Verslag van het vierde landelijke congres van het

advertisement
Verslag van het vierde landelijke congres van het
Centrum
Late
Vroegkinderlijke
supervisanten.
Ik voelde me daardoor een beetzoveel collega’s uitvoor
het Noorden
in eenEffecten
zaal samen ge van
gezien. Ik ontmoette een studiegenootje dat ik jaren
niet had gezien en ze zei: “tja, je hele psychologiecarrière trekt vandaag aan je voorbij”. Het was een
pakkende opmerking want het weerzien reikte van
collega’s die ik had leren kennen tijdens de studie
psychologie, mijn vroegere supervisoren, collega’s
uit ggz-instellingen, tot ex-opleidelingen en huidi-
je ‘oud’ maar ook wel rijk: wat hebben we hier in
het Noorden toch een groot netwerk! Aan het eind
van de dag, tijdens de borrel, was er een feestelijke
stemming. Niet zo vreemd want een klas vol verse
klinisch psychologen vierden, terecht, de geslaagde
afsluiting van hun opleiding!
Chronische Traumatisering (CELEVT), gehouden
op 7 oktober 2016 in Amersfoort.
Literatuur
Hafkenscheid, A. (2014). De therapeutische relatie. Utrecht:
Uitgeverij: De Tijdstroom.
Geuzinge, R. (2013). Pat Ogden, Kekuni Minton & Clare Pain
(2006). Trauma and the body: a sensorimotor approach to
Geuzinge, R. (2014). Concrete zelfzorgstrategieën voor de psychotherapeut. Compassie versus empathie. Tijdschrift Cliëntgerichte
Psychotherapie, 53, 197-212.
Delespaul, P., Milo, M., Schaiken, F., Boevink, W. & Os, van J.
psychotherapy. Boekbespreking. Tijdschrift Cliëntgerichte Psycho-
(2016). Goede GGZ! Nieuwe concepten, aangepaste taal en
therapie, 51, 187-189.
betere organisatie. Leusden: Diagnosis Uitgevers.
Verslag van het vierde landelijke congres van het Centrum voor Late Effecten
van Vroegkinderlijke Chronische Traumatisering (CELEVT),
gehouden op 7 oktober 2016 in Amersfoort.
Heidi Deknudt
Vanuit het verre Vlaanderen trok ik donderdagavond richting Amersfoort, het voelde zowaar aan
alsof het al weekend was. Ik keek erg uit naar dit
congres, met sprekers als Vermetten, De Soir en Van
Os.
Anton Hafkenscheid was dagvoorzitter, een rol
die hij met humor en strengheid voor de tijdsbewaking op zich nam. Hij opende het congres met enkele bedenkingen. Zo wil hij meer aandacht voor
de kinderen van getraumatiseerde mensen. Ook
is het belangrijk om erkenning te geven voor het
feit dat ernstig getraumatiseerde mensen altijd last
kunnen blijven hebben van hun klachten, het is een
verkeerd signaal als hulpverleners verwachten dat
iemand klachtenvrij kan worden, je bevestigt hun
gedachte dat er iets mis is met hen. Hierbij aansluitend uit hij ook kritiek op EMDR: ROM’men wijst
uit dat dat EMDR lang niet bij iedereen helpt. Het
is niet de laatste keer vandaag dat er een kritische
noot wordt geuit over EMDR of over cognitieve ge-
56
tijdschrift Persoonsgerichte experiëntiële Psychotherapie
dragstherapie in de behandeling van mensen met
vroegkinderlijke traumatisering.
In de voormiddag zijn er plenaire lezingen, in de
namiddag is er ruimte om twee workshops te volgen uit een ruim aanbod en als afsluiter van de dag
is er de feestelijke start van de Stichting Strakx. Niet
alleen hulpverleners komen aan bod, er zijn veel
getuigenissen van overlevers, zowel in de pauze als
tijdens de lezingen.
Jim van Os, hoogleraar Psychiatrie en Epidemiologie, heeft het over de relatie tussen vroegkinderlijk trauma en psychotische stoornissen. Uit een
meta-analyse van onderzoeken bij veteranen kwam
naar voren dat er nogal wat overlap is tussen schizofrenie en PTSS. Intussen is er veel onderzoek
gedaan waaruit blijkt dat vroege traumatisering
een impact heeft op de ontwikkeling van kinderen
naar een psychotische stoornis. Wanneer er sprake
is van interpersoonlijke factoren (zoals geweld en
misbruik) dan is er een sterkere associatie met psychotische stoornissen dan wanneer er niet-interpersoonlijke factoren in het geding zijn (zoals armoede). Zo kan er een psychotische reactie in de vorm
van een verhoogd wantrouwen ontstaan bij sociale
stress. Tijdens de adolescentie is er een voorbijgaande periode waarin jongeren meer psychosegevoelig zijn. Deze houdt bij vroege traumatisering echter aan. Hoe ernstiger de traumatisering, hoe meer
kans op een overte psychose op latere leeftijd. Van
Os stelt dan ook voor om psychotische stoornissen
niet alleen te zien als een categorie of een dimensie,
maar vooral ook te kijken hoe vroege traumatisering expressie krijgt in het netwerk van synapsen.
Hij illustreert dit met het voorbeeld van stress die
leidt tot slapeloosheid. Bij de ene persoon uit zich
dit in geïrriteerdheid, bij een andere juist in hypomanie en bij een derde in wantrouwen. Je kunt
vroege traumatisering dus ook nagaan vanuit neuronale connecties en netwerken. Hoe somberder
je bent, hoe meer psychotisch je waarneemt; hier
wordt een causale relatie verondersteld.
Als we kijken naar de klinische relevantie, dan
zien we dat een subtiele expressie van manie geen
storende invloed heeft op het effect van psychotherapie. Bij een subtiele expressie van psychose wordt
echter een langzamere respons gezien op psychotherapie of psychofarmaca, hetgeen een langere
therapieduur met zich meebrengt. Van Os verwijst
ook naar het Dodo-effect: een goede therapeutische
relatie is het belangrijkste werkzame element. Maar
hij wijst wel op het gegeven dat er ook na therapie
nog veel klachten blijven bestaan; als hulpverlener
mag je geen onterecht vals positieve verwachtingen scheppen. Ook hij verwijst naar de beperkingen van EMDR. Als belangrijkste ingrediënten voor
herstel, reikt van Os het letterwoord CHIME aan:
Connectedness – Hope and optimism – Identity (als
persoon, niet als psychiatrisch zieke) – Meaning in
life – Empowerment.
Erik de Soir, psychotraumatoloog, neemt de fakkel over, hij heeft het over de transformatie van het
niet-representeerbare op de levenslijn. In zijn betoog geeft hij vele voorbeelden van hoe je creatief
kunt omgaan met de levenslijn in fasegerichte psychotraumatherapie. Hij pleit voor stabilisatie, waarbij hij zijn standpunt in de discussie over al dan niet
stabiliseren duidelijk maakt. De Soir benadrukt het
belang van het lichaam. Trauma maakt dat men-
sen vervreemden van hun lichaam, bij de Indianen wordt dit verwoord als spiritual death. Ook hij
uit kritiek op EMDR: EMDR is slechts een gereedschap; hij houdt een pleidooi om over de muurtjes
van de eigen werkwijze te kijken en trauma meer
integratief te benaderen. In een sneltreinvaart werkte hij de rest van zijn slides af, waar hij ook veel
foto’s liet zien van creatief werk van zijn cliënten.
Vanuit de stelling dat het niet iedereen gegeven is
om met complex trauma te werken, definieert De
Soir wat een therapeut in huis moet hebben: mentale weerbaarheid, beschikken over voldoende integratieve capaciteiten, ‘gronding’ hebben, bewust
zijn van processen in het hier-en-nu, een authentieke opstelling hebben en weerstand kunnen bieden
aan de verleiding om op impulsieve wijze te reageren op de behoeften van de cliënt. Hij benadrukt
het belang van stabilisatie via Oosterse technieken
zoals mindfulness en tai-chi. Het aspect mildheid
is hierin zeer belangrijk. We zien foto’s rond het
werken met de tijdslijn op een beeldende manier,
zonder dat er te diep wordt stilgestaan bij één moment en er sprake is van hertraumatisering. Er kan
een soort meta-taal worden ontwikkeld waarin
mijlpalen kunnen worden uitgedrukt. Zijn achtergrond als militair komt naar boven wanneer hij dit
vergelijkt met het maken van een maquette van het
terrein: een belangrijke taak is om alle krachten,
hulpbronnen en ‘medestanders’ in kaart te brengen.
Hiervoor is het belangrijk dat je je cliënt ziet als een
overlevende van geweld, niet als een slachtoffer. De
verschillende fases in traumabehandeling (stabilisatie, confrontatie, integratie) worden overlopen, ook
de richtlijnen voor militairen op missie worden (te)
vlug gelinkt aan traumatherapie. De Soir had duidelijk stof voor een dubbele spreektijd.
Tijdens de pauze was het kunstwerk ‘Remember
your wings’ op het podium te zien van Marie-Louise
Amaruq die er ook een korte toelichting bij gaf. Zijzelf vindt in haar kunstenaarschap een uitweg om
te ontsnappen aan de trauma’s die zij als kind en
jongere heeft meegemaakt.
De vaart bleef erin met de lezing van Eric Vermetten, hoogleraar medische biologie en psychiatrische aspecten van trauma aan de Universiteit
van Leiden. Vermetten heeft mee geijverd voor
het toevoegen van het Dissociatieve subtype bij de
diagnose PTSS in de DSM-5. Hij heeft het in zijn
lezing over complex trauma en complexe PTSS, en
over de vraag of complex trauma per se chronisch
e
CONGRESVERSLAG – tP P 01/2017
57
is. Vermetten stelt de vraag of ‘niet beter worden’
wijst op een falen van de hulpverlening. Hoe meer
traumatische ervaringen je had voor je 18e, hoe
meer kans op depressie, roken, alcoholmisbruik en
verminderde werkprestaties. Moeten we dan de depressie, het alcoholisme, et cetera, behandelen of de
onderliggende traumatische gebeurtenissen? Vermetten legt de link tussen chronische ontregelingen
in de stressregulatie: de homeostase die door stress
uit balans wordt gebracht, wordt hersteld: dit is allostase. Allostase is homeostase tegen een prijs: er
is sprake van hyperreactiviteit van het biologische
systeem, een vertraagde terugkeer naar het basisniveau van adrenaline, er is een veranderd basisniveau (bij PTSS wordt er bijvoorbeeld tijdens de
slaap een hartslag gemeten die 6 slagen per minuut
meer is dan bij mensen zonder PTSS), er is sprake
van generalisatie en er is een verandering waarneembaar in structuur en functie van bijvoorbeeld
het stofwisselingssysteem en het immuunsysteem.
Vermetten gaat verder in op het concept van veerkracht; ook hij komt met een letterwoord: ICARE:
Informatie – Controle – Autonomie – zelfRegulatie
– Empowerment. Hij verwijst naar ‘De 10 geboden
voor een gezond brein’ van René Khan: studeer,
slaap, musiceer, relax, socialize, geniet aanzien,
drink met mate, zweet (sport), speel, kies uw ouders met zorg.
Uit hersenonderzoeken blijkt dat er verschillende breinreacties zijn: bij de meeste mensen is er een
herkenbare fight-flightreactie: de amygdala wordt
sterk geactiveerd (Alarm!), de cortex wordt kortgesloten. Maar bij ongeveer 15% van de mensen met
PTSS is er sprake van een amygdala die juist teveel
geïnhibeerd wordt, dat wordt in verband gebracht
met het disscociatieve subtype. Als belangrijke implicatie geldt dat je meer tijd moet geven in therapie. Er is niet één psychotherapierichting aangewezen, effectieve traumatherapie zou moeten bestaan
uit een integratie van verschillende aspecten. Als
richtlijn geeft hij mee dat er gefocust moet worden op controle en cognitieve herstructurering. Als
werkzame factoren geeft hij aan: mindfulness, ACT
en het werken met therapievormen waarbij gebruik
gemaakt wordt van virtual reality ten behoeve van
exposure; op die manier wordt de cliënt eigenaar
van het therapeutisch proces.
Als laatste voor de lunch kwam Thijs de Wolf aan
het woord, psycholoog en psychoanalyticus. Hij
58
tijdschrift Persoonsgerichte experiëntiële Psychotherapie
heeft het over autonomie versus verbondenheid en
over innerlijke versus externe realiteit. Een heel ander soort betoog houdt hij, zonder flitsende slides,
zonder verwijzingen naar experimentele onderzoeken. Hij vertelt het verhaal van Otto en vervlecht
daarin hoe de psychoanalyse is geëvolueerd. Otto is
een jongeman die zich nooit welkom heeft gevoeld
bij zijn ouders, hij voelt zich gemarineerd in angst.
De Wolf legt uit dat een psychoanalytische behandeling niet uitgaat van de klachten, maar plaats
vindt op basis van een theorie van het interveniëren
in de ontwikkeling op persoonlijkheidsniveau.
Daarna gaat De Wolf in op de gevolgen van
trauma’s in de vroege kindertijd: conflictpathologie
impliceert altijd ontwikkelingspathologie, een trauma interfereert altijd met de ontwikkeling van een
kind. Een kind is weerloos tegen de intense gepassioneerdheid van een volwassene die de behoeftes
naar geborgenheid en nabijheid verkeerd interpreteert. Hij dringt binnen in de spelwereld van het
kind. Het kind kan slechts overleven door zich te
identificeren met de agressor; dit voorkomt dat het
trauma herinnerd kan worden, het kind kan alleen
herhalen. Dit leidt tot schuld en schaamte. Een kind
kan niet functioneren zonder hulp, een trauma is
een falen van de holding environment. Hier komen
Winnicott en het concept van hechting aan bod. Het
is de taak van een therapeut om een holding environment aan te bieden, de emotionele ontwikkeling op
grond van de therapeutische relatie is de curatieve
factor in plaats van de interpretatie. Het doel van
een psychoanalytische behandeling is dat je bij jezelf kan zijn zonder de ander te verliezen en dat je
bij de ander kan zijn zonder jezelf te verliezen, er
wordt dus gewerkt naar een veilige hechting. Ook
deze lezing was heel boeiend, maar een minimum
aan visuele ondersteuning was helpend geweest
om de draad makkelijker te kunnen volgen.
Na de lunch kon er gekozen worden tussen een
tiental workshops. Eén workshop sprong eruit, Thérèse Evers, een zedenrechercheur vertelde haar persoonlijke verhaal onder de titel ‘Herstellen is een
werkwoord, helen van vroegkinderlijke chronische
trauma’s’. Tijdens de lunch was er al gelegenheid
om een interview met haar te bekijken. Schrijnend
in haar verhaal was dat ze, nadat ze uiteindelijk na
jaren haar verhaal durfde vertellen aan de kinderpsychiater van de instelling waar ze opgenomen
was, opnieuw door hem misbruikt werd. Ze had
het over de lange en moeizame weg naar herstel en
hoe belangrijk haar therapeut en haar partner daarbij waren. Ook een stiltetocht, mindfulness, compassietraining en het schrijven van haar boek waren
belangrijke delen van haar proces. In de workshop
maakt Evers de link naar haar werk in de zedenpolitie. Doordat ze als kind had geleerd om in deze
omstandigheden op te groeien, had ze een mooie
overlevingsstructuur opgebouwd. De voortdurende
confrontaties met telkens weer geweld en misbruik
pleegden echter ook maximale roofbouw op haar lichaam; ze beschreef het als een soort automutilatie.
Door haar eigen ervaringen had Evers ook wel oog
voor de dingen die in de aanpak van politie tekortschoten. Evers benadrukt dat de gevolgen van het
misbruik nooit helemaal weg zullen zijn, iets wat
reeds verschillende keren werd benadrukt. Daarbij
is het sociale isolement véél ingrijpender dan het
seksuele misbruik op zich.
aspect en het aangezet worden tot denken, tot uitwisselen met je buur, maakte ons weer fris en wakker, ondanks de namiddagdip.
En dan kwamen we aan het einde van de dag, de
feestelijke opstart van de Stichting Strakx, een netwerk van Vroegkinderlijk Trauma Expertise Centra
voor de diagnostiek en behandeling van in de kinderjaren chronische getraumatiseerde volwassen
(strakxsisnu.nl). Met het samen zingen van het gelegenheidslied, werd de aftrap voor de receptie gegeven.
Vol met indrukken en met veel goesting om het
verslag te schrijven, keerde ik huiswaarts, met een
wondermooie herfstzonsondergang in mijn achteruitkijkspiegel. Ondanks de donkerte is er schoonheid en licht, wat ook de boodschap van deze dag
was.
Literatuur
Voor de tweede workshop keek ik in de spiegel
bij Annah Planjer, psycholoog en psychotherapeut.
Zij had het over ‘Malkander spiegeltjes: mentaliseren, gehechtheid en de therapeutische relatie’. Als
Vlaming was dat me niet bekend, maar ze komen
uit de verhalen van Otje en Tos van Annie M.G.
Schmidt. In de spiegel zien ze de ander in plaats
van zichzelf. Dit is een metafoor, volgens Planjer,
voor de veilige hechting. Planjer legde kort de verschillende hechtingsstijlen en MBT (Mentalisation
Based Treatment) uit, waarna ze een fragment uit
de film De Rouille et d’os liet zien. Het interactieve
Evers, T. (2014). De som der delen – ontmaskeringen door een
zedenrechercheur. Leeuwarden: Uitgeverij Elikser.
Evers, T. (2011). Genoeg – gedichtenbundel over de verwerking
van seksueel geweld. Uitgave in eigen beheer.
Khan, R. (2011). De tien geboden voor het brein. Amsterdam:
Uitgeverij Balans.
Kolk, B. van der (2016). Traumasporen. Het herstel van lichaam,
brein en geest na overweldigende ervaringen. Uitgeverij Mens!
HEIDI DEKNUDT is een cliëntgericht en psychoanalytisch
psychotherapeut en redacteur van dit tijdschrift.
Verslag Novemberdag van de VVCEPC, The next generation, 19 november,
Antwerpen
Sigrid Vandepitte
Een duidelijk opgetogen Liselot Willems, vormingsverantwoordelijke van VVCEPC, leidt de
novemberdag in die, na drie jaar, weer een keer
plaatsvindt. De vorige edities konden door omstandigheden niet georganiseerd worden. Dat de novemberdag een ‘sterk merk’ blijft, bewijst de grote
opkomst. De studiedag is volledig uitverkocht!
Het thema voor het congres The Next Generation
is vertrokken, zo vertelt Willems, vanuit de vaststelling dat onze vereniging leden heeft over de
gehele leeftijdslijn. De collega’s in Nederland daarentegen hebben een overwicht aan leden in de top
van de leeftijdspiramide. De diversiteit in onze ledensamenstelling qua ervaring en anciënniteit is
een troef die de novemberdag extra onder de aandacht wil brengen. In de twee duo-uiteenzettingen
die volgen zullen we merken hoe thema’s tussen
verschillende generaties therapeuten worden doorgegeven en hoe ze in de respectievelijke generaties
leven.
e
CONGRESVERSLAG – tP P 01/2017
59
Download