HET KWEKEN VAN CHRONOLOGISCH BESEF Thijs de Jong, 1670548 Rien Claassen Marnix College, Ede Beroepsproduct 1, Leraar geschiedenis, Instituut Archimedes Projectnummer kennisbasis Archimedes Samenvatting De opdrachtgever is op het Marnix College tegen het probleem aangelopen dat het huidige niveau van chronologisch besef onder zijn leerlingen te laag was. Als opdracht werd gegeven dat er een product ontworpen moest worden die het niveau onder de leerlingen zou verhogen. Dit leidde tot de volgende hoofdvraag; Hoe kan binnen de afdeling geschiedenis van het Marnix College te Ede een beter chronologisch tijdsbesef gekweekt worden bij leerlingen? Hiervoor is er een verkennend literair en een praktijk onderzoek gedaan. Dit verkennend onderzoek heeft een algehele situatieschets opgeleverd van waaruit de opdrachtgever eisen geformuleerd heeft. Er zijn drie werkvormen gecreëerd die leerlingen met chronologie laten oefenen. In het onderzoek zijn de werkvormen beschreven op een manier waarop ze inzetbaar zijn voor alle niveaus en er verschil in de hoeveelheid behandelde stof en tijdsduur aan te brengen is. De ontworpen werkvormen zijn ontworpen voor havo-twee klassen. De werkvormen zijn gepresenteerd waarna er vragen gesteld werden en er feedback gegeven is dat verwekt is in de werkvormen. Uiteindelijk kan er de voorzichtige conclusie gesteld worden dat het werken met de werkvormen heeft geleid tot betere resultaten. Er is namelijk een positief verschil zichtbaar tussen de nul- en eindmeting. Het wordt expliciet een voorzichtige conclusie genoemd aangezien er nog enkele kanttekeningen te stellen zijn. De populatie waar het onderzoek onder plaats gevonden heeft is net representatief en het positieve verschil kan ook komen door verschil in de moeilijkheidsgraad van de metingen. Mocht er een vervolgstudie komen dan wordt aangeraden daarom uit de populatie uit te breiden en daarnaast meer en structureel te laten oefenen met chronologie werkvormen om zo hopelijk een duidelijker verschil waar te kunnen nemen. 1 Contents Samenvatting ................................................................................................................................................ 1 Inleiding......................................................................................................................................................... 4 1.1 Aanleiding en opdracht ....................................................................................................................... 4 1.2 Context van de school in relatie tot het probleem ............................................................................. 4 1.3 Onderzoeksvraag met toelichting ....................................................................................................... 5 Hoofdstuk 2 Verkenning ............................................................................................................................... 6 2.1 Inleiding............................................................................................................................................... 6 2.2 Literatuurverkenning .......................................................................................................................... 6 2.2.1 Wat wordt verstaan onder chronologie en chronologisch besef? .............................................. 6 2.2.2 Wat zegt de literatuur over het belang van chronologie? ........................................................... 7 2.2.3 Wat zegt de literatuur over het bereiken van chronologisch besef bij leerlingen?..................... 8 2.3 Praktijkverkenning ............................................................................................................................ 10 2.3.1 Inleiding en onderzoeksvragen .................................................................................................. 10 2.3.2 Aanpak en middelen .................................................................................................................. 10 2.3.3 Resultaten en conclusies ............................................................................................................ 11 Hoofdstuk 3 Het beroepsproduct ............................................................................................................... 13 3.1 Conclusie verkenning ........................................................................................................................ 13 3.2 Ontwerpeisen.................................................................................................................................... 13 3.3 Ontwikkelen ...................................................................................................................................... 13 Chronologie werkvorm 1 .................................................................................................................... 13 Chronologie werkvorm 2 .................................................................................................................... 14 Chronologie werkvorm 3 .................................................................................................................... 14 Hoofdstuk 4 Presentatie en evaluatie......................................................................................................... 16 4.1 Presentatie ........................................................................................................................................ 16 4.2 Evaluatie ............................................................................................................................................ 16 Bijlagen........................................................................................................................................................ 17 Bijlage 2A: nulmeting .............................................................................................................................. 17 Bijlage 2B: resultaat nulmeting ............................................................................................................... 17 Bijlage 2C: vragenlijst met verkregen antwoorden ................................................................................ 18 Bijlage 3A: werkvorm 1 ........................................................................................................................... 19 Bijlage 3B: Werkvorm 2........................................................................................................................... 19 2 Instructie ............................................................................................................................................. 19 Tijdbalk werkvorm 2............................................................................................................................ 20 Bijlage 3C: werkvorm 3 ........................................................................................................................... 20 Instructie ............................................................................................................................................. 20 Tijdbalk werkvorm 3............................................................................................................................ 23 Bijlage 4A: planning en evaluatie ............................................................................................................ 24 Bijlage 4B: Gespreksleidraad evaluatie ................................................................................................... 25 Literatuurlijst............................................................................................................................................... 26 3 Inleiding 1.1 Aanleiding en opdracht De opdracht waar in dit product aan gewerkt wordt is het versterken van chronologisch besef bij leerlingen. De opdrachtgever is Erik Horst. Zijn functie op het Marnix College te Ede is die van docent geschiedenis en maatschappijleer, mentor, hij zit in twee werkgroepen ter verbetering van het onderwijs op het Marnix en hij is reis- en pws-begeleider. Horst heeft voor deze opdracht gekozen omdat hem werd gevraagd naar problemen binnen het vak geschiedenis waar naar gekeken kon worden en hij liep blijkbaar al een paar jaar tegen dit probleem aan. De aanleiding voor deze opdracht is dus het probleem dat leerlingen wel een tijdbalk uit hun hoofd kunnen leren maar vervolgens nog geen chronologisch tijdsbesef hebben. Dit houdt in dat wanneer ze na het leren van die tijdbalk een tekst kunnen lezen over bijvoorbeeld de Perzische Oorlogen en die vervolgens niet voor het Imperium Romanum kunnen plaatsen. Dit probleem speelt ook op andere VO-scholen volgens Horst. Dit beroepsproduct biedt een oplossing voor dit specifieke probleem binnen de sectie geschiedenis, andere vakgroepen zullen hier niks mee verbeteren. Voor dit probleem zullen werkvormen als product ontwikkeld worden die de leerlingen een chronologisch tijdsbesef moeten bijbrengen. Dit zodat de leerlingen de stof die ze krijgen gemakkelijker een plek kunnen geven. Volgens Ebbens en Ettekoven word stof opgeslagen in hersencellen en wanneer stof, en dus de cellen, bij elkaar horen komen er verbindingen tussen die cellen. Vervolgens is de stof makkelijker te herinneren1. Als de leerlingen nieuwe stof dus meteen bij op de juiste plek kunnen opslaan krijgt het extra betekenis en wordt het makkelijker te reproduceren. Hiervoor zal worden samengewerkt met leden uit de sectie geschiedenis van het Marnix College. 1.2 Context van de school in relatie tot het probleem Het Marnix College te Ede heeft de niveaus mavo, havo, atheneum, gymnasium en tweetalig VWO. Er lopen zo’n 1600 leerlingen en 170 medewerkers rond. Het Marnix College is een oecumenische school. Voor een eerder verslag over het onderwijsconcept van het Marnix College is de al site afgezocht, de schoolgids bekeken en het schoolplan door geneusd. Hier uit valt samen te vatten dat de nadruk ligt op klassikale lessen met veel tijd en ruimte om bezig te zijn met verwerkings- en praktische opdrachten, al dan niet in groepsverband. Ze nemen nieuwe didactische uitdagingen serieus en docenten moeten rekening houden met verschillende leerstijlen en het hanteren van activerende werkvormen. Docenten zijn een voorbeeld/rolmodel voor leerlingen. Hun taak is de vak inhoud overbrengen waarbij ze het primaat hebben bij de planning van werkzaamheden. Het Marnix gelooft in een stevige sturing in de klassen. Dit betekent dat het eindproduct dat ontwikkeld zal worden binnen een klassikale les moet passen waarbij de sturing bij de docent ligt. Het docententeam geschiedenis van het Marnix College bestaat uit zes personen, N. Boekhorst, P. Stolk, K. Hendrickx, J. Loth, P. Stipdonk en E. Horst. Zij zijn belangrijk vanwege hun feedback. De leerlingen die hier mee te maken zullen krijgen en dus van belang zijn voor dit onderzoek zijn de leerlingen uit de klas Havo-2-C. Daarnaast kunnen andere havo twee klassen en bijvoorbeeld havo een of atheneum 3 klassen hier eventueel van profiteren, de bovenbouw laten we buiten beschouwing. Na navraag bij Horst bleek dat er geen relatie is tussen ontwikkelingen in 1 Ebbens, S., & Ettekoven, S. (2013). Effectief leren in de les. In Effectief leren: Basisboek (p. 22). Groningen [etc., Nederland: Noordhoff. 4 de school en het beoogde beroepsproduct, maar dat er wel behoefte naar is vanuit de sectie geschiedenis. 1.3 Onderzoeksvraag met toelichting De onderzoeksvraag is als volgt geformuleerd: Hoe kan binnen de afdeling geschiedenis van het Marnix College te Ede een beter chronologisch tijdsbesef gekweekt worden bij leerlingen? Deze onderzoeksvraag is in overleg met Horst zo geformuleerd. Als er een antwoord gegeven kan worden op deze overkoepelende onderzoeksvraag dan kan vervolgens een product worden ontwikkeld als oplossing voor dit probleem en dan is het eindproduct de oplossing waar de opdrachtgever naar opzoek is. Het eindproduct zal waarschijnlijk bestaan uit één of meerdere werkvormen, die bruikbaar zijn in havo twee klassen. 5 Hoofdstuk 2 Verkenning 2.1 Inleiding Voor dit hoofdstuk heb is in de theorie en in de praktijk antwoorden gezocht op de deelvragen. Voor de theorie is er een literatuurverkenning gedaan wat inhoudt dat verschillende publicaties door genomen zijn. Voor de praktijkverkenning zijn er verschillende onderzoeken gedaan op het Marnix College. Wat voor onderzoeken dat precies zijn kunt u lezen in paragraaf 2.3. Er is voor gekozen om eerst een literatuurverkenning te doen om vervolgens met veel kennis onderzoek in de praktijk te kunnen doen, andersom leek namelijk lastiger. 2.2 Literatuurverkenning Voor de literatuurverkenning zijn er boeken en sites raadplegen om antwoord te geven op de volgende vragen: 1. Wat wordt verstaan onder chronologie en chronologisch besef? 2. Wat zegt de literatuur over het belang van chronologie? 3. Wat zegt de literatuur over het bereiken van chronologisch besef bij leerlingen? In plaats van een mail te sturen naar een expert en daarvoor de bijlage M te gebruiken is er met Rien Claassen, de begeleider bij dit project, afgesproken op de Hogeschool om een gesprek te voeren over dit onderzoek. Hij heeft toen verschillende boeken en sites aanbevolen die vervolgens opgezocht zijn. Daarnaast zijn er nog een boeken aan de HU gevonden die bij dit deel van het onderzoek hebben geholpen. 2.2.1 Wat wordt verstaan onder chronologie en chronologisch besef? Bij deze eerste deelvraag is er na gegaan wat er in de literatuur onder chronologie en chronologisch besef verstaan wordt en wat voor definities ervoor gegeven zijn. Hiervoor is er begonnen bij het begin, wat is nou chronologie en daarmee, wat is tijd? Als we kijken naar de site encyclo.nl, een site die in meerdere landen gebruikt wordt en voor elk van die talen zo’n 1200 bronnen gebruikt, worden we snel doorverwezen naar definities van verschillende sites. Aangezien het hier om veel bronnen voor een kort stukje informatie gaat en ze erg makkelijk te vinden zijn als je op chronologie of tijd zoekt op encyclo.nl, zullen niet alle bronnen vermelden worden die zij geven, maar enkel een paar definities. Laten we beginnen met tijd, dit wordt omschreven als “een opeenvolging van de momenten tussen vroeger en later” en “de onstuitbare gang der dingen van toekomst door het heden naar het verleden”. Nou is die laatste definitie wat zwaar dus zal er zal er een meer simpele definitie geformuleerd worden: Tijd is een opeenvolging van een reeks momenten. Chronologie wordt gedefinieerd als een “opsomming van feiten volgens het verloop van tijd”, “de wetenschap die zich bezighoudt met het rangschikken in de tijd van historische gebeurtenissen” en het wordt ook wel simpelweg ‘tijdleer’ genoemd. De Groot-Reuvekamp legt chronologie op de site historischtijdsbesef.nl uit als de objectieve tijd die moet helpen bij het dateren van gebeurtenissen, de gang van tijd in beeld te brengen en een begin en eindpunt van ontwikkelingen te geven (De GrootReuvekamp, 2014). In de basis gaat chronologie dus over historische feiten (gebeurtenissen, ontwikkelingen et cetera) die op een zekere manier op elkaar volgen. Voor een definitie van chronologisch besef is er onderzoek gedaan en tegen een probleem aangelopen. In de literatuur wordt zowel over chronologisch besef en historisch tijdsbewustzijn als over historisch besef gesproken. Het verschil tussen de eerste twee en de laatste is dat historisch besef het overkoepelend besef is dat bereikt dient te worden met vaardigheden als chronologisch besef en onderzoeksvaardigheden. 6 In Actief historisch denken wordt in de inleiding een werkdefinitie van het begrip historisch denken gegeven: “De leerling(e) hanteert een historische attitude door de (historische) werkelijkheid niet als een vanzelfsprekendheid te aanvaarden, maar te beoordelen – mede – door de historische invalshoek (kennis/begrip van het verleden, historische vaardigheden en benaderingswijzen)” (Havekes e.a. 2004, p. 8) . Dit gaat dus verder dan het hebben van chronologisch besef. Dit omvat alle historische vaardigheden en kennis. In Beelden over tijd vertelt Arie Wilschut dat historische tijdsbewustzijn hedendaagse vanzelfsprekendheden, waarden en projecties in het verleden relativeert. (Wilschut, 2011). Via historischuis.nl kwam er een andere definitie van Wilschut boven water waarin hij aangeeft dat de Commissie Historisch en Maatschappelijke Vorming (CHMV) onder historisch besef, naast kennis, het interpreteren, begrijpen en perspectief bieden op het verleden, heden en toekomst verstaat (Wilschut, 2002). Historische beeldvorming is volgens Henk Wagenaar en Frank van der Schoot “een manier om gegevens over het verleden vanuit een bepaald gezichtspunt te ordenen tot een samenhangend beeld” (Wagenaar en Van der Schoot, 2000, p. 12). Van der Kooij legt het begrip (historische) beeldvorming uit als de oriëntatie van de mens in heden, verleden en toekomst aan de hand van hedendaagse en historische aspecten (Van der Kooij, 1994). Ian Dawson stelt dat het hebben van chronologisch besef de volgende vier punten inhoudt. Het begrijpen van een vocabulaire die bij chronologisch besef hoort zoals beschrijvende (voordat/nadat) en technische termen (AD/BC). Het besef van periodes in de geschiedenis en het kunnen linken van feitelijke kennis aan die periodes. Het kennen en begrijpen van verbanden tussen gebeurtenissen uit het verleden. En als laatste het vermogen om ‘the bigger picture’, de grotere verbanden en relaties te begrijpen (Dawson, 2007). Zoals we zien zijn er dus verschillende definities van chronologisch besef en is het hebben van chronologisch besef ook nog onderdeel van het hebben van historisch besef. Daarom zal er een eigen definitie gegeven worden aan chronologisch besef, waarbij de voorgaande definities en uitleg als inspiratie gebruikt zijn. Het hebben van een chronologisch besef is het kunnen ordenen van de historische gegevens waarbij men rekening houdt met hedendaagse en historische aspecten. 2.2.2 Wat zegt de literatuur over het belang van chronologie? Waarom moeten leerlingen nou per sé historische gegevens kunnen ordenen terwijl ze daarbij rekening houden met hedendaagse en historische aspecten als standplaatsgebondenheid? Waarom wordt chronologie zo vaak bij geschiedenis genoemd en waarom moeten leerlingen een chronologisch besef van de geschiedenis moeten? Ook hier is genoeg over geschreven en met onderstaande literatuur word gehoopt daar een antwoord op te geven. Wagenaar en Van der Schoot geven aan dat volgens de CHMV, het geschiedenisonderwijs gericht moet zijn op het ontwikkelen van historisch besef. Dat historische besef zou namelijk moeten leiden tot competent gedrag op basis van kennis van de geschiedenis. CHMV verstaat hieronder dat leerlingen het heden op basis van het verleden en met oog op de toekomst kunnen interpreteren (Wagenaar en Van der Schoot, 2000). Ook Arie Wilschut, de vroegere secretaris van de CHMV geeft in zijn boek Beelden van Tijd aan dat voorgenoemde commissie oriëntatie in de tijd een belangrijk doel vindt voor leerlingen (Wilschut, 2011). In datzelfde boek geeft hij aan ook aan dat kennis georganiseerd moet worden op een manier die rekening houdt met het verloop van de tijd en dat kenmerkend voor het leren van geschiedenis het redeneren in termen van tijdsverloop is. hij beweert dat omdat de dimensie tijd zo nadrukkelijk aanwezig is bij geschiedenis, de dimensie tijd ook datgene is dat de studie van geschiedenis het meest 7 duidelijk onderscheid van andere disciplines. Wilschut citeert ook L. Jordanova die in haar boek History in practice aangeeft dat geschiedenis de systematische studie van het verleden is, met tijd als grondbeginsel. Geschiedenis wordt namelijk besproken en geleerd op een manier waarin zowel het verleden (wat is er toen gebeurd?), het heden (wat kunnen wij hier van leren) als de toekomst (Dit moeten we voorkomen) aan bod kunnen komen en dan zijn dit nog maar drie van de vele tijdseenheden die een mens gebruikt. De Groot-Roevekamp zegt dat het begrijpen van chronologie een basis is die leerlingen nodig hebben om verschillende vaardigheden te kunnen, zoals het begrijpen van het verleden en het maken van vergelijkingen tussen tijdvakken. Dan zouden ze gebeurtenissen in de tijd kunnen plaatsen en dit alles is volgens haar niet alleen belangrijk voor het geschiedenisonderwijs maar ook voor de algemene ontwikkeling (Groot-Reuvekamp, 2015) Een chronologisch besef zal dus leerlingen aangeleerd moeten worden zodat ze, zoals de CHMV het noemt, competent naar het verleden, het heden en de toekomst kunnen kijken waarbij ze door hebben dat diverse historische tijden wezenlijk van elkaar verschillen. 2.2.3 Wat zegt de literatuur over het bereiken van chronologisch besef bij leerlingen? Bij deze deelvraag zal worden nagegaan wat de literatuur zegt over hoe er bij leerlingen chronologisch besef bereikt moet worden en door wie dat gedaan moet worden. Van der Kooij zegt hierover dat: “het de taak is van de school om de leerlingen . . . te ondersteunen bij de opbouw en de steeds verdergaande structurering en detaillering van hun beeld van de hedendaagse (het heden) en de historische werkelijkheid (het verleden) (Van der Kooij, 1994, p. 20). De CHMV wil chronologisch besef creëren door leerlingen kwesties op een historisch verantwoorde wijze te laten benaderen en ze historisch te laten redeneren. Hier komen informatievaardigheden en onderzoeksvaardigheden bij kijken, waar het de CHMV als voorbeelden het verzamelen, beoordelen en interpreteren van bronnen bij geeft. Daarnaast zijn beeldvormende vaardigheden nodig, zoals het onderscheiden van oorzakelijke verbanden en het onderscheiden van continuïteit en verandering. De CHMV heeft daarvoor de tien tijdvakken met de bijbehorende kenmerkende aspecten ontwikkeld. Deze tijdvakken worden ondersteunt met beeldend materiaal zodat leerlingen ze effectief kunnen onthouden. Havekes e.a. willen leerlingen historisch tijdsbesef bijbrengen door ze opdrachten te geven die de leerlingen uit moeten nodigen tot argumenteren en redeneren. De basis die zij daar bij leggen is dat leerlingen zich kritisch op moeten stellen. Hier geven zij verschillende leeractiviteiten voor die ze laten samenvatten als: “kortom, ‘historisch denken’ vraagt een onderzoekende houding van de leerling waarbij het startpunt is: niets is vanzelfsprekend” (Havekes e.a. 2004, p. 8). Aardema, de Vries en Havekes geven in Actief Historisch Denken 3 aan dat leerlingen een referentiekader van informatie moeten opbouwen zodat die ingezet kan worden om nieuwe informatie te kunnen plaatsen. Hiervoor gebruiken zij de kenmerkende aspecten van de CHMV die volgens hen de nadruk leggen op het ontwikkelen van chronologische oriëntatiekennis (Aardema, de Vries en Havekes, 2011). Riessen, Rovers en Wilschut geven in Oriëntatie op geschiedenis ook aan dat de kenmerkende aspecten dienen om een kader te vormen waar later nieuwe informatie aan toegevoegd kan worden (Riessen, Rovers, Wilschut, 2011). Op Histoforum.net van Albert van der Kaap zijn online vragen over chronologie gevonden. Van zijn site kan niet specifiek gehaald worden waarom hij die vragen ontwikkeld heeft naast het feit dat er in de (pilot)examens gevraagd wordt naar historische contexten en dat deze vragen bedoeld zijn om mee te oefenen (Van der Kaap, z.j.). 8 Allen willen dus een historisch informatiekader maken voor de leerlingen, door middel van de tien tijdvakken en de kenmerkende aspecten, zodat ze een overzicht kunnen krijgen en maken in de stof die ze te verwerken krijgen. Rond onder andere de kenmerkende aspecten hebben Havekes e.a. in de bovengenoemde boeken opdrachten ontworpen waarmee ze dat kader, historische besef en historische vaardigheden mee willen bereiken. 9 2.3 Praktijkverkenning 2.3.1 Inleiding en onderzoeksvragen Voor de praktijkverkenning zal er onderzoek gedaan worden op het Marnix College te Ede antwoord te kunnen krijgen op de volgende vragen: 4. Wat verstaan de geschiedenis docenten op het Marnix College onder ‘chronologisch besef’? 5. Wat voor eisen stelt het Marnix College aan hun leerlingen op het gebied van chronologisch besef? 6. Op wat voor manieren wordt op het Marnix College geprobeerd chronologisch besef bij leerlingen te kweken? 7. Hoe sterk is het chronologisch besef bij de leerlingen op het Marnix College? 2.3.2 Aanpak en middelen Het praktijkonderzoek zal plaatsvinden onder de leerlingen van H2C en de leden van de sectie geschiedenis, beide van het Marnix College te Ede. Aangezien het product ontwikkeld moet worden voor de havo en vwo onderbouw is het handig wel handig om leerlingen uit oudere jaargangen te onderzoeken. Zo krijg je inzicht in het eindniveau maar vanuit praktische oogredenen is besloten het bij deze klas te houden. Horst ziet het probleem namelijk tot nu toe bij alle onderbouw havo en vwo klassen dus de verwachting is dat de uitslag van één klas valide is voor dit onderzoek. Voor het praktijkonderzoek zullen de leerlingen een opdracht maken om te toetsen wat het huidige niveau is. Het ligt namelijk voor de hand om ontwikkelingsvoortgang te meten met toetsen (Van der Donk en Van Lanen, 2012, blz. 212) dus hiermee wordt gehoopt deelvraag vier beantwoorden. Het doel van deze toetsingsopdracht is het meten van het huidige niveau, zodat na het inzetten van het beroepsproduct met eenzelfde opdracht opnieuw kan meten. Dit maakt het mogelijk om te kijken of er verschil zit tussen het eerste moment en het tweede moment. Zit er een positief verschil tussen dan is het aan te nemen dat mijn beroepsproduct effect heeft gehad. Hiervoor zal er, in overleg met Horst, een vaardighedentoets maken. De opdracht zal bestaan uit zes gebeurtenissen die de leerlingen in de juiste volgorde moeten zetten. De vragen gaan alleen over stof die ze dit jaar nog behandeld hebben, vragen over stof van vorige jaar leek te moeilijk aangezien dat te lang geleden is voor de leerlingen. Bij het maken van de opdracht zullen de vuistregels in acht die gegeven zijn bij het samenstellen van dit soort toetsen (Van der Donk en Van Lanen, 2012, blz. 213) De opdracht zal de vorm van een gesloten toets hebben. De opdracht heb ik toegevoegd als bijlage 2A. Om antwoord te krijgen op deelvraag vijf tot en met zes zullen de geschiedenis docenten benadert worden via mail en met daarin het verzoek om een vragenlijst in te vullen. Door de digitale verspreiding van de vragenlijst kan er in korte tijd een grote groep respondenten benadert worden (Van der Donk en Van Lanen, 2012, blz. 202). Aangezien er geen bestaande vragenlijst bestaat waar gebruik van gemaakt kan worden zal er een ontwikkelt moeten worden. Op dezelfde pagina wordt ook aangegeven dat het maken van een goede vragenlijst niet eenvoudig is en daarom is er na het opstellen van de vragenlijst feedback gevraagd van Horst. De feedback die er is gekregen had betrekking op de tweede vuistregel die bij het opstellen van vragen hoort (Van der Donk en Van Lanen, 2012, blz. 208) en de vragenlijst is daarna aan de hand daarvan aangepast. Er is gekozen voor open vragen zodat de respondenten zelf antwoorden moeten formuleren en zo hopelijk de meeste informatie hier uit gehaald kan worden. Open vragen zijn moeilijker te analyseren maar het gaat hier om een werkbaar aantal. De sectie bestaat namelijk uit vijf leden plus Horst, als er van minstens de helft een antwoord wordt ontvangen wordt de vragenlijst als valide beschouwd en dan zullen de drie vragenlijsten geanalyseerd worden. De vragenlijst met bijbehorende antwoorden is toegevoegd als bijlage 2C. 10 Voor deelvraag zeven zullen de observaties van het afgelopen driekwart jaar bij geschiedenisdocenten nagelopen worden of er manieren geobserveerd zijn waarmee de geschiedenis docenten hun leerlingen chronologie laten oefenen. Daarnaast zijn er toetsen en opdrachten van Horst die bewaard zijn en daarom nagelopen kunnen worden om te zien of Horst chronologie toets en met wat voor oefeningen hij leerlingen laat oefenen met chronologie. Mochten er na deze vormen van onderzoek nog vragen zijn dan zullen die gesteld worden aan Horst tijdens een interview. Zo kan er gericht antwoord gekregen worden op vragen waarmee missende informatie nog hopelijk nog verkregen kan worden. Dit interview zal daarom ook niet uitgebreid (hoeven te) zijn. De toetsingsopdracht zal tijdens les op 12-04-2016 afgenomen worden. Hiervoor wordt er tijdens de les tijd vrijgehouden. De vragenlijst is dinsdag 05-04-2016 opgestuurd, mocht er op dinsdag 12-04 nog geen antwoord op zijn dan kan er op die dag en de woensdag daarna de docenten in de gang gevraagd worden of ze de vragenlijst nog in willen vullen. 2.3.3 Resultaten en conclusies Op de vragenlijst is er van drie personen een antwoord ontvangen, namelijk van Hendrickx, Stolk. en Horst. De vragenlijst en de antwoorden van deze leden heb ik als resultatenlijst bijgevoegd als bijlage 2C. In de resultatenlijst staan de antwoorden van de leden onder de desbetreffende vragen en zijn ze gemarkeerd met kleurcodes, om zo een snel overzicht te creëren. De vragenlijst is door de helft van de sectie geschiedenis leden ingevuld dus het maakt het naar de eerder gestelde maatstaf nog net valide. Er was graag meer respons ontvangen om het praktijkonderzoek betrouwbaarder te maken maar het is begrijpelijk dat niet iedereen de tijd en zin heeft om aan nog maar weer een onderzoek mee te werken dus er is tevredenheid over het feit dat er in ieder geval de helft een antwoord gegeven heeft. De resultaten van het nalopen van observaties, opdrachten en toetsen staan bij 2.3.3.3. De toetsingsopdracht is besproken onder kop 2.3.3.4. De vier deelvragen zullen nu één voor één behandelt worden om te zien wat voor antwoorden hier op gekregen zijn heb en wat voor conclusies hier uit te halen zijn. 2.3.3.1 Wat verstaan de geschiedenis docenten op het Marnix College onder ‘chronologisch besef’? Een antwoord op deze vraag is te vinden in de vragenlijst. Hier werd als antwoord op gegeven het in de juiste volgorde kunnen plaatsen van gebeurtenissen, tijdskaders en een besef van relatie tussen gebeurtenissen en opvolging. Wat de docenten verstaan onder het begrip chronologisch besef is dus de kennis hebben om historische feiten in de juiste tijd te kunnen zetten en de vaardigheid om te beseffen dat het een na het ander komt en dat de verloop van tijd er toe doet. 2.3.3.2 Wat voor eisen stelt het Marnix College aan hun leerlingen op het gebied van chronologisch besef? Als antwoord hierop wordt gegeven dat de docenten van hun leerlingen verwachten dat zij historische feiten in de juiste volgorde kunnen zetten en de relatie daartussen kunnen doorgronden en gebruiken. Hendrickx stelt de eis dat leerlingen met escalatietrappen te werken, “a leidt tot b tot c etc”, Stolk stelt de eis dat de leerlingen de chronologie van de negenenveertig kenmerkende aspecten beheersen. Horst stelt de eis dat leerlingen onder andere de kenmerkende aspecten in de juiste historische volgorde kunnen plaatsen. Besef van Tijd en verloop van tijd vindt Horst hiervoor noodzakelijk. Er worden door de docenten verschillende eisen gesteld, allen hebben wel te maken met het kunnen op volgorde kunnen zetten van historische feiten en de relatie er tussen in kunnen zien. 11 2.3.3.3 Op wat voor manieren wordt op het Marnix College geprobeerd chronologisch besef bij leerlingen te kweken? Voor het onderzoek is het ook van belang te weten wat er nu op het Marnix College gedaan wordt om chronologisch besef bij te brengen bij leerlingen. Hendrickx laat leerlingen tijdlijnen maken en Horst geeft de tijdbalken in de lesmethodes aan als steunpunt. Hendrickx noemt ook het maken van slangen van begrippen, wat hetzelfde is als de eerder genoemde escalatie trappen. Daarnaast verbindt Hendrickx in haar lessen veel met paralellen in andere onderwerpen om op die manier personen en gebeurtenissen te plaatsen. Stolk leert met de kenmerkende aspecten en met de examenopgaven ‘door de tijd heen’. Een korte zoektocht op Google maakte duidelijk dat deze examenopgaven historische feiten in een willekeurige volgorde geven en van de leerlingen vragen die in de juiste volgorde te zetten. Dit komt overeen met de toetsingsopdracht die afgenomen is. Horst geeft aan voornamelijk te werken met chronologische verhalen of uitleg. In uitzonderlijke gevallen gebruikt hij een opdracht die specifiek chronologie oefent. Dit sluit aan bij het resultaat van het napluizen van de observaties, toetsen opdrachten van Horst. Bij het nalopen van de observaties die ik geschreven heb bij geschiedenis docenten op het Marnix College het afgelopen schooljaar is er namelijk niks gevonden over manieren waarop zij hun leerlingen laten oefenen met chronologie. Hetzelfde geld bij het na pluizen van de toetsen en opdrachten die Horst mij mee gegeven heeft. De docenten gebruiken een verscheidenheid aan manieren om hun leerlingen chronologisch besef bij te brengen zoals het maken van tijdlijnen en de examenopgaven ‘door de tijd heen’. 2.3.3.4 Hoe sterk is het chronologisch besef bij de leerlingen op het Marnix College? Allen vinden dat het huidige chronologische besef bij hun leerlingen onvoldoende is. Het blijkt lastig bij te brengen, te kort te schieten of zelfs dramatisch. Het kunnen beredeneren dat bepaalde historische feiten voor andere komen, zoals Hendrickx aangeeft dat de tv van af de jaren ’50 is en dus niet voor de tweede wereldoorlog was, is volgens allemaal onvoldoende aanwezig. Stolk en Horst geven daarnaast aan dat ook de feitelijke kennis als jaartallen te kort schiet. Dan is er nog de toetsingsopdracht, de nulmeting, om te kijken wat het huidige niveau is onder de leerlingen. Na de nulmeting geëvalueerd te hebben met Horst is de opdracht afgenomen op 12-04-2016 bij de voltallige H2C klas. De resultaten van de opdracht zijn toegevoegd als bijlage 2B. De resultaten waren eerlijk gezegd bedroevend. Gemiddeld werden er, naar boven afgerond zoals gebruikelijk is, vier fouten gemaakt, er was maar één persoon die alles goed had. Van Horst is begrepen begrepen dat een leerling één fout mag maken en dan nog een halve punt krijgt in plaats van de gebruikelijke hele. wordt die manier van punten verdelen aangehouden dan zouden maar drie mensen bij deze opdracht iets scoren. Hier kunnen verschillende oorzaken achter gezocht worden. De opdracht was te moeilijk, er is geprobeerd dit te ondervangen door redelijk bekende gebeurtenissen te noemen. Het ging over stof van het afgelopen jaar dus een mogelijke oorzaak voor de lage scores is dat leerlingen de stof alweer vergeten waren. Dit komt overeen met de beoordeling van de docenten, de leerlingen beheersen niet genoeg feitelijke kennis. Daarnaast werden er ook redenatie fouten gemaakt, door bijvoorbeeld Luther na de tachtigjarige oorlog te plaatsen. Ook dit sluit aan bij de beoordeling van de docenten, leerlingen beheersen over het algemeen het plaatsen in de juiste tijd en context en het redeneren niet goed genoeg. Zowel de kennis als de vaardigheid is bij de leerlingen dus onvoldoende of wordt als onvoldoende beoordeeld. 12 Hoofdstuk 3 Het beroepsproduct 3.1 Conclusie verkenning Met de literatuur en praktijkverkenning is er antwoord verkregen op de gestelde deelvragen. Met de antwoorden kan nu een conclusie gevormd worden die een passend antwoord moet geven op de hoofdvraag. Voor de duidelijkheid daarom nogmaals de hoofdvraag: Hoe kan binnen de afdeling geschiedenis van het Marnix College te Ede een beter chronologisch besef gekweekt worden bij leerlingen? Het huidige niveau van chronologisch besef bij de leerlingen op het Marnix College is ondermaats. Dat blijkt zowel uit de meningen van de ondervraagde docenten en de uitslag van de toetsingsopdracht. Dit is niet acceptabel, in de literatuur wordt het belang van chronologisch besef onderschreven en Horst merkte dit gemis op, daarom heeft hij deze opdracht gegeven. Van belang is dat de leerlingen historische feiten in de juiste volgorde kunnen zetten, zowel vanuit feitenkennis als vanuit redenatie, om het niveau te laten voldoen aan de eisen van de docenten. Daarom zullen er opdrachten gemaakt worden die de leerlingen met chronologie laten oefenen. Door de leerlingen chronologische opdrachten te laten maken wordt er hopelijk binnen de afdeling geschiedenis van het Marnix College een beter chronologisch besef kweken bij de leerlingen. 3.2 Ontwerpeisen De eisen die gesteld worden bij dit beroepsproduct zijn de volgende: - Het beroepsproduct bestaat uit werkvormen die chronologisch besef kweken bij de leerlingen. - De werkvormen zijn geschikt voor onderbouw havo klassen. - Er moeten drie werkvormen ontwikkeld worden. Deze eisen zijn gebaseerd op de eisen die Horst gegeven heeft. Al vrij snel werd het duidelijk dat Horst het beroepsproduct voor zich zag als verschillende werkvormen die met chronologie oefenen. Van belang hierbij is dat de leerlingen de kennis krijgen om historische feiten in de juiste tijd te kunnen zetten en de vaardigheid om te beseffen dat het een na het ander komt en dat de verloop van tijd er toe doet. Besef van Tijd en verloop van tijd zijn vaardigheden die daarbij ontwikkeld moeten worden. Wordt dat bereikt met de werkvormen dan krijgen leerlingen namelijk de kennis en vaardigheden die de literatuur en de docenten onder chronologisch besef verstaan. Blijken de oefeningen te werken dan kan door consequente inzet van de werkvormen het niveau van chronologisch besef opgekrikt worden om het uiteindelijk aan de eisen van de docenten te laten voldoen. Hierbij wordt de eis gesteld dat er drie werkvormen ontwikkeld zouden worden. Er is gekozen voor het aantal van drie zodat er keuze in en variatie tussen de werkvormen mogelijk. Daarnaast blijft het aantal uren dat hieraan besteed dient te worden zo binnen de vooraf geschatte werklast voor dit product. Aangezien er door de onderzoeker dit halfjaar alleen les gegeven wordt aan een havo twee klas is er bewust voor gekozen om het onderzoek onder de leerlingen van deze klas plaats te laten vinden en ook de beroepsproducten op deze populatie toe te splitsen. 3.3 Ontwikkelen Chronologie werkvorm 1 (Bijlage 3A) De eerste werkvorm is een oude bekende die goed bij dit product past. De werkvorm kan namelijk alle onderwerpen beslaan, is voor alle klassen en niveaus in te zetten en de werkvorm is zeer duidelijk. Velen zullen de opdracht ook al eens gezien hebben. De docent kiest meerdere historische feiten uit, een gangbaar aantal is zes stuks. Vervolgens zet de docent deze in willekeurige volgorde en de leerlingen moeten die in de juiste volgorde zetten. 13 De instructie van de opdracht kan bestaan uit één zin: Zet de gebeurtenissen/personen/ontwikkelingen (samengevat: historische feiten) in chronologische volgorde, van vroeger naar later. Het woord ‘chronologie’ kan voor brugklassers vervangen worden door ‘de goede’ zodat de instructie duidelijker word maar het is belangrijk dat het woord chronologie al snel aan leerlingen geleerd wordt aangezien het een wezenlijk onderdeel is van geschied wetenschap. De opdracht kan voor ouderejaars en hogere niveaus moeilijker gemaakt worden door de volgorde waarin ze de historische feiten zetten te laten beredeneren. Bijvoorbeeld: “Ik zet de tachtigjarige oorlog na de uitvinding van buskruit omdat de huursoldaten in de tachtigjarige oorlog met buskruit werkten en het daarom na de uitvinding daarvan plaats gevonden moet hebben”. Het doel van de opdracht is dat leerlingen hun kennis en vaardigheden leren gebruiken om chronologisch overzicht te krijgen. De opdracht kan op een half a4tje afgenomen worden. Hoeft, inclusief instructie, maar tien minuten te duren. Het is ook mogelijk om de opdracht digitaal af te nemen, bijvoorbeeld via Wintoets. De werkvorm dient zelfstandig uitgevoerd worden. Chronologie werkvorm 2 (Bijlage 3B) De werkvorm laat de leerlingen een hoofdstuk of paragraaf doornemen door historische feiten uit die stof op een tijdbalk te plaatsen. Het onderwerp van de werkvorm is daarom divers. De werkvorm kan in alle klassen gebruikt worden. Onderscheid tussen uitersten als vmbo en vwo is dat een docent met vmbo leerlingen chronologisch een paragraaf klassikaal doorneemt en dat vwo’ers zelfstandig een geheel hoofdstuk moeten doornemen. Gymnasten kunnen verplicht worden een bepaald aantal historische feiten te kiezen die zij het belangrijkste vinden en hen uit te laten leggen waarom specifiek die feiten. Op deze manier is het vrij simpel om het voor alle klassen in te zetten, de duur van de werkvorm kan daardoor echter wel verschillen. Maak met of laat de leerlingen de verbanden tussen feiten duidelijk maken om extra inzicht te geven. Het doel van de werkvorm is, afhankelijk van de gewenste moeilijkheidsgraad, een bepaalde hoeveelheid stof doornemen met of doorlaten nemen door de leerlingen om zo chronologisch overzicht en bewustzijn bij de leerlingen te creëren. Na evaluatie is gebleken dat het handig is om van te voren een tijdbalk te ontwerpen die voldoet aan de door jezelf gestelde eisen. Geef de leerlingen een klad en een net versie. Laat ze eerst de klad zelf in vullen en maak tijdens het nakijken met de klas de correcte tijdbalk op de netversie. De werkvorm is op papier af te nemen. Handig als hulpmiddel is om voor de leerlingen van te voren twee tijdbalken te maken en die als stencil aan de leerlingen te geven om daar op te werken. De duur van de opdracht hangt af van het geëiste niveau en de hoeveelheid te verwerken stof. De opdracht is daarnaast redelijk toegankelijk maar bij de onderbouw is het handig om aan te geven wat in de stof gezien kan worden als een belangrijk feit en wat niet. Bijvoorbeeld (voor middelbare scholieren): “De geboorte van Lodewijk XIV kun je weg laten aangezien dat weinig directe gevolgen had, dat hij koning werd in 1661 had daarin tegen wel grote impact dus schrijf dan die gebeurtenis op”. De werkvorm kan zowel zelfstandig als in tweetallen uitgevoerd worden. Chronologie werkvorm 3 (Bijlage 3C) Bij deze werkvorm wordt het oefenen met chronologie gecombineerd met het oefenen met bronnen en daarnaast is het een check over de opgegeven aantekeningen. Aan het einde van het hoofdstuk krijgen de leerlingen een tijdbalk en een bepaalde hoeveelheid genummerde bronnen die met de stof te maken hebben. Ook deze opdracht is divers wat betreft onderwerpen aangezien het op alle hoofdstukken toegepast kan worden. Voor welk niveau deze werkvorm geschikt is hangt voornamelijk van de bronnen af. Ik raad aan dit niet aan brugklassers te geven aangezien het interpreteren van bronnen voor hen nog lastig kan zijn. 14 Het doel van de werkvorm is dat de bronnen geïnterpreteerd en op de juiste tijd in de tijdbalk geplaatst worden. Dit laatste doen ze door de bron nummers te noteren. Er is bewust voor gekozen om ze het te laten noteren, laat je de leerlingen knippen en plakken dan duurt de opdracht langer, geeft het meer troep en moet je als docent achter materialen aan gaan. Hierbij mogen de leerlingen niet het boek gebruiken, enkel hun aantekeningschriften. De bronnen zijn daarom afgestemd op de opgegeven aantekeningen. De leerlingen krijgen van de docent een instructieblad, een tijdbalk op een a4tje en de bronnen. Met instructie en klassikaal nakijken hoort voor deze opdracht zo’n vijftig minuten uitgetrokken te worden. 15 Hoofdstuk 4 Presentatie en evaluatie 4.1 Presentatie Het product zal gepresenteerd worden op 31 mei 2016. Er is voor deze dag gekozen omdat er die dag een sectie vergadering zou zijn. Later bleek dat dat een teamvergadering was waar de presentatie niet gehouden kon worden dus is het plan nu om de presentaties aan het begin van de dag te doen. De aanwezigheid van de betrokkenen hangt af van hun zin om te komen. Er zal middels een PowerPoint presentatie uitleg gegeven worden over wat het beroepsproduct inhoudt en de drie werkvormen zullen gepresenteerd worden. De opdrachtgever Horst is vanzelfsprekend in ieder geval aanwezig. Voor aanvang van de presentatie zullen er uitgeprinte versies van de opdrachten uitgedeeld worden. Zo krijgen de betrokkenen de ontwikkelde opdrachten en kunnen zij er hopelijk hun voordeel mee doen. Horst heeft aangegeven dat de presentatie niet langer dan tien minuten moet duren omdat de interesse van de aanwezigen anders verdwijnt. Tijdens de presentatie waren Horst en Peter aanwezig, de anderen konden helaas niet komen vanwege verplichtingen als lessen geven. Tijdens de presentatie konden Horst en Peter meekijken op de uitgeprinte werkvormen en maakten ze aantekeningen. Deze aantekeningen zijn na de presentaties besproken en zullen in het stuk ‘evaluatie’ verder besproken worden. Het is gelukt om het product binnen de aangegeven tien minuten te presenteren en na de presentatie was er ruimte voor vragen en feedback 4.2 Evaluatie Na de presentatie zal er middels het gespreksleidraad het beroepsproduct evalueren. Aangezien de presentatie van Horst zo’n tien minuten mocht duren en dat wel nodig zal zijn is er voor gekozen om het gespreksleidraad zo duidelijk en efficiënt mogelijk te maken door twee korte eisen te toetsen aan twee simpele vragen. Zo hoeven de betrokkenen niet een tijdrovend iets in te vullen na de presentatie maar is er wel schriftelijk antwoord. Op Horst na zijn de leden van de sectie geschiedenis namelijk nauwelijks betrokken geweest bij het onderzoek en ze komen in hun vrije tijd naar de presentatie. Verdere evaluatie zal plaatsvinden aan de hand van mogelijk opmerkingen of aantekeningen. Evaluatie van het product wordt gedaan aan de hand van de vragenlijsten die dienen als gespreksleidraad en de aantekeningen die daarop gezet zijn door Horst en Peter. De vragenlijsten zijn toegevoegd als bijlage 4A. Beide aanwezigen hebben aangegeven dat het product voldoet aan de eis betreffende de hoeveelheid werkvormen. No big surprises there maar toch goed. Wat betreft de eis of de werkvormen geschikt zijn voor Havo 2 hadden ze nog enkele opmerkingen en de eis dat als die aantekeningen verwerkt worden in de producten dat ze dan ook deze eis al voldaan zouden beschouwen. De aantekeningen zijn daarom verwerkt in de instructies van de opdrachten en de beschrijvingen die in hoofdstuk drie staan zijn aangepast. Horst heeft op het formulier waarop het beoordelingsadvies van de opdrachtgever staat aangegeven dat het product voldoende voldoet aan het genoemde criterium. De laatste beoordeling die Horst diende te geven was een beoordelingsadvies waarmee hij het product beoordeeld heeft als goed zijnde. 16 Bijlagen Bijlage 2A: nulmeting Opdracht Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde, van vroeg naar laat: 1. 2. 3. 4. 5. 6. De ‘Zonnekoning’ Lodewijk XIV verbiedt het protestantisme. Spanje en de Republiek sluiten vrede, hiermee komt een einde aan de tachtigjarige oorlog. Maarten Luther protesteert tegen de kerk en spijkert zijn 95 stellingen op een kerkdeur. De eerste Nederlandse ontdekkingsreizigers komen aan in Indonesië . Eise Eisinga maakt het Planetarium. In Nederland begint de Beeldenstorm. Antwoord: __________________________________________________________________________________ Bijlage 2B: resultaat nulmeting Nulmeeting Aantal gemaakte fouten Keren dat het aantal fouten voorkwam 0 1 2 3 4 5 6 1 2 6 2 5 6 3 1: Lodewijk XIV: 1685 2: 80-oorlog: 1648 3: Luther: 1517 4: Indo: 1596 5: Eise: 1774 6: beeldenstorm: 1566 Juiste volgorde: 3-6-4-2-1-5 Gemiddelde aantal fouten 3.571428571 Afgerond 4 fouten per leerling 17 Bijlage 2C: vragenlijst met verkregen antwoorden Horst heeft bij mij aangegeven dat hij merkt dat leerlingen (veel) moeite hebben met chronologie en het is mijn opdracht om met werkvormen te komen die dat moeten bevorderen. Daarvoor moet ik onder andere een praktijkverkenning uitvoeren en ik zou u willen vragen een korte vragenlijst in te vullen zodat ik na komende week met het product zelf bezig kan gaan. Als u uw antwoord in het word document wilt verwerken om het daarna terug te sturen naar mij dan zou dat zeer fijn zijn. Hendrickx Stolk Horst Wat verstaat u onder het begrip chronologisch besef? Snappen dat dingen na elkaar komen en sommige dingen niet gebeuren zonder bepaalde voorgaande dingen. Wat komt eerder, wat later. Leerlingen moeten het tijdskader kunnen onthouden, opnieuw gebruiken en toepassen bij historische gebeurtenissen. Chronologisch besef is de mogelijkheid om gebeurtenissen in de juiste plaats in de geschiedenis / tijd te zetten. Eventueel in de vorm van een reeks gebeurtenissen. De leerlingen moeten derhalve een besef van tijd en opvolging / verloop van tijd krijgen, ofwel chronologie. Wat voor eisen stelt u aan het chronologisch besef van uw leerlingen? Dat ze dingen in de goede volgorde kunnen zetten. Zowel in tijd als wel als welk bewustzijn nodig is voor het doen van bepaalde uitspraken/uitvindingen/etc. Escalatie trappen (a leidt tot b tot c etc) De chronologie van de 49 kenmerkende aspecten beheersen. De leerlingen moeten gaandeweg hun schoolcarrière KA’s, VV’s, en gebeurtenissen op basis van de lesmethode en/of de lessen in de juiste historische periode plaatsen. De leerlingen moeten onderscheid weten te maken tussen de verschillende tijdvakken en daar een reeks bepalende gebeurtenissen in weten / kunnen beredeneren. Daarvoor is een besef van tijd en verloop van tijd noodzakelijk. Op wat voor manieren brengt u uw leerlingen chronologisch besef bij? (laten) maken van tijdlijnen. Bijv. van een paragraaf of een heel hoofdstuk (WO2 in 3e klas) Slangen maken van begrippen (a leidt tot b etc) Veel verbinden met paralellen in andere onderwerpen. (dus bij thema’s V5 verwijzen naar boek en vice versa). Personen/gebeurtenissen etc. op die manier plaatsen Leren van de KA's en oefenen met examenopgaven "Door de tijd heen". De leerlingen krijgen een vaak chronologisch verhaal / uitleg, PPT te horen in de les. Daarnaast is elke lesmethode voorzien van een tijdbalk. In uitzonderlijke gevallen heb ik een opdracht die specifiek chronologie oefent, doch deze zijn zeldzaam. Wat vindt u van het huidige chronologische besef van uw leerlingen? Vaak dramatisch: veel leerlingen hebben geen besef van dingen als tv is van af jaren ’50 en kan dus nooit voor WW2 etc. Jaartallen en chronologie blijken lastig aan te brengen. 18 Ik vind dat het chronologisch besef bij leerlingen tekort schiet. Zij zijn zich onvoldoende bewust van de bepalende kenmerken van de verschillende tijdsperiodes en kunnen derhalve niet beredeneren wanneer gebeurtenissen plaatsvinden. Daarnaast is er te weinig feitelijke kennis van jaartallen en gebeurtenissen om inhoud te geven aan de bepalende kenmerken van de verschillende tijdsperiodes. Deze bepalende kenmerken kunnen worden ingegeven door KA’s, doch deze zijn niet uitputtend in hun verklaring van begrippen als ‘Oudheid’ of ‘Middeleeuwen’. Bijlage 3A: werkvorm 1 Opdracht Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde, van vroeg naar laat: 1. 2. 3. 4. 5. 6. De ‘Zonnekoning’ Lodewijk XIV verbiedt het protestantisme. Spanje en de Republiek sluiten vrede, hiermee komt een einde aan de tachtigjarige oorlog. Maarten Luther protesteert tegen de kerk en spijkert zijn 95 stellingen op een kerkdeur. De eerste Nederlandse ontdekkingsreizigers komen aan in Indonesië . Eise Eisinga maakt het Planetarium. In Nederland begint de Beeldenstorm. Antwoord: __________________________________________________________________________________ Bijlage 3B: Werkvorm 2 Instructie Datum: 03-05-2016 Klas H2C Benodigdheden Tijdbalk Tekstboek Duur: 15 minuten Werkvorm: zelfstandig Pen/potlood/gum Je hebt van mij twee tijdbalken ontvangen, een net en een kladversie. Pak je tekstboek en zoek in paragraaf 4.1 naar belangrijke gebeurtenissen, personen, ontwikkelingen et cetera (historische feiten). Zet die op de tijdbalk en vermeld het bijbehorende jaartal. Doe dit op de kladversie, welke van de twee tijdbalken de net- en de kladversie is mag je zelf bepalen maar zet dit er wel duidelijk op! Je maakt de opdracht zelfstandig en hebt hier 15 minuten voor. Als je vragen hebt steek je je hand op en kom ik je helpen. Ik zal gedurende het uur ook rondlopen om te kijken hoe het gaat. Ik raad je aan een potlood te gebruiken omdat je dat nog uit kunt gummen. Heb je geen potlood en gum dan kun je ook een pen gebruiken. Na de 15 minuten bespreken we de tijdbalk van paragraaf 4.1. De komende weken doen we dit met alle paragrafen dus bewaar je stencil goed! De tijdbalken kun je vinden op de volgende twee bladen. Succes! 19 Tijdbalk werkvorm 2 Bijlage 3C: werkvorm 3 Instructie Op de volgende drie pagina’s staan vijf genummerde bronnen die met hoofdstuk vijf, burgers en stoommachines, te maken hebben. Bekijk deze bronnen en plaats ze op de bijgevoegde tijdbalk. Baseer je op de aantekeningen over hoofdstuk vijf die je gemaakt hebt tijdens de afgelopen lessen. Zet de bronnen op de tijdbalk door de nummers op de tijdbalk te plaatsen. Als je een bron plaatst zet je eronder volgens welke aantekening die bron daar hoort. Neem hiervoor de gehele aantekening over. Na dertig minuten gaan we de opdracht klassikaal bespreken. Met wie? Deze opdracht voer je zelfstandig uit. Hoe lang? dertig minuten. Wat doe ik als ik klaar ben? Als je klaar bent steek je je hand op en kom ik controleren of je de opdracht goed gemaakt hebt. Succes! 20 Bron 1 Bron 2 21 Bron 3 Bron 4 22 Bron 5 Tijdbalk werkvorm 3 23 Bijlage 4A: planning en evaluatie Week 6-19 21 22 Activiteit beroepsproduct Ontwikkelen presenteren Evalueren 24 Bijlage 4B: Gespreksleidraad evaluatie De volgende evaluatie is aan de hand van het gespreksleidraad aan het licht gekomen. - Let op de afwerking, het kost ook tijd om het na te kijken. Hoe kijk je het na? Maak je zelf of met hen een ideale tijdbalk? Tip: geef twee versies. Een klad die ze zelf invullen en een net die je samen invult o.i.d. - Let op spellingsfouten in de PowerPoint als samen vatten dat niet aan elkaar geschreven staat. - Differentiatie bij opdracht 1 kan voornamelijk door de inhoud te veranderen, niet zozeer tijdsspanne en hoeveelheid behandelde stof. Deze punten heb ik gebruikt om de werkvormen en de PowerPoint te verbeteren. 25 Literatuurlijst Aardema, A., Vries, J. de, & Havekes, H. (2011). Actief Historisch Denken 3. Boxmeer, Nederland: Stichting Geschiedenis, Staatsinrichting en Educatie. Dawson, I. (2007). Time for Chronology? Geraadpleegd op 9 juni 2016, van http://www.thinkinghistory.co.uk/chronology/ChronologyTime.html Ebbens, S., & Ettekoven, S. (2013). Effectief leren in de les. In Effectief leren: Basisboek (p. 22). Groningen [etc., Nederland: Noordhoff. Encyclo. (z.j.). Encyclo.nl: Nederlandse encyclopédie [Dataset]. Geraadpleegd op 30 maart, 2016, van http://www.encyclo.nl/ Donk, C, Lanen, & B. (2012). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Coutinho. Groot-Reuvekamp, M. de. (2014). Definitie van historisch tijdsbesef. Geraadpleegd op 31 maart, 2016, van http://www.historischtijdsbesef.nl/definitie-van-historisch-tijdsbesef/ Groot-Reuvekamp, M. de. (2015). Belang van historisch tijdsbesef. Geraadpleegd op 31 maart, 2016, van http://www.historischtijdsbesef.nl/belang-2/ Havekes, H., Aardema, A., Rooijen, B. van, & Vries, J. de. (2004). Actief Historisch Denken, opdrachten voor activerend geschiedonderwijs. Boxmeer, Nederland: Stichting Geschiedenis, Staatsinrichting en Educatie. Kaap, A. van der. (z.j.). chronologie vragen. Geraadpleegd op 31 maart, 2016, van http://histoforum.net/chronologie/ Kooij, C. van der. (1994). Verleden, heden, toekomst (Herz. ed.). Groningen, Nederland: Geschiedenis en maatschappelijke verhoudingen & didactiek. Wagenaar, H., & Schoot, F. v. d.. (2000). Balans van de historische beeldvorming aan het einde van de basisschool. Arnhem, Nederland: Citogroep. Wilschut, A. (2011). Voorwoord. In A. Wilschut (Red.), Beelden van tijd (pp. 9-10). Assen, Nederland: Van Gorcum. Wilschut, A. de. (2002, december). Historisch besef als onderwijsdoel. Geraadpleegd op 31 maart, 2016, van http://www.historischhuis.nl/HistBesef/HHbesef3.html 26