedelijke gebied. Grote vraag daarbij was: zijn we ons er van bewust wat
een dergelijk scenario in de praktijk voor de kustverdediging en
het stedelijk gebied betekent? Maar ook: houden we in de adaptatieprogramma’s wel (voldoende) rekening met dergelijke scenario’s en/of zijn de programma’s wel voldoende adaptief om van
strategie te kunnen veranderen?
Er kwamen naar aanleiding van het betoog van Drijfhout een groot
aantal vragen op tafel. Zitten we op de goede weg richting 2050?
Wat is urgent en wanneer wordt iets acuut? Hoe verkleinen we de
onzekerheden voor de lange termijn (na 2100), welke kennisvragen zijn dan relevant? Wat is het handelingsperspectief? Is het
kantelpunt van het ijsverlies van de Antarctische ijskap al bereikt,
of wat is de kans daarop en wanneer is het zover? Hoeveel meter
zeespiegelstijging kunnen we nog met zandsuppletie aan? Ligt
de toekomst van Amsterdam in Apeldoorn en die van Rotterdam
in Arnhem? Verdwijnen de dorpen en krijgen we steden als Hong
Kong en Singapore? Hoe gaan we dit betalen en hoe krijgen we
de private sector zover dat die ook meebetaalt (financial engineering)? Hoe houden we de regie erop (capacity building)? Veel
vragen, nog weinig antwoorden. Maar vooral een enorme wake-up
call voor de deelnemers.
Volgens Sybren Drijfhout was één ding duidelijk: “Als het zo doorgaat met de huidige afsmelt van Antarctica en er meer studies
beschikbaar komen die in de richting van een onomkeerbare
versnelde afsmelt van de ijskappen van Antarctica wijzen, dan
moet er over 5 à 6 jaar een plan liggen dat verder gaat dan het
DeltaprogrammaP.” Frans van de Ven van Deltares voegde daaraan toe: “Onder een degelijk scenario wordt een verdergaande
differentiatie van beschermingsniveaus in Nederland voor de
kans op overstromingen onvermijdelijk.” En Eric Schellekens van
Arcadis vond dat er snel werk gemaakt moest worden van financial engineering, omdat dit wereldwijd de grootste belemmering is
voor ‘doorbraakprojecten’, en omdat switchen van adaptatiepaden
erg duur kan uitpakken.
Er bleek onder de deelnemers duidelijk behoefte aan het verbinden van korte termijn scenario’s en strategieën met lange termijn
scenario’s en strategieën (d.w.z. 2 tot 3 eeuwen vooruit). In het
kader van het Deltaprogramma is daar tot dusver niet over nagedacht en in het NKWK is daar vooralsnog ook geen aandacht
voor. Dit vereist een nieuw soort kennis over onzekerheid op deze
lange termijn. ‘What-if’ scenario’s kunnen hierbij behulpzaam zijn,
concludeerden de deelnemers. Maar ook de omgekeerde benadering kan houvast bieden: hoeveel (klimaat)verandering kunnen we
met technical engineering nog de baas dan wel wanneer zijn heel
andere technical engineering oplossingen nodig (dan die waar we
ons nu op baseren). Meer fundamentele kennis over het klimaat
De Zuiderzeedijken zijn er
destijds alleen gekomen omdat
er een visionaire Nederlandse
bankdirecteur was die zei:
‘De Zuiderzeedijken
verdienen zichzelf terug.’
dat we op de lange termijn kunnen verwachten, lijkt daarbij onontbeerlijk. Volgens de deelnemers moeten we meer inzicht krijgen
wat er nodig is voor een ‘plan B’ voor als het echt mis gaat. De benodigde ingrepen lijken ver weg, maar zullen dermate ingrijpend
zijn dat ruim van tevoren moet worden voorgesorteerd. Maar wat
voor kennis en wat is ruim van tevoren? Tot nu toe wordt er niet
of nauwelijks nagedacht over dit soort vragen. En dat gaat verder
dan wat er nu in het NKWK is geprogrammeerd.
Contactgegevens
Sybren Drijfhout | [email protected]
Bram Bregman | [email protected]
25
1F
Het werkveld in onderwijs en
onderzoek: hoe optimaliseren
we de wisselwerking?
De watersector is, zeker in het licht van de geweldige opgaven
waarvoor we staan, gebaat bij goed opgeleide en gemotiveerde
mensen die tijdens hun opleiding tijdig en over voldoende breedte
kennis hebben kunnen maken met het werkveld. Omgekeerd zijn
opleidingen gebaat bij inbreng vanuit de praktijk. Het doel van
deze sessie was om op een interactieve manier met de deelnemers te verkennen hoe we de wisselwerking en samenwerking tussen het werkveld en onderwijs & onderzoek kunnen optimaliseren.
26
Allereerst werd met de deelnemers gesproken over best practices: praktijkvoorbeelden waarin werkveld, onderwijs en onderzoek
mooi samengaan. Welke zijn dat? Welke verbinding is nodig?
Welke houding en gedrag is nodig en hoe optimaliseer je dat?
De deelnemers kregen een aantal mooie voorbeelden voorgeschoteld. Zo sprak Marten Smid (RWS) over kennisontwikkeling
en kennisopbouw binnen RWS. Bas Jonkman (TUDelft) belichtte
voorbeelden van samenwerking met bedrijven en werkgevers
vanuit TU Delft. Willem den Ouden (HZ) sprak over initiatieven
vanuit Hogeschool Zeeland, Center of Expertise Deltatechnologie
en Deltaplatform, waarbij de verbinding en het leren van complexe
opgaven centraal staan.
Daarna kwam de vraag aan de orde hoe we de de samenwerking
tussen praktijk, opleiding en onderzoek kunnen optimaliseren en
welke ideeën er zijn onder de aanwezigen hiervoor. Daarna werd
gekeken of vraag en aanbod konden worden gematcht: zijn er
concrete vragen voor samenwerking onder de aanwezigen, of is
er concreet aanbod?
Uit de workshops kwamen een groot aantal waardevolle suggesties. Hieronder de belangrijkste kort samengevat:
ŸŸ Maak gebruik van de grote, inspirerende projecten uit de praktijk, zoals Living Lab, klimaatbestendige stad, Flood Proof
Holland of de Zandmotor. Biedt elkaar de projecten aan als
leerpraktijk.
ŸŸ Kies als werkveld enkele opleidingen en ga daar diepe samenwerking mee aan. Steek de samenwerking op hoog strategisch
niveau in.
ŸŸ Deel je kennis met elkaar. Blijf niet ‘op je eigen kennis zitten’.
ŸŸ Human Capital behoeft doorlopende aandacht en ontwikkeling,
en investeren in de kennis van de toekomst. Zorg dat de opgebouwde kennis wordt overgedragen.
ŸŸ Laat studenten (en ook medewerkers) los. Niet beteugelen,
maar echt laten leren in de praktijk, in het primaire proces. Vertrouwen versnelt ook de kennisontwikkeling.
ŸŸ Krachtig voor stages en onderzoeksopdrachten zijn doorlopende leerlijnen bij bedrijven en overheid. Geef opdrachten door
aan volgende studenten.
Kennisopbouw en kennisontwikkeling zijn essentieel
voor de sector. We moeten de
buitenwereld en toekomstige
nieuwe medewerkers laten
zien dat we een mooie sector
hebben met veel werkgelegenheid en ontwikkelkansen.
27
ŸŸ Samenwerken op zowel onderwijs als ook innovatie kan in
Centers of Expertise. Bij complexe systemen en multidisciplinaire samenwerkingen kan het Deltaplatform een meerwaarde
bieden om complexe opgaven te verbinden en te faciliteren.
ŸŸ Neem deel aan werkveldcommissie in het onderwijs. Zo heb
je invloed op het curriculum en verbinding met de werkvloer is
hierbij een versterking. Kennis komt zo in de vakken en colleges terecht.
ŸŸ Voor eigen kennisontwikkeling; maak gebruik van postacademisch onderwijs en deeltijdleren bij HBO-instellingen.
ŸŸ Medewerkers kunnen naar hun voormalige onderwijsinstelling
terugkeren om gastcolleges te geven over hun expertise. Dat
verbindt krachtig kennis en kunde.
ŸŸ Werken met studenten vraagt tijd, maar is leuk. Er hoort hoort
verwachtingenmanagement bij, vraagt sturing door professionals, eventueel ondersteuning door professionals om data te
valideren.
ŸŸ Het is van belang dat het netwerk elkaar kent, dat je elkaar
weet te vinden, en vertrouwen is ook van belang en zorgt voor
betere prestaties.
28
De deelnemers concludeerden met elkaar dat er op het snijvlak
van werkveld, onderwijs en onderzoek al een heleboel goed gaat.
Het motto was dan ook: blijf elkaar versterken en opzoeken,
investeer in de onderlinge relatie, deel de opgedane kennis en de
resultaten van uitwisselingsprojecten. De grote projecten hebben
altijd gezorgd voor veel kennisontwikkeling. Daarom is het van
belang vooral hierbij in te blijven zetten op continue kennisontwikkeling met werkveld, onderzoek en onderwijs.
NKWK kan helpen door aandacht te blijven vragen voor, en het
belang te blijven benoemen van uitwisseling tussen praktijk en onderwijs. De sector zal aandacht moeten hebben voor de uitstroom
van kenniswerkers die met pensioen gaan. Knelpunt is wel ‘productiedraaien’ versus ‘werken aan kennis’, dat moet als logisch bij
elkaar horen en is het niet altijd.
Contactgegevens
Wim Uijttewaal | [email protected]
Else Boutkan | [email protected]
Marten Smid | [email protected]
29
Tijdens deze workshop werd eerst in vier groepen per thema een
inventarisatie gemaakt van de bijbehorende kennisvragen. Dat
leverde het volgende overzicht op:
1.Klimaatadaptatie vanuit voedselzekerheid en waterzekerheid
perspectief
1G
Water en Voedsel
Hoe zorgen we voor voldoende schoon en zoet water om – ook
bij een veranderend klimaat - te kunnen voldoen aan de toenemende vraag naar voedsel? Dit is het centrale thema binnen de
NKWK-onderzoekslijn Water en Voedsel. Binnen de lijn worden
vier thema’s onderscheiden: Watervoorziening voor land- en
tuinbouw; Efficiënt omgaan met grondstoffen als water en nutriënten; klimaatadaptatie vanuit voedselzekerheid en waterzekerheid perspectief; ruimtelijke benutting van watersystemen voor
voedselproductie. Tijdens deze workshop werd gepoogd samen
met de deelnemers de bijbehorende onderzoeksvragen te inventariseren, en het bij elkaar brengen van kennisvragers en kennisaanbieders.
30
De meeste aanwezigen in deze groep bepleitten ingrijpende
wijzigingen in denken en doen. Men is niet in voor ‘pleisters
plakken’. Maar de trendbreuk is volgens de aanwezigen alleen
mogelijk met voldoende politieke wil. De waterbeheerders en
de landbouw zullen daarvoor ook de handen ineen moeten
slaan. En wel zo snel mogelijk, werd benadrukt.
ŸŸ Het gaat om ‘goed’ en voldoende water
ŸŸ De business case verdient aandacht, er is altijd een economische component, dat is de kern van de discussie
ŸŸ Aandacht voor ‘veranderende afvoer(groter/kleiner) & verzilting’
ŸŸ Regionale vraag/aanbod balans en bufferen in de ondergrond.
Opschalen van dit punt naar Geohydrologische effecten?
ŸŸ Bodemdaling veengronden en bijbehorende vraagstukken
(N2O/CO2 en nutriëntenrijke kwel)
ŸŸ Denk aan High Tech oplossingen en radicaal herinrichten van
land op wereldschaal.
ŸŸ Invloed van landbouw op waterkwaliteit (drinkwater/oppervlaktewater)
ŸŸ Mogelijkheden voor veredeling, genetische modificatie, óude
ŸŸ
ŸŸ
ŸŸ
ŸŸ
ŸŸ
gewassen, AANPASSEN en niet alleen veranderen/ingrijpen
Impact van extremen op voedselproductie (accepteren van
nattere periodes/anticiperen)
Internationale context (urgentie in ontwikkelingslanden/parallel
werken). Denk aan Futurist a la Roosengaarde, om een volledig
andere oplossings- en denkrichting te ontwikkelen
‘innovatief’ versus ‘traditioneel’. Andere productiesystemen
zoals permacultuur. Transitie is de oplossing. Denk ook aan
verminderen van het gebruik van fossiele brandstoffen, onze
landbouw is zeer energie-intensief
Systeemverbetering van de bodem
Als laatste punt, maar zeer relevant: maatschappelijke aanpassing/acceptatie
ŸŸ Welke voedingsgewassen kunnen zout-/droogte-/natte-resis-
ŸŸ
ŸŸ
ŸŸ
ŸŸ
ŸŸ
ŸŸ
ŸŸ
ŸŸ
ŸŸ
tent worden ingezet/gemaakt: passend bij lokale cultuur en
mogelijkheden, terug naar oude gewassen, veredeling/genetische modificatie etc.
Zijn efficiëntere gewassen beschikbaar/mogelijk
Afwegingskader/knikpunten scenario’s evalueren; welke keuzes horen hier bij? Optimaliseren?
IOS bij visstand? Meer uitspoeling vanuit de landbouw?
OS produceren (t.b.v. plastics) of in de bodem brengen? Beter
bodembeheer (verdichting, hoe?)
AHS? Agrarische hoofdstructuur, naar welke teelten?
Water, landbouw en energie. Hoe verbinden?
Hoe kringlopen sluiten, op welke schaal?
Betere vormen van reservoir/watervoorradenbeheer
Hoe onderzoek in groter verband benutten?
2.Efficiënt omgaan met grondstoffen als water en nutriënten
ŸŸ Zijn andere landbouwsystemen mogelijk met ander watergebruik/-beheer? Denk aan agroforestry, energiezuinige technologieën/ niet-gemotoriseerde landbouw, permacultuur, teelt de
grond uit, stadslandbouw, aquacultuur.
ŸŸ Hoe satellietdata verbinden met grondmetingen en de data
bruikbaar maken (leren van het weer…)
3.Ruimtelijke benutting van watersystemen voor voedselproductie zoals zee, verzilte gebieden, stedelijke gebieden, waterwerken/ kustverdediging
ŸŸ Hoe kunnen we zoetwater met verschillende peilen benutten?
Wat zijn de mogelijkheden voor aquacultuur, zilte teelten, visteelt, schaaldieren? Hoe kunnen we in de regio hiertoe samenwerken? Waar kunnen we dit soort systemen met meerdere
peilen realiseren en wat is dan het rendement?
31
4.Watervoorziening voor land- en tuinbouw
ŸŸ Moet waterbeheer en landbouw zich aanpassen aan de omstandigheden (bijv. andere gewassen telen vanwege meer
zout) of moeten we de omstandigheden optimaal blijven houden voor de landbouw (voor hoog renderende teelten)? Hoebereiken we voor deze vraagstukken een cultuuromslag? Wat
kan daarbij de rol zijn van proeftuinen, voorloperbedrijven of
kweekvijvers?
ŸŸ Hoe realiseren we duurzame mariene teelten in combinatie
met andere functies, zoals energiewinning? Hoe benutten we
kansen?
ŸŸ Wat is de functie van landbouw in de stad? Kan het gaan over
specifieke kleinschalige teelten? Of heeft stadslandbouw vooral een functie voor sociale cohesie en een gezonde leefomgeving?
32
ŸŸ Water is een onderwerp van velen is en partijen van elkaar te
weinig weten over de ‘good practices’, de behaalde successen
en de leerpunten. Vanuit de watersector is er onvoldoende
beeld van wat de landbouw doet. Een vraagpunt is om goed
zicht te houden wat er door de landbouw zelf gedaan wordt.
De landbouwsector is immers groot en divers. Is LTO als organisatie voldoende toegerust om de landbouwsector te representeren en/of te verbinden? En al het onderzoek waar LTO bij
betrokken is, hoe wordt dat ontsloten en hoe zorg je ervoor dat
de resultaten een stap verder worden gebracht?
ŸŸ Behaalde successen bestaan vooral uit lokale oplossingen.
Kunnen deze lokale oplossingen opgeschaald worden en zo
ja: hoe? Het gaat daarbij niet zozeer om technische aspecten,
maar vooral om organisatorische aspecten. Het oplijnen van
verschillende spelers / belanghebbenden, c.q. de watergebruikers, is een barrière voor het opschalen.
ŸŸ Naast meteo is er voor de landbouw ook meer zicht nodig op
de waterstromingen in de ondergrond, met name grondwaterfluctuaties.
ŸŸ Verzouting van oppervlakte- en grondwater wordt door veel
boeren en landbouwadviseurs als een belangrijke bedreiging
voor de productie gezien. Maar andere praktijkproeven laten
zien dat gewassen een zouttolerantie hebben. Er zijn nog veel
mythes over zout. Dat is een onderwerp dat nader onderzocht
moet worden, maar vooral ook beter verspreid moet worden
zodat de zoutwatervrees mogelijk bijgebogen kan worden.
ŸŸ Er is een beroemde norm voor de aanvoer van zoet water voor
de landbouw. Waterschappen zijn gehouden om 2,8 mm/dag
aan water aan te voeren, oftewel 0,3 liter/sec/ha. Maar deze
norm is niet echt gebaseerd op harde feiten. Dit kan beter onderzocht worden en moet ook leiden tot nieuwe normen.
ŸŸ De klimaatdiscussie en bijbehorende urgentie om in actie te
komen is nog niet doorgedrongen. Er is weinig awareness over
de toekomstige problemen c.q. verwachtingen.
ŸŸ Beleid, wetenschap en Praktijk moeten meer met elkaar samenwerken, uitwisselen en optrekken om ieder vanuit eigen
gezichtspunten bij te dragen aan oplossingen.
Aan het einde van de workshop werd de deelnemers gevraagd
welk aspect men (het meest) beperkend vond voor een kennisagenda en voor een goede samenwerking tussen kennisvragers en
kennisaanbieders. Budget werd vaak genoemd. De urgentie van
de problematiek wordt, vonden veel aanwezigen, onvoldoende in
onderzoeksfinanciering teruggevonden. Een terechte, maar geen
verrassende notie. Interessanter is dat de aanwezigen de samenwerking - of het gebrek daaraan - een belangrijk knelpunt vonden.
De samenwerking, met name tussen waterprofessionals en de
landbouwsector, kan beter en moet beter om de problematiek aan
te pakken. Daarbij komt dat men een gebrek aan regie beleefd:
wie heeft het primaat op water en landbouw? Ligt dat bij de watersector of bij de vragers van de landbouwsector? Feit is dat de
watervoorziening in de landbouw een constante bron van wederzijdse toenadering is die echter vaak platonisch en functioneel is,
maar te weinig van harte.
Boeren zijn zich ervan bewust dat er in de toekomst zowel meer
excessieve regenval als langdurigere droogten kunnen optreden.
Beiden veroorzaken problemen voor de landbouwproductie. En
boeren geven ook aan te weinig instrumenten te hebben om er
effectief op te sturen. Tegelijkertijd is de landbouw een diffuse
bron van nutriënten en agrochemie waar in grond- en oppervlaktewater problemen in de kwaliteit mee ontstaan. Er ligt een kans
en opgave voor het NKWK om op het vlak van landbouw en water
een verbindende en vernieuwende slag te maken waarbij visiegestuurd gewerkt wordt aan een nieuwe kennisbasis voor een bestendige toekomst.
Contactgegevens
Henk Janssen, Alterra | [email protected]
33
34
Workshops 2e ronde
35
2A
NKWK en Europa: presentatie van de EU-faciliteit
De ambitie van het NKWK is om zoveel mogelijk verbinding te
zoeken met EU-onderzoeksprogramma’s. Om dat te faciliteren,
heeft het NKWK de EU-faciliteit in het leven geroepen, als onderdeel van Bureau Brussel van Rijkswaterstaat. Deze faciliteit
moet zorgen voor meer steun en financiering uit Brussel voor
vraagstukken die aansluiten bij de NKWK-onderwerpen. Op die
manier worden NKWK-partners beter in stelling gebracht op het
Europese speelveld. In deze workshop werd de EU-faciliteit nader
toegelicht.
36
Uit een inventarisatie onder de workshopdeelnemers bleek dat de
ideeën en wensen van de NKWK-partners ten aanzien van Brussel en de EU-faciliteit zeer divers zijn. Vandaar dat de EU-faciliteit
maatwerk zal moeten gaan leveren. Sommige NKWK-partners
weten op eigen houtje al goed de weg naar de Brusselse subsidiepotten, andere (nog) niet. Het gezamenlijk opereren is niet vanzelfsprekend. Samenwerken vergt een andere manier van werken
en durven delen van kennis en netwerken. Daartoe bleek onder de
deelnemers bereidheid, maar er bleek onder de deelnemers tegelijk behoefte aan een platform om dat mogelijk te maken.
De behoefte aan Europees overzicht bij de deelnemers bleek
groot: welke calls of beïnvloedingsmomenten zijn er? Hoe ziet het
gezamenlijke Europese netwerk eruit (IenM-RVO, de Technology
Platforms, andere Nederlandse partijen als UvW, Huis der Provinciën, etc.)? De workshopdeelnemers pleitten ervoor deze informatie
helder beschikbaar te maken, bijvoorbeeld via de NKWK-website.
De deelnemers kregen een korte uiteenzetting over werkwijze van
de EU-faciliteit De faciliteit focust zich op de NKWK-onderzoekslijnen, verzamelt daarvoor worst en best practices en informeert
daarover. Verder wil de faciliteit leerervaringen laten delen en
non-usual suspects bij elkaar brengen. Ook wil men het delen van
tips and tricks bij het framen van onderzoeksvoorstellen faciliteren. En er wordt gewerkt aan het ontsluiten van kennis.
De EU-faciliteit wil rondetafelgesprekken gaan organiseren om
het H2020 werkprogramma l 2018/2019 en post H2020 voor te
bereiden. In het najaar vindt al zo’n gesprek plaats rond water en
klimaat. Deelnemers gaven aan om niet alleen de onderzoekslijntrekkers, maar ook de EU-deskofficers van de kennisinstituten en
universiteiten samen te brengen. Er worden verdiepende gesprekken met de onderzoekslijntrekkers georganiseerd. Deelnemers
worden op korte termijn nader geïnformeerd over hoe men gebruik kan maken van de samenwerk- en vergaderfaciliteit.
Het Europese bedrijfsleven
heeft gezamenlijk
€ 2,7 miljard op tafel
gelegd voor investeringen
in de ontwikkeling van
de biobased economy.
Wij moeten ook groot
durven dromen.
Tot slot: de Strategic Research and Innovation Agenda (SRIA)
NKWK for Europe wordt afgerond om de inhoudelijke agenda duidelijk vast te leggen. De werklocatie in Brussel wordt aangeboden
om juist daar waar het gebeurt, nieuwe connecties te maken en
de kansen voor het NKWK als geheel te vergroten.
Contactgegevens
Natalie Oonk en Eric Boessenkool | [email protected]
37
2B
Marktperspectief: verdienmodellen binnen NKWK
Een goedbezochte bezochte workshop tijdens het NKWK-congres
was - niet toevallig - die over marktperspectieven en verdienmodellen. De grote grote uitdaging binnen het NKWK is immers
(meer) financieel commitment van de deelnemende partijen.
Daarvoor is het volgens workshopbegeleider Stephan van der
Biezen nodig na te denken over de te te verwachten uitkomsten
van onderzoekslijnen, hoe partijen dat kunnen vermarkten en
welke verdienmodellen daarbij zouden passen. Ouderwets, bijvoorbeeld via productverkoop, een succesfee of gebruiksfee,
of, nieuwer: delen met geld, ruilen of co-creatie. De stelling van
Van der Biezen was dat het financieel commitment groter wordt,
naarmate je hier beter over nadenkt. Uit de sessie kwamen voor
enkele onderzoekslijnen waardevolle ‘verdiensuggesties’.
38
De bedoeling was om tijdens deze workshop door de bril van
het bedrijfsleven naar het NKWK te kijken om te bepalen welke
verdienmodellen (in brede zin) het best passen bij het programma (voor de markt maar mogelijk ook voor andere partijen), en
wat het NKWK kan doen om meedoen voor de private sector
aantrekkelijk te maken. Het antwoord op deze vragen kan per
onderzoekslijn verschillen. Vandaar dat er in vijf groepen, voor vijf
onderzoekslijnen naar passende antwoorden werd gezocht. Het
betrof: Kustgenese, MarkerWadden, Energie uit Water, Slim Watermanagement en Waterkeringen. Opvallend was dat veel deelnemers moeite hadden te starten met het denken in verdienmodellen. Daaruit bleek direct het nut van deze workshop. Ook de focus
op het kennisprogramma NKWK werd soms los gelaten, om over
bredere verdienmodellen te praten. Bijvoorbeeld niet over onderzoekslijn MarkerWadden maar over de MarkerWadden zelf.
Voor de besproken onderzoekslijnen kwamen de volgende
ideeën naar voren:
ŸŸ Water en energie: investeringsvraag bijvoorbeeld met crowdfunding. Exploitatie door betrekken van anderen in proeftuin/
worldexpo met horeca en duurzaamheidtoerisme. Big data.
CO2 certificaten. Inhoudelijk focus op bufferen van energie in
water (slim malen, slim inspelen op energieprijs. Scheelt 15%
kosten).
ŸŸ MarkerWadden: delen met geld. Productverkoop: drijvende
woningen, visvergunning,
ŸŸ Kustgenese: reclamemodel, delen zonder geld.
ŸŸ Waterkeringen: biomassa verkopen, hergebruik van materiaal
in waterkeringen, uitbesteden van aanleg, beheer en onderhoud
van waterkeringen in prestatiecontracten.
ŸŸ Slim Watermanagement: sturen van water: besparen én slimmer inkopen. Transport over water: actuele waterstanden
verder vooruit voorspellen en daarmee een dienst voor de
scheepvaart.
Het NKWK kan zichzelf enorm
vooruithelpen door bij de
onderzoekslijnen regelmatig
de verdienmodellen aan de
orde te stellen
Uit de workshop bleek duidelijk dat deelnemers het lastig vinden
om te praten in termen van resultaat en mogelijke opbrengsten.
Men blijft liever praten over problemen, zaken die we nog niet
weten. Het NKWK kan zichzelf enorm vooruithelpen door bij de
onderzoekslijnen regelmatig de verdienmodellen aan de orde te
stellen: welke verdienmodellen er van toepassing zijn: wie brengt
in, wie oogst in de ogen van de onderzoekslijn?
Contactgegevens
Stephan van der Biezen
[email protected]
39
Een frisse blik op de
2C
watersector: innovatie
en duurzaamheid
Tijdens deze sessie, georganiseerd door én voor jonge waterprofessionals, werd een aantal innovaties gepitcht, gevolgd door een
discussie aan de hand van stellingen. Grote vraag: welke innovatie(s) willen de deelnemers graag in 2030 terugzien en moeten
een plek krijgen in het NKWK? De workshop wilde de deelnemers
inspireren met duurzame, innovatieve concepten én verkennen
welke belemmeringen ons nog tegenhouden om deze concepten
op te schalen.
40
Vier jongeren uit de watersector gaven pitches over innovatieve
concepten. Zo lichtte Ariët Kieskamp (Trainee/Unie van Bosgroepen) het concept ‘paludicultuur’ toe. Dit is het bedrijven van landbouw bij hoge grondwaterstanden. Barry Scholten van IF technology vertelde hoe je in ‘Smart Polders’ gemalen kunt inzetten
als als energiecentrales. Tine te Winkel (Acacia Water) vertelde
over Spaarwater. In dit project worden innovatieve maatregelen
beproefd voor het bestrijden van verzilting en het zekerstellen van
voldoende zoetwater van goede kwaliteit, met name voor de landbouw. Rutger de Graaf- van Dinther (Blue21) wilde het publiek ten
slotte overtuigen van het feit dat we steden fundamenteel anders
moeten gaan bouwen vanwege de grote bevolkingsgroei en dus
het water op moeten gaan zoeken.
Ruben Geradts, innovatiemanager bij VPDelta, gaf daarna zijn
visie op hoe we met elkaar dergelijke projecten kunnen realiseren.
Er is volgens hem veel geld, tijd en energie nodig voor innovaties.
Leiderschap binnen bedrijven is dan ook erg belangrijk; iemand
van enige statuur moet het durven oppakken. Op die manier worden innovaties gerealiseerd, zoals het eerste drijvende paviljoen
in Rotterdam, in het kader van Blue21. Last but not least is het om
tafel gaan met de ondernemers volgens hem onmisbaar, bijvoorbeeld voor paludicultuur.
Na afloop van iedere pitch volgde een discussie met de deelnemers over de kansen en belemmeringen. Hieronder in het kort de
belangrijkste uitkomsten per pitch.
Paludicultuur
ŸŸ Betrokkenheid van ondernemers is essentieel.
ŸŸ Goede financiële onderbouwing nodig: wie betaalt wat?
ŸŸ Landeigenaren koppelen aan beheerorganisaties
(samenwerken).
ŸŸ Gedeelde visie is nodig.
SMART polders (www.smartpolder.nl)
ŸŸ Uitdaging is de warmte-koude balans.
ŸŸ Het vraagt om bestuurlijke innovatie.
ŸŸ Verschillen in taal & doel (Bijvoorbeeld: waterschap vs gebruikers als ziekenhuizen)
Spaarwater (www.spaarwater.com)
ŸŸ Een meervoudige aanpak samen met Spaarwater is de toekomst.
Blue Revolution (www.blue21.nl)
ŸŸ Betaalbaar maken is essentieel.
ŸŸ Voor het opschalen zijn investeringen nodig.
ŸŸ Overheidsparticipatie noodzakelijk.
Contactgegevens
Lars Visser | [email protected]
Ariët Kieskamp | [email protected]
41
2D
Kennisalliantie versus
Kennisinkoop?
Is het maken van de match tussen nieuwe onderzoeksmiddelen,
uitvoeringsprojecten, in-kind bijdragen en lopend onderzoek de
kracht van een kennisalliantie? Of kunnen we beter handig kennis inkopen om de kennis te vergaren die we nodig hebben? In
deze workshop zochten de deelnemers het antwoord op deze
vragen. Dat gebeurde aan de hand van een casus over Kustgenese 2.0, één van de NKWK-onderzoekslijnen. De afdeling inkoop
van Rijkswaterstaat en de Erasmus Universiteit verzorgden een
reflectie. Het doel was vooral het leggen van verbindingen tussen
verschillende ervaringen.
42
Projectleider Kustgenese Carola van Gelder (RWS) verzorgde
eerst een inleiding over het project, met het accent op de diversiteit van partijen die meedoen en de verschillende vormen van
kennisinbreng in het project. Centrale vraag: welke contractvorm
past het best? Kennisalliantie of kennisinkoop? Mike Duijn (EUR)
vertelde daarna iets meer over mogelijke samenwerkingsvormen
en bijbehorende aandachtspunten. Daarna voerden de deelnemers een discussie in de vorm van een Lagerhuisdebat, met drie
stellingen. De eerste luidde: ‘een kennisalliantie start je voor de
ontwikkeling van een kennisprogramma, kennis inkopen doe je
als het plan voor het kennisprogramma klaar is’. De tweede: ‘als
je snelheid wilt maken met de NKWK-onderzoekslijn Kustgenese
kun je beter kiezen om de kennis in te kopen dan om een kennisalliantie te vormen’. De derde stelling ten slotte luidde: ‘strategische
kennis houd je voor jezelf’.
Uit de discussie kwam duidelijk naar voren dat kennisalliantie en
kennisinkoop aanvullende contractvormen zijn, die verschillend
worden ingezet. Kennisalliantie zet je vooral in voor kennisontwikkeling, waarbij je met een grote groep kennisvragers en kennisaanbieders samenwerkt. Je weet nog niet precies wat je wilt
en een open proces is nodig. Kennisinkoop wordt vooral ingezet
als scherp gedefinieerd is welke kennis nodig is en wie die zou
kunnen leveren. Bij de ontwikkeling van NKWK-onderzoekslijnen
zullen beide dan ook naast elkaar worden ingezet.
Aandachtspunten bij de keuze voor het een of het ander waren
volgens de deelnemers:
ŸŸ hoe ga je om met intellectueel eigendom;
ŸŸ in welke fase zit de onderzoekslijn (creatief zoekproces, of
gerichte kennisontwikkeling)
ŸŸ wat is de positie in het actoren-netwerk en in het ‘kennislandschap’;
ŸŸ hoe is de relatie met de eigen kerntaken;
ŸŸ wat zijn politiek-bestuurlijke gevoeligheden;
ŸŸ wat is het doel van de kennis (normering, toetsing, juridisch,
verkenning, visievorming, uitvoering of evaluatie);
ŸŸ kenniscommunicatie (aan wie)?
Reguliere inkoop (dus ook van kennis) is vrij strak gereguleerd.
Bij samenwerkingsovereenkomsten/allianties is veel meer maatwerk mogelijk. Volgens de deelnemers is beste contractvorm
altijd maatwerk. Welke dat is kan binnen een onderzoekslijn op
verschillende momenten en voor verschillende onderdelen sterk
verschillen. De afweging van welke (combinatie van) contractvorm(en) je wanneer gebruikt, vergt een tijdige en goed afweging.
Inzicht in de mogelijkheden met voor- en nadelen zal helpen bij
het maken van de juiste keuze. Onderzoekslijnen kunnen hierbij
veel van elkaar en van andere programma’s (bv Inkoop RWS) leren, was de algemene conclusie.
Binnen de onderzoekslijn
Kustgenese maak ik
gelijktijdig gebruik van zowel
kennisinkoop als van
kennisalliantie. De inzet is
maatwerk.
De uitkomsten van deze sessie zullen gebruikt worden in een
NKWK-werksessie met meerdere onderzoeklijnen, waarin dit
onderwerp verder wordt uitgediept. Hierbij wordt samengewerkt
met de afdeling Kennisinkoop van RWS die met een vergelijkbaar
project bezig is.
Contactgegevens
Corné Nijburg | [email protected]
43
Lumbricus: Op weg naar
2E
een klimaatrobuust
bodem- en watersysteem
Lumbricus, de Latijnse naam voor regenworm, zorgt voor een
vruchtbare bodem en graaft gangen waardoor het watervasthoudend vermogen van de bodem toeneemt. Hij staat daarmee
symbool voor het gelijknamige programma waarin wordt gewerkt
aan een klimaatrobuust bodem- en watersysteem. De kracht van
het programma is dat uiteenlopende losse initiatieven en innovaties op het gebied van bodem en water worden gebundeld tot
een integrale aanpak in proeftuinen. Tijdens deze workshop werd
Lumbricus toegelicht en gingen de deelnemers met elkaar in gesprek over de vraag hoe het gedachtengoed van het programma
gemeengoed kan worden in de wereld van het waterbeheer.
44
Tijdens de workshop werden de aanwezigen in vier groepen aan
het werk gezet met de volgende vragen: hoe komen we van proeftuin naar dagelijkse praktijk? Is het mogelijk om na het programma te komen tot een vereenvoudigde aanpak? Wat zijn de risico’s
van een klimaatrobuuste aanpak? Wat zijn de meest effectieve
bodem-watermaatregelen of combinaties van maatregelen?
Er werden tal van waardevolle suggesties en ideeën geuit bij de
gestelde vragen. Het doel van de sessie was daarmee zeker bereikt. Naast de verwachte reacties en suggesties, werden er ook
een aantal nieuwe vragen gesteld en opmerkingen gemaakt die
nadere uitwerking behoeven. Daarnaast werden er – niet onbelangrijk - verschillende contacten gelegd met partijen die willen
aanhaken bij het programma Lumbricus. Er zijn intussen verschillende afspraken gemaakt tussen aanwezigen om mogelijkheden
voor samenwerking te verkennen.
Er moet een kwaliteitskeurmerk voor de bodem
komen, dan wordt iedereen
automatisch gestimuleerd
om duurzaam om te
gaan met de bodem.
Het belangrijkste leerpunt van de workshop was dat er nog potentiële partners zijn die niemand (nog) in beeld heeft. Dit betekent
dat er voldoende flexibiliteit in het programma moet zitten, zodat
deze partners alsnog kunnen aanhaken.
Er is inmiddels een breed consortium gevormd voor het programma Lumbricus. Op dit moment wordt hard gewerkt om de laatste
financiering rond te krijgen, zodat het programma daadwerkelijk
van start kan gaan. Mogelijk kan het NKWK hierin bemiddelen.
Contactgegevens
Wim Wassink | [email protected]
45
2F
Duurzaam beheer grote wateren: Sturen op veerkracht
Grote wateren hebben veerkracht nodig, ontwikkelruimte om zich
aan te passen aan ingrepen in de waterhuishouding uit het verleden en klimaatverandering in de toekomst. De meerwaarde van
dit begrip voor beleid en beheer is op dit ogenblik echter nog beperkt, want over welke veerkracht gaat het en hoeveel veerkracht
willen we hebben? Tijdens de sessie werd daarom onderzocht
of veerkracht een kwantitatief doel en een indicator kan worden,
opgenomen in de Nationale Omgevingsvisie.
46
De sessie begon met een toelichting op de herziene onderzoekslijn door Joost Backx van Rijkswaterstaat. Die herziening zit ‘m
vooral in de sterkere focus op het doel van de onderzoekslijn, te
weten: het operationaliseren van het begrip veerkracht voor het
waterbeheer. Daarna volgden pitches door Pieter den Besten (MinIenM-DGRW), Esther Blom (WNF), Siep Groen (MinEZ) en Marco
Tijnagel (RWS-Oost-Nederland). Waarom vinden zij een doel en
een indicator voor veerkracht in de Nationale omgevingsvisie een
goed idee, of waarom juist niet? Willen zij wel op veerkracht sturen? Welk probleem lost het op? Welke beren op de weg zien de
onderzoekers over het hoofd?
In het tweede deel schetsten enkele kennisleveranciers/onderzoekers een globaal beeld van de huidige kennis van veerkracht en
welke kennis er ontbreekt voor een kwantitatief doel en indicator.
Welke aanvullende onderzoeken achten zij nodig en wie zou dat
kunnen – of moeten – oppakken? Er bleek grote behoefte aan
het operationaliseren van het concept veerkracht. Met de kennis
van nu zijn de resultaten van projecten vaak slecht verklaarbaar.
Ook laten uitkomsten zich moeilijk voorspellen. In de visie van de
onderzoekers staan er vier pijlers onder veerkracht, waarvan we
alleen ‘waterkwaliteit’ voldoende kennen. Voor de andere - connectiviteit, diversiteit en dynamiek - is nader onderzoek nodig.
De aanwezige deelnemers concludeerden dat beleid, beheer en
de kenniswereld meer samen moeten optrekken bij het beantwoorden van die vragen. Te vaak zet ieder z’n eigen onderzoeksvraag uit en te weinig worden resultaten met elkaar gedeeld.
Verbinding zou hier het doel van de onderzoekslijn moeten zijn.
In het NKWK wordt volgens de deelnemers ook te snel gesproken
over een financiële bijdrage van deelnemende partijen. Dat belemmert de samenwerking, zeker bij deze onderzoekslijn. Het operationaliseren van het begrip veerkracht is namelijk een onderwerp
dat weinig marktpartijen trekt, want het is vooral een beleidsmatig
concept.
Als we veerkracht willen vergroten, moeten we niet op
voorhand willen vasthouden
aan alle maatschappelijke
functies die de grote wateren
nu vervullen. We moeten niet
weglopen voor keuzes.
Er werd afgesproken een Community of Practice Veerkracht op
te zetten, te beginnen met de partijen die aanwezig waren bij de
workshop en deze gaandeweg uit te breiden met andere NGO’s
en kennisinstellingen. Rijkswaterstaat belegt op korte termijn een
eerste bijeenkomst om dit idee uit te werken.
Contactgegevens
Joost Backx | [email protected]
Kees Wulffraat | [email protected]
47
Programmeren kun je leren!
Of: Stuwen en trekken aan
2G
toekomstbestendige natte
kunstwerken
“Help, mijn kunstwerk moet vervangen worden?! Of tenminste,
dat denk ik.” Wat zijn nu de maatgevende criteria om te bepalen of een nat kunstwerk echt vervangen moet worden? En, nog
belangrijker: hoe krijg je de vervanging vervolgens op de agenda? Het zijn belangrijke vragen binnen de NKWK-onderzoekslijn
‘Toekomstbestendige natte kunstwerken’. Tijdens deze workshop
kregen de deelnemers een update over de onderzoekslijn. Ook
kregen ze tips en adviezen over het op de bestuurlijke agenda
krijgen van vervangingsopgave(n).
48
De tijdens de workshop aangehaalde praktijkvoorbeelden van
het Gemaal Vissering van waterschap Zuiderzeeland en van de
zout-zoetscheiding op de Krammersluizen illustreerden helder de
problematiek rond het op de agenda krijgen van de vervanging
van (delen van) een nat kunstwerk. Bert Rietman van de TU Twente liet de spanning zien die kan ontstaan tussen de techneut, die
vindt dat het beter kan of zelfs moet, en de bestuurder die met
beperkte kosten het oude in de lucht wil houden. Vanuit zijn ervaringen bij de Krammersluizen illustreerde Kees-Jan Meeuse van
Rijkswaterstaat het belang van het (blijvend) meenemen van alle
stakeholders in het proces. Dat maakt volgens hem zelfs innovatie mogelijk.
“De noodzaak van vervangingsagenda is soms lastig
onder de aandacht te
brengen. Je moet je soms
de blaren op je tong praten.”
Uit de bespreking van de praktijkvoorbeelden kwam een een tamelijk eenduidig beeld naar voren. Om beslissers mee te krijgen,
moet de vervanging van een kunstwerk, vanaf het begin van het
proces, in een breder kader worden bezien. Vanuit de bestuurlijke
laag gezien is de technische discussie, gedreven vanuit beheer &
onderhoud, namelijk niet interessant, net zomin als de protocollen
en stroomschema’s voor bedrijfsvoering. Het is belangrijk de beslissers/bestuurlijke laag vroeg in het proces te betrekken. Bij het
‘breder kader’ kun je volgens de aanwezigen denken aan aspecten
als meerwaarde voor gebruikers (meekoppelkansen, mogelijkheden van cofinanciering), belangen voor stakeholders en bestuurlijke speerpunten zoals duurzaamheid en doelmatigheid.
De belangrijkste leerpunten van de workshop waren: betrek de beslissers op tijd. Presenteer een compleet plaatje, neem omgeving
en netwerk mee. Sluit aan op de actuele bestuurlijke speerpunten
(o.a. duurzaamheid en efficiency). Haal succesverhalen van andere overheden op tafel. En: ga bij elkaar op bezoek.
“Beheer & Onderhoud is niet
sexy voor veel bestuurders.
Het vraagt dan ook creativiteit
om de aanpassingen te koppelen
aan functionaliteit en andere
belangen. Dan koppel je
het aan het grotere geheel
en niet aan de constructie.”
Contactgegevens
De inzichten uit deze sessies worden gebruikt om de onderzoekvragen van de kennisagenda Natte Kunstwerken aan te scherpen
en tot een gedragen kennisprogramma te komen.
Albert Barneveld | [email protected]
Ida de Groot-Wallast | [email protected]
49
NKWK
50
Nationaal Kennis- en
innovatieprogramma
Water en Klimaat
Download