Cursus Gedragsneurowetenschappen FYLOGENESE HERSENEN EN GEDRAG 1. Evolutie vd mens Evolutie gebeurt dr: - adaptatie - natuurlijke selectie 1.1 Ontwikkelingen in de paleoantropologie Taxonomie = gebaseerd op de fylogenetische verwantschap (organismen die uit dezelfde evolutionaire tak voortkomen, zijn aan elkaar verwant, ook al verschillen hun uiterlijke kenmerken) Paleoantropologie(Leakey & Dart) = wetenschap die de oorsprong en evolutie vd mens onderzoekt zoeken nr fossiele overblijfselen en hypothesen opstellen over de evolutie vd mens ouderdom inschatten dr: - geologische aardlagen - dateringstecknieken koolstofdatering veel koolstof: jong/ weinig koolstof: oud nt geschikt vr fossielen ouder dan 50 000 jaar: tot stikstof vervallen dateringstechniek gebaseerd op kalium en argon verschil: vervalsnelheid kalium/argon – koolstof 1.2 Primaten en homoniden + de eerste mensachtigen Beeld gevormd dr fossiele resten, de meesten werden gevonden in Afrika. Orde der primaten: hedendaagse mens, uitgestorven voorouders, hedendaagse mensapen, apen en half apen. Primaat = eerste in rang (datering: laat-Paleoceen, 60 miljoen jaar geleden) Kenmerken: - relatief groot brein (dr toenemende sociale structuur) - vijfvingerige handen met opponeerbare duim en/of teen (*) - platte nagels (ipv klauwen) - ogen recht vooruit (=stereoscopisch gezichtsvermogen) (*) - relatief lange zwangerschap met één jong dat lang afhankelijk van ouders blijft (*) aanpassingen aan boomrijke omgeving Binnen de orde der primaten: indeling in familie, geslacht en soort. Familie der homoniden Geslacht: - Homo - Australopithecus Australopithecus Paranthropus (robuuste tak) AUSTRALOPITHECUS - A. anamensis - A. afarensis (Lucy) HOMO - H. habilis - H. rudolfensis - 1.5 A. africanus A.P. aethiopicus A.P. robustus A.P. bosei Anatomische bouw - skeletstructuur - zwaartepunt - pelvis + onderste ledematen - bovenste ledematen - handen en voeten - gebit - faciale musculatuur - nekmusculatuur - foramen magnum (achterhoofdsgat) - strottenhoofd - schedel en craniale capaciteit ! - H. ergaster H. erectus H. heidelbergensis H. neanderthalensis H. sapiens Hersenen : vergelijkende anatomie Hersenen worden groter. (bv rat – kat Maar: mens heeft extra: - taal - geheugen - aandacht - perceptie - praxis - emoties - gedragscontrole 1.6 – mens) Neurogenese samenvatting Exploitatie (landbouw) Cultuur HERSENONTWIKKELING Zoeken van doel: - dieptezicht - localiseren (spatiaal) - afstand inschatten (spatiaal) - op een efficiënte wijze (organisatie-probleemoplossing) - werktuigen (praxis) - communicatie (taal-expressie) - sociale structuur voedsel -eiwitten - fosforrijk ARMEN VRIJ BIPEDIALISME (verandering lichaamshouding) Langdurig lopen/rennen: - transpiratie - vocht water afhankelijk - naakte huid - hoofd vangt meeste warmte op, nt hele lichaam SAVANNE THEORIE OF AQUATISCHE THEORIE? SAVANNE THEORIE: Klimaatsveranderingen koeler en droger oerbos uitgedund meer open plekken => savanne AQUATISCHE THEORIE: Evolutie vooral bij Oost-Afrikaanse meren wateraap die door het water waadde bipedie Verder stadium : zwemmer en duiker: - eten: vis- en schaaldieren - mens/zeezoogdieren: naakte huid, onderhuidse speklaag, duikreflex 1.7 Antropogenese: geografische spreiding Ontstaan in Afrika; daarna spreiding over de rest vd wereld H. erectus: nt alleen Afrika, mr ook Midden-Oosten en Europa => Out of Africa-I- scenario H. Sapiens is na H. erectus vanuit Afrika nr Midden-Oosten, Europa, Australië en Azië getrokken en heeft daar de H. erectus populaties verdrongen => Out of Africa-II-scenario ONTOGENESE HERSENEN EN GEDRAG Ontwikkeling CZS beschrijft zich dr 2 fasen: 1. Prenatale ontw (structurele ontw onder genetische controle) 2. Postnatale ontw (verdere groei vd hersenen, genetische controle, mr vral omgeving/ervaring) Embryologische ontwikkeling: reeks van goed gecoördineerde, complexe processen die een behoorlijke overlap vertonen, zowel temporeel als spatieel Celproductieproces: nauwkeurig gereguleerd hersenen juiste grootte + op tijd stopzetting celdeling, zodat verhouding tss neuronen en gliacellen correct is. Overproductie: wnr er meer neuronen geproduceerd worden dan er volwassen neuronen overblijven. => Apoptose (geprogrammeerde celdood)= teveel geproduceerde neuronen verdwijnen Sensitieve perioden = afgegrensde perioden waarin ervaringen een sterk effect hebben op de structurele organisatie vd neurale circuits, waardoor stabiele patronen van neurale verbindingen ontstaan die het individu in staat stellen zich aan de omg aan te passen. Op 2 manieren nr ontwikkeling CZS kijken: - anatomische ontw - histologische ontw 1. De eerste fasen vd ontwikkeling Spermacel bevrucht eicel er ontstaat één enkele cel : begin menselijke ontwikkeling kan uitgroeien tot een compleet mens cel = totipotent Eerste uren na bevruchting: cel deelt zich waardoor er meer totipotente cellen ontstaan. eigenschap: totipotente cellen kunnen dr symmetrische celdeling identieke dochtercellen produceren en zijn dus in staat tot zelfvernieuwing => voorlopers vd andere cellen in het lichaam. Na ong 4 dagen: cellen beginnen zich te specialiseren vormen een holte (= blastocyste) Binnenste celmassa Buitenste cellaag = pluripotent: deze stamcellen kunnen zich specialiseren tot een aantal celtypen Pluripotente of embryonale cellen specialiseren zich verder tot stamcellen waaruit op hun beurt enkel nog cellen ontstaan met een specifieke functie Bv. bloedstamcellen: - rode bloedlichaampjes - witte bloedlichaampjes - bloedplaatjes Deze stamcellen zijn nog meer beperkt in hun mogelijkheden om zich te specialiseren = multipotent 2. De ontwikkeling vd kiembladen Blastocyste ingenesteld in baarmoederwand: cellen gaan zich steeds verder specialiseren en er onstaat een structuur uit 3 cellagen of kiembladen (= de embryonale kiemschijf) cruciale fase in de ontwikkeling !! WANT: lichaamsas embryo krijgt anatomische vorm (= gastrulatie) Elk kiemblad ontwikkelt zich tot belangrijk organisch systeem of weefselstructuur Ectoderm (buiten) huid, tanden, haar, nagels, zenuwstelsel, zintuigen Mesoderm (midden) skelet, spiere, bloedvaten, lymfeklieren, nieren en geslachtsorganen Endoderm (binnen) belangrijk inwendige organen zoals longen en binnenbekleding van organen 3. Neurulatie = proces waarmee de ontwikkeling vh zenuwstelsel begint dr een groep chemische stoffen (= transformerende groeifactoren) HOE? In ectoderm: verdikking = neurale plaat dag 22 : neurale plaat vouwt zich nr binnen op de neurale groeve er ontstaat een holle buis= de neurale buis Dit proces begint ong in het midden vd lengteas en breidt zich uit vanuit dit punt in caudale en craniale richting Vorming ruggenmerg Vorming hersenen Proces vh sluiten vd neurale plaat kan onvolledig verlopen. - Sluitingsdefect in craniale deel: *anencefalie(= grote hersenen ontwikkelen zicht nt, mr cerebellum hersenstem en basale ganglia wel) * holoprosencefalie (= voorste hersenen ontwikkelen zich, mr splitsen zich nt in 2 hersenhelften) - Sluitingsdefect in caudale deel: spina bifida 4. Ontwikkeling vd hersenen Uitstulpingen en krommingen in neurale buis = hersenblaasjes: protovormen vd belangrijkste componenten vd hersenen: 1 : cortex (telencephalon) 2 : thalamus en hypothalamus (diëncephalon) 3 : middenhersenen (mesencephalon) 4 : cerebellum 5 : pons (metencephalon) en medulla oblongata (myencephalon) Begin prenatale ontwikkeling: hersenoppervlak is glad, mr bij de geboorte: gyri (windingen) en sulci (groeven). Vorming gyri geeft aan dat de intracorticale verbindingen tot stand zijn gebracht. Abnormale patronen in gyri en sulci kunnen verwijzen nr afwijkingen in de corticale verbindingen en cognitieve stoornissen en gedragsstoornissen. Geboorte: morfologische ontwikkeling heeft eindstadium bereikt, mr hersenen blijven doorgroeien 400 g 1500 gr => postnatale gewichtstoename dr groei neuronen dr de ontwikkeling van dendrieten, synapsen en myelinisatie vd axonen. 5. Proliferatie Menselijk brein bestaat uit neuronen en gliacellen. De meeste zenuwcellen worden geboren in een cellaag (neuroepithlium) dat zich in de proliferatiezones bevindt in het binnenste deel vd neurale buis. Eerste proliferatiezone: ventriculaire zone draagt bij tot gebieden die fylogenetisch het oudst zijn. Tweede proliferatiezone:subventriculaire zonedraagt bij tot de ontw vd gebieden die fylogenetisch het jongst zijn. Wnr de neurale buis zich sluit: enorme productie van nieuwe neuronen = neurogenese of celproliferatie In proliferatiezones: neurale stamcellen multipotente stamcellen die zichzelf kunnen vernieuwen en al enigszins gespecialiseerd zijn (dwz: ze kunnen enkel tot zenuwcellen ontwikkelen) delen zich veel in zeer jong embryonaal zenuwstelsel waardoor nieuwe stamcellen ontstaan Stoornissen in proliferatie: - groeistilstand met zgn. microcefalie tot gevolg Oorzaak: genetisch of omgevingsbepaald - macrocefalie Proloferatieproces komt te laat tot stilstand drdat een genetische stoornis, waarbij de genen die het proliferatieproces sturen betrokken zijn, nt op tijd uitgeschakeld worden. Zo zijn er teveel neuronen => matige tot zeer ernstige lichamelijke en verstandelijke beperking 6. Volwassen neurogenese Tijdens normaal verouderingsproces blijven neurale stamcellen aanwezig in neurogene hersenregio’s - subventriculaire zone vd laterale ventrikels - subgranulaire laag vd gyrus dendatus vd hippocampus - neocortex vd frontale en temporale gebieden Karakteristieke eigenschappen: - zelfvernieuwing - mogelijkheid om te differentiëren nr cellen van neuroectodermale oorsprong - functioneel integreren in bestaand neuronaal circuit Proces postnatale neurogenese kan beïnvloed worden dr ervaring! ( aantal cellen geproduceerd in hippocampus neemt toe bij ratten in verrijkte omgeving) Hersenen kunnen zich na ziekte nt repareren dr nieuwe neuronen aan te maken ! 7. Celmigratie Neuronen worden nt geboren op de plaats waar zij in het volwassen brein hun functie moeten uitvoeren. Ze moeten zich via proliferatiezones verplaatsen of migreren nr hun doelgebied in hersenen waar zijn hun definitieve functie krijgen. Proces van proliferatie staat onder genetische controle Migratie proces wordt gecontroleerd dr complexe interacties tss neuron en gliacel. Migratie: - vroege fasen vd ontwikkeling - stop in 30ste week zwangerschap Migratiestoornissen afwijkende hersenschors (gyri en sulci ontbreken) = lissencefalie - afwijkende genetische factoren - toxische invloeden 8. Doelbestemming en differentiatie Migratie en differentiatie gaan geleidelijk aan in elkaar over. = proces waarbij neuron een axon + dendrieten vormt en zijn uiteindelijke vorm en functie krijgt. zoekt verbinding met dendrieten van andere neuronen communicatie tss: coricale gebieden corticale en subcorticale gebieden hemisferen => intercommunicatie is cruciaal vr functioneren vh brein Welke funtie een bepaald neuron gaat uitoefenen hangt af van een meerstappen proces dat afhankelijk is van intinsieke (genen) en extrinsieke factoren. Neuron is nt volledig voorgeprogrammeerd ! Dentrieten: - dendritische spines die synaptische verbinding maken met axon van een ander neuron. - meer vertakkingen (=sprouting) meer spines meer kans op contact met naburig axon. - groei: traag - patroon is van belang vr kwantiteit en kwaliteit vd info die een neuron ontvangt - ontwikkeling van dendrieten en spines is zeer gevoelig vr dr effecten van omgevingsstimulering Differentiatie zorgt ook vr de uitgroei van axonen in de juiste richting en doelselectie: *vr het vinden van juiste verbinden : afstanden overbruggen nr doel proces wordt gestuurd dr receptoren die zich aan het uiteinde vh axon (=groeiconus) bevinden en gevoelig zijn vr signalen afkomstig van moleculen die zich op de membranen van nabijgelegen neuronen of gliacellen bevinden. * axon heeft het doel bereikt en gaat synaps vormen dat communicatie tss neuronen mogelijk maakt Vinden doel is een proces dat grote precisie vereist: keuze tss heel veel cellen * verbinding wordt eerst getest vr ze definitief is en het zenuwstelsel begint met functioneren. 9. Synaptogenese = proces waarbij synapsen gevormd worden Ruggenmerg: vorming 1ste synapsen; 2 weken later in cerebrale cortex. Rond 28ste week: synaptische dichtheid = laag Functie synapsen kan gedurende de ontwikkeling veranderen. 10. Myelinisatie Migratieproces compleet oligodendrocyten (= speciale gliacellen) omcirkelen axonen + voorzien axonen van witte beschermende laag (= myeline) Prikkel wordt nog sneller dr axon getransporteerd Proces myenlinisatie - begint in het ruggenmerg subcorticale gebieden corticale gebieden (posterieur anterieur) - volgt een aantal regels: proximaal vr distaal sensorisch vr motorisch projectie vr associatie posterieur vr anterieur - myeliniseren van axonen in bepaalde hersengebieden valt samen met ontw van bepaalde functies - postnataal: groeispurt in eerste 3 levensjaren Oligodendrocyten ontstaan in dezelfde laag als de neuronen en komt voort uit dezelfde progenitorcellen. In deze fase zijn de onrijpe oligodendrocyten kwetsbaar vr een hypoxisch-ischaemisch insult. 11. Overproductie en regressieve perioden 1ste maanden vd ontwikkeling: explosieve groei vh aantal neuronen, axonen en synaptische verbindingen. Aanwijzing dat overproductie vann synapsen onder genetische controle staat. Een groot deel verdwijnt hier ook weer van dr apoptose. in delen van CZS en PZS en betreft alle belangrijke typezen zenuwcellen en gliacellen. Vb regeneratief proces in hersenen is axonale terugtrekking - Proces begint zodra neuronen hun axonen gevormd hebben - in 2de helft zwangerschap en gaat door tot na geboorte Apoptose verklaart wrm neuronen massaal sterven, mr vormt gn verklaring vr de afname vh grote aantal synaptische verbindingen(= synapseliminatie of pruning) - wss gebaseerd op vorm van competitie: “use-it-or-lose-it” Een synaptische verbinding is succesvol wnr het frequent gebruikt wordt en opgenomen is in een functioneel netwerk van synaptische verbindingen: dit proces is nt random, mr staat onder invloed van externe stimulering. Sensorische en motorische activiteiten zorgen ervoor dat bepaalde verbindingen blijven bestaan en andere weer verdwijnen. => Synaptische reorganisatie vormt de basis vr neurale ontwikkeling en plasticiteit - postnataal proces Ontwikkeling synaptische verbindingen wordt gekenmerkt dr periode van zeer snelle toename vh aantal verbindingen, gevolgd dr plateaufase waarin synaptische dichtheid in alle corticale gebieden begint af te nemen. Samenvattend: Proces van ontw vh zenuwstelsel wordt gekenmerkt dr: - overproductie van neuronen en synapsen - groeispurts individuele variatie in hersenstructuur - selectieve dood van neuronen en functie tss individuen - terugsnoeien van axonale en synaptische verbindingen Synaptische overdracht kan verzwakt/geëlimineerd/versterkt worden dr langdurige wijzigingen in chemische toestand van synaps (= long-term potentiation LTP) = mechanisme dat helpt verbindingen tss neuronen te versterken tijdens ontwikkeling Synaptische activiteit kan ook leiden tot langdurige afname van prikkeloverdracht = long-term depression (LTD) 12. Ervaring en sensitieve perioden Sleutelprincipe: ervaring kan de hersenstructuur veranderen. kan op verschillende manieren de hersenen beïnvloeden en het effect beperkt zich tot een kritische en sensitieve perioden. = tijdvensters waarbinnen de invloed van omgevingsfactoren, in neg en pos zin, is versterkt = speciale klasse van sensitieve perioden; de veranderingen in deze periode zijn onveranderlijk 2 manieren waarop ervaring verandering in de hersenen kan veroorzaken (Greenough) - ervaringsverwachte ontwikkeling: *ontwikkeling van sensorische en motorische systemen *gedurende begrensde periode: ontwikkeling verloopt normaal *buiten begrensde periode: ontwikkeling verloopt abnormaal *overproductie van synapsen zorgt vr het ruwe materiaal vr de ervaringsverwachte ontw - ervaringsafhankelijke ontwikkeling: *stimulering die van individu tot individu verschiltmaakt hersenen uniek (op microniveau en op het niveau van synaptische verbindingen en neurochemie) *in staat om te leren van onze eigen ervaringen en info verkregen dr deze ervaringen op te slaan en gebruiken vr het oplossen van problemen bewijs vr dit type leren: experimenten in verrijkte omgeving Nature – nurture debat ! genetische controle – omgeving ? Argument vr genetische controle: Vroeg in de ontwikkeling beginnen neurale cellen spontaan te vuren zonder enige stimulering van buitenaf: ‘cells that fire together, wire together’. NEUROPLASTICITEIT HERSENEN EN GEDRAG 1. Inleiding Neuroplasticiteit: - reorganiseren en veranderen vh brein - postnataal; aanwezig in alle fasen vd ontwikkeling - structureel (neuronen, gliacellen, synaptische verbindingen) - functioneel (reorganisatie van verbindingen en functies) 2. Typen neuroplasticiteit Neuroplasticiteit = continue proces dat zorgt vr korte, middellange en lange termijn aanpassingen in het netwerk van synaptische verbindingen waardoor de hersenen optimaal kunnen blijven functioneren OMGEVING !! hersenen worden gevormd dr genetische factoren én omgeving speelt een belangrijke rol in: - fylogenese: ontwikkeling, processen als natuurlijke selectie - ontogenese: nieuwe netwerken ontstaan dr leerprocessen - na beschadiging: gedeeltelijk of volledig klinisch herstel dr functionele reorganisatie verwijst nr hoe netwerken in de hersenen veranderen dr (re)organisatie in reactie op ervaring en sensorische stimulering 2 condities: - brein verwerkt sensorische info en leren/geheugenprocessen komen tot ontw als gevolg van synaptogenese en synapseliminatie - adaptief mechanisme dat functieverlies kan compenseren en voorkomen 4 omstandigheden waaronder het zich voordoet: - ontwikkelingsplasticiteit (vr het eerst senso info verwerken) - activiteitsafhankelijke plasticiteit (veranderingen in synaptische verbindingen) - plasticiteit dr leren en geheugen (als we ons gedrag veranderen dr senso info) - verandering als gevolg van hersenbeschadiging Reorganisatie na amputatie: Elke plaats in het lichaam heeft een plaats in het brein, mr het brein weet nt hoe groot dit deel is, weet enkel het aantal zenuwcellen. Wnr de arm er nt meer is, dan gaat het brein nt weg, mr dr plasticiteit gaat het gezichtsgebied in de hersenen het armgebied inpalmen => je voelt geamputeerde arm als je aan kaak komt = fantoompijn 3. Verschillen tss ontwikkelingsplasticiteit en volwassen plasticiteit Plasticiteit is het grootst tss het 2de en 5de levensjaar. In de loop vd ontw stabiliseren de neurale systemen meer en meer en ontstaan er optimale functioneringspatronen vermindert de capaciteit vh systeem om zich aan te passen plast vermindert Verschillen tss ontwikkelde brein en volwassen brein: - plaatselijke cellulaire, anatomische en metabolische omgeving waarin plasticiteit plaatsvindt - wiring (aanleg van nieuwe synaptische verbinding) ≠ rewiring (wijzigen van bestaande synaps) - apoptose baby’s : specialiseren volwassen: verslechtering van hersenfuncties => dezelfde neurofysiologische processen kunnen gedurende de levensloop veranderen van rol. Op een vgl wijze kunnen dezelfde cognitieve functies bij jongere en oudere volwassenen dr verschillende corticale gebieden gereguleerd, gecoördineerd worden. 4. Hersenen-gedrag relaties en ontwikkeling in de levensloop Bv. tijdens taak : volwassenen hebben 2 hersengebieden nodig; jongeren één. Dedifferentiatie = neiging vr ouder wordende hersenen terug te keren nr een minder gespecialiseerde organisatie (zoals bij kinderen) Verouderingsproces: verleidelijk om het als een ontwikkeling in de omgekeerde richting te zien. Ontogenese en fylogenese: posterieur anterieur Verouderingsproces: anterieur posterieur: de gebieden die het laatst tot ontwikkeling = gekomen zijn zullen het eerst achteruit gaan “ First in, last out” Retrogenese Snelheid infoverwerking is ook een proces dat eerst toeneemt en dan weer afneemt: dr demyelinisatie. Op cognitief niveau: kinderen en volwassenen verwerven steeds meer kennis. Microniveau: verandering in synaptische verbindingen Macroniveau: verandering in corticale neuronale verbindingen Deze kennis speelt een steeds grotere rol in de controle van gedrag bij zich ontwikkelende kinderen, mr met het ouder worden neemt de invloed van kennis af. (wel ervaring en inzicht) 5. Ouder worden Duidelijk aan: - hersenvolume en gewicht - vergroting vd ventrikels en sulci - witte stof - grijze stof - hippocampus, amygdala, thalamus, basale ganglia, cerebellum - verlies gemyeliniseerde zenuwbanen - inkrimping en afwijking neuronen - reductie in synaptische dichtheid - verlies van dendritische spines - afname vh vermogen tot DNA- reparatie - verwijderen van afgestorven neuronen Globale effecten – leeftijd gerelateerde effecten? Beperkt tot specifieke cellagen: - globus pallidus - prefrontale hersengebieden - thalamus - volume hippocampus, amygdala, cerebellum, - pons striatum Factoren die het verouderingsproces kunnen versnellen: - hypertensie veroorzaakt synapseliminatie en hersenvolumeverkleining - stress Factoren die het verouderingsproces kunnen vertragen: - motorische, sociale en intellectuele stimulering 6. Betekenis van vroege ervaringen Ervaringen: - vorm (pos/neg) - grootte (deprivatie/ verrijking) Vroege ervaringen spelen een essentiële rol in de vorming van specifieke delen vd hersenen (vooral die delen mbt emoties, gedrag en persoonlijk zoals het limbisch systeem. Verwaarlozing en mishandeling kan de hersenen zodanig beïnvloeden dat iemand zijn leven lang problemen behoudt in het omgaan met stress of ontwikkelen van stabiele relaties. 7. Spiegelneuronen Spiegelneuronen = speciale neuronen in ons brein die geactiveerd worden bij het zien én stellen van een handeling. Bv. aap neemt rozijn (spiegelneuronen worden geactiveerd); onderzoeker neemt rozijn (dezelfde neuronen worden nu weer bij de aap geactiveerd) Spiegelneuronen spelen een belangrijke rol bij taal. Bv. bij het horen vh woord ‘lopen’, worden dezelfde spiegelneuronen geactiveerd als wnr men iemand ziet lopen. Ze spelen ook een belangrijke rol in het herkennen van emoties. Ze zorgen vr inlevingsvermogen, wnt als we iemand zien met een droevig gezicht, dan worden de neuronen die instaan vr droevigheid geactiveerd. (empathie) Spiegelneuronen en autisme: Mensen met autisme kunnen zich moeilijker inleven in de geest van anderen (waar spiegelneuronen vr nodig zijn). Ze kunnen dan ook minder goed gedrag aanleren en nabootsen. NEURATONOMIE GROTE HERSENEN 9.1 Algemeen overzicht Grote hersenen: grootste deel vh brein oppervlak: - groeven (sulci) - kloven (fissuren) - windingen (gyri) 2 symmetrische hersenhelften: - hemisferen verbonden dr de hersenbalk corpus callosum en gescheiden dr fissura longitudinalis cerebri - oppervlak: dunne laag grijz stof = grotehersenschors of cortex cerebri Onder cortex ligt de witte stof = merg of medulla (wit dr myeline) Tekening1: overzicht hersenen (totaal) 9.2 De cerebrale cortex 9.2.1 Groeven en windingen Tekening 2: 1. Sulcus/ fissura lateralis 2. Sulcus centralis 2a. Sulcus precentralis 2b. Sulcus postcentralis 3. Sulcus parieto-occipitalis 4. Sulcus calcarinus 5. Cuneus 9.2.2 De hersenknabben Adhv primaire groeven ingedeeld in 4 kwabben: - Voorhoofdskwab of frontaalkwab - Slaapkwab of temporaalkwab - Wandkwab of pariëtaalkwab - Achterhoofdkwab of occipitaalkwab Limbische kwab ? (zie tekening 3) 9.2.4 De area’s van Brodmann De hersenschors of neocortex bestaat uit 6 cellagen die zich kunnen onderscheiden dr vorm en dichtheid. Obv verschillen in dikte en samenstelling verdeelde neuroloog Brodmann de neocortex in 50tal gebieden: area’s van Brodman Sensorische gebieden: laag IV dikker = afferente gebieden Motorisch : laag V en VI dikker = efferente gebieden 9.3 Vezelbanen vd witte stof * Projectievezels = vormen de verbinding tss de gebieden op de cerebrale cortex en lager gelegen delen vd hersenen, zoals de thalamus, de hersenstam en de kleine hersenen. Associatievezels = onderlinge verbindingen tss verschillende schorsgebieden binnen eenzelfde hemisfeer. - Korte associatievezels - Lange associatievezels Commissuurvezels = verbinden schorsgebieden vde ne hemisfeer met die vd andere (interhemisferische associatievezels) Belangrijkste: corpus callosum * * FUNCTIONELE NEUROANATOMIE GROTE HERSENEN 3 werkingsprincipes: - parallelle organisatie - hiërarchische organisatie - lateralisatie van functies 10.2 Soorten cortexgebieden 10.2.1 Sensorische en motorische gebieden op de cortex Sensorisch ontvangst en decodering van sigalen die vanuit de zintuigen komen posterior (achter) Receptieve functies: - taalbegrip - praxis - spatiale aandacht - geheugen - perceptie Motorisch voorbereiden en uitsturen van instructies nr de spieren anterior (voor) planning en organisatie (motoriek, cognitie, affect) gedragscontrole (motoriek, cognitie, affect) 10.2.2 Primaire, secundaire en tertiaire zones Primaire of projectiegebieden: - via rechtstreekse verbindingslijnen in contact met de zintuigen of met de spieren - ieder zintuig: eigen primair gebied in cortex. De primaire gebieden vormen een soort projectie of afspiegeling van dit deel vd periferie waarmee ze in verbinding staan Secundaire of associatiegebieden Tertiaire of integratiezones - gn rechtstreekse biding met de periferie - secundair: in contact met primaire zone - secundair: associatie, wnt: taak is gegevens met elkaar betrekken - tertiair: associatiezones die dieper inwerken, dus integratiezones Primair toenemende complexiteit Tertiair Fylogenese: projectiegebieden gaan achteruit en associatiegebieden die je doen rationaliseren gaan vooruit. 10.2.3 Onderlinge situering van deze verschillende gebieden Primaire sensorische gebieden/ sensorische projectiezones = zones op de cortex waar zintuiglijke info toekomt, er is punt-voor-punt overeenkomst en in de buurt hiervan liggen associatiezones om de info verder te verwerken en analyseren. Primaire motorische cortex stuurt bevelen nr spieren. De nabijgelegen motorische associatiezones bevatten programma’s die aangeven op welke wijze spieren tegelijk of na elkaar geactiveerd moeten worden. In de tertiare zones in het moeilijk om een precieze indeling te maken tss motorische en sensorische gebieden, behalve op vlak van taal. De associatiegebieden: - nt-modaliteitsspecifiek (visueel, … hebben gn aparte plaats) - gn topotopische organisatie (wnt de input zijn de hersenen, de topotopie wordt gecorrigeerd) - hemisferische lateralisatie (functie linkerassociatie ≠ functie rechterassociatie) 10.3 Primaire sensorische gebieden 10.3.1 Het somatosensorische projectiegebied Area 3, 1, 2 *De afferente banen die er nrtoe lopen hebben een links-rechts-kruising, zodat de prikkels vd linkerlichaamshelft op de rechterhemisfeer worden geprojecteerd en andersom. contralaterale projectie Hemianesthesie = halfzijdige gevoelloosheid * punt-voor-punt-overeenkomst: signalen uit een bepaald deel vh lichaam komen overeen met een bepaald deel op de cortex somatotopische lokalisatie Sensorische homunculus of gevoelsmensje: verhoudingen nt hetzelfde als in reële lichaam, wnt huidgebieden die gevoelig zijn hebben een groter projectiegebied. 10.3.3 Het visuele projectiegebied Area 17 *In occipitale kwab * Contralaterale projectie: elk vr hemisferen bevat signalen die afkomstig zijn uit het tegenoverliggende gezichtsveld Hemianopsie: 1 deel vh gezichtsveld kan wegvallen dr letsel in andere hersenhelft * Retinotopische lokalisatie: punt-voor-punt-overeenkomst 10.4 Sensorische associatie- en integratiezones De associatiegebieden: - nt-modaliteitsspecifiek (visueel, … hebben gn aparte plaats) - gn topotopische organisatie (wnt de input zijn de hersenen, de topotopie wordt gecorrigeerd) - hemisferische lateralisatie (functie linkerassociatie ≠ functie rechterassociatie) Primaire sensoriële cortexgebieden wordt de informatie overgebracht nr secundaire associatievelden waar de input wordt geanalyseerd en geïnterpreteerd. Sommige info wordt ook nog eens doorgestuurd nr de tertiaire verwerkingszones waar nog andere aspecten worden uitgediept. 10.4.1 Sensorische associatievelden Visueel: area 18 en 19 Auditief: area 44 en 42 eigenlijke verwerking vd binnenkomende info Tactiel: area 5, 7 Reconstructie vd betekenis ‘gnosis’ vd situatie in de buitenwereld. Beschadiging agnosie (visueel, auditief, tactiel) - visueel: dingen wel zien, mr nt meer weten wat het is - auditief: dingen nog wel horen, mr nt kunnen thuisbrengen - tactiele: onvermogen om dingen op de tast te herkennen 10.4.2 Sensorische integratiezones Area 40, 39, 22 Area 22: centrum van Wernicke De sensorische integratiezones zorgen vr een complexe verwerking Beschadigingen: - Sensorische afasie: taalfunctiestoornissen, eigen taal is zeer verward en onsamenhangend - Alexie: nt meer kunnen schrijven/ lezen - Dyslexie - Hemineglect: men ziet een deel vh waarnemingsveld nt meer - hemisomatotopagnosie: eigen arm nt meer herkennen 10.5 Motorische gebieden op de cortex 10.5.1 De primaire motorische cortex Area 4 * Somatotopische lokalisatie * Contralaterale projectie => motorische homunculus of het spiermensje Beschadiging: - hemiplegie: wnr het primaire motorische gebied aan 1 kant getroffen is 10.5.2 Motorische associatiegebieden Area 6 en 8 = premotorische cortex Ontwikkelen van uitvoeringsprogramma’s vr het uitvoeren van (aangeleerde) handelingen (=praxis). Bij het uitvallen van zo’n bewegingsprogramma: apraxie = onvermogen om doelgerichte handelingen uit te voeren 10.5.3 Tertiaire gebieden in de voorhoofdskwab Area 44, 45, 46, 10, … = centrum van broca - gedragscontrole - planning en organisatie - probleemoplossing Beschadigingen: - motorische afasie: patiënten zijn nt meer in staat om gedachten vlot in woorden om te zetten, hoewel de spraakmusculatuur intact is. - frontaal syndroom: nt met meerdere dingen tegelijk rekening houden Prefrontale lobotomie = psychochirurgie (nu verfijnder) Oorzaken van hersendefecten: * hoofdtrauma (dr auto-ongeval): cerebro vasculair accident (CVA)= herseninfarct – of bloeding * hersentumor * cocaïne * alcohol * straling (?) 10.6 Hemisfeerlateralisatie Functionele lateralisatie: enkel betrekking op de associatiegebieden ! *Linkerhemisfeer -Temporeel : informatieverwerking in de tijd -Verbaal : (bij dominante hemisfeer) grammatica, syntax -Analytisch, details -Logisch-rationeel *Rechterhemisfeer -Spatiaal - Non-verbale communicatie : lichaamstaal, mimiek, hoe men iets zegt - Synthese, contouren : meer het geheel overzicht - Intuïtief-emotioneel