NKWK Nationaal Kennis- en innovatieprogramma Water en Klimaat Verslag NKWK conferentie 17 mei 2016 1 2 Verslag NKWK conferentie 17 mei 2016 NKWK 2016: het jaar van het vinden… 3 Colofon Dit is een publicatie van het Nationaal Kennis- en innovatieprogramma Water en Klimaat Teksten Bert-Jan van Weeren Fotografie Bart van Vliet Vormgeving Synergos Communicatie, Haarlem Over NKWK Binnen NKWK werken overheden, kennisinstellingen en bedrijven samen aan pilots, actuele vraagstukken en lange termijnontwikkelingen. Ze investeren in kennis en innovatie en doen dat met durf, visie en ondernemerschap. NKWK brengt de partijen bij elkaar. Dat leidt tot verrassende en kansrijke verbindingen. www.waterenklimaat.nl © 2016 NKWK 4 Samen staan we sterk. Samen werken we aan water en klimaat. Inhoudsopgave Algemeen verslag 07 Workshops 1e ronde 13 1A 1B 1C 1D 1E 1F 1G 14 16 18 20 22 24 28 Internationale activiteiten en ambities: van werkveld tot proeftuin Marker Wadden: Living Lab voor toegepast onderzoek Water beheren = data delen Water en energie: de blauwe knoop; samen knopen doorhakken Klimaatverandering en grote besluiten: hoe afhankelijk zijn ze? Het werkveld in onderwijs en onderzoek: hoe optimaliseren we de wisselwerking? Water en voedsel Workshops 2e ronde 33 33 2A 2B 2C 2D 2E 2F 2G 34 36 38 40 42 44 46 NKWK en Europa: presentatie van de EU-faciliteit Marktperspectief: verdienmodellen binnen NKWK Een frisse blik op de watersector: innovatie en duurzaamheid Kennisalliantie versus Kennisinkoop? Lumbricus: Op weg naar een klimaatrobuust bodem- en watersysteem Duurzaam beheer grote wateren: Sturen op veerkracht Programmeren kun je leren! Of: Stuwen en trekken aan toekomstbestendige natte kunstwerken 5 6 Dagvoorzitter Roeland Allewijn was blij met de enorme opkomst. Maar liefst 400 waterprofessionals waren naar Fort Voordorp bij Utrecht gekomen om een dag lang met elkaar de voortgang van het programma te bespreken. Alle NKWK-bloedgroepen waren gelijkelijk vertegenwoordigd. ‘Een mooie opkomst in de goede balans,’ aldus Allewijn. Als voorzitter van het NKWK-programmabureau liet hij nadrukkelijk weten ‘dat het niet mijn programma is, maar ons programma.’ Waarmee hij nog maar eens de gezamenlijke verantwoordelijkheid benadrukte van alle deelnemende partijen om van het NKWK een succes te maken. NKWK 2016: het jaar van het vinden… Op 17 mei jl. vond in Groenekan het tweede congres plaats van het Nationaal Kennisprogramma Water en Klimaat. In het NKWK werken overheden, kennisinstellingen en bedrijven aan (nieuwe) kennis voor een waterrobuuste en klimaatbestendige Delta. Dat gebeurt vanuit het idee dat alle deelnemende partijen een maatschappelijk dan wel economisch belang hebben bij het beantwoorden van deze kennisvragen. Er is geen centrale regie, geen wettelijke basis (zoals het Deltaprogramma) en geen centrale pot met geld. Kortom: meedoen = meebetalen = mee profiteren. Grote vraag tijdens dit congres: (in hoeverre) lukt dat? 7 Dure plicht Nederland is de best beschermde Delta ter wereld. Volgens de voorzitter van de NKWK Programmaraad Roald Lapperre betekent dat geenszins dat NKWK een luxe programma is. Het is pure noodzaak, zeker in het licht van recente alarmerende berichten over het tempo en de impact van de klimaatveranderingen. ‘We hebben de dure plicht om met elkaar van het NKWK en succes te maken,’ aldus Lapperre. Daarna schetste hij kort de voortgang van het programma tot nu toe. De focus in het komende jaar ligt op zes onderzoekslijnen, waarvan men verwacht dat daar op korte termijn concrete resultaten kunnen worden geboekt. Juist omdat die resultaten kunnen fungeren als vliegwiel voor het gehele programma. Het gaat om Kustgenese, Marker Wadden, Waterkeringen, Slim Watermanagement, Nationaal Water Model en Rivieren. Deze lijnen zijn het meest concreet en er is zicht op een concrete, financieel onderbouwde programmering. Maar ook de andere acht zijn en blijven belangrijk, benadrukte Lapperre. Zoeken Na Roald Lapperre voerde dijkgraaf van waterschap Zuiderzeeland Hetty Klavers het woord namens de overheden. Ter voorbereiding op dit praatje had ze aan deze en gene gevraagd hoe het NKWK beviel. ‘Ik heb vaak het woord zoeken gehoord,’ vertelde ze de aanwezigen. Wat haar betreft moet 2016 dan ook ‘het jaar van het vinden’ worden. Het vinden van elkaar is voor haar niet genoeg; het gaat vooral om het gezamenlijk vinden van antwoorden. Haar boodschap: maak het NKWK breed, integraal en concreet. Daarbij benadrukte ze dat het NKWK het Innoveren niet moest vergeten. Waterschappen zijn van innovatie, benadrukte ze. Waterschaarste Bram de Vos van de WUR vertelde daarna eerst kort iets over de onderzoekslijn Water & Voedsel. Volgens hem is waterschaarste nu al een enorm probleem. Dat zal in de toekomst alleen maar toenemen. Dat heeft een geweldige impact op onze voedselvoor- 8 het verheugend dat de huidige kennisontwikkeling steeds meer in samenhang gebeurt met meerdere partijen, waaronder het bedrijfsleven. Wel vond hij het voor het slagen van de samenwerking wel van groot belang ‘dat we goed begrijpen wat ieders rol en belang is.’ Hij constateerde dat de financiering van het NKWK in het algemeen een lastig punt blijft. Hij pleitte ervoor het financiële draagvlak van het programma te verbreden om de kansen die het NKWK biedt, ook echt te verzilveren. Dat kan volgens hem bijvoorbeeld door onderzoekslijnen direct te koppelen aan concrete uitvoeringsprojecten, om direct de (financiële) vruchten te kunnen plukken. ziening. Het is een globaal probleem dat we volgens De Vos dus globaal, breed en integraal moet aanvliegen, waarbij de doelen hoog gesteld moeten worden. Dat wordt een hele kluif voor de redelijk traditioneel ingestelde watersector. Maar ook van het bedrijfsleven verwacht hij het een en ander: lange-termijnambities, commitment en maatschappelijk verantwoord ondernemen. En de kennisinstellingen moeten in dit verband onderzoek doen met impact en relevantie, aldus De Vos. Lastig punt Vanuit het bedrijfsleven voerde Jaap van Thiel de Vries van Boskalis het woord. Hij is nauw betrokken bij de Marker Wadden, een van de onderzoekslijnen van het NKWK. Van Thiel de Vries vond Waterbelang Tot slot betrad Deltacommissaris Wim Kuijken het spreekgestoelte, de hoeder van het Vaderlandse waterbelang. De voorzitter van de NKWK Raad van Toezicht erkende dat het NKWK een lastig programma is. Er is namelijk geen wettelijke basis voor en er is ook geen door de overheid gevulde pot met geld beschikbaar. Zaken die het Deltaprogramma wel had. Gelukkig is er al het nodige werk verzet, aldus Kuijken. Er zijn nieuwe netwerken gecreëerd, onderzoekslijnen vastgesteld en her en der is er zicht op ene concrete programmering. Maar hij hamerde erop dat kans van slagen van het NKWK afhangt van alle partijen afzonderlijk. Hij riep alle partijen in het NKWK daarom op om over hun eigen domein heen te kijken en gezamenlijk te doen wat nodig is. 9 IJskap In veertien verschillende verdiepende en verbredende sessies werd vervolgens inhoudelijk gediscussieerd over uiteenlopende onderwerpen zoals ‘Klimaatverandering & grote besluiten’, een sessie waar veel belangstelling voor was. De grote vraag tijdens deze sessie was vooral hoe je de onzekerheden rond klimaatverandering (tempo en impact) mee kunt nemen in het beleid en de besluiten die we moeten nemen. Hoeveel tijd hebben we nog voordat we we echt knopen moeten gaan doorhakken? Welke knopen moeten dat zijn en naar welke tijdshorizonnen moeten we kijken? Volgens Sybren Drijfhout van het KNMI hebben we de boel tot 2100 aardig onder controle, maar daarna niet meer. Hij baseerde die stelling op de meest recente inzichten over de omvang en het tempo van klimaatverandering. Met name de smeltende ijskap van Antarctica, die veel sneller gaat dan totnogtoe werd aangenomen. Hij had in dat opzicht een sombere boodschap voor de zaal: ‘De extreme klimaatscenario’s van gisteren zijn de normalen van vandaag en de gematigde scenario’s van morgen.’ Een andere goedbezochte werksessie was - niet toevallig - die over marktperspectieven en verdienmodellen. De grote grote uitdaging binnen het NKWK is immers (meer) financieel commitment van de deelnemende partijen. Daarvoor is het volgens de sessiemoderator Stephan van der Biezen nodig na te denken over de te te verwachten uitkomsten van onderzoekslijnen, hoe partijen dat kunnen vermarkten en welke verdienmodellen daarbij 10 zouden passen. Ouderwets, bijvoorbeeld via productverkoop, een succesfee of gebruiksfee, of, nieuwer: delen met geld, ruilen of co-creatie. De stelling van Van der Biezen was dat het financieel commitment groter wordt, als je hier beter over nadenkt. Uit de sessie kwamen voor enkele onderzoekslijnen waardevolle ‘verdiensuggesties’. Concrete afspraken Dagvoorzitter Roeland Allewijn noemde na afloop de conferentie een groot succes. ‘Wat voor mij absoluut de winst van deze dag is, is dat we niet alleen onze dilemma’s delen, maar ook samen oplossingen bedenken en concrete afspraken maken.’ Hij somde daarna kort een paar belangrijke afspraken op. Zo komt er een jaarlijkse update van een wereldatlas waarop zichtbaar wordt gemaakt hoe de NKWK thema’s worden verbonden aan de problematiek in de wereld. Verder wordt er een speciale EU-faciliteit voor het NKWK ingericht, gekoppeld aan Bureau Brussel van Rijkswaterstaat. Dit moeten helpen om meer financiering uit Brussel te krijgen voor vraagstukken die aansluiten bij de NKWK-onderwerpen. Verder hebben de onderzoekslijnen ‘Slim Watermanagement’ en ‘Het Nationaal Watermodel’ de handen ineen geslagen rond het omgaan met Big Data en open data, en hebben aansluiting gevonden met de Digitale Delta en 3Di. Ook op het gebied van de koppeling tussen onderzoek en onderwijs is er al het nodige gebeurd. Om te beginnen ondertekenden Rijkswaterstaat, TU Delft Universiteit Twente en Universiteit Utrecht tijdens het congres een samenwerkingsovereenkomst op het gebied van waterbouw en rivierkunde. Ook werd het Delta Platform gelanceerd. Doel van het platform is het opleiden van meer en betere deltaprofessionals door het onderwijs te verbinden aan complexe vraagstukken uit de praktijk. Initiatiefnemers zijn Rijkswaterstaat, Noord-Brabant, Waterschap Scheldestromen, NIOZ, HZ University of Applied Sciences, Hogeschool Rotterdam, Van Hall Larenstein, TU Delft en Utrecht University. 11 Wat ga jij dit jaar vinden binnen NKWK? Haarlemmerolie Marcel Klinge, ingenieursbureau Witteveen & Bos ‘2016 wordt voor het NKWK volgens mij het jaar van het vinden van voldoende financiële middelen om het programma echt van de grond te krijgen. Ik vind in dat verband dat de verwachtingen ten aanzien van het door het bedrijfsleven te behalen rendement op NKWK-investeringen nogal positief wordt ingeschat. De meeste ingenieursbureaus draaien maar enkele procenten winst op de totale omzet. Die hebben gewoon geen enorme zak geld om te participeren in onderzoekslijnen. Verder voel ik mij niet erg gelukkig met de hoek waarin wij als ingenieursbureau worden neergezet, die van het bedrijfsleven. Wij fungeren veel vaker midden in die driehoek. Wij zijn de Haarlemmerolie waardoor de driehoek draait. Denk aan wat wij samen met STOWA doen in het Watermozaïek programma. Wij brengen daarin waterschap, wetenschap en bedrijfsleven met succes bij elkaar.’ Meerwaarde Mirjam Hack, onderzoeker bij Alterra ‘Ik vind dat een congres als dit zeker meerwaarde heeft. Je ontmoet oude bekenden en nieuwe mensen, er worden nieuwe ideeën geboren, nieuwe suggesties gedaan en nieuwe verbindingen 12 gelegd. Allemaal zaken die voor het slagen van het programma van groot belang zijn. Tegelijkertijd denk ik dat het voor het NKWK heel belangrijk is dat er snel meer duidelijkheid komt over een aantal zaken. Hoe zit het met de onderzoekslijnen die niet tot de zes prioritaire behoren, hoe zit het eigenlijk met financiering? Onduidelijkheid over budgetten is een belangrijk struikelblok. Het heeft nu wat weg van een nuluren-contract. Het lijkt erop dat er werk aan de winkel is, maar je weet nooit hoeveel en voor hoelang. Het helpt echt als dit wordt opgehelderd.’ Transitie Jos Voeten, Rijkswaterstaat ‘Ik houd mij binnen Rijkswaterstaat bezig met duurzaamheid in het algemeen en daarbinnen onder meer met duurzaam waterbeheer. Van daaruit ben ik vooral geïnteresseerd in de onderzoekslijn Energie & Water. Het jaar van het vinden betekent voor mij dat we elkaar moeten vinden in de samenwerking, in het doel en het belang van de uiteenlopende onderzoekslijnen. Op het gebied van Water & Energie zijn er gelukkig al de nodige stappen gezet. Denk aan de nieuwe Green Deal Energie en een daaraan gekoppeld onder andere de onderzoeksprojecten binnen STOWA en RWS. Maar het kan mij niet snel genoeg gaan. Er is een transitie nodig van het gehele systeem van een lineaire economie naar een circulaire economie, met daarbinnen als onderdeel de buffering en opwekking van duurzame energie in het watersysteem. Dat kost tijd.’ 13 14 Workshops 1e ronde 15 Internationale activiteiten 1A en ambities: van werkveld tot proeftuin Het NKWK is er uiteraard voor Nederland, maar de ontwikkelde kennis en innovaties kunnen ook wereldwijd ingezet – en niet belangrijk – vermarkt worden. Noem het de WK van het NK. In deze sessie brachten de deelnemers de NKWK-onderzoekslijnen daarvoor in verbinding met de wereld. Er kwamen vragen aan de orde als: waar werken we vanuit het NKWK samen met internationale partners aan kennisontwikkeling? Kan dat beter? Hoe kunnen innovatieve proeftuinen bijdragen aan het ontwikkelen van kennis in samenwerking met het buitenland? En hoe sluit dit aan bij de ‘Internationale Waterambitie’ van Nederland, met als doel het vergroten van de waterveiligheid en waterzekerheid van stedelijke delta’s en het Nederlandse aandeel daarin? 16 Een belangrijk hulpmiddel bij het beantwoorden van de bovenstaande vragen is de NKWK Wereldkaart, die tijdens deze workshop werd geïntroduceerd. Met deze tool wordt in beeld gebracht welke internationale activiteiten de NKWK-partners ondernemen, die gerelateerd zijn aan de NKWK-onderzoekslijnen. Deze tool gaat gebruikt worden om kansen te identificeren voor samenwerking tussen de NKWK-partners in het buitenland. Maar ook om de kansen voor internationale kennisontwikkeling ten behoeve van de NKWK-onderzoekslijnen in beeld te brengen. Binnen de Internationale Waterambitie is afgesproken vier proeftuinen te ontwikkelen. René Vrugt van Rijkswaterstaat gaf aan dat proeftuinen, zoals het IJsselmeergebied, een bijdrage kunnen leveren aan het profileren van Nederlandse kennis en kunde op watergebied. Maar dat de proeftuinen ook gebruikt kunnen worden om samen met internationale partners kennis te ontwikkelen. Vervolgens gingen de deelnemers aan de slag om te zoeken naar elementen die in een proeftuin nodig zijn om deze interessant te maken voor internationale kennisuitwisseling en internationale profilering. Renske Peters gaf tijdens deze workshop een toelichting op de Delta Alliance (http://www.delta-alliance.org/), een wereldwijd kennisnetwerk om de kwetsbaarheid van delta’s te verlagen en de veerkracht te verbeteren. Dit gebeurt in samenwerking met de Delta Coalitie (http://www.deltacoalition.net/), de eerste internationale coalitie van overheden opgezet om hetzelfde doel te bereiken. Peters positioneerde het NKWK als de ‘Dutch Wing van de Delta Alliance’, waarin de Nederlandse kennispartners samen werken aan het ontwikkelen van de Nederlandse kennisbasis op het gebied van water en klimaat. De sessie was een, zij het voorzichtige eerste stap naar sterkere samenwerking tussen NKWK-partners in het buitenland en het benutten van wereldwijde kennisontwikkeling binnen het NKWK. Inmiddels zijn de eerste aanmeldingen van internationale activiteiten voor de NKWK Wereldkaart binnen. Ook zijn er goede suggesties gedaan voor elementen die in een proeftuin nodig zijn om deze interessant te maken voor internationale kennisuitwisseling en internationale profilering. Ook is er verbinding gelegd tussen deelnemers die internationaal activiteiten uitvoeren gerelateerd aan dezelfde NKWK-onderzoekslijn of in dezelfde internationale omgeving. ‘Het NKWK is de Dutch Wing van de Delta Alliance’ Contactgegevens Nienke Siekerman | [email protected] 17 1B Marker Wadden: Living Lab voor toegepast onderzoek De Marker Wadden is een innovatief project dat voorziet in de aanleg van natuureilanden in het Markermeer, met gebruik van het slib uit het meer. Hierdoor verbetert de water(bodem)kwaliteit, wordt bestaande waternatuur hersteld en nieuwe natuur ontwikkeld. Rond het project loopt een speciaal Kennis- en Innovatieprogramma Marker Wadden (KIMA). Het programma doet innovatief onderzoek naar thema’s bouwen met slib, het ontwikkelen van een terrestrisch en aquatisch ecosysteem en de governance-aspecten van de Marker Wadden. 18 Tijdens de workshop werden de deelnemers geïnformeerd over de stand van zaken rond KIMA. Ook werd van gedachten gewisseld over de inhoud (onderzoeken we de juiste dingen?) en werd gezocht naar (financiële) verbreding en versterking van het programma. De workshop mocht zich verheugen in een grote opkomst, een teken dat dit project in Nederland, maar ook daarbuiten, op grote belangstelling mag rekenen. Er was sprake van een dynamische sessie, met veel input vanuit de zaal. Er kwam een schat aan (aanvullende) onderwerpen en suggesties boven tafel, rijp en groen door elkaar. Er werden tevens waardevolle alternatieve financieringsmethoden voorgesteld. Zo werd onder meer voorgesteld om tegelijkertijd met het laten consolideren van slib ook de chemische kwaliteit te verbeteren. Bovendien werden mogelijke nieuwe toepassingen van (geconsolideerd) slib in beeld gebracht zoals het gebruiken voor het kweken van biomassa, als bouwgrond, als dijkversterking en als vooroever verdediging. Om hier onderzoek naar te kunnen doen betekent volgens de deelnemers onder meer dat bestuurders binnen het NKWK hun invloed moeten aanwenden om financiering van het programma te krijgen. Bovendien werd geadviseerd om de breedte en toepassingsgebied van het programma (o.m. andere/meer proeflocaties in andere fysische en biologische omstandigheden) te vergroten. Contactgegevens Felix Wolf | [email protected] 19 1C Water beheren = data delen Het goed ontsluiten en delen van data wordt steeds belangrijker. Of het nu gaat om ontwikkelingen als Slim Watermanagement, het Nationaal Water Model of de Digitale Delta. Die laatste twee willen goede data-ontsluiting snel mogelijk maken, hebben een visie voor de toekomst en ideeën om snel stappen te zetten. Maar hoe verbinden we dit met een visie op een hydrologisch instrumentarium? Hoe richten we dat gezamenlijk in, wie heeft daarin welke verantwoordelijkheid en hoe maken we het optimaal bruikbaar? Het kwam allemaal ter sprake in de workshop ‘Water beheren = data delen’. 20 Het doel van de sessie is was vooral het inventariseren van technische en bestuurlijke mogelijkheden voor het versnellen van data-ontsluiting en het toetsen van een gepresenteerde visie op governance voor een effectief Nederlands modellenlandschap. Ook kwam de vraag aan de orde waarin we momenteel het best kunnen investeren: modellen of goede data-uitwisseling. Volgens de workshopdeelnemers vooral in dat laatste. Tijdens de workshop werden nut en noodzaak voor het verbeteren en versnellen data-ontsluiting breed onderstreept. Een opvallend punt was dat in de workshop data-ontsluiting ten behoeve van Slim Watermanagement (operationeel waterbeheer) en Nationaal Watermodel de primaire insteek was, maar dat de wens vanuit gebruikers veel breder is. Namelijk ook het toegankelijk hebben van allerlei andere bronnen van data en informatie. Uit de workshop kwam duidelijk naar voren dat Slim Watermanagement, de Digitale Delta en de visie op het Modellenlandschap sterke raakvlakken met elkaar vertonen, namelijk dat data de verbindende factor is. In techniek, maar ook in de samenwerking. Conclusie was wel: we kunnen het beste investeren in data-uitwisseling! ‘We kunnen het beste investeren in data-uitwisseling!’ Contactgegevens Mark Bruinsma | [email protected] Bas de Jong | [email protected] 21 Water en energie: 1D de blauwe knoop; samen knopen doorhakken Water kan een middel zijn om een overschot aan zon- en windenergie op te slaan en weer te gebruiken bij het opwekken van nieuwe energie. De grote hoeveelheid water in Nederland maakt dat ons land de internationale hotspot kan worden op het gebied van water en energie. Grote vraag: hoe gaan we dat aanpakken? 22 In deze workshop werden twee concrete cases over water en energie bij de kop gepakt – het Krammersluizencomplex en het sluis- en stuwcomplex Hagestein – om deze te verrijken met nieuwe kennis en praktische ideeën. Op deze manier probeerden de deelnemers een versnelling te geven aan het benutten van water als duurzame energiebron. De workshopbegeleiders wilden daarmee ook laten zien hoe hoe je als partij verantwoordelijkheid voor een initiatief kunt nemen. Want voor dit onderwerp geldt: het is, net als voor het NKWK in zijn algemeenheid, tijd om te vinden in plaats van te zoeken. Met andere woorden: concreet met voorbeelden aan de slag gaan, betoogden de workshopbegeleiders. Wat waren de belangrijkste leerpunten? Het thema Water en Energie moet integraal opgepakt worden, want er is op dit moment sprake van versnippering in kennis en ervaringen in de markt, constateerden de workshopdeelnemers. Bovendien zijn niet alle ketenpartners nu betrokken bij het onderwerp. Dit heeft tot gevolg dat nog niet alle mogelijkheden benut worden en dat niet alle oplossingsrichtingen in beeld zijn. Een duidelijk aandachtspunt is het gebrek aan uniformiteit bij overheden m.b.t. vergunningverlening. Bij gelijke initiatieven wordt niet iedere keer en zeker niet op iedere locatie hetzelfde gereageerd. Dit veroorzaakt vertraging en financieringskwesties en heeft daarmee een nadelige beïnvloeding op de haalbaarheid. Tot slot: het thema Water en Energie staat wel op agenda’s maar heeft beperkte prioriteit, omdat eenduidig eigenaarschap ontbreekt, concludeerden de deelnemers. Dat is zonde, want kinetische technologieën hebben grote exportpotentie en warmte/ koude gerelateerde technologieën hebben enorme binnenlandse potentie, voor zowel kennisontwikkeling als onze duurzameenergieambities. Contactgegevens Marcel Bruggers | [email protected] André Oldenkamp | [email protected] Concrete ideeën en initiatieven Cornelis Israel | [email protected] Michelle Talsma| [email protected] 23 Klimaatverandering en 1E grote besluiten: hoe afhankelijk zijn ze? Hoe kun je de onzekerheden rond klimaatverandering (tempo én impact) meenemen in het waterbeleid en in de besluiten die we moeten nemen? Dat was de centrale vraag tijdens de workshop over klimaatverandering. De deelnemers werden geconfronteerd met nieuwe (klimaat)scenario’s, die weliswaar realistisch zijn, maar ook buiten de gangbare verwachtingen liggen. Sybren Drijfhout van het KNMI verwoordde het zo: “De extreme klimaatscenario’s van gisteren zijn de normalen van vandaag en de gematigde scenario’s van morgen.” Hoeveel tijd hebben we in dat licht nog voordat we we echt knopen moeten gaan doorhakken? Welke knopen moeten dat zijn en naar welke tijdshorizonnen moeten we kijken? 24 Aan de hand van de recente nieuwe inzichten met betrekking tot het versneld afsmelten van de ijskap op Antarctica met mogelijk al ‘rampzalige’ gevolgen voor de zeespiegelstijging in 2100 (Nature, maart 2016, schetste Drijfhout aan het begin van de workshop een beeld van de opgave voor de kustverdediging en het stedelijke gebied. Grote vraag daarbij was: zijn we ons er van bewust wat een dergelijk scenario in de praktijk voor de kustverdediging en het stedelijk gebied betekent? Maar ook: houden we in de adaptatieprogramma’s wel (voldoende) rekening met dergelijke scenario’s en/of zijn de programma’s wel voldoende adaptief om van strategie te kunnen veranderen? Er kwamen naar aanleiding van het betoog van Drijfhout een groot aantal vragen op tafel. Zitten we op de goede weg richting 2050? Wat is urgent en wanneer wordt iets acuut? Hoe verkleinen we de onzekerheden voor de lange termijn (na 2100), welke kennisvragen zijn dan relevant? Wat is het handelingsperspectief? Is het kantelpunt van het ijsverlies van de Antarctische ijskap al bereikt, of wat is de kans daarop en wanneer is het zover? Hoeveel meter zeespiegelstijging kunnen we nog met zandsuppletie aan? Ligt de toekomst van Amsterdam in Apeldoorn en die van Rotterdam in Arnhem? Verdwijnen de dorpen en krijgen we steden als Hong Kong en Singapore? Hoe gaan we dit betalen en hoe krijgen we de private sector zover dat die ook meebetaalt (financial engineering)? Hoe houden we de regie erop (capacity building)? Veel vragen, nog weinig antwoorden. Maar vooral een enorme wake-up call voor de deelnemers. Volgens Sybren Drijfhout was één ding duidelijk: “Als het zo doorgaat met de huidige afsmelt van Antarctica en er meer studies beschikbaar komen die in de richting van een onomkeerbare versnelde afsmelt van de ijskappen van Antarctica wijzen, dan moet er over 5 à 6 jaar een plan liggen dat verder gaat dan het DeltaprogrammaP.” Frans van de Ven van Deltares voegde daaraan toe: “Onder een degelijk scenario wordt een verdergaande differentiatie van beschermingsniveaus in Nederland voor de kans op overstromingen onvermijdelijk.” En Eric Schellekens van Arcadis vond dat er snel werk gemaakt moest worden van financial engineering, omdat dit wereldwijd de grootste belemmering is voor ‘doorbraakprojecten’, en omdat switchen van adaptatiepaden erg duur kan uitpakken. Er bleek onder de deelnemers duidelijk behoefte aan het verbinden van korte termijn scenario’s en strategieën met lange termijn scenario’s en strategieën (d.w.z. 2 tot 3 eeuwen vooruit). In het kader van het Deltaprogramma is daar tot dusver niet over nagedacht en in het NKWK is daar vooralsnog ook geen aandacht voor. Dit vereist een nieuw soort kennis over onzekerheid op deze lange termijn. ‘What-if’ scenario’s kunnen hierbij behulpzaam zijn, concludeerden de deelnemers. Maar ook de omgekeerde benadering kan houvast bieden: hoeveel (klimaat)verandering kunnen we met technical engineering nog de baas dan wel wanneer zijn heel andere technical engineering oplossingen nodig (dan die waar we ons nu op baseren). Meer fundamentele kennis over het klimaat De Zuiderzeedijken zijn er destijds alleen gekomen omdat er een visionaire Nederlandse bankdirecteur was die zei: ‘De Zuiderzeedijken verdienen zichzelf terug.’ dat we op de lange termijn kunnen verwachten, lijkt daarbij onontbeerlijk. Volgens de deelnemers moeten we meer inzicht krijgen wat er nodig is voor een ‘plan B’ voor als het echt mis gaat. De benodigde ingrepen lijken ver weg, maar zullen dermate ingrijpend zijn dat ruim van tevoren moet worden voorgesorteerd. Maar wat voor kennis en wat is ruim van tevoren? Tot nu toe wordt er niet of nauwelijks nagedacht over dit soort vragen. En dat gaat verder dan wat er nu in het NKWK is geprogrammeerd. Contactgegevens Sybren Drijfhout | [email protected] Bram Bregman | [email protected] 25 1F Het werkveld in onderwijs en onderzoek: hoe optimaliseren we de wisselwerking? De watersector is, zeker in het licht van de geweldige opgaven waarvoor we staan, gebaat bij goed opgeleide en gemotiveerde mensen die tijdens hun opleiding tijdig en over voldoende breedte kennis hebben kunnen maken met het werkveld. Omgekeerd zijn opleidingen gebaat bij inbreng vanuit de praktijk. Het doel van deze sessie was om op een interactieve manier met de deelnemers te verkennen hoe we de wisselwerking en samenwerking tussen het werkveld en onderwijs & onderzoek kunnen optimaliseren. 26 Allereerst werd met de deelnemers gesproken over best practices: praktijkvoorbeelden waarin werkveld, onderwijs en onderzoek mooi samengaan. Welke zijn dat? Welke verbinding is nodig? Welke houding en gedrag is nodig en hoe optimaliseer je dat? De deelnemers kregen een aantal mooie voorbeelden voorgeschoteld. Zo sprak Marten Smid (RWS) over kennisontwikkeling en kennisopbouw binnen RWS. Bas Jonkman (TUDelft) belichtte voorbeelden van samenwerking met bedrijven en werkgevers vanuit TU Delft. Willem den Ouden (HZ) sprak over initiatieven vanuit Hogeschool Zeeland, Center of Expertise Deltatechnologie en Deltaplatform, waarbij de verbinding en het leren van complexe opgaven centraal staan. Daarna kwam de vraag aan de orde hoe we de de samenwerking tussen praktijk, opleiding en onderzoek kunnen optimaliseren en welke ideeën er zijn onder de aanwezigen hiervoor. Daarna werd gekeken of vraag en aanbod konden worden gematcht: zijn er concrete vragen voor samenwerking onder de aanwezigen, of is er concreet aanbod? Uit de workshops kwamen een groot aantal waardevolle suggesties. Hieronder de belangrijkste kort samengevat: Maak gebruik van de grote, inspirerende projecten uit de praktijk, zoals Living Lab, klimaatbestendige stad, Flood Proof Holland of de Zandmotor. Biedt elkaar de projecten aan als leerpraktijk. Kies als werkveld enkele opleidingen en ga daar diepe samenwerking mee aan. Steek de samenwerking op hoog strategisch niveau in. Deel je kennis met elkaar. Blijf niet ‘op je eigen kennis zitten’. Human Capital behoeft doorlopende aandacht en ontwikkeling, en investeren in de kennis van de toekomst. Zorg dat de opgebouwde kennis wordt overgedragen. Laat studenten (en ook medewerkers) los. Niet beteugelen, maar echt laten leren in de praktijk, in het primaire proces. Vertrouwen versnelt ook de kennisontwikkeling. Krachtig voor stages en onderzoeksopdrachten zijn doorlopende leerlijnen bij bedrijven en overheid. Geef opdrachten door aan volgende studenten. Kennisopbouw en kennisontwikkeling zijn essentieel voor de sector. We moeten de buitenwereld en toekomstige nieuwe medewerkers laten zien dat we een mooie sector hebben met veel werkgelegenheid en ontwikkelkansen. 27 Samenwerken op zowel onderwijs als ook innovatie kan in Centers of Expertise. Bij complexe systemen en multidisciplinaire samenwerkingen kan het Deltaplatform een meerwaarde bieden om complexe opgaven te verbinden en te faciliteren. Neem deel aan werkveldcommissie in het onderwijs. Zo heb je invloed op het curriculum en verbinding met de werkvloer is hierbij een versterking. Kennis komt zo in de vakken en colleges terecht. Voor eigen kennisontwikkeling; maak gebruik van postacademisch onderwijs en deeltijdleren bij HBO-instellingen. Medewerkers kunnen naar hun voormalige onderwijsinstelling terugkeren om gastcolleges te geven over hun expertise. Dat verbindt krachtig kennis en kunde. Werken met studenten vraagt tijd, maar is leuk. Er hoort hoort verwachtingenmanagement bij, vraagt sturing door professionals, eventueel ondersteuning door professionals om data te valideren. Het is van belang dat het netwerk elkaar kent, dat je elkaar weet te vinden, en vertrouwen is ook van belang en zorgt voor betere prestaties. 28 De deelnemers concludeerden met elkaar dat er op het snijvlak van werkveld, onderwijs en onderzoek al een heleboel goed gaat. Het motto was dan ook: blijf elkaar versterken en opzoeken, investeer in de onderlinge relatie, deel de opgedane kennis en de resultaten van uitwisselingsprojecten. De grote projecten hebben altijd gezorgd voor veel kennisontwikkeling. Daarom is het van belang vooral hierbij in te blijven zetten op continue kennisontwikkeling met werkveld, onderzoek en onderwijs. NKWK kan helpen door aandacht te blijven vragen voor, en het belang te blijven benoemen van uitwisseling tussen praktijk en onderwijs. De sector zal aandacht moeten hebben voor de uitstroom van kenniswerkers die met pensioen gaan. Knelpunt is wel ‘productiedraaien’ versus ‘werken aan kennis’, dat moet als logisch bij elkaar horen en is het niet altijd. Contactgegevens Wim Uijttewaal | [email protected] Else Boutkan | [email protected] Marten Smid | [email protected] 29 Tijdens deze workshop werd eerst in vier groepen per thema een inventarisatie gemaakt van de bijbehorende kennisvragen. Dat leverde het volgende overzicht op: 1.Klimaatadaptatie vanuit voedselzekerheid en waterzekerheid perspectief 1G Water en Voedsel Hoe zorgen we voor voldoende schoon en zoet water om – ook bij een veranderend klimaat - te kunnen voldoen aan de toenemende vraag naar voedsel? Dit is het centrale thema binnen de NKWK-onderzoekslijn Water en Voedsel. Binnen de lijn worden vier thema’s onderscheiden: Watervoorziening voor land- en tuinbouw; Efficiënt omgaan met grondstoffen als water en nutriënten; klimaatadaptatie vanuit voedselzekerheid en waterzekerheid perspectief; ruimtelijke benutting van watersystemen voor voedselproductie. Tijdens deze workshop werd gepoogd samen met de deelnemers de bijbehorende onderzoeksvragen te inventariseren, en het bij elkaar brengen van kennisvragers en kennisaanbieders. 30 De meeste aanwezigen in deze groep bepleitten ingrijpende wijzigingen in denken en doen. Men is niet in voor ‘pleisters plakken’. Maar de trendbreuk is volgens de aanwezigen alleen mogelijk met voldoende politieke wil. De waterbeheerders en de landbouw zullen daarvoor ook de handen ineen moeten slaan. En wel zo snel mogelijk, werd benadrukt. Het gaat om ‘goed’ en voldoende water De business case verdient aandacht, er is altijd een economische component, dat is de kern van de discussie Aandacht voor ‘veranderende afvoer(groter/kleiner) & verzilting’ Regionale vraag/aanbod balans en bufferen in de ondergrond. Opschalen van dit punt naar Geohydrologische effecten? Bodemdaling veengronden en bijbehorende vraagstukken (N2O/CO2 en nutriëntenrijke kwel) Denk aan High Tech oplossingen en radicaal herinrichten van land op wereldschaal. Invloed van landbouw op waterkwaliteit (drinkwater/oppervlaktewater) Mogelijkheden voor veredeling, genetische modificatie, óude gewassen, AANPASSEN en niet alleen veranderen/ingrijpen Impact van extremen op voedselproductie (accepteren van nattere periodes/anticiperen) Internationale context (urgentie in ontwikkelingslanden/parallel werken). Denk aan Futurist a la Roosengaarde, om een volledig andere oplossings- en denkrichting te ontwikkelen ‘innovatief’ versus ‘traditioneel’. Andere productiesystemen zoals permacultuur. Transitie is de oplossing. Denk ook aan verminderen van het gebruik van fossiele brandstoffen, onze landbouw is zeer energie-intensief Systeemverbetering van de bodem Als laatste punt, maar zeer relevant: maatschappelijke aanpassing/acceptatie Welke voedingsgewassen kunnen zout-/droogte-/natte-resis- tent worden ingezet/gemaakt: passend bij lokale cultuur en mogelijkheden, terug naar oude gewassen, veredeling/genetische modificatie etc. Zijn efficiëntere gewassen beschikbaar/mogelijk Afwegingskader/knikpunten scenario’s evalueren; welke keuzes horen hier bij? Optimaliseren? IOS bij visstand? Meer uitspoeling vanuit de landbouw? OS produceren (t.b.v. plastics) of in de bodem brengen? Beter bodembeheer (verdichting, hoe?) AHS? Agrarische hoofdstructuur, naar welke teelten? Water, landbouw en energie. Hoe verbinden? Hoe kringlopen sluiten, op welke schaal? Betere vormen van reservoir/watervoorradenbeheer Hoe onderzoek in groter verband benutten? 2.Efficiënt omgaan met grondstoffen als water en nutriënten Zijn andere landbouwsystemen mogelijk met ander watergebruik/-beheer? Denk aan agroforestry, energiezuinige technologieën/ niet-gemotoriseerde landbouw, permacultuur, teelt de grond uit, stadslandbouw, aquacultuur. Hoe satellietdata verbinden met grondmetingen en de data bruikbaar maken (leren van het weer…) 3.Ruimtelijke benutting van watersystemen voor voedselproductie zoals zee, verzilte gebieden, stedelijke gebieden, waterwerken/ kustverdediging Hoe kunnen we zoetwater met verschillende peilen benutten? Wat zijn de mogelijkheden voor aquacultuur, zilte teelten, visteelt, schaaldieren? Hoe kunnen we in de regio hiertoe samenwerken? Waar kunnen we dit soort systemen met meerdere peilen realiseren en wat is dan het rendement? 31 4.Watervoorziening voor land- en tuinbouw Moet waterbeheer en landbouw zich aanpassen aan de omstandigheden (bijv. andere gewassen telen vanwege meer zout) of moeten we de omstandigheden optimaal blijven houden voor de landbouw (voor hoog renderende teelten)? Hoebereiken we voor deze vraagstukken een cultuuromslag? Wat kan daarbij de rol zijn van proeftuinen, voorloperbedrijven of kweekvijvers? Hoe realiseren we duurzame mariene teelten in combinatie met andere functies, zoals energiewinning? Hoe benutten we kansen? Wat is de functie van landbouw in de stad? Kan het gaan over specifieke kleinschalige teelten? Of heeft stadslandbouw vooral een functie voor sociale cohesie en een gezonde leefomgeving? 32 Water is een onderwerp van velen is en partijen van elkaar te weinig weten over de ‘good practices’, de behaalde successen en de leerpunten. Vanuit de watersector is er onvoldoende beeld van wat de landbouw doet. Een vraagpunt is om goed zicht te houden wat er door de landbouw zelf gedaan wordt. De landbouwsector is immers groot en divers. Is LTO als organisatie voldoende toegerust om de landbouwsector te representeren en/of te verbinden? En al het onderzoek waar LTO bij betrokken is, hoe wordt dat ontsloten en hoe zorg je ervoor dat de resultaten een stap verder worden gebracht? Behaalde successen bestaan vooral uit lokale oplossingen. Kunnen deze lokale oplossingen opgeschaald worden en zo ja: hoe? Het gaat daarbij niet zozeer om technische aspecten, maar vooral om organisatorische aspecten. Het oplijnen van verschillende spelers / belanghebbenden, c.q. de watergebruikers, is een barrière voor het opschalen. Naast meteo is er voor de landbouw ook meer zicht nodig op de waterstromingen in de ondergrond, met name grondwaterfluctuaties. Verzouting van oppervlakte- en grondwater wordt door veel boeren en landbouwadviseurs als een belangrijke bedreiging voor de productie gezien. Maar andere praktijkproeven laten zien dat gewassen een zouttolerantie hebben. Er zijn nog veel mythes over zout. Dat is een onderwerp dat nader onderzocht moet worden, maar vooral ook beter verspreid moet worden zodat de zoutwatervrees mogelijk bijgebogen kan worden. Er is een beroemde norm voor de aanvoer van zoet water voor de landbouw. Waterschappen zijn gehouden om 2,8 mm/dag aan water aan te voeren, oftewel 0,3 liter/sec/ha. Maar deze norm is niet echt gebaseerd op harde feiten. Dit kan beter onderzocht worden en moet ook leiden tot nieuwe normen. De klimaatdiscussie en bijbehorende urgentie om in actie te komen is nog niet doorgedrongen. Er is weinig awareness over de toekomstige problemen c.q. verwachtingen. Beleid, wetenschap en Praktijk moeten meer met elkaar samenwerken, uitwisselen en optrekken om ieder vanuit eigen gezichtspunten bij te dragen aan oplossingen. Aan het einde van de workshop werd de deelnemers gevraagd welk aspect men (het meest) beperkend vond voor een kennisagenda en voor een goede samenwerking tussen kennisvragers en kennisaanbieders. Budget werd vaak genoemd. De urgentie van de problematiek wordt, vonden veel aanwezigen, onvoldoende in onderzoeksfinanciering teruggevonden. Een terechte, maar geen verrassende notie. Interessanter is dat de aanwezigen de samenwerking - of het gebrek daaraan - een belangrijk knelpunt vonden. De samenwerking, met name tussen waterprofessionals en de landbouwsector, kan beter en moet beter om de problematiek aan te pakken. Daarbij komt dat men een gebrek aan regie beleefd: wie heeft het primaat op water en landbouw? Ligt dat bij de watersector of bij de vragers van de landbouwsector? Feit is dat de watervoorziening in de landbouw een constante bron van wederzijdse toenadering is die echter vaak platonisch en functioneel is, maar te weinig van harte. Boeren zijn zich ervan bewust dat er in de toekomst zowel meer excessieve regenval als langdurigere droogten kunnen optreden. Beiden veroorzaken problemen voor de landbouwproductie. En boeren geven ook aan te weinig instrumenten te hebben om er effectief op te sturen. Tegelijkertijd is de landbouw een diffuse bron van nutriënten en agrochemie waar in grond- en oppervlaktewater problemen in de kwaliteit mee ontstaan. Er ligt een kans en opgave voor het NKWK om op het vlak van landbouw en water een verbindende en vernieuwende slag te maken waarbij visiegestuurd gewerkt wordt aan een nieuwe kennisbasis voor een bestendige toekomst. Contactgegevens Henk Janssen, Alterra | [email protected] 33 34 Workshops 2e ronde 35 2A NKWK en Europa: presentatie van de EU-faciliteit De ambitie van het NKWK is om zoveel mogelijk verbinding te zoeken met EU-onderzoeksprogramma’s. Om dat te faciliteren, heeft het NKWK de EU-faciliteit in het leven geroepen, als onderdeel van Bureau Brussel van Rijkswaterstaat. Deze faciliteit moet zorgen voor meer steun en financiering uit Brussel voor vraagstukken die aansluiten bij de NKWK-onderwerpen. Op die manier worden NKWK-partners beter in stelling gebracht op het Europese speelveld. In deze workshop werd de EU-faciliteit nader toegelicht. 36 Uit een inventarisatie onder de workshopdeelnemers bleek dat de ideeën en wensen van de NKWK-partners ten aanzien van Brussel en de EU-faciliteit zeer divers zijn. Vandaar dat de EU-faciliteit maatwerk zal moeten gaan leveren. Sommige NKWK-partners weten op eigen houtje al goed de weg naar de Brusselse subsidiepotten, andere (nog) niet. Het gezamenlijk opereren is niet vanzelfsprekend. Samenwerken vergt een andere manier van werken en durven delen van kennis en netwerken. Daartoe bleek onder de deelnemers bereidheid, maar er bleek onder de deelnemers tegelijk behoefte aan een platform om dat mogelijk te maken. De behoefte aan Europees overzicht bij de deelnemers bleek groot: welke calls of beïnvloedingsmomenten zijn er? Hoe ziet het gezamenlijke Europese netwerk eruit (IenM-RVO, de Technology Platforms, andere Nederlandse partijen als UvW, Huis der Provinciën, etc.)? De workshopdeelnemers pleitten ervoor deze informatie helder beschikbaar te maken, bijvoorbeeld via de NKWK-website. De deelnemers kregen een korte uiteenzetting over werkwijze van de EU-faciliteit De faciliteit focust zich op de NKWK-onderzoekslijnen, verzamelt daarvoor worst en best practices en informeert daarover. Verder wil de faciliteit leerervaringen laten delen en non-usual suspects bij elkaar brengen. Ook wil men het delen van tips and tricks bij het framen van onderzoeksvoorstellen faciliteren. En er wordt gewerkt aan het ontsluiten van kennis. De EU-faciliteit wil rondetafelgesprekken gaan organiseren om het H2020 werkprogramma l 2018/2019 en post H2020 voor te bereiden. In het najaar vindt al zo’n gesprek plaats rond water en klimaat. Deelnemers gaven aan om niet alleen de onderzoekslijntrekkers, maar ook de EU-deskofficers van de kennisinstituten en universiteiten samen te brengen. Er worden verdiepende gesprekken met de onderzoekslijntrekkers georganiseerd. Deelnemers worden op korte termijn nader geïnformeerd over hoe men gebruik kan maken van de samenwerk- en vergaderfaciliteit. Het Europese bedrijfsleven heeft gezamenlijk € 2,7 miljard op tafel gelegd voor investeringen in de ontwikkeling van de biobased economy. Wij moeten ook groot durven dromen. Tot slot: de Strategic Research and Innovation Agenda (SRIA) NKWK for Europe wordt afgerond om de inhoudelijke agenda duidelijk vast te leggen. De werklocatie in Brussel wordt aangeboden om juist daar waar het gebeurt, nieuwe connecties te maken en de kansen voor het NKWK als geheel te vergroten. Contactgegevens Natalie Oonk en Eric Boessenkool | [email protected] 37 2B Marktperspectief: verdienmodellen binnen NKWK Een goedbezochte bezochte workshop tijdens het NKWK-congres was - niet toevallig - die over marktperspectieven en verdienmodellen. De grote grote uitdaging binnen het NKWK is immers (meer) financieel commitment van de deelnemende partijen. Daarvoor is het volgens workshopbegeleider Stephan van der Biezen nodig na te denken over de te te verwachten uitkomsten van onderzoekslijnen, hoe partijen dat kunnen vermarkten en welke verdienmodellen daarbij zouden passen. Ouderwets, bijvoorbeeld via productverkoop, een succesfee of gebruiksfee, of, nieuwer: delen met geld, ruilen of co-creatie. De stelling van Van der Biezen was dat het financieel commitment groter wordt, naarmate je hier beter over nadenkt. Uit de sessie kwamen voor enkele onderzoekslijnen waardevolle ‘verdiensuggesties’. 38 De bedoeling was om tijdens deze workshop door de bril van het bedrijfsleven naar het NKWK te kijken om te bepalen welke verdienmodellen (in brede zin) het best passen bij het programma (voor de markt maar mogelijk ook voor andere partijen), en wat het NKWK kan doen om meedoen voor de private sector aantrekkelijk te maken. Het antwoord op deze vragen kan per onderzoekslijn verschillen. Vandaar dat er in vijf groepen, voor vijf onderzoekslijnen naar passende antwoorden werd gezocht. Het betrof: Kustgenese, MarkerWadden, Energie uit Water, Slim Watermanagement en Waterkeringen. Opvallend was dat veel deelnemers moeite hadden te starten met het denken in verdienmodellen. Daaruit bleek direct het nut van deze workshop. Ook de focus op het kennisprogramma NKWK werd soms los gelaten, om over bredere verdienmodellen te praten. Bijvoorbeeld niet over onderzoekslijn MarkerWadden maar over de MarkerWadden zelf. Voor de besproken onderzoekslijnen kwamen de volgende ideeën naar voren: Water en energie: investeringsvraag bijvoorbeeld met crowdfunding. Exploitatie door betrekken van anderen in proeftuin/ worldexpo met horeca en duurzaamheidtoerisme. Big data. CO2 certificaten. Inhoudelijk focus op bufferen van energie in water (slim malen, slim inspelen op energieprijs. Scheelt 15% kosten). MarkerWadden: delen met geld. Productverkoop: drijvende woningen, visvergunning, Kustgenese: reclamemodel, delen zonder geld. Waterkeringen: biomassa verkopen, hergebruik van materiaal in waterkeringen, uitbesteden van aanleg, beheer en onderhoud van waterkeringen in prestatiecontracten. Slim Watermanagement: sturen van water: besparen én slimmer inkopen. Transport over water: actuele waterstanden verder vooruit voorspellen en daarmee een dienst voor de scheepvaart. Het NKWK kan zichzelf enorm vooruithelpen door bij de onderzoekslijnen regelmatig de verdienmodellen aan de orde te stellen Uit de workshop bleek duidelijk dat deelnemers het lastig vinden om te praten in termen van resultaat en mogelijke opbrengsten. Men blijft liever praten over problemen, zaken die we nog niet weten. Het NKWK kan zichzelf enorm vooruithelpen door bij de onderzoekslijnen regelmatig de verdienmodellen aan de orde te stellen: welke verdienmodellen er van toepassing zijn: wie brengt in, wie oogst in de ogen van de onderzoekslijn? Contactgegevens Stephan van der Biezen [email protected] 39 Een frisse blik op de 2C watersector: innovatie en duurzaamheid Tijdens deze sessie, georganiseerd door én voor jonge waterprofessionals, werd een aantal innovaties gepitcht, gevolgd door een discussie aan de hand van stellingen. Grote vraag: welke innovatie(s) willen de deelnemers graag in 2030 terugzien en moeten een plek krijgen in het NKWK? De workshop wilde de deelnemers inspireren met duurzame, innovatieve concepten én verkennen welke belemmeringen ons nog tegenhouden om deze concepten op te schalen. 40 Vier jongeren uit de watersector gaven pitches over innovatieve concepten. Zo lichtte Ariët Kieskamp (Trainee/Unie van Bosgroepen) het concept ‘paludicultuur’ toe. Dit is het bedrijven van landbouw bij hoge grondwaterstanden. Barry Scholten van IF technology vertelde hoe je in ‘Smart Polders’ gemalen kunt inzetten als als energiecentrales. Tine te Winkel (Acacia Water) vertelde over Spaarwater. In dit project worden innovatieve maatregelen beproefd voor het bestrijden van verzilting en het zekerstellen van voldoende zoetwater van goede kwaliteit, met name voor de landbouw. Rutger de Graaf- van Dinther (Blue21) wilde het publiek ten slotte overtuigen van het feit dat we steden fundamenteel anders moeten gaan bouwen vanwege de grote bevolkingsgroei en dus het water op moeten gaan zoeken. Ruben Geradts, innovatiemanager bij VPDelta, gaf daarna zijn visie op hoe we met elkaar dergelijke projecten kunnen realiseren. Er is volgens hem veel geld, tijd en energie nodig voor innovaties. Leiderschap binnen bedrijven is dan ook erg belangrijk; iemand van enige statuur moet het durven oppakken. Op die manier worden innovaties gerealiseerd, zoals het eerste drijvende paviljoen in Rotterdam, in het kader van Blue21. Last but not least is het om tafel gaan met de ondernemers volgens hem onmisbaar, bijvoorbeeld voor paludicultuur. Na afloop van iedere pitch volgde een discussie met de deelnemers over de kansen en belemmeringen. Hieronder in het kort de belangrijkste uitkomsten per pitch. Paludicultuur Betrokkenheid van ondernemers is essentieel. Goede financiële onderbouwing nodig: wie betaalt wat? Landeigenaren koppelen aan beheerorganisaties (samenwerken). Gedeelde visie is nodig. SMART polders (www.smartpolder.nl) Uitdaging is de warmte-koude balans. Het vraagt om bestuurlijke innovatie. Verschillen in taal & doel (Bijvoorbeeld: waterschap vs gebruikers als ziekenhuizen) Spaarwater (www.spaarwater.com) Een meervoudige aanpak samen met Spaarwater is de toekomst. Blue Revolution (www.blue21.nl) Betaalbaar maken is essentieel. Voor het opschalen zijn investeringen nodig. Overheidsparticipatie noodzakelijk. Contactgegevens Lars Visser | [email protected] Ariët Kieskamp | [email protected] 41 2D Kennisalliantie versus Kennisinkoop? Is het maken van de match tussen nieuwe onderzoeksmiddelen, uitvoeringsprojecten, in-kind bijdragen en lopend onderzoek de kracht van een kennisalliantie? Of kunnen we beter handig kennis inkopen om de kennis te vergaren die we nodig hebben? In deze workshop zochten de deelnemers het antwoord op deze vragen. Dat gebeurde aan de hand van een casus over Kustgenese 2.0, één van de NKWK-onderzoekslijnen. De afdeling inkoop van Rijkswaterstaat en de Erasmus Universiteit verzorgden een reflectie. Het doel was vooral het leggen van verbindingen tussen verschillende ervaringen. 42 Projectleider Kustgenese Carola van Gelder (RWS) verzorgde eerst een inleiding over het project, met het accent op de diversiteit van partijen die meedoen en de verschillende vormen van kennisinbreng in het project. Centrale vraag: welke contractvorm past het best? Kennisalliantie of kennisinkoop? Mike Duijn (EUR) vertelde daarna iets meer over mogelijke samenwerkingsvormen en bijbehorende aandachtspunten. Daarna voerden de deelnemers een discussie in de vorm van een Lagerhuisdebat, met drie stellingen. De eerste luidde: ‘een kennisalliantie start je voor de ontwikkeling van een kennisprogramma, kennis inkopen doe je als het plan voor het kennisprogramma klaar is’. De tweede: ‘als je snelheid wilt maken met de NKWK-onderzoekslijn Kustgenese kun je beter kiezen om de kennis in te kopen dan om een kennisalliantie te vormen’. De derde stelling ten slotte luidde: ‘strategische kennis houd je voor jezelf’. Uit de discussie kwam duidelijk naar voren dat kennisalliantie en kennisinkoop aanvullende contractvormen zijn, die verschillend worden ingezet. Kennisalliantie zet je vooral in voor kennisontwikkeling, waarbij je met een grote groep kennisvragers en kennisaanbieders samenwerkt. Je weet nog niet precies wat je wilt en een open proces is nodig. Kennisinkoop wordt vooral ingezet als scherp gedefinieerd is welke kennis nodig is en wie die zou kunnen leveren. Bij de ontwikkeling van NKWK-onderzoekslijnen zullen beide dan ook naast elkaar worden ingezet. Aandachtspunten bij de keuze voor het een of het ander waren volgens de deelnemers: hoe ga je om met intellectueel eigendom; in welke fase zit de onderzoekslijn (creatief zoekproces, of gerichte kennisontwikkeling) wat is de positie in het actoren-netwerk en in het ‘kennislandschap’; hoe is de relatie met de eigen kerntaken; wat zijn politiek-bestuurlijke gevoeligheden; wat is het doel van de kennis (normering, toetsing, juridisch, verkenning, visievorming, uitvoering of evaluatie); kenniscommunicatie (aan wie)? Reguliere inkoop (dus ook van kennis) is vrij strak gereguleerd. Bij samenwerkingsovereenkomsten/allianties is veel meer maatwerk mogelijk. Volgens de deelnemers is beste contractvorm altijd maatwerk. Welke dat is kan binnen een onderzoekslijn op verschillende momenten en voor verschillende onderdelen sterk verschillen. De afweging van welke (combinatie van) contractvorm(en) je wanneer gebruikt, vergt een tijdige en goed afweging. Inzicht in de mogelijkheden met voor- en nadelen zal helpen bij het maken van de juiste keuze. Onderzoekslijnen kunnen hierbij veel van elkaar en van andere programma’s (bv Inkoop RWS) leren, was de algemene conclusie. Binnen de onderzoekslijn Kustgenese maak ik gelijktijdig gebruik van zowel kennisinkoop als van kennisalliantie. De inzet is maatwerk. De uitkomsten van deze sessie zullen gebruikt worden in een NKWK-werksessie met meerdere onderzoeklijnen, waarin dit onderwerp verder wordt uitgediept. Hierbij wordt samengewerkt met de afdeling Kennisinkoop van RWS die met een vergelijkbaar project bezig is. Contactgegevens Corné Nijburg | [email protected] 43 Lumbricus: Op weg naar 2E een klimaatrobuust bodem- en watersysteem Lumbricus, de Latijnse naam voor regenworm, zorgt voor een vruchtbare bodem en graaft gangen waardoor het watervasthoudend vermogen van de bodem toeneemt. Hij staat daarmee symbool voor het gelijknamige programma waarin wordt gewerkt aan een klimaatrobuust bodem- en watersysteem. De kracht van het programma is dat uiteenlopende losse initiatieven en innovaties op het gebied van bodem en water worden gebundeld tot een integrale aanpak in proeftuinen. Tijdens deze workshop werd Lumbricus toegelicht en gingen de deelnemers met elkaar in gesprek over de vraag hoe het gedachtengoed van het programma gemeengoed kan worden in de wereld van het waterbeheer. 44 Tijdens de workshop werden de aanwezigen in vier groepen aan het werk gezet met de volgende vragen: hoe komen we van proeftuin naar dagelijkse praktijk? Is het mogelijk om na het programma te komen tot een vereenvoudigde aanpak? Wat zijn de risico’s van een klimaatrobuuste aanpak? Wat zijn de meest effectieve bodem-watermaatregelen of combinaties van maatregelen? Er werden tal van waardevolle suggesties en ideeën geuit bij de gestelde vragen. Het doel van de sessie was daarmee zeker bereikt. Naast de verwachte reacties en suggesties, werden er ook een aantal nieuwe vragen gesteld en opmerkingen gemaakt die nadere uitwerking behoeven. Daarnaast werden er – niet onbelangrijk - verschillende contacten gelegd met partijen die willen aanhaken bij het programma Lumbricus. Er zijn intussen verschillende afspraken gemaakt tussen aanwezigen om mogelijkheden voor samenwerking te verkennen. Er moet een kwaliteitskeurmerk voor de bodem komen, dan wordt iedereen automatisch gestimuleerd om duurzaam om te gaan met de bodem. Het belangrijkste leerpunt van de workshop was dat er nog potentiële partners zijn die niemand (nog) in beeld heeft. Dit betekent dat er voldoende flexibiliteit in het programma moet zitten, zodat deze partners alsnog kunnen aanhaken. Er is inmiddels een breed consortium gevormd voor het programma Lumbricus. Op dit moment wordt hard gewerkt om de laatste financiering rond te krijgen, zodat het programma daadwerkelijk van start kan gaan. Mogelijk kan het NKWK hierin bemiddelen. Contactgegevens Wim Wassink | [email protected] 45 2F Duurzaam beheer grote wateren: Sturen op veerkracht Grote wateren hebben veerkracht nodig, ontwikkelruimte om zich aan te passen aan ingrepen in de waterhuishouding uit het verleden en klimaatverandering in de toekomst. De meerwaarde van dit begrip voor beleid en beheer is op dit ogenblik echter nog beperkt, want over welke veerkracht gaat het en hoeveel veerkracht willen we hebben? Tijdens de sessie werd daarom onderzocht of veerkracht een kwantitatief doel en een indicator kan worden, opgenomen in de Nationale Omgevingsvisie. 46 De sessie begon met een toelichting op de herziene onderzoekslijn door Joost Backx van Rijkswaterstaat. Die herziening zit ‘m vooral in de sterkere focus op het doel van de onderzoekslijn, te weten: het operationaliseren van het begrip veerkracht voor het waterbeheer. Daarna volgden pitches door Pieter den Besten (MinIenM-DGRW), Esther Blom (WNF), Siep Groen (MinEZ) en Marco Tijnagel (RWS-Oost-Nederland). Waarom vinden zij een doel en een indicator voor veerkracht in de Nationale omgevingsvisie een goed idee, of waarom juist niet? Willen zij wel op veerkracht sturen? Welk probleem lost het op? Welke beren op de weg zien de onderzoekers over het hoofd? In het tweede deel schetsten enkele kennisleveranciers/onderzoekers een globaal beeld van de huidige kennis van veerkracht en welke kennis er ontbreekt voor een kwantitatief doel en indicator. Welke aanvullende onderzoeken achten zij nodig en wie zou dat kunnen – of moeten – oppakken? Er bleek grote behoefte aan het operationaliseren van het concept veerkracht. Met de kennis van nu zijn de resultaten van projecten vaak slecht verklaarbaar. Ook laten uitkomsten zich moeilijk voorspellen. In de visie van de onderzoekers staan er vier pijlers onder veerkracht, waarvan we alleen ‘waterkwaliteit’ voldoende kennen. Voor de andere - connectiviteit, diversiteit en dynamiek - is nader onderzoek nodig. De aanwezige deelnemers concludeerden dat beleid, beheer en de kenniswereld meer samen moeten optrekken bij het beantwoorden van die vragen. Te vaak zet ieder z’n eigen onderzoeksvraag uit en te weinig worden resultaten met elkaar gedeeld. Verbinding zou hier het doel van de onderzoekslijn moeten zijn. In het NKWK wordt volgens de deelnemers ook te snel gesproken over een financiële bijdrage van deelnemende partijen. Dat belemmert de samenwerking, zeker bij deze onderzoekslijn. Het operationaliseren van het begrip veerkracht is namelijk een onderwerp dat weinig marktpartijen trekt, want het is vooral een beleidsmatig concept. Als we veerkracht willen vergroten, moeten we niet op voorhand willen vasthouden aan alle maatschappelijke functies die de grote wateren nu vervullen. We moeten niet weglopen voor keuzes. Er werd afgesproken een Community of Practice Veerkracht op te zetten, te beginnen met de partijen die aanwezig waren bij de workshop en deze gaandeweg uit te breiden met andere NGO’s en kennisinstellingen. Rijkswaterstaat belegt op korte termijn een eerste bijeenkomst om dit idee uit te werken. Contactgegevens Joost Backx | [email protected] Kees Wulffraat | [email protected] 47 Programmeren kun je leren! Of: Stuwen en trekken aan 2G toekomstbestendige natte kunstwerken “Help, mijn kunstwerk moet vervangen worden?! Of tenminste, dat denk ik.” Wat zijn nu de maatgevende criteria om te bepalen of een nat kunstwerk echt vervangen moet worden? En, nog belangrijker: hoe krijg je de vervanging vervolgens op de agenda? Het zijn belangrijke vragen binnen de NKWK-onderzoekslijn ‘Toekomstbestendige natte kunstwerken’. Tijdens deze workshop kregen de deelnemers een update over de onderzoekslijn. Ook kregen ze tips en adviezen over het op de bestuurlijke agenda krijgen van vervangingsopgave(n). 48 De tijdens de workshop aangehaalde praktijkvoorbeelden van het Gemaal Vissering van waterschap Zuiderzeeland en van de zout-zoetscheiding op de Krammersluizen illustreerden helder de problematiek rond het op de agenda krijgen van de vervanging van (delen van) een nat kunstwerk. Bert Rietman van de TU Twente liet de spanning zien die kan ontstaan tussen de techneut, die vindt dat het beter kan of zelfs moet, en de bestuurder die met beperkte kosten het oude in de lucht wil houden. Vanuit zijn ervaringen bij de Krammersluizen illustreerde Kees-Jan Meeuse van Rijkswaterstaat het belang van het (blijvend) meenemen van alle stakeholders in het proces. Dat maakt volgens hem zelfs innovatie mogelijk. “De noodzaak van vervangingsagenda is soms lastig onder de aandacht te brengen. Je moet je soms de blaren op je tong praten.” Uit de bespreking van de praktijkvoorbeelden kwam een een tamelijk eenduidig beeld naar voren. Om beslissers mee te krijgen, moet de vervanging van een kunstwerk, vanaf het begin van het proces, in een breder kader worden bezien. Vanuit de bestuurlijke laag gezien is de technische discussie, gedreven vanuit beheer & onderhoud, namelijk niet interessant, net zomin als de protocollen en stroomschema’s voor bedrijfsvoering. Het is belangrijk de beslissers/bestuurlijke laag vroeg in het proces te betrekken. Bij het ‘breder kader’ kun je volgens de aanwezigen denken aan aspecten als meerwaarde voor gebruikers (meekoppelkansen, mogelijkheden van cofinanciering), belangen voor stakeholders en bestuurlijke speerpunten zoals duurzaamheid en doelmatigheid. De belangrijkste leerpunten van de workshop waren: betrek de beslissers op tijd. Presenteer een compleet plaatje, neem omgeving en netwerk mee. Sluit aan op de actuele bestuurlijke speerpunten (o.a. duurzaamheid en efficiency). Haal succesverhalen van andere overheden op tafel. En: ga bij elkaar op bezoek. “Beheer & Onderhoud is niet sexy voor veel bestuurders. Het vraagt dan ook creativiteit om de aanpassingen te koppelen aan functionaliteit en andere belangen. Dan koppel je het aan het grotere geheel en niet aan de constructie.” Contactgegevens De inzichten uit deze sessies worden gebruikt om de onderzoekvragen van de kennisagenda Natte Kunstwerken aan te scherpen en tot een gedragen kennisprogramma te komen. Albert Barneveld | [email protected] Ida de Groot-Wallast | [email protected] 49 NKWK 50 Nationaal Kennis- en innovatieprogramma Water en Klimaat