Thema reis 14 t.e.m. 18 september 2009 Maarten Luther en de reformatie in Duitsland Organisatie: KREIJKES VAKANTIE IDEE Postbus 332 7460 AH Rijssen Tel. 0548- 514188 www.kreijkes.nl Reisleider J.C. den Toom v.d.m. Ringmus 5 8271 HG IJsselmuiden Tel. 038 333 86 85 E mail: [email protected] Verslag Lutherreis, september 2009 1 1 Hotelinformatie: MAXX HOTEL JENA Stauffenbergstrasse 59 0774747 Jena/Lobeda Tel. 049 3641 300 – 810 www. Maxx-jena-steigenberger.de 2 Deelnemers van de reis: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. Dhr. L. Verhoeven Dhr. J. Schipper Mevr. A.J. Nijhoff-van Aalsburg Mevr. H. Bos Mevr. M. Veldhuizen-Prins Mevr. M. Floor Dhr. G.D. Slagman Mevr. M. Slagman-Seppenwoolde Dhr. J. Rolleman Mevr. E.F. Rolleman-Nieuwenhuis Dhr. M. Mourik Mevr. P. Mourik-de Bruin Dhr. J.E. van Wageningen Mevr. C. van Wageningen-Koolmees Dhr. A. Hekman Mevr. K.A.C. Hekman-Cardol Dhr. W. de Ruiter Mevr. N. de Ruiter-Groenenberg Dhr. A. Heuvelman Mevr. J.A.W. Heuvelman-Noordzij Dhr. J. van Garderen Mevr. W. van Garderen-Terlouw Dhr. A. Hayes Mevr. G. Hayes-Jansen Dhr. P. van Dam Mevr. J.C. van Dam-Bossard Dhr. J.G.A. Mijnders Mevr. G.M. Mijnders-Looyen Dhr. J. Kolk Mevr. K. Kolk-Beens Mevr. D.M. Schreuders-Kardol Mevr. I.E. Hekman Mevr. P. van Luik Mevr. P. Oudenes Mevr. A. van Zee-van der Ven Mevr. M.G. van Zanten-van der Ven Mevr. A. van Wingerden Mevr. A. van Wingerden - Verschoor Mevr. W.J. Ritmeester Mevr. T.A. Aarnoudse Mevr. J. den Toom-de Rie Verslag Lutherreis, september 2009 RIDDERKERK OUD BEIJERLAND WAARDENBURG OUDERKERK a/d IJSSEL 't HARDE MONTFOORT RIJSSEN RIJSSEN RIJSSEN RIJSSEN BRANDWIJK BRANDWIJK ROTTERDAM ROTTERDAM GELDERMALSEN GELDERMALSEN DEIL DEIL KR. a/d IJSSEL KR. a/d IJSSEL COLMSCHATE COLMSCHATE ZOETERMEER ZOETERMEER MONSTER MONSTER LISSE LISSE GENEMUIDEN GENEMUIDEN GELDERMALSEN GELDERMALSEN TERNEUZEN ELSPEET HEUKELUM HEUKELUM ROTTERDAM ROTTERDAM BENNEKOM OPHEUSDEN IJSSELMUIDEN 2 0180-418520 0186-614385 0418-653191 0180-684235 0525-652316 06-42993143 0548-516528 0548--516528 0548-513314 0548-513314 0184-641674 0184-641674 010-4508411 010-4508411 0345-572539 0345-572539 0345-651075 0345-651075 0180-519420 0180-519420 0570-654728 0570-654728 079-3166739 079-3166739 0174-212308 0174-212308 0252-410015 0252-410015 038-3854849 038-3854849 0345-570030 0345-572539 0115-631386 0577-491668 0345-637335 0418-671616 010-4826714 010-4826714 0318-418397 0488-0482840 038-3338685 3 Ons uitgewerkte programma: Maandag 14 september 2009: Vertrek vanuit Babberich richting, Bezoek aan Mohra, met de kerk en het Luthermonument (woonplaats van het voorgeslacht van Luther) Aankomst in ons hotel te Jena Dinsdag 15 september 2009: Over Mansfeld, de woonplaats van Maarten Luther naar Eisleben, met een rondleiding met een bezoek aan Luthers geboortehuis, de St. Petri - Pauli Kirche, het sterfhuis van Luther en de Andreaskirche. Woensdag 16 september 2009: Bezoek aan Lutherstadt Wittenberg met een rondleiding in de Slotkerk, het Lutherhuis, de Stadkirche St. Marien en het Melanchthonhuis. Donderdag 17 september 2009: Bezoek aan Lutherstadt Erfurt met een rondleiding door de Augustijner kerk en een bezoek aan de Wartburg met rondleiding. Vrijdag 18 september 2009: De terugreis met een bezoek aan Eisenach, met het Lutherhuis en het museum en tenslotte het afscheidsdiner in Babberich 4 Dagverslagen Maandag 14 september 2009. De eerste reizigers moesten uit het zuiden van Zeeland komen. Dat was dus zeer vroeg uit de veren. De bus vertrok om 6 uur uit Dordrecht om via Metrostation Capelse brug, Gouda station, De Meern carpoolplaats, Barneveld station en Hoenderloo bushalte Cantharel de reis voort te zetten naar Zalencentrum Babberich waar we ongeveer 10 uur arriveerde. Daar werd koffie geschonken en kregen we een plak cake. De reizigers uit Rijssen voegden zich hier bij ons zodat we om half elf konden vertrekken richting Duitsland. Na enkele stops om vocht op te nemen en af te geven kwamen we om ongeveer 4 uur langs Eisenach om naar Mohra te gaan. Hier woonde het voorgeslacht van Maarten Luther. Dit plaatsje ligt ongeveer 15 km. Ten zuiden van Eisenach. Verslag Lutherreis, september 2009 3 We bezochten het kerkje waar Luther als laatste gepreekt heeft nadat hij terug kwam van de Rijksdag te Worms. Ook staat er in dit plaatsje een standbeeld van Luther. Toen hij verder reisde naar Wittenberg werd hij in het Thuringer Wald ontvoerd door zijn vrienden en naar de Wartburg gebracht. Ook deze plaats bezochten we, intussen was het al schemerig en het regende zodat ik geen foto heb kunnen maken. Hierna stegen we weer in de bus om verder te rijden via Eisenach naar Jena, maar dit was ruim 100 km. Maar eer dat we op de Autobaan waren was het al over achten zodat we om tegen 10 uur arriveerde in ons hotel De magen rammelden behoorlijk, maar konden toen gevuld worden met een goede maaltijd die nog goed warm en heerlijk was. Na een lange dag werden we opgewacht door een mooie kamer met een goed bed waar we onze vermoeidheid konden wegslapen, in een vier sterren hotel. Colmschate, 23 sept. 2009 Jan van Garderen Dinsdag 15 september 2009. De weersomstandigheden zijn niet zo mooi, veel regen en wind. Tot kwart over negen hadden we de tijd om het ontbijt te nuttigen en daarna samen een Bijbelgedeelte gelezen uit Psalm 123 en gedankt en gebeden als dagopening, met uitleg wat we deze dag zouden bezichtigen. Om Half tien zijn we vertrokken richting Eisleben, maar na een uur toeristisch te zijn rondgereden kwamen we weer in Jena terug. Toen maar weer geprobeerd de goede weg te vinden richting Eisleben. Onderweg uitleg gehoord uit de gebeden (Uw Naam worde geheiligd ) Ca. 12 uur aangekomen in Lutherstadt Eisleben, wat toch moeilijk blijkt om met de bus op de plaats van bestemming te komen (ziet u hoe moeilijk het is voor een vis om uit een fuik te komen? ) Mw. Den Toom zegt positief blijven denken. Eerst aan gekomen bij het geboortehuis van Luther en het museum van Luther, het geboorte en sterfhuis van Luther, het cultuurhuis bezichtigd, de St. Petri en Pauli Kirche, oude gebouwen met wandplaten bekleed en teksten en dit alles zonder graffiti. Het sterfhuis van Luther bezocht, De Andreaskerk bezocht en bekeken en dit alles onder verantwoording van een prima gidse met vertaling van de heer P. van Dam. Tot besluit samen gezongen het 1e en het 4e couplet van “Een vaste Burcht is onze God. “Psalm 25: 1 Heer’ ai maak mij uwe wegen en Psalm 81: 11 “Opent uwen mond.” Na het verlaten van de kerk kregen we nog even gelegenheid om een lekker bakje koffie met gebak ter drinken en daarna de bus opgezocht om de terugreis naar het hotel te aanvaarden en veilige en wel op de plaats onzer bestemming aangekomen. Na ons allen een weinig te hebben verkwikt en ontspannen mochten we om half acht de maaltijd tot ons nemen en nadien de dag besloten met het lezen van Psalm 125 en geëindigd met dankgebed en gevraagd om bewaring voor de komende nacht. En nadien uitleg gekregen over de 3e bede “Uw wil geschiede in den hemel alzo ook op deze aarde.”en elkaar een goede nachtrust gewenst. Gerrit en Marie Slagman, Rijssen. Verslag Lutherreis, september 2009 4 Woensdag 16 september 2009. Deze dag hebben we geopend met het lezen van psalm 127 en gebed. Daarnaast is stelling 30 voorgelezen. Als laatste hebben we de vierde bede uit Luthers grote catechismus gelezen. Na een korte inleiding, zijn we rond 8.00 uur met de bus richting Wittenberg vertrokken. De Slotkapel te Wittenberg: In Wittenberg aangekomen, hebben we om 11.00 uur eerst de Slotkapel van Wittenberg bezocht. De slotkerk werd tussen 1490 en 1506 in opdracht van Frederik de Wijze gebouwd in plaats van een al sinds 1346 bestaande Allerheiligenkapel. Na de oprichting van de universiteit van Wittenberg in 1502 diende de kerk tevens als kapel voor de universitaire gemeenschap. Studenten kregen hier hun bul uitgereikt en hoogleraren hielden er hun inaugurele rede. De deur van de Slotkerk werd gebruikt als mededelingenbord van de universiteit. In 1760 werd de Slotkerk vrijwel volledig verwoest tijdens een bombardement van de stad. Van de fundamenten was nog maar de helft over en de vele waardevolle kunstwerken en de originele deuren waren voorgoed vernietigd. De kerk werd echter spoedig herbouwd. Het meest opvallende van de Slotkerk is de 88 meter hoge kerktoren. Op de toren is van mozaïek een band aangebracht met daarop de tekst “Ein feste Burg ist unser Gott, Ein gute Wehr und Waffen”, de welbekende woorden uit ons Lutherlied. Aan de noordzijde van de kerk bevinden zich de herinneringsdeuren voor Luthers stellingen. Hierop staat de originele Latijnse tekst van de 95 stellingen. Boven de deuren is een schildering aangebracht van Luther met de Duitse vertaling van de Bijbel en van zijn medewerkerker Phillippus Melanchthon met de Augsburgse Geloofsbelijdenis. Luther heeft zijn 95 stellingen in het Latijn geschreven, dit terwijl Luther een man was die het belangrijk vond dat het gewone volk alles verstond, zoals wel blijkt uit de Duitse Bijbelvertaling. Luther wilde echter geen oproer teweegbrengen maar wilde dat er een discussie onder geleerden opgang kwam (dispuut) zodat de kerk zou komen tot stellingen die naar de Schrift zijn. Luther had in zijn uitlegging van de brief aan de Romeinen de stelling verdedigd, dat de christen altijd en tegelijk zondaar, rechtvaardig, en een boeteling is. Zolang een mens hier op aarde leeft, blijft hij onvolmaakt en dus een zondaar. Heeft hij echter voor zichzelf de zekerheid van Gods genade in Christus verkregen, dan weet hij tegelijk, dat hij in de vergeving van zijn zonden mag geloven. Intussen blijft zijn leven een leven in boete. Het is juist het kenmerk van het ware christelijke leven, dat het voortdurend een leven in boete is. De 95 stellingen handelen hierover. In de slotkapel van Wittenberg hebben de graven van Maarten Luther en Philippus Melanchthon met hun bronzen grafplaten een plaats gekregen. Het graf van Luther is voor de kansel geplaatst. De kansel dateert uit 1892. Van houtsnijwerk zijn op de kansel de vier evangelisten uitgebeeld Mattheus, Markus, Lukas en Johannes met hun Symbolen van engel, leeuw, stier en adelaar. Daaronder zijn de vier wapens van de belangrijkste Luthersteden aangebracht, namelijk van Eisleben, Erfurt, Wittenberg en Worms. In de kerk waren ook noch een paar schilderijen te vinden van Cranach met daarop Luther en Melanchthon uitgebeeld welke het bekijken waard waren. Hoewel er geen tijd meer voor was, zou ook het zien van de gebrandschilderde ramen die de belangrijkste leerlingen van Luther voorstellen de moeite waard geweest zijn om nog te bekijken. Echter, omdat er een kerkdienst begon die verre van reformatorisch was, zijn we weer verder gegaan. We hebben na het bezoek van de Slotkerk ruim de tijd gehad om nog wat rond te wandelen, wat inkopen te doen en onze lunch te gebruiken waarna we weer hebben afgesproken op het marktplein waar de standbeelden van Luther en Melanchthon terug te vinden zijn. Het Melanchthonhuis Met elkaar hebben we eerst een bezoek gebracht aan het Melanchthonhuis. Het Melanchthonhuis is een renaissance woonhuis te Wittenberg. Het was van 1536 tot aan zijn overlijden in 1560 het woonhuis van de reformator en vriend van Maarten Luther, Philipp Melanchthon en is momenteel in gebruik als museum. Philipp Melanchthon werd in 1518 benoemd als hoogleraar aan de Wittenbergse universiteit. Na zijn huwelijk met Katharina Krapp op 25 november 1520 ging het echtpaar wonen op de plek waar nu Collegienstraße 62 is. Hier stond een enigszins vervallen lemen huis dat Melanchthon ook wel aanduidde als "Bude" (studentenkamer of kot). Verslag Lutherreis, september 2009 5 Toen Melanchthon in 1536 dreigde Wittenberg te gaan verlaten, werd voor hem een nieuw huis gebouwd op kosten van de keurvorst Johan Frederik de Grootmoedige en de universiteit. Dit huis, het huidige Melanchthonhuis, was een gebouw van drie bouwlagen en een van de mooiste woningen van de stad. Het renaissancehuis heeft laat-gotische vensters en een getrapte gevel met rondbogen. Het huis vormde, samen met het verwerven van volledige burgerrechten, reden voor hem om in Wittenberg te blijven. Bovendien bood de extra kamerruimte Melanchthon de mogelijkheid om studenten als betalende kostgangers in huis te nemen. Later werd een zijvleugel aan het huis toegevoegd met daarin een poort. Al in 1556 werd het pand aangesloten op een leidingenstelsel, zodat het over stromend water kon beschikken. Na Melanchthons overlijden op 19 april 1560 zouden de aan de straatzijde gelegen woon- en slaapkamer zwart zijn geverfd. Het huis bleef verder in gebruik bij de universiteit als professorenwoning. In 1810 werden de woon-, studeer- en sterfkamer van Melanchthon hersteld en geopend voor bezoekers. In 1897 kocht de staat Pruisen het gebouw en liet het renoveren. Hierbij werden onder andere op de tweede verdieping wandschilderingen ontdekt met wapens van studenten. De wandschilderingen in de sterfkamer waren nog maar fragmentarisch aanwezig en men besloot deze te vervangen door een imitatie en ze verder aan te vullen. Ook werd een venster gemaakt met middeleeuwse ronde glasschijven. Hiermee had het interieur grotendeels zijn huidige uiterlijk gekregen. In 1954 werd het gebouw na een grondige renovatie overgedragen aan de stad Wittenberg, die in het gebouw een lokaal historisch museum vestigde. In 1967 werd door de stedelijke cultuurafdeling begonnen met de opbouw van een museum dat speciaal gewijd zou worden aan het leven en werken van Philipp Melanchthon. Toen werd ook de renaissancetuin achter het huis aangelegd. Vanaf 1983 werd het Melanchthonhuis steeds meer een tegenhanger van het Lutherhuis doordat het vooral het Humanisme van Melanchthon centraal stelde. Vanwege zijn lesboeken en schoolordes is hij ook wel bekend als de Praeceptor Germaniae, de leraar van Duitsland. In 1997 werd na een nieuwe sanering een vaste opstelling ingericht onder Melanchthons motto Ad fontes (terug naar de bronnen). Een groot aantal boeken, prenten en schilderijen geeft een beeld van het leven van de reformator. Het Lutherhuis Het Lutherhuis staat in de binnenhof van het Augusteum te Wittenberg. Het was van 1524 tot aan zijn overlijden in 1546 het woonhuis van Maarten Luther. Luthers woonhuis was oorspronkelijk onderdeel van het augustijnenklooster dat vanaf 1504 werd gebouwd als onderwijsruimte en slaaphuis voor monniken die studeerden aan de in 1502 opgerichte universiteit van Wittenberg. In 1508 werd Luther door zijn overste Johannes von Staupitz vanuit Erfurt overgeplaatst naar het nieuwe klooster. Hij promoveerde aan de universiteit tot doctor in de theologie en werd in 1512 benoemd tot hoogleraar Bijbeluitleg als opvolger van Von Staupitz. In de volgende jaren woonde hij in het zuidwestelijk gedeelte van het klooster, dat in de achttiende eeuw is afgebroken. In deze periode kwam de Reformatie tot volle ontplooiing, waarop de augustijner orde het klooster verliet. Keurvorst Frederik de Wijze schonk het klooster aan Luther, die er na zijn huwelijk in 1525 met Katharina von Bora met zijn gezin bleef wonen tot aan zijn overlijden in 1546. Luthers erfgenamen verkochten het gebouw in 1564 aan de Universiteit, die er een internaat voor beursstudenten van maakte. In 1565 werd de wenteltrap aan de voorzijde van het huis vernieuwd. De oude eetzaal, de Mensa Communis, kreeg een nieuw gewelf en ook de grote zaal op de eerste verdieping werd vernieuwd, wat nogmaals gebeurde in 1697. De zaal werd gebruikt voor theologische hoorcolleges en disputaties. Als Luthers collegezaal had zij een bijzondere status. De zaal werd ook gebruikt voor de universiteitsfeesten, waarvoor geregeld eregasten van buiten de eigenlijke universitaire gemeenschap werden uitgenodigd. Zij verzamelden zich vaak vooraf in de "Lutherstube", de woonkamer van Luther, die nog in oorspronkelijke staat was gelaten. Al in 1655 was zij bekend als Museum Lutheri. In het begin van de achttiende eeuw woonden in het Lutherhuis elf studenten met hun toezichthouder en wat personeel. Beschietingen tijdens het beleg van Wittenberg in 1760 veroorzaakten slechts geringe schade. Van 1761 tot 1813 diende het huis als militair hospitaal. Na de opheffing van de universiteit van Wittenberg ging het pand in 1815 over naar de in het Augusteum gevestigde predikantenopleiding. Deze wist echter niet hoe zij het pand kon benutten en vanaf 1834 werd het gebruikt als Lutherschule, een gratis armenschool. De slechte toestand waarin het pand zich bevond zorgde voor veel ophef, waarna het van 1853 tot 1856 gerenoveerd werd. Op initiatief van Verslag Lutherreis, september 2009 6 burgemeester Schild van de stad Wittenberg werd besloten het gebouw in te richten als een museum voor de geschiedenis van de Reformatie. Het museum werd in 1883 geopend en bevat ca. 1.000 voorwerpen uit het leven van Maarten Luther. Hieronder zijn schilderijen van onder meer Lucas Cranach de Oude, maar ook gewone gebruiksvoorwerpen. De verzameling afbeeldingen van Luther beslaat de periode 1546-1983 en geeft een overzicht van de veranderingen die het Lutherbeeld in de loop van de eeuwen onderging. Rond 16.00 uur zijn we weer met de bus richting ons hotel vertrokken. Tijdens de reis naar ons hotel hebben we ook nog wat gedachtegoed van Luther meegekregen. Zo heeft dominee Den Toom ons de stellingen 62 tot en met 66 voorgelezen, welke stellingen u elders in de reisgids kunt lezen. Uit het boekje Paarlen van Luther zijn ook wat kernspreuken en fragmenten uit de geschriften van Luther voorgelezen die ik u niet wil onthouden. Ik geef ze daarom mee om nog eens te overdenken. Christus laat wel zinken, maar niet verdrinken. Wie in den echtestaat treedt, die gaat in een klooster, dat vol aanvechting is. Als God niet meer vasthoudt, dan valt alles weg, schoon ook de gansche wereld vasthield. Het Rijk van Christus bestaat uit zulken die dragen en uit zulken die gedragen worden. Christus’ Rijks is een Gasthuis, waarin enkel gebrekkelijken en zieken liggen, die men moet oppassen. Het onze Vader is de grootse martelaar op aarde: want iedereen plaagt het en misbruikt het. Het is een zalige onvrede, oproer en rumoer, die door het Woord Gods verwekt wordt. Teruggekomen in het hotel hebben we ons wat opgefrist en zijn we het diner gaan gebruiken. Dit was allemaal erg goed verzorgd en lekker. Mevrouw Nijhoff vond de maaltijd toch wel zo bijzonder dat ze het niet kon laten om haar bord af te likken. Na de maaltijd hebben we de dag afgesloten met het lezen van psalm 128 en het lezen van de vijfde bede uit Luthers grote catechismus. Het programma van de volgende dag hebben we kort doorgenomen waarna iedereen zijn eigen weg kon gaan. Sommigen zijn naar hun hotelkamer vertrokken, anderen bleven beneden nog wat napraten met een glaasje fris erbij. A. van Wingerden Donderdag 9 september 2009. Voor ons vertrek uit het hotel Max te Jena las Ds. den Toom Psalm 129 voor. We vertrokken met de bus om 8.30 uur naar Erfurt. In de bus op weg naar Erfurt, las Ds. den Toom ons voor de 5e bede ”En vergeef ons onze schuld, gelijk wij ook vergeven onze schuldenaren.” vanuit de Grote Catechismus van Maarten Luther. Deze Grote Catechismus heeft Luther in 1528 geschreven. Onderweg zagen wij in de verte de gedenksteen van het beruchte concentratiekamp Buchenwald. Ook zagen wij in de verte langs de rijksweg 4, de 3 kasteelrüines die worden ook wel genoemd de 3 gelijken. De Duitsers noemen deze de” Drei Gleichen.” In het donker worden deze rüines ook verlicht Via de L 1052 kwamen we om 9.30 uur in Erfurt aan. Wij liepen daar langs een kerktoren zonder kerk, deze kerktoren noemt men de ”Johanneskirchturm” Deze kerktoren wordt nu gebruikt als klokkentoren van de nabij gelegen Augustijnerkerk. In 1810 is de kerk van deze klokkentoren afgebroken. In de voormalige D.D.R. werden ook veel kerken afgebroken, toen liet men ook de klokkentorens staan. Zo kwamen we aan in het in het Augustijnerklooster Krenenbruchen, waar Luther verbleef. In de zomer van 1501 werd Luther als student ingeschreven op vijfde Duitse universiteitstad Erfurt. Deze stad Erfurt was in die tijd het economische centrum van Thüringen. De stad Erfurt is een oude stad, en werd al in 742 genoemd in een brief van Bonifatius (672-754) aan de paus Zacharias, die paus was van 741-752. Rond 1500 telde Erfurt circa negentig kerken, kloosters en kapellen. Het was de wens van de vader van Luther, dat zijn zoon een rechtenstudie zou gaan volgen. Zij vader moet voor die tijd een goed inkomen gehad hebben en kocht voor zijn zoon verschillende juridische handboeken, waaronder ook de kostbare Corpus Iuris Civilis. Dit is een verzameling boeken van burgerlijk recht in het Latijn, uitgegeven tussen 529 en 534 in opdracht van de keizer Justinianus(527-565). Deze verzameling van juridische boeken hebben een grote invloed gehad op het recht en de rechtsontwikkeling van Europa. Verslag Lutherreis, september 2009 7 Luther was als rechtenstudent te Erfurt, op 2 juli 1505 op bezoek geweest bij zijn ouders in Mansfeld. Deze 2e juli wordt ook wel genoemd Maria Visitatie, dit is de herdenkingsdag dat de Rooms Katholieke Kerk herdenkt, dat Maria de moeder van Jezus bij haar nicht Elisabeth, de moeder van Johannes de Doper, op bezoek was geweest. Na zijn bezoek bij zijn ouders kwam hij vlakbij het dorpje Stotterheim, een dorpje dat is gelegen zes kilometer ten noorden van Erfurt, in een heftig onweer terecht. De bliksem slaat vlak naast hem in, en Luther ervaart deze situatie als voor hem zo bedreigend, dat hij vreest voor zijn leven. In zijn nood roept hij de heilige Anna aan en doet een gelofte: als zij er voor zorgt, dat hij uit het onweer wordt gered, dan zal hij monnik worden. ( Even buiten het dorpje Stotterheim staat een zogenoemde Lutherstein, met de opschriften:”Help mij, Sint Anna, ik wil monnik worden.” ”Geweide grond. Keerpunt van de Reformatie. In een bliksemstraal uit de hemel werd de jonge Luther hier de weg gewezen: 2 juli 1505. Uit Thüringen komt het licht.”) Voordat hij monnik, werd verkocht Luther de kostbare van zijn vader verkregen juridische handboeken, de Corpus Iuris Civilis, en deed op intrede op 17 juli 1505 in het klooster bij de Augustijnereremieten in Erfurt. Toch heeft Luther in zijn latere leven veel nut gehad van zijn rechtenstudie. Toen Luther eenmaal voor dit kloosterleven had gekozen, deelde hij zijn leven met circa vijftig andere monniken volgens de geloften van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid. Hij werd een onderdeel van de vaste routine waarin het leven in het klooster was ingebed. Deze monniken kwamen acht keer per dag en nacht voor het gezamenlijke gebed bij elkaar. In de nacht voor de metten, bij de dageraad voor de lauden, bij de aanvang voor het werk voor de priem, om negen uur in de morgen voor de terts, om twaalf uur in de middag voor de sext, om drie uur in de middag voor de noon, en bij de zonsondergang voor de verspers en voor het slapen gaan voor de completen.. Deze gebedencyclus wordt nu treffend in dit klooster weergegeven op een grote ronde tafel, met in het midden een bronzen luidklok. De eerste tijd in dit klooster was voor Luther een verkenningsperiode, het postulaat , deze periode kon enkele weken tot twee maanden duren. In deze periode kon niet alleen Luther nadenken over zijn beslissing, maar ook de andere broeders en de overste konden eveneens beslissen, of zij Luther als hun toekomstige medebroeder wilden verwelkomen. En als dan door iedereen gunstig was beslist, dan volgde het novicaat. Dat is een proeftijd, waarin Luther het leven in het klooster in al zijn facetten meemaakte. Deze periode duurde een jaar en een dag. In 1506 kon Luther professie afleggen en werd daarmee tot de opname in de orde toegelaten. Hij ontving toen de lagere en de hogere wijdingen. Zijn vader was daar ook bij, volgens de verhalen moet zijn vader onbewogen deze inwijding hebben meegemaakt. Het was immers de wens van zijn vader dat zijn zoon de rechtenstudie zou afmaken. Tijdens deze inwijding, moest Luther in de kerk van dit klooster voor het altaar, als teken van volledige overgave aan de Rooms Katholieke Kerk, voorover gaan liggen op de liggende grafsteen van het graf van de vroege prior van dit klooster Johannes Zacharias. Toen hij daar lag op deze grafsteen, moest hij ook zijn armen uitgespreid houden. Zo lag hij daar voorover in een gekruiste Christushouding. Deze vroegere prior van dit klooster Johannes Zacharias, heeft ongeveer honderd jaar daar- voor, de toenmalige kerkleiding geadviseerd om Johannes Hus, een vroegere reformator, zijn naam betekent gans, op de brandstapel te laten verbranden. Op deze brandstapel moet toen Johannes Hus geroepen hebben; ”Nu braad gij een gans, maar later zal er een zwaan komen, die gij niet kunt laten verbranden.” Dit is de reden dat sinds die tijd op de Lutherse Kerken een zwaan als windwijzer is gekomen. Ongeveer honderd jaar na deze verbranding is Luther gekomen. Na zijn priesterwijding kreeg Luther van zijn kloosteroversten, de opdracht om theologie te gaan studeren. Deze studie is tot zegen van velen geweest. Hij werd door God gebruikt om met anderen de niet te stuiten Reformatie te brengen. Voordat wij uit deze kerk van dit klooster vertrokken, zongen we het Lutherlied ”Een vaste burgt is onze God” en Psalm 42. Er luisterde in dit kerkgebouw tijdens ons zingen een grote groep toehoorders naar ons. We vertrokken om 12.15 naar de Wartburg bij Eisennach-oost. Daar kwamen we om 13.15 uur op de parkeerplaats van de bussen aan. Verschillende van ons gingen per busje naar boven. De grootste groep ging lopend naar boven naar de Wartburg. Wij hadden vanwege het mooie weer vanaf de Wartburg prachtige vergezichten. Op de Wartburg kregen wij om 14.00 uur een rondleiding. Dit imposante slot Wartburg is op een hoge rots gebouwd. Sinds 1080 spreekt men al van het slot Wartburg. Vermoedelijk begon men in 1155 al met de bouw van het bijbehorend paleis. Het interieur van dit slot kent vele bouwstijlen, er zijn sombere ingerichte vertrekken en overdadige ingerichte Verslag Lutherreis, september 2009 8 vertrekken. Nadat Luther op 4e mei 1521 na een openluchtprediking uit Möhra was vertrokken om naar zijn huis in Wittenberg te gaan, werd hij zo’n twee kilometer buiten het dorpje Steinbach plotseling in het donker overvallen en meegevoerd door gemaskerde mannen. Deze ontvoering werd door vrienden in scène gezet in opdracht van zijn vriend Friedrich de Wijze. Op de plaats van deze ontvoering is later een gedenknaald geplaatst. Op de 4 zijden van deze gedenknaald staan de volgende opschriften; Op de voorzijde:”Hier werd dr. Martin Luther op 4 mei 1521 op bevel van Friedrich der Weise, keurvorst van Saksen, opgepakt en naar Slot Wartburg gevoerd.” ”Hij zal op den weg uit de beek drinken; daarom zal Hij het hoofd omhoog heffen. Psalm 110:7” Op de linkerzijde:”Die in gerechtigheden wandelt, en die billijkheden spreekt; die het gewin der onderdrukkingen verwerpt; die zijn handen uitschudt, dat zij geen geschenken behouden; die zijn oor stopt, dat hij geen bloedschulden hore, en zijn ogen toesluit; dat hij het kwade niet aanzie; Die zal in de hoogte wonen, de sterkten der steenrotsen zullen zijn hoog vertrek zijn; zijn brood wordt hem gegeven, zijn wateren zijn gewis. Jesaja 33: 15 en 16.” Op de rechterzijde:”De Heere is mijn Steenrots, en mijn Burg, en mijn Uithelper; mijn God, mijn Rots, op Welke ik betrouw; mijn Schild, en de Hoorn mijns heils, mijn Hoog Vertrek. Psalm 18:3.” Op de achterzijde: ”Opgericht door Hertog Bernhard II von Sachsen-Meiningen in 1857.” Luther werd zo doende ontvoerd en kreeg onderdak op de Wartburg. Friedrich de Wijze wilde niet weten waar zijn vriend werd ondergebracht. Geëxcommuniceerd en vogelvrij verklaard, verbleef Luther als Junker Jörg van 4 mei 1521 tot 3 maart 1522 op de Wartburg. In de ogen van zijn tegenstanders was hij een gevaarlijke ketter, in de ogen van zijn medestanders de ontdekker en aanspoorder van een opnieuw ontdekte theologie. Waarin de mens geen heiligen nodig heeft om tot zijn Zaligmaker te mogen komen. In deze theologie wordt ons er op gewezen, vanuit Gods Woord, hoe de mens rechtvaardig kan worden bij zijn Schepper. Tijdens zijn onderduikperiode kreeg hij vele aanvechtingen van de satan te doorstaan, maar God was hem nabij en ondersteunde hem. In deze onderduikperiode vertaalde hij in elf weken het zogenaamde Septembertestament, dat is zijn Duitse Nieuwe Testamentvertaling van uit het Griekse Nieuwe Testament. Tijdens deze weken, ging hij telkens weer naar beneden om aan inwoners van Eisennach te vragen of zij zijn vertaalwerk begrepen, en paste dan zijn vertaalwerk naar hun begrippen aan. Deze Lutherbijbel zorgde er voor dat de Duitse taal werd geboren. Het dialect dat in Eisennach toen werd gesproken, werd zodoende het Hoog Duits. Deze Lutherbijbel was ook een voorbeeld voor de vertalers van de Nederlandse Statenbijbel. De kamer waar Luther op de Wartburg verbleef en werkte, is nog steeds in dezelfde staat als toen, en ademt nog de sfeer van toen. Om 18.30 uur kwamen wij in ons hotel te Jena aan, en gingen wij direct dineren. Om 19.30 hadden wij in dit hotel de avondsluiting, daar las de dominee ons voor Psalm 130 en de 6e bede; ”En leid ons niet in verzoeking.” uit de Grote Catechismus van Maarten Luther. Verschillenden zijn toen s’avonds nog de stad Jena in geweest. We hadden een mooie, drukke en leerzame dag gehad, een dag om te overdenken. Leen Verhoeven Vrijdag 18 september 2009 “vroeg begonnen is tijd gewonnen” Inderdaad was het vroeg opstaan, de koffers moesten om 7.00 uur worden ingeladen. Dan het morgenontbijt met daarna de dagopening. Dominee leest voor Psalm 131, na een enkel woord kunnen wij om ongeveer 8.00 uur de bus in huiswaarts. Maar om circa 10.00 uur deden wij op de thuisreis het Lutherhuis in Eisenach aan. Voor we echter dit museum bezochten wordt eerst de groepsfoto gemaakt. Martin Luther woonde hier van 1498 tot 1501 bij de familie Cotta, die hem gastvrij logies verleende. Dit was een beter onderdak dan een koude ongezellige zolder. Dit huis werd in 1944 grotendeels verwoest bij een bombardement. De souvenirwinkel deed goede zaken. We ontdekten een schilderij: een vrouw met vier kinderen waaronder Luther. Het volgende schilderij toont zijn opname als monnik in het klooster. In de Georgenkirche zingt Luther als scholier. Verslag Lutherreis, september 2009 9 Na alles in dit museum gezien te hebbe3n ( wat is er veel te zien over deze reformator) kunnen we nog een tijdje flaneren in de stad. Maar de bus wacht. 11.50 vertrekken wij uit Eisenach. Na enkele honderden kilometers wordt een sanitaire stop ingelast om 14.00 uur. Na nog een stop verterekken we om 16.45 uur richting Nederland, waar wij om 17.45 uur aankomen in Babberich voor het afscheidsdiner wat ons buitengewoon smaakte. Hoewel we over het eten in ons hotel in Jena niets, maar dan ook niets te klagen hebben. Tussen het zoveel gangen menu heeft ondergetekende onze reisleider ds. J.C. den Toom hartelijk bedankt voor het leerzame uit Luthers geschriften, bood hem de fooienzak aan. Ook onze chauffeur Cees Pijpers wordt dankgezegd. Hij ontving de andere "fooienzak" Ds. eindigde met ons en leest voor de Psalmen 133 en 134 waarna hij voorgaat in dankgebed, de Heere dankend voor zijn bewaring op de zo vaak onveilige wegen. Daarna nemen wij van een ieder afscheid, hopelijk tot de reünie. Ik wil graag dit verhaal besluiten met een gedicht uit het boek “Luther onze huisvriend. “ Het testament, dat kostbaar boek Leert kunst en wijsheid door onderzoek. Wel hem, die altijd er naar leeft, God zal ’t al zeeg’nen wat hij heeft. Het Woord van God blijft steeds bestaan En biedt het hemelrijk ons aan. Wij moeten heengaan van deez’ aard’ Maar ’t Woord van God blijft ons bewaard Het sterkt ons eens in stervensnood En redt ons van de eeuw’ge dood. Als laatste: Ridder Hutten over Luther in “Huttens letzte Tage” “Het grootste doet alleen hij, die niets anders kan.” Stralend staat dat woord van een dichter boven de machtige momenten in het leven van dr. Martin Luther. “Soli Deo Gloria” Alleen God de eer. A. Hayes. Verslag Lutherreis, september 2009 10 5.Maarten Luther, zijn weg tot de Reformatie 5. 1 Inleiding Vader en moeder Luther hadden nooit kunnen denken, dat hun kleine jongen, Maarten genoemd, ooit zo'n bekende man zou worden. Wereldwijd is hij bekend: beroemd bij zijn vrienden en berucht bij zijn vijanden. En toch waren zijn ouders maar eenvoudige, hardwerkende mensen in het stadje Eisleben. Zij waren gewone, trouw kerkelijke mensen, net als alle anderen in die dagen. Maar alles gebeurt in de geschiedenis van de Kerk, zoals Gods vinger schrijft! De Heere God had besloten om Maarten Luther te gebruiken om Zijn Kerk te herstellen. De Kerk, die de Heere Jezus Christus Zelf heeft geplant door de verkondiging van het heilig Evangelie der genade Gods, was in de loop van de eeuwen erg vervallen. Veel dwalingen waren in de prediking binnen geslopen. Maar nu was de tijd gekomen van de grote zuivering. Daar wisten vader en moeder Luther niets van en daar wist ook Maarten zelf niets van. De ouders van Maarten Luther 5. 2 Luthers jeugdjaren Op 10 november 1483 wordt het jongetje geboren, dat de volgende dag bij zijn doop de naam Maarten krijgt, naar de heilige van die dag St. Martinus van Tours. Zijn Ouders houden veel van hun kinderen, maar geven ze wel een erg strenge opvoeding. Later zal Luther zeggen, dat er ook mildheid en geduld moet zijn bij het opvoeden. Maar het doet niets af aan Luthers liefde voor zowel zijn vader als zijn moeder. Een jaar na zijn geboorte verhuist het gezin naar Mansfeld, waar Maarten naar school gaat. Hij wordt streng kerkelijk opgevoed, wat helaas ook inhoudt, dat hij allerlei wonderverhalen gelooft. Van jongsaf weet Luther ook, dat de duivel sterk en listig is. Maar zijn ouders houden hem ook voor dat God de Almachtige is. Op school doet hij Geboortehuis van Luther goed zijn best en leert dapper zijn Latijnse lessen en ook de godsdienstige kant van de school is voor de jonge Maarten van groot belang; en al gauw blijkt dat Luther wel naar de 'middelbare school' kan. Wanneer hij veertien jaar is, sturen zijn ouders hem daarheen en wel in de plaats Magdeburg. Hier komt hij de eerste tijd in de leer bij monniken, die vanuit Nederland zijn beïnvloed en die het lezen in de Bijbel heel belangrijk vinden. Zij geven ook veel aandacht aan de geestelijke kant van de opvoeding. En ze zorgen ervoor dat deze leerlingen zich christelijk gedragen (wat in die tijd al net zomin gewoon is als in onze tijd). In de zomer van 1501 (hij is inmiddels zeventien jaar) komt Luther op de universiteit in Erfurt. Hij studeert ijverig, maar leert ook veel kwaad. De studenten bezoeken vaak het hoerenhuis en het bierhuis. Maar in het algemeen heeft Luther er een goede tijd, ook ten aanzien van het godsdienstige leven. Verslag Lutherreis, september 2009 11 Een voorbeeld: het boek der Psalmen wordt dagelijks opgezegd gebeden, zodat in vijftien dagen alle 150 Psalmen worden gebeden. Een bekende humanist uit Luthers dagen, die veel voor de kerk van die dagen betekent, is Erasmus van Rotterdam. In de dagen van Luther is het humanisme vooral belangrijk, omdat deze de studie van het Grieks en het Hebreeuws bevordert en zo de grondtalen van de Bijbel weer onder de aandacht brengt. Dit is van zeer groot belang geworden om de dwalingen van de roomse kerk te herkennen en te weerleggen. Luther heeft dan ook al in zijn studietijd een Hebreeuws woordenboek. Zo, en op nog wel andere manieren draagt het humanisme bij tot de Reformatie. Erasmus Aan de universiteit van Erfurt studeert Luther geen theologie, maar rechten. Alleen, deze studie stelt hem niet helemaal tevreden. Ze kan hem niet schenken wat hij zoekt. Zeker niet, wanneer in korte tijd vijf jonge mannen aan de rechtenfaculteit sterven. Het zal dan ook tot een grote ommekeer komen. 5. 2 Luther gaat in het klooster Op 2 juli 1505, wanneer Luther 21 jaar is, wordt hij bij het plaatsje Stotternheim overvallen door zwaar noodweer met vreselijke bliksemschichten en donderslagen. Hij is op reis van zijn ouderlijk huis naar de universiteit, maar voor hij daar aankomt, is het hele leven van de veelbelovende student in de rechten onverwachts totaal veranderd. Luther belooft in zijn grote angst voor de zware donderslagen en hevig bliksemschichten in het klooster te zullen gaan, monnik te zullen worden. Zijn woorden vol schrik en angst voor de dood zijn: 'Help mij, heilige Anna, ik wil een monnik worden.' Luther heeft voor het eerst in zijn leven de verschrikkelijke tegenwoordigheid van de levende God ervaren. En hij was al zo ongerust over een spoedig sterven. En hij was al zo bang om dan voor die heilige Rechter van hemel en aarde te verschijnen. En hij had al zo vaak aanvechtingen gehad van de duivel, dat het met hem eeuwig mis zou zijn. En juist dàt jaar had hij toch al zo'n ernstige ervaring gehad, omdat hij voor de eerste keer in zijn leven een Bijbel in zijn handen heeft gekregen. En nu dat noodweer en die blikseminslag, zó dichtbij, dat hij erdoor tegen de aarde wordt geworpen en aan zijn been gewond. Het is net als bij Paulus, die op weg naar Damascus tegen de aarde wordt geworpen en dan Jezus Christus ontmoet en daar bekeerd wordt. Luther ervaart het net zo: God treedt hem tegemoet en zet hem stil! Daarom gaat Luther in het strengste klooster van de wijde omgeving om in de eenzaamheid God te dienen en de wereld te ontvluchten. Zijn bedoeling is om werkelijk vroom en godzalig te worden. Maar in dit alles gaat het de verschrikte jonge monnik eigenlijk alleen nog maar om zijn eigen zaligheid. Hij wil het gericht en de hel ontlopen. 'God zal nu wel mijn Vriend worden, als ik mij maar genoeg afmartel; nu zal Hij mij wel welkom heten in Zijn Koninkrijk!' Op 17 juli 1505 treedt Luther, zeer tegen de wil van zijn vader, in het klooster. Als eerste moet hij een totaalbiecht afleggen aan de prior, de kloosteroverste, waarin hij al de zonden van zijn hele leven eerlijk vertelt. Verslag Lutherreis, september 2009 12 5. 3 Luther wordt priester De prior van het klooster besluit, dat deze ernstige monnik priester moet worden, en daarom moet Luther theologie studeren. De belangrijkste man van de kloosterorde, Von Staupitz, is het ermee eens en op 3 april 1507 wordt Luther tot priester gewijd. Zijn belangrijkste werk is nu het offeren van de mis Ook hierin is de jonge monnik- priester zeer ernstig: Het angstzweet breekt Luther uit, wanneer hij op 2 mei de eerste keer de mis opdraagt. De beloften van Gods genade kan hij niet zomaar op zich toepassen en op zijn godzalige prestaties kan hij niet meer vertrouwen. Hoe moet dat toch? Hij twijfelt de ganse dag. Hij kent Christus niet als zijn Verlosser, alleen maar als de wederkomende wereld Rechter. Daarom vlucht hij niet tot deze barmhartige Hogepriester, maar schrikt voor Hem terug. De enige toevlucht is nog het aanroepen van talloze heiligen, die misschien wel voorbede voor hem willen doen. Zijn lievelingsheilige is de ook zo twijfelende Thomas. Maar vooral Maria, de moeder van Jezus, is de voorbidster bij uitstek zo is Maria de eigenlijk voorbidder. De duivel valt hem ook aan met de vraag: ben je wel uitverkoren? Maar Luther mag leren: ik moet op de wonden van de gekruisigde Heere Jezus zien en niet nadenken over verkiezing en verwerping. Luther mag het zo zien: mijn ervaring van de godverlatenheid is juist een bewijs van Gods aanwezigheid! Toch is Luther zijn leven lang gekweld door veel aanvechtingen ene moedeloosheid. De duivel heeft hem nooit met rust gelaten. Maar God gebruikt steeds weer in zijn leven al die aanvechtingen en strijd om hem de kostbaarste schatten van genade en vergevende liefde te leren. Omdat hij nu priester zal worden, moet hij in de Bijbel lezen. Dat gebeurde ook wel voor die tijd, maar niemand begrijpt eigenlijk de Bijbel. Velen hebben geen Bijbel en die er één hebben, lezen er niet in, en die er in lezen, begrijpen hem niet. Luther gaat nu door Gods genade op een totaal andere manier met de Bijbel om: hij leest vers voor vers en denkt net zo lang over een Bijbelwoord na, totdat hij de geestelijke bedoeling ervan verstaat. Luther leest zijn Bijbel zo grondig, zo vaak, dat hij hem bijna uit zijn hoofd kent En zo gaat hij steeds beter begrijpen dat de Bijbel alleen verstaanbaar is voor aangevochten mensen. Als iemand de Bijbel leest, zonder in nood te zijn, zeggen al die teksten hem niets. Alleen als het geweten je kwelt, kun je de troost van Gods beloften verstaan. En Luther gaat steeds meer van zijn Bijbel houden en steeds meer van Christus erin lezen. Heel het Oude Testament is vol van Christus, zo ziet hij nu. Zo leert hij steeds meer op Christus te hopen, zijn zonde aan Hem te belijden en niet op zijn eigen goede werken te vertrouwen. 5. 4 Luther gaat naar Rome en naar Wittenberg In november 1510 reist Luther met een paar begeleiders naar Rome. De eigenlijke reden voor deze moeilijke en gevaarvolle reis is, dat er onenigheid is gekomen tussen degenen in het klooster die het wat strenger nemen en degenen die het wat oppervlakkiger opvatten. Luther is voor de ernstige richting. Tegelijk is hij blij nu eindelijk in Rome rust voor zijn geweten te kunnen zoeken. Want als er één plaats is in de gehele wereld, waar het beangste geweten rust en vrede kan vinden, dan is het wel in Rome, Als je op je knieën de pilatustrap opklimt en op elke trede het 'Onze Vader' bidt, kun je een ziel verlossen uit het vagevuur. Vier weken zijn de reizigers uit het verre Duitsland in de hoofdstad van het grote 'Romeinse Rijk'. Wat een teleurstelling doet de ernstige, jonge priester hier op: de 'geestelijken' van de hoofdstad van de kerk zijn dom en slordig in het verrichten van de geestelijke plechtigheden. Toch is dit voor hem nog geen reden om zich van de kerk af te scheiden. Als hij terug is in Erfurt krijgt hij een opdracht om naar Wittenberg te gaan. Daar is pas een universiteit gesticht en ze zoeken er bekwame professoren om de studenten te onderwijzen in de uitleg van de Bijbel. Wittenberg is de hoofdstad van het keurvorstendom Saksen, waar Frederik de Wijze regeert. Deze vorst is ervoor dat op zijn nieuwe universiteit het humanisme een grote plaats krijgt. Dit houdt dus in dat grote aandacht wordt gegeven aan het luisteren naar de Bijbel, zoals zij in het Grieks en het Hebreeuws luidt. Frederik de Wijze zal het zijn leven lang voor Luther opnemen en hem verdedigen tegen de paus en tegen keizer Karel V. Verslag Lutherreis, september 2009 13 5. 5 De aflaatstrijd In 1517 komt het in Luthers leven tot een grote verandering. In zijn eigen hart breekt het licht van Gods genade door en in het kerkelijke leven komt de Kerkhervorming tot stand. De beleving van Luthers vrijheid en troost in de vergeving der zonden komt door het lezen van Romeinen1: 16,17, waar Paulus zegt dat in het Evangelie Gods gerechtigheid wordt geopenbaard. Eerst denkt de arme monnik, dat dit betekent dat God niet alleen in Zijn Wet van ons eist, dat we Hem volmaakt dienen, maar nu ook nog een keer in Zijn Evangelie dezelfde eis stelt. De eis van de Wet maakt Luther al zo lang wanhopig en nu heeft God in het Evangelie ook helemaal geen barmhartigheid en genade, maar stelt Hij weer die zelfde onmogelijke eis??!! Dit kan hij niet begrijpen en diep in zijn hart haat hij God! Maar dan schenkt God aan Luther het onderwijs van Zijn Heilige Geest en Die laat hem zien dat de uitdrukking 'Gods gerechtigheid' niet betekent dat God iets van ons eist, maar dat Hij ons in het Evangelie iets geeft. Wat geeft God dan? Precies wat Hij in Zijn Wet van ons eist. God eist volmaakte gehoorzaamheid en zondeloosheid. Dit hebben wij absoluut niet. Wat doet God nu: Hij zendt Zijn Eigen lieve Zoon. Die neemt de plaats in van zondaren. De eis van de Wet neemt Hij op Zich en Hij gehoorzaamt er volkomen aan. Nu deelt God in het Evangelie aan arme zondaren deze schatten van Christus gratis uit. Dit betekent dat het Evangelie precies het tegenovergestelde leert van de Wet: de Wet eist en dreigt de eeuwige straf; het Evangelie belooft en troost met het eeuwige leven. Nu Luther dit mag leren, openen de poorten van Gods Paradijs zich voor hem! 5. 6 Luther op de Rijksdag te Worms Er geschiedt in het leven van onze Wittenbergse professor, in de loop van weinig jaren buitengewoon veel. Luther schrijft het ene boek na het andere. Hij moet elke dag voor de studenten Gods Woord uitleggen, elke week meer dan eens preken en veel brieven schrijven. Verder komt daarbij de dreiging dat de paus hem wil straffen. Ook zijn lichamelijke gezondheid is niet zo goed; vaak is hij niet alleen erg moe, maar ook erg moedeloos. In 1520 komen zijn belangrijkste vroeg-reformatorische geschriften van de pers: over de goede werken; over de reformatie van het maatschappelijke leven volgens Bijbels model; over de dwalingen van de roomse kerk aangaande de sacramenten, vooral Doop en Avondmaal, mis; over de vrijheid en de onderworpenheid van een ware Christen. Inmiddels is de dreiging van de ban omgezet in een echte ban of excommunicatie. Maar Luther wordt zo vertroost en bemoedigd door de Heere dat hij zich er niets van aantrekt. Op 10 december 1520, zestig dagen nadat hij de brief van de paus heeft gehad, verbrandt Luther deze en schudt hij het juk van de valse roomse kerk en van de antichrist, de paus, van zich af. Uiteindelijk wordt aan de keizer gevraagd om zich ermee te bemoeien. Eerst wil de jonge keizer Karel V het niet, want zijn belangrijkste helper is keurvorst Frederik de Wijze, maar onder druk van de paus doet hij het toch. Daarom daagt hij Luther voor zijn eerste Rijksdag in Worms in 1521. Nu zal hij dus op de Rijksdag te Worms worden ondervraagd; de keizer heeft hem vrijgeleide beloofd en dus hoeft hij voor zijn leven niet te vrezen. Maar velen zeggen tegen hem: u moet niet gaan, Luther, want aan Johannes Hus was in de vorige eeuw ook vrijgeleide beloofd, Verslag Lutherreis, september 2009 14 maar toen ze hem eenmaal hadden, zeiden ze, dat ze aan een ketter hun woord niet hoefden te houden. Maar dan zegt Luther: al waren er in Worms zoveel duivels, als pannen op de daken, ik ga toch! En op 2 april 1520 vertrekt hij naar Worms. Op 8 mei laat de keizer aan alle vorsten en steden in Duitsland weten dat hij, als de beschermer van de heilige roomse kerk, tegen Luther maatregelen zal nemen en dat een ieder hem mag doden. Maar Luther hoeft geen gevaar te vrezen, want hij is veilig. 5. 7 Luther op de Wartburg Nadat Luther voor de Rijksdag is geweest en nog wat heeft nagepraat met vrienden en ook met een afgevaardigde van de paus, keert hij terug naar Wittenberg. Invloedrijke vrienden van hem hebben inmiddels een prachtig plan bedacht om Luther te beschermen. De keizer zou hem immers toch onderweg kunnen laten gevangen nemen of anders zou Luther toch in Wittenberg groot gevaar lopen om te worden vermoord. Op het aller-onverwachtst komen, midden in een uitgestrekt woud, een paar gemaskerde ruiters op de koets af, waarin Luther zit. De voerman wordt gedwongen te stoppen en de barse ruiters dwingen Luther uit te stappen. Hij kan nog net zijn Nieuwe Testament en zijn Hebreeuwse Bijbel meenemen en dan wordt hij ruw op een paard getild en in snelle draf rijden ze in alle stilte weg. Na heel wat omwegen komen ze 's avonds om 11 uur op de vierde mei 1520 veilig aan op de Wartburg. En niemand weet waar Luther is, ook de keizer niet. Luther ontvoerd 5. 8 Van de Wartburg naar de Coburg Terwijl Maarten Luther op de Wartburg is, incognito (daarom laat hij zijn baard staan en kleedt hij zich als een ridder), bestormen veel aanvallen hem. De duivel houdt niet op om hem het leven zuur te maken: zijn geloof is zwak, koud, traag en slaperig en uit moedeloosheid bidt hij weinig. Zijn vele zonden maken hem verdrietig. De eenzaamheid van de Wartburg voelt hij als godverlatenheid, waardoor hij in de zonden schijnt te verdrinken en waardoor de duivelen vrij spel hebben om hem te kwellen. Het belangrijkste werk van Luther op de Wartburg is de vertaling van een gedeelte van de Bijbel. de Bijbel vertaling 5. 9 Oproerlingen in Wittenberg Tijdens Luthers afwezigheid komt er onrust in het stadje Wittenberg. Vanuit andere plaatsen komen er mensen (ook predikers), die vinden dat de kerkhervorming veel te langzaam gaat. Er moet eindelijk eens actie worden ondernomen. Luther is eigenlijk ook te slap, want hij laat voorshands de verkeerde kerkelijke gebruiken nog maar gewoon doorgaan. Men vindt dat Luther niet radicaal genoeg is, niet dapper genoeg. Luther preekt wel goed, maar hij laat in de praktijk alles maar gewoon toe. Daarom roepen sommige oproerige predikers op om de mis af te schaffen en de beelden te verbreken. En men begint op die manier met de hervorming van allerlei kerkelijke buitenkantdingen. Verslag Lutherreis, september 2009 15 In diezelfde tijd zijn er in Wittenberg ook zogenaamde profeten gekomen (uit Zwickau), die zeggen, dat de Heilige Geest direct tot hen spreekt en dat ze dromen en visioenen van God hebben ontvangen. Verder wijzen deze mannen de kinderdoop radicaal af. Eerst reageert Luther met brieven. Eén van de mooiste dingen, die hij daarin naar voren brengt om de zogenaamde profeten met hun dromen en visioenen te beproeven, is dit. Hij schrijft: allen die nauwe omgang met God hebben, hebben veel last van aanvechtingen. Dat nu ontbreekt ten enenmale bij deze oproerige geesten! En daarom zijn ze bijna zeker te wantrouwen. Maar ook deze brieven helpen niet: de menigte raakt meer en meer verward en daarom besluit Luther naar Wittenberg te komen 5.10 Luthers teleurstelling en verwachting Wanneer Luther weer in zijn gemeente terug is, komt er een overweldigende hoeveelheid werk op hem af. Het belangrijkste werk is nu prediken. Daarin legt hij steeds de nadruk op wat het belangrijkste is, namelijk dat ieder voor zichzelf zich ernstig voorbereidt op het sterven. Ook besteedt hij nu grote aandacht aan de misstanden in de roomse kerk, zoals de kloosters. Vele monniken en nonnen willen wel uittreden, omdat zo'n oproerige prediker ze daartoe heeft opgeroepen, namelijk Karlstadt. Luther maakt nu duidelijk dat het alleen kan, wanneer iemand voor zijn eigen geweten daar vrijmoedigheid toe heeft. Niemand mag zich in deze zaken beroepen op het 'gezag' van een voorganger of predikant. Na korte tijd is de rust hersteld en heeft Luther het heft weer in handen. Maar dat betekent niet dat Luther het nu gemakkelijk heeft. Ook hij ziet dat het Woord van het Evangelie zo weinig bij de mensen verandert. De prediking laat bij de meesten bijna niets of helemaal niets na. 5.11 Eindelijk getrouwd In zijn werk als dienaar des Woords te Wittenberg krijgt hij veel met huwelijken te maken. Hij schrijft daarover in 1522 een prachtig boekje: 'Over het huwelijksleven', waarin hij duidelijk maakt dat het huwelijk een goede zaak is, omdat God er behagen in heeft, wanneer Zijn kinderen in het huwelijk treden. En kinderen opvoeden ziet hij dan ook als het schoonste werk in het huwelijksleven: zielen aan wie het Evangelie gepreekt wordt door vader en Katharina von Bora moeder. Luthers vrienden zijn in 1525 zeer verrast, als ze horen, dat de 41jarige professor in de heilige godgeleerdheid en predikant van de Christelijke gemeente te Wittenberg, Maarten Luther, in het huwelijk wil treden. De monnik breekt zijn belofte, omdat zij tegen Gods Woord ingaat; en hij trouwt een voormalige non, Katharina von Bora. Wanneer Luther trouwt, zijn beiden zo arm dat ze niets bezitten. In mei van 1525 wordt Luthers verkering bekend, 13 juni verloven ze zich en trouwen ze en op 27 juni wordt het huwelijk kerkelijk bevestigd, waarna een eenvoudig bruiloftsmaal met vrienden en genodigden wordt gehouden. 5.12 De Coburg en de Confessio Augustana Keizer Karel V heeft het er maar moeilijk mee dat Maarten Luther zo duchtig preekt en schrijft. De eenheid van zijn rijk is in gevaar. Hij kan dit niet dulden en daarom wil hij nogmaals op een rijksdag over de godsdienstige onrust spreken met zijn rijksgroten, de keurvorsten, hertogen, graven en bisschoppen van het grote Duitsland. Hij belegt een rijksdag te Augsburg, waarop de Evangelischen of Protestanten hun geloofsbelijdenis mogen overhandigen. Het is in Augsburg een hele gebeurtenis. De eerste botsing met de keizer is er al, wanneer hij er nog maar één dag is. Hij eist van al de aanwezigen, dat ze knielen voor het altaar, maar drie edelen blijven staan: de keurvorst van Saksen, de markgraaf van Brandenburg en de landgraaf van Hessen. Als de keizer eist dat ze buigen en ook meelopen in de processie achter het gewijde avondmaalsbrood, de hostie, weigeren ze standvastig. Verslag Lutherreis, september 2009 16 Markgraaf Georg van Brandenburg kijkt de keizer vast in de ogen en zegt: 'Ik heb voor U in menige moeilijke veldtocht mijn leven gewaagd. Maar ik laat mij en mijn onderdanen door niemand beroven van het onvervalste Woord van God of dwingen om mijn God te verloochenen. Dan zou ik nog liever hier op dit moment voor Uwe Keizerlijke Majesteit neerknielen en mij mijn hoofd laten afslaan. Philippus Melanchthon heeft met de geloofsbelijdenis de bedoeling om weer eenheid te bewerken met de roomse kerk. Hij vindt het zó erg dat die vreselijke verscheurdheid is opgetreden, dat hij meer dan eens het grote gevaar loopt (en ook niet altijd eraan ontkomt!) om de wezenlijke verschillen tussen Rome en Reformatie te verdoezelen. Maar Luther op de Coburg heeft ander inzicht: toegeven aan en onderhandelen met de roomsen? Geen denken aan! We bieden onze geloofsbelijdenis aan en dat kunnen ze aanvaarden of verwerpen, maar we gaan geen duimbreed aan de kant. En meer dan eens moet hij van de Coburg waarschuwende, opbeurende en bemoedigende brieven sturen aan de wankelende en vreesachtige Melanchthon. 5.13 Een grote breuk Ook in Zuid-Duitsland breidt het Evangelie zich uit, al is daar de invloed van Zwingli ook sterk aanwezig. Dit betekent dat er een ander zicht is op het Heilig Avondmaal. Helaas komt hier een punt aan de orde, waar het heerlijke werk van de Reformatie op scheurt: Zwingli tegenover Luther; en ook Calvijn tegenover Luther. Jaren lang zal het verschil van inzicht op deze heilige dingen de gemoederen verhitten. Luther, die ondanks al Gods genade nog steeds een driftig en opvliegend man is, vervloekt Zwingli en Calvijn, omdat zij volgens hem iets van het wezen van het Heilig Avondmaal afdoen. Maar Calvijn houdt Luther ondanks dat toch in zeer hoge waarde. Hij doet er dan ook alles aan om met Luther en de zijnen tot overeenstemming te komen. Vooral Philippus Melanchthon is hier voor te vinden. De grote vraag waar het steeds om gaat is: is Christus nu werkelijk in brood en wijn van het Avondmaal aanwezig of niet. Beide groepen zeggen ja. Maar ze bedoelen het niet op precies dezelfde manier. Luther bedoelt dat iemand bij het Avondmaal het vlees en bloed van Christus met zijn lichamelijke mond eet en drinkt, wanneer hij brood en wijn ontvangt. Maar Calvijn zegt zeer terecht: nee, niet met de lichamelijke mond. Daarmee eet je gewoon brood en wijn, maar het vlees en bloed van Christus ontvang je met je ziel (dat is een geestelijke mond). Dat is dus niet minder echt; alleen het is niet lichamelijk, maar geestelijk. 5.14 Luthers levenseinde Luther heeft de rest van zijn leven te kampen met verschillende ziekten, vooral ook aan zijn hart en in zijn hoofd. Zelf wijt hij dat aan de martelingen en ontberingen van zijn jonge jaren in het klooster. Luther heeft toen zich zóveel aangedaan om daardoor maar vrede met God te krijgen, dat hij zijn gezondheid een onherstelbare knak heeft toegebracht. Het is eigenlijk een wonder dat hij nog zolang zo ijverig kan werken en zo gezond is. In 1527 (hij is dan 43 jaar) heeft hij eerst last van hartklachten. Verder heeft hij op 6 juli zulk een flauwte en zulk een oorsuizen, dat iedereen (ook hijzelf) denkt dat hij eraan zal bezwijken. Hij zegt tegen zijn 1-jarig zoontje: o jij, lief arm kindje, nu beveel ik Kate en jou, arm weesje, bij mijn lieve, goede en trouwe God aan. Jullie bezitten niets maar God, Die een Vader is der wezen en een Rechter der weduwen, zal jullie wel onderhouden en verzorgen. Door Gods goedheid mag hij echter weer herstellen. Verslag Lutherreis, september 2009 17 Maar de volgende maand komt de pestziekte in Wittenberg Luther ziet er een aanvechting van de duivel in om op de loop te gaan, zo zijn plicht te verzaken en aan de vijanden een wapen in handen te geven om kwaad te spreken van de dienaren van het Evangelie. Zo denkt ook zijn trouwe vriend, dominee Bugenhagen, erover. Bijna iedereen vlucht weg uit Wittenberg, maar Luther en Bugenhagen blijven op hun post om zieken en stervenden te troosten. Op 17 februari wordt hij 's avonds erg benauwd vanwege zuurstofgebrek aan de kransslagader. Men probeert met de gebrekkige medische kennis die men heeft, nog van alles, maar het mag niet meer baten. Maarten Luther gaat sterven Met de woorden van Psalm 31.6 bidt hij: 'In Deine Hände befehle ich meinen Geist; Du hast mich erlöset, HERR, Du treuer Gott.´Hij haalt de bekende woorden van Johannes 3:16 nog aan, waarin volgens Luther heel de Bijbel in één vers samengevat is; en hoopt op God volgens Psalm 68: 21: 'Wir haben einen Gott, Der da hilft; und den HERRN Herrn, Der vom Tode errettet. Hij wil geen laatste oliesel, het roomse sacrament, maar sterft vertrouwend op het volbrachte werk van zijn Heere en Zaligmaker Jezus Christus, Die hij heeft mogen leren kennen, dienen en belijden. Om kwart voor drie, in de nacht van 17 op 18 februari 1546 sterft de grote reformator van Duitsland, aan wie wij door Gods genade zo onnoemelijk veel te danken hebben. Op zijn schrijftafel vindt men de volgende morgen deze woorden, zijn laatste en meest markante belijdenis: 'Wir sind Bettler, das ist wahr.' Op 22 februari wordt Maarten Luther onder zeer grote belangstelling en met zeer grote rouw begraven in de slotkerk van de keurvorst van Sachsen, waaraan hij op 31 oktober 29 jaren eerder de 95 stellingen aansloeg. Verslag Lutherreis, september 2009 18 6.Tijdslijn Maarten Luther 10-11-1483 geboren te Eisleben 17-07-1507 treedt ten gevolge van een bij een zwaar onweer afgelegde gelofte in in de kloosterorde van de Augustijner Heremieten, 03-04-1507.1 tot priester gewijd 1512 promoveert te Wittenberg tot doctor in de theologie. 31-10-1517 Luther bracht zijn bewaren ten aanzien van de aflaathandel van Tetzel onder woorden in 95 stellingen, die hij aansloeg op de slotkapel te Wittenberg. 1518 de aartsbisschop van Mainz en de Dominicanen dienden te Rome klachten in tegen de leer van Luther. Okt. 1518 Luther weigerde in Augsburg ook maar iets te herroepen. Juli 1519 Tijdens het dispuut te Leipzich in tussen J. Eck en A. Karlstadt verzette Luther zich tegen de gedachte dat de algemene Concilies niet kunnen dwalen. 04-05-1920 Ontvoering naar de Wartburg 15-06-1520 De bul "Exurge Domine" van de Paus eiste zijn onderwerping. 10-12-1520 De pauselijke bul waarin hij veroordeeld werd, werd door hem plechtig verbrand. 3-01-1521 Luther door paus Leo X geëxcommuniceerd. 1524/25 De boerenopstanden, die in de jaren overal in het rijk uitbraken, beriepen zich vaak op Luthers leer, maar de gruweldaden, die begaan werden, brachten hem er toe de vorsten "Tegen de roofzuchtige en moordzuchtige boeren" tot actie op te roepen. 1529 De tegenstelling tussen Huldrich Zwingli en de Wederdopers kwam nu scherper naar voren. Het Godsdienstgesprek te Marburg (met Zwingli leidde slechts gedeeltelijk tot overeenstemming. 1529 Om het volk te onderwijzen schreef Luther in de "Kleine Catechismus"en voor de predikanten de "Grote Catechismus". 18-02-1546 gestorven te Eisleben Verslag Lutherreis, september 2009 19 7Uit “de Grote catechismus” van dr . Maarten Luther III Het onze Vader Wij hebben nu gehoord zowel wat men doen als wat men geloven moet, waarin het beste en gelukkigste leven gelegen is; maar nu volgt het derde stuk, nl. hoe men bidden moet. Want daar het met ons zo gesteld is, dat geen mens de Tien Geboden volkomen houden kan, hoewel hij begonnen is met geloven en aangezien de duivel al zijn kracht samen met de wereld en ons eigen vlees zich daartegen verzet, is er niets zo nodig als dat men God voortdurend aan zijn hoofd maalt, Hem smeekt en bidt, dat Hij ons het geloof en de vervulling der Tien Geboden moge geven en het ook onderhoude en vermeerdere en alles opruime wat ons in de weg staat en ons daarbij belemmert. Opdat wij zouden weten wat en hoe wij bidden moeten, heeft onze Heer Christus zelf ons de manier aanbidden en de woorden geleerd, zoals wij zullen zien.‘voordat wij nu het Onze Vader achtereenvolgens gaan verklaren, is het aller-noodzakelijkst tevoren de mensen te prikkelen en aan te zetten tot het gebed zoals ook Christus en de apostelen gedaan hebben. Want dit is het eerst wat men weten moet: dat wij op grond van Gods gebod moeten bidden. Wij hebben immers gehoord in het tweede gebed: Gij zult de naam van de Heer, uw God niet misbruiken, dat daarin geëist wordt de heilige naam te prijzen in alle nood aan te roepen of te bidden, ‘Want aanroepen is niets anders dan bidden. Daarom wordt er streng en ernstig geboden, evenals hij alle andere geboden, nl. geen andere God hebben, niet doden, niet stelen enz., opdat niemand zou denken, dat het er niets toe doet of ik bid of niet; zoals de ruwe mensen hun gang gaan in deze waan en gedachte.’ Waarom zou ik bidden; wie weet of God acht slaat op mijn gebed en of Hij het horen wil?Bid ik niet, zo doet een ander het wel; en zo komen zij er toe nooit meer te bidden en zij gebruiken het voorwendsel, dat wij valse en huichelachtige gebeden verwerpen, alsof wij leerden dat men niet behoorde of behoefde te bidden, Het is werkelijk waar: Wat men totnogtoe aan gebeden gebruld en geschreeuwd heeft in de kerken enz. zijn inderdaad geen gebeden geweest. Als het goed is, kunnen zulke uiterlijke dingen een oefening zijn voor de jonge kinderen, scholieren en eenvoudigen en men kan dat gezongen of gelezen noemen, maar echt bidden is het niet. Dit is echter bidden, zoals het tweede gebod leert: ,,God aanroepen in alle noden”. Dat wil Hij van ons hebben en het mag niet van ons goeddunken afhangen, maar wij moeten bidden, willen wij Christenen zijn, zoals wij ook vader, moeder en de overheid gehoorzaam moeten zijn. Want door het aan- roepen en bidden wordt Gods naam geëerd en goed gebruikt. Voor alle dingen moet u dit goed bedenken, om daarmee tot zwijgen te brengen en uit te drijven zulke gedachten, die ons daarvan willen terughouden en af schrikken. Want zoals het geen waarde heeft, als een zoon tot zijn vader zou zeggen: ,,Wat geeft het of ik gehoorzaam ben? Ik zal heengaan en doen wat ik kan; dat blijft toch gelijk”, toch blijft het gebod bestaan, Gij moet het doen. Evenzo hangt het ook niet van mijn wil af of ik het doe of niet, maar er moet gebeden worden. Hieruit moet u de gevolgtrekking maken en bedenken (juist omdat het met zoveel nadruk geboden wordt om te bidden) dat toch vooral niemand zijn gebeden mag geringschatten, maar ze in waarde houden. Neem daarom altijd de vergelijking op met de andere geboden. Een kind mag in geen geval zijn gehoorzaamheid tegenover vader en moeder verachten, maar het moet altijd bedenken: Het werk is een werk van gehoorzaamheid, en dat ik het doe, dat doe ik met geen andere bedoeling dan die te maken heeft met de gehoorzaamheid en met Gods gebod, waarop ik steunen kan; ik beschouw dit als belangrijk niet vanwege mijn waardigheid, maar wegens het gebod.” Zo ook hier: wat en waarvoor wij bidden, moeten wij zien als door God geëist en in gehoorzaamheid tegenover Hem gedaan; en wij moeten denken: ,,Wat mij betreft, zou het niets zijn, maar het heeft waarde, omdat God het geboden heeft.” Zo moet dus iedereen, wat hij ook zou willen bidden, altijd voor God verschijnen in gehoorzaamheid aan dit gebod. Daarom bidden en vermanen wij iedereen met grote ijver, dat men dit ter harte moet nemen. Want tot nog toe heeft men in de naam van de duivel zo geleerd, dat niemand daaraan gedacht heeft en meende, dat het genoeg was als het werk maar gedaan was, of God het nu hoort of niet hoort. Dit is bidden op goed geluk en daarom is het een onnut bidden. Wij laten ons nl. door zulke gedachten in de war brengen en afschrikken: ,,Ik ben niet heilig en waardig genoeg; als ik zo vroom en heilig was als Petrus of Paulus dan zou ik willen bidden.” Weg met zulke gedachten. Want hetzelfde gebod dat voor Paulus gold, geldt ook voor mij, en het tweede gebod is een goed om mij als om hem gegeven, zodat Verslag Lutherreis, september 2009 20 hij zich niet op een beter of heiliger gehad zou kunnen beroemen. Daarom moet u zo spreken: Mijn gebeden, die ik doe, zijn even waardevol, heilig en Gode aangenaam als die van Paulus en van de allerheiligsten. De reden hier oor is: ik wil hem gaarne voor heiliger aanzien wegens zijn persoon, maar niet terwille van het gebod, omdat God het bidden niet aanvaardt op grond van de persoon, maar om zijn ‘Woord en om de gehoorzaamheid. Want op het gehad waarop alle heiligen hun gebeden gronden, grond ik de mijne ook; daarom bid ik hetzelfde waarom zij allen bidden of gebeden hebben,” Dit is dus het eerste en voornaamste ding, dat al onze gebeden berusten op gehoorzaamheid aan God zonder aanzien des persoons, hetzij wij zondaars of vromen, waardig of onwaardig zijn. Wij moeten goed weten, dat God dit niet als een grapje beschouwd wil hebben, maar zal toornen en straffen, als wij niet bidden, zoals Hij ook alle andere ongehoorzaamheid bestraft; Hij wil nl.. niet, dat onze gebeden tevergeefs en ijdel zijn. Want als God u niet zou willen verhoren, zou Hij u ook niet hevelen te bidden en zulk een streng gebod daarvan gemaakt hebben. In de tweede plaats moet het ons te meer er toe brengen en prikkelen, dat God ook een belofte daaraan verbonden en beloofd heeft, dat het ja en amen zal zijn vat wij bidden, zoals Hij zegt in Ps. 50: Roep Mij aan in de nood, zo zal ik u uitredden” en Christus zegt in het Evangelie van Mattheus (7 : 7): ,,Bidt, zo zal u gegeven worden enz., want een ieder, die bidt, ontvangt.” Deze belofte moet ons hart ertoe aanzetten om met lust en liefde te binden, omdat Hij door zijn Woord betuigt, dat onze gebeden Hem van harte ‘welgevallig zijn en dat Hij ze vast en zeker verhoren zal, opdat wij het bidden niet verachten, of verwerpen en in het onzekere bidden. Dit kunt u Hem dus voorhouden en zeggen: Hier kom ik, lieve Vader, ik bid niet op grond s na mijn eigen gedachte of mijn waardigheid, maar overeenkomstig uw gebod en belofte, die niet falen of liegen kan “ Wie deze belofte niet gelooft moet andermaal goed weren dat hij Gods toom opwekt, daar hij God op ‘t allerhoogst onteert en logenstraft. Bovendien moeten wij ons tot bidden laten brengen juist daardoor dat God niet alleen liet gebod en de belofte geeft maar bovendien helpt door ons de wijze van bidden en de woorden aan te gever en ons in de mond legt hoe en wie wij bidden moeten, opdat wij zien hoe hartelijk Hij ei h onze nood aantrekt en er dan ook niet aan twijfelen dat zulke gebeden Hem aangenaam zijn en zeker verhoord worden. Dit heeft ook een groot voordeel boven al andere gebeden die wij zelf kunnen bedenken. Want daarbij zou ons geweten altijd twijfel koesteren en zeggen. Ik heb gebeden, maar wie weet of het Hem behaagt en of ik de juiste manier en de goede lengte getroffen heb?” Daarom is er op aarde geen edeler gebed te vinden, omdat het zulk een duidelijk getuigenis heeft, dat God liet van harte gaarne hoort. Wij zouden dit niet willen ruilen voor alle rijkdommen van de wereld. Ook daarom is het ons voorgeschreven, opdat wij zien en ons te binnen brengen de nood die ons dringen en dwingen moet om zonder ophouden te bidden. Want wie bidden wil moet iets naar voren brengen, nader uitleggen en met name noemen wat hij begeert. Doet hij dat niet, dan mag het geen gebed heten. Daarom hebben wij terecht de gebeden van monniken en priesters verworpen, die dag en nacht moorddadig huilen en murmelen, maar niemand van hen denkt er aan werkelijk om een of andere kleinigheid te bidden. En als men alle kerken en geestelijken hij elkaar bracht, dan zouden zij moeten bekennen dat zij nog nooit zelfs maar om een druppel wijn gebeden hebben, Want niemand van hen is tot bidden gekomen uit gehoorzaamheid tegenover God en door het geloof in de belofte of omdat zij de een of andere nood gezien hebben, maar (ook als zij het nog zo mooi gedaan hebben) hebben zij er alleen maar aan gedacht een goed werk te doen waarmee zij God betalen als mensen die niets van Hem willen ontvangen, maar alleen aan Hem willen geven. Maar wil men echt bidden, dan moet het ernstig zijn, omdat men zijn nood voelt en wel zulk een nood die ons neerdrukt en er ons toe drijft te roepen en te schreeuwen. Dan gaat namelijk het bidden vanzelf zoals het behoort zonder dat men behoeft te leren hoe men zich daarop moet voorbereiden of waar men de vrome aandacht vandaan moet halen. De nood echter waarover wij ons voor onszelf of voor anderen zorgen moeten maken, vinden wij overvloedig genoeg in het Onze Vader; daarom moet het ook daartoe dienen dat het ons de nood in herinnering brengt en wij daarop letten en het ter harte nemen, opdat wij niet traag worden in het bidden. Wij hebben immers allen genoeg wat ons ontbreekt, maar wij voelen en zien het niet. Daarom wil God dat u zulke noden en wensen voor Hem neerlegt, niet omdat Hij het niet zou weten, maar om uw hart ertoe te prikkelen nog vuriger en meer te begeren en uw mantel uit te breiden en te openen om veel te ontvangen. Daarom behoorden wij ons van onze jeugd af eraan te gewennen dat ieder voor al zijn noden die hij maar enigermate beseft en ook voor de noden van de anderen in zijn omgeving, dagelijks bidt zoals voor predikanten, overheid, buren, huisgenoten en daarbij, zoals gezegd, God te herinneren aan zijn Verslag Lutherreis, september 2009 21 gebod en belofte en goed te weten dat Hij niet wil dat wij het verachten. Ik zeg dit hierom, omdat ik graag zou willen dat men de mensen er weer toe zou brengen goed te leren bidden en niet koud te leven; want daardoor worden zij dagelijks minder geschikt om te bidden. De duivel wil dat wel graag en helpt daarbij met al zijn kracht, want hij voelt heel goed hoeveel schade het hem doet als er goed en ijverig gebeden wordt. Want dit moeten wij weten dat alle bescherming en beschutting alleen in het gebed gelegen is. Want wij zijn veel te zwak tegenover de duivel met al zijn macht en aanhang die op ons aanvallen, zodat zij ons onder de voet kunnen lopen. Daarom moeten wij met alle aandacht naar die wapens grijpen waarmee de Christenen uitgerust moeten zijn om de duivel te kunnen weerstaan. Waardoor, dunkt u. Zijn totnogtoe zulke grote dingen gebeurd, nl. dat de plannen de bedoelingen, moord en oproer van onze vijanden zijn afgeweerd of getemperd, waardoor de duivel ons met het Evangelie had willen onderdrukken? Is het niet door de gebeden van enige vrome mensen, gebeden die als een ijzeren muur aan onze kant tussenbeiden zijn gekomen? Men zou heel wat anders te zien gekregen hebben: de duivel zou heel Duitsland in het eigen bloed hebben doen stikken. Laten zij er dan maar om lachen en spotten, Wil willen toch tegenover hen en tegenover de duivel sterk genoeg zijn door het gebed, wanneer wij maar met ijver blijven aanhouden en niet traag worden. Want als ergens een vrome Christen bidt: Lieve Vader, laat toch uw wil geschieden’, dan spreekt Hij daarenboven: Ja, mijn lieve kind, het zal zeker gebeuren, de duivel en de hele wereld ten trots.” Dit moge dan als vermaning gelden, dat men v6ör alle dingen leert het gebed in waarde te houden en goed onderscheid te maken tussen wauwelen (Duits: om iets bidden Want wij verwerpen geenszins het bid’ den, maar wei het puur onnut gehuil en gemurmel, zoals nok Christus zelf de omhaal van woorden verwerpt en verbiedt. Wij zullen dan nu het Onze Vader kort en duidelijk behandelen De Eerste Bede: Uw naam worde geheiligd: Dit klinkt wat duister en het is ook niet goed vertaald; want in onze taal. zouden wij zeggen: Hemelse \/‘ader, help, dat alleen Uw naam heilig moge zijn.” Wat betekent t nu, als wij vragen, dat zijp naam heilig worde? Hij is toch reeds heilig? Antwoord: Ja. hij is altijd heilig naar zijn wezen maar wij gebruiken hem onheilig. Want Gods naam is ons gegeven, toen wij Christen werden en gedoopt zijn, opdat wij Gods kinderen heten en de Sacramenten ontvangen waardoor wij met Hem één lichaam worden, zo dat alles vat van God is ons ten dienste staat. Dit is nu de grote nood waarover wij ons zorgen maken, nl., dat de naam van God geëerd wordt, heilig en hoog gehouden wordt als onze hoogste schat en ons heiligdom en dat wij als vrome kinderen daarom bidden dat zijn naam die toch in de hemel heilig is, ook op aarde hij ons en in de hele wereld heilig moge zijn en blijven. Hoe wordt hij nu bij ons heilig? Zo duidelijk mogelijk is dit het antwoord: wanneer onze leer en ons leven heide goddelijk en christelijk zijn. Want wanneer wij in dit gebed (Hem onze Vader noemen, zijn wij verplicht ons in alle opzichten te gedragen als goede kinderen, zodat wij Hem niet te schande maken, maar Hem eren en prijzen. Nu wordt Gods naam door ons ontheiligd hetzij door woorden of niet daden. Ten eerste dan, wanneer men predikt leert en spreekt in de naam van God. Terwijl het toch verkeerd is en tot dwaling verleidt, omdat zijn naam de leugens moet bemantelen en aan de man brengen. Dat is de ergste manier om Gods naam te smaden en te onteren, maar dan ook waar men de heilige naam als dekmantel gebruikt bij zweren, vloeken, tovenarij eens, Ten tweede onteert men Gods naam ook door openbaar slecht leven en verkeerde daden, al wanneer zij die Christenen, en Gods volk heten, echtbrekers, drinkebroers, gierige buiken, afgunstige en kwaad- sprekers zijn: dan wordt ook daarin de naam van God wegens ons gesmaad en gelasterd, want zoals het voor een aardse vader een schande en oneer is wanneer hij een slecht, ontaard kind heeft dat met woorden en daden tegen de wil van zijn vader handelt, zodat hij daardoor veracht en gesmaad moet worden. Zo is het ook tot oneer van God als wij, dienaar zijn naam genoemd zijn en allerlei goeds van Hein ontvangen hebben, anders leren, spreken en leven dan vrome en hemelse kinderen, zodat Hij van ons horen moet, dat men ons geen kinderen van God, maar van de duivel noemt. U ziet dus, dat wij in deze bede juist dat vragen wat God van ons eist in het tweede gebod, nl. dat men zijn naam niet mag misbruiken hij zweren, vloeken, liegen en bedriegen enz., maar hem goed gebruiken tot lof en eer van God. Immers, wie de naam van God voor iets verkeerds gebruikt, die ontheiligt en ontwijdt deze heilige naam. Deze bede is dus eenvoudig en duidelijk, als men maar begrijpt, dat ,,heiligen” zoveel betekent als, loven, prijzen en eren” zowel met woorden als met daden. Let dus goed op hoe noodzakelijk zulk bidden is. Daar wij dan zien hoe vol de wereld is met sekten en Verslag Lutherreis, september 2009 22 valse leraars, die allen de heilige naam gebruiken als dekmantel en rechtvaardiging van hun duivelse leer, zouden wij met recht zonder ophouden moeten roepen en bidden tegen hen die een valse leer verkondigen en geloven en tegen al wat ons Evangelie en de zuivere leer bestrijdt, vervolgt en onderdrukken wil zoals bisschoppen, tirannen, geestdrijvers enz. Maar wij moeten ook bidden voor onszelf, die wel het Woord van God hebben, maar er niet dankbaar voor zijn en er niet naar leven zoals wij moesten doen. Wanneer u nu van harte hierom bidt, dan kunt u er zeker van zijn dat het God behaagt. Want Hij wil niets liever horen dan dat zijn lof en eer voor en boven alle dingen gaat en dat zijn Woord zuiver geleerd wordt en in hoge waarde gehouden wordt. De Tweede Bede Uw rijk kome: Zoals wij in de eerste bede gevraagd hebben met betrekking tot Gods eer en naam, dat God moge verhinderen, dat de wereld die niet gebruikt om haar leugens en slecht- held te verbergen, maar Gods naam hoog en heilig houdt in leer en leven, zodat zijn naam aan ons geroemd en geprezen wordt, — zo bidden wij nu, dat ook zijn Rijk kome. Maar evenals Gods naam in zichzelf heilig is en wij toch bidden, dat hij ook hij ons heilig zij, zo komt ook zijn Rijk zonder ons gebed van zichzelf. En toch bidden wij, dat het tot ons kome. d.w.z. dat het in ons midden en bij ons blijft, zodat wij een deel vormen waarin zijn naam geheiligd wordt en zijn Rijk bloeit. Wat betekent nu Gods Rijk? Antwoord: Het is niet anders dan wat wij al eerder in het hoofdstuk over Het Geloof gehoord hebben, Ni, dat God zijn Zoon, Christus onze Heer, in de wereld gezonden heeft om ons te verlossen en te bevrijden uit de macht van de duivel en ons tot Zich te trekken en om te regeren als koning van gerechtigheid, leven en zaligheid tegen zonde, dood en het kwade geweten. Daartoe heeft Hij ook zijn Heilige Geest gegeven, die ons deze dingen voorlegt door zijn heilig Woord en ons door zijn kracht in het geloof verlicht en versterkt. Daarom bidden wij dus allereerst, dat dit bij ons werkzaam moge worden en dat zijn naam zo geprezen wordt door het heilig Woord van God en door ons christelijk leven, opdat wij die het aangenomen hebben, daarbij blijven en dagelijks toenemen en opdat het bij andere mensen gehoor en bijval vindt en met kracht door de wereld gaat, opdat velen tot het rijk der genade komen, de verlossing deelachtig worden, door de Heilige Geest toegebracht, opdat wij zo tezamen in het nu begonnen koninkrijk voor eeuwig blijven. Want het, komen van Gods Rijk tot ons’ geschiedt op twee manieren: enerzijds hier in de tijd door het Woord en het geloof, anderzijds in eeuwigheid door de openbaring bij de wederkomst van Christus. Deze beide dingen bidden wij nu: dat het komt tot hen die er nog niet bij behoren en ook tot ons, die het ontvangen hebben, door dagelijkse groei en in de toekomst in het eeuwige leven. Dit wil zoveel zeggen als: Lieve Vader, geef ons ten eerste uw Woord, opdat het Evangelie in de wereld zuiver verkondigd wordt, en ten tweede dat het in geloof aanvaard wordt, in ons werkt en leeft, opdat uw Rijk in ons midden bloei door het Woord en de kracht van de Heilige Geest en het rijk van de duivel vernietigd worde, zodat het geen recht of macht meer over ons heeft, zolang tot het geheel verwoest is en de zonde, dood en hel verdelgd zijn, zodat wij eeuwig leven in volmaakte gerechtigheid en zaligheid.” Hieruit ziet u dus, dat wij niet om een brokje of om iets tijdelijks of vergankelijk vragen, maar om een eeuwige, onmetelijke schat om dat wat God zelf heeft en dat veel te groot is dan dat een menselijk hart het zou durven begeren, indien Hij zelf niet geboden had z6 te bidden. Maar omdat Hij God is, wil Hij er ook de eer van hebben dat Hij veel meer en rijkelijker geeft dan iemand beseffen kan, als een eeuwige onvergankelijke bron, die hoe meer er uitvloeit en overloopt, des te meer hij geeft. Hij wil dan ook dat men vele en grote dingen van Hem begeert en wordt toornig wanneer men niet getroost bidt en vraagt. Het is als wanneer de rijkste en machtigste keizer zou bevelen aan een arme bedelaar om te vragen wat hij maar zou wensen, en de dwaas zou om niet meer dan een ,,bedelsoepje” vragen; hij zou met recht voor een schelm en booswicht aangezien worden die het keizerlijk bevel hoonde en er de spot mee dreef. Hij zou ook niet waardig gekeurd worden voor de ogen van de keizer te verschijnen. Zo is het ook voor God een grote smaad en oneer, als wij aan wie Hij zoveel onuitsprekelijks aanbiedt en belooft, dit verachten en niet vertrouwen te zullen ontvangen en ternauwernood om een stukje brood durven te bidden. Dit is alleen de schuld van het schandelijk ongeloof, dat niet eens zoveel goeds van God verwacht voor de lichamelijke voeding om er dan maar van te zwijgen, dat men zulke eeuwige goederen ongetwijfeld van God zou mogen tegemoet zien. Daarom moeten wij ons daartegen verzetten en hierom in de eerste plaats bidden, want dan zullen wij Verslag Lutherreis, september 2009 23 ook zeker al het andere rijkelijk ontvangen zoals Christus leert; ,,Zoekt eerst naar het Rijk van God en dit alles zal u bovendien geschonken worden.” Want zou Hij ons het tijdelijke onthouden en ons gebrek laten lijden, terwijl Hij het eeuwige en onvergankelijke belooft? De Derde Bede Uw wil geschiede gelijk in de hemel, alzo ook op aarde: Totnogtoe hebben wij gebeden, dat zijn naam door ons geëerd worde en dat zijn Rijk onder ons moge zijn. In deze twee beden is alles begrepen wat Gods eer en onze zaligheid betreft, opdat wij God en al zijn rijkdommen verkrijgen. Hier is het dan zeer noodzakelijk dat wij dit vasthouden en het ons niet laten ontnemen. Want zoals er bij) een goede overheid niet alleen moeten zijn die opbouwen en goed regeren, maar ook die verdedigen, beschermen en ijverig daarover waken, zo is het ook hier: wanneer wij voor het aller-noodzakelijkste gebeden hebben, nl. om het Evangelie, het geloof en de Heilige Geest, dat deze ons regeert en verlost uit de macht van de duivel, dan moeten wij ook bidden, dat zijn wil geschiedt. Wanneer wij hierin volharden, moeten wij niet vreemd opzien, als wij vele aanvallen en aanvechtingen te lijden krijgen van ieder die het aandurft wat wij in de twee vorige beden gevraagd hebben, te verhinderen en tegen te houden. Want niemand kan geloven hoe de duivel zich verzet en tegenwerkt, omdat hij niet verdragen kan dat iemand juist leert en gelooft. Het is bovenmate pijnlijk voor hem dat hij zijn leugens en gruwelen, die geprezen worden om de schone schijn van Gods naam, moet laten bloot- leggen en hij beschaamd moet staan. Bovendien moet hij uit de harten van de mensen weggerukt worden en zulk een scheuring in zijn rijk laten geschieden. Daarom raast en woedt hij als een toornige vijand met al zijn macht en kracht, hij roept al zijn hulptroepen te hulp, ook de wereld en ons eigen vlees. Want ons vlees is van zichzelf slecht en tot het boze geneigd, al hebben wij Gods Woord aangenomen en geloofd. De wereld is immers kwaad en boos. Daar hitst hij op, blaast en pookt het vuur op, opdat hij ons tegenwerkt, terugdrijft, ons ten val doet komen en weer onder zijn macht brengt. Dat alleen is zijn wil, zin en gedachte waarnaar hij dag en nacht streeft; hij gunt zich geen ogenblik rust en gebruikt alle kunsten, listen, methoden en wegen die hij maar bedenken kan. Daarom moeten wij er ons vast op voorbereiden en bedenken, dat wij, die Christen willen zijn, de duivel en al zijn engelen en de wereld tot vijanden hebben, die ons op alle manieren ongeluk en leed bezorgen. Want waar het Vv7oord van God gepredikt, aangenomen en geloofd wordt, daar zal het lieve, heilige kruis niet ontbreken. En laat niemand denken, dat hij vrede hebben zal; hij zal moeten opofferen wat hij op aarde bezit, goed, eer, huis en hof, vrouw en kind, lichaam en leven. Dat is pijnlijk voor ons vlees en voor de oude Adam, want het betekent volharden en met geduld dragen waar men ons aanvalt en laten varen wat men ons ontneemt. Daarom is de nood even groot als hij de andere beden, zodat wij zonder ophouden bidden: ,,Lieve Vader, Uw wil geschiede en niet die van de duivel of van onze vijanden of van alles wat uw heilig Woord vervolgen of onderdrukken of uw Rijk verhinderen wil; en geef ons, dat wij alles wat wij hierdoor te lijden hebben, met geduld dragen en te boven komen, op dat ons arme vlees niet door zwakheid wijkt of afvallig wordt.” Zo hebben wij dan heel eenvoudig in deze drie beden de nood, die op God betrekking heeft, maar toch alles om onzentwil, want alles wat wij bidden geldt alleen ons opdat ook in ons geschiedt wat anders zonder ons geschieden moet. Zoals ook zonder ons gebed zijn naam geheiligd moet worden en zijn Rijk komen moet, zo moet ook zijn wil geschieden en doordringen, hoewel de duivelen al zijn aanhang daartegen geweldig rumoer maken, toornen en razen en proberen het Evangelie geheel te vernietigen. Maar terwille van onszelf moeten wij bidden,dat zijn wil ook onder ons onverhinderd zich doorzet tegen hun razen in. zodat zij niets kunnen uitrichten en wij tegen alle geweld en vervolging in daarbij blijven en behagen hebben in deze wil van God. Zulk bidden moet nu onze beschutting en verdediging zijn, waardoor alles op de vlucht slaat en neergeveld wordt wat de duivel, bisschoppen, tirannen en ketterstegen ons Evangelie ondernemen. Laten zij allen toornen en hun best doen, beraadslagen en besluiten, hoe zij ons vernietigen en uitroeien zullen, opdat hun wil en raad machtig zullen zijn: Daartegen moeten één of twee Christenen met dit ene gebed onze muur zijn waartegen zij te pletter lopen en ten onder gaan. Deze troost en dit veren trouwen hebben wij, dat de wil en de plannen van de duivel en van al onze vijanden ten onder en te niet moeten gaan, hoe trots, zeker en machtig zij zich wanen. Want als hun wil niet gebroken en verhinderd wordt, dan zou zijn Rijk niet op aarde kunnen blijven en zijn naam niet geheiligd worden. Verslag Lutherreis, september 2009 24 De Vierde Bede: Geef ons heden ons dagelijks brood: Hier denken wij nu aan de arme broodmand, aan onze dagelijkse levensbehoeften. Het is maar een kort, eenvoudig woord, maar het grijpt wijd om zich heen. Want wanneer u het ,,dagelijks brood” noemt en erom vraagt, dan bidt u om alles wat daarbij behoort om het dagelijks brood te krijgen en te genieten en daartegenover ook om weg te nemen wat ons daarbij hinderen zou. Daarom moet u uw gedachten wijd openzetten en niet alleen denken aan de oven of de meelkist, maar ook aan de wijde velden en het hele land, dat ons dagelijks voedsel draagt en verschaft. Want als God het niet liet groeien, het niet zegende en beschermde, dan zouden wij nooit een brood uit de oven halen of op tafel kunnen leggen. Om het nu maar kort te zeggen: deze bede wil alles erbij rekenen wat tot het hele leven in de wereld behoort, omdat wij alleen terwille daarvan het dagelijks brood moeten hebben. Nu behoort tor het leven niet alleen dat ons lichaam zijn voedsel en bedekking en andere levensbehoeften bezit, maar ook dat wij met de mensen onder wie wij dagelijks verkeren in rust en vrede leven, kortom alles wat t maken heeft met ons eigen huis, de buren, de maatschappij en de overheid. Want wanneer deze dingen bemoeilijkt worden zodat het niet loopt zoals het lopen moet, dan wordt ook het levensonderhoud bemoeilijkt en is het op den duur daarmee gedaan. Het is daarom ook aller-noodzakelijkst om voor de wereldlijke overheid en haar regeren te bidden, omdat daardoor vooral God ons het dagelijks brood en een rustig leven verschaft. Want al hebben wij alle goede dingen in overvloed van God ontvangen, wij kunnen toch niets daarvan behouden en in vreugde en zekerheid gebruiken, als God met een bestendig en vreedzaam staatsbestuur zou schenken. Immers waar onvrede, twist en oorlog is, daar is het dagelijks brood al weggenomen of althans het verkrijgen ervan belet. Daarom deed men beter als men in het wapenschild van elke goede vorst een brood zette in plaats van een ICCUW of een wijnruitkrans en op de munten evenzo, om daardoor zowel henzelf als de onderdanen eraan te herinneren, dat wij door hun ambt bescherming en vrede hebben en zonder hen het brood niet zouden kunnen krijgen of behouden. Men moet hun dan ook alle eer waardig keuren en hun alles geven wat wij moeten of kunnen geven, omdat zij het zijn door wie wij van alles wat wij hebben in vrede en rust kunnen genieten. Wij zouden anders geen cent kunnen behouden, Daarom is het onze plicht om voor hen te bidden dat God des te meer zegen en goede dingen door hen aan ons moge geven, Iemand zou daarvan een lang gebed kunnen maken en alles wat hierbij behoort opnoemen zoals bv. dat wij bidden, dat God ons moge geven eten en drinken, kleren, huis en hof, een gezond lichaam, bovendien dat Hij koren en vruchten op het land laat groeien en goed gedijen. Verder dat Hij helpt bij het bestieren van het huis, een vrome vrouw, goede kinderen en personeel moge geven en voor ons bewaren. Verder zouden wij kunnen bidden om het gelukken van ons werk, ambacht of wat wij te doen hebben, om trouwe buren en goede vrienden te mogen hebben enz. Men kan God bidden om wijsheid, kracht en geluk voor keizer, koning en voor allen die in enigerlei ambt staan, in het bijzonder voor onze landsvorsten, voor alle raadsheren, overheidspersonen en drosten, dat zij goed regeren en tegen de Turken en alle andere vijanden de overwinning behalen, Ook voor de onderdanen en de grote menigte past het gebed, dat zij gehoorgang zijn en in vrede en eendracht met elkander leven, Voorts mogen wij bidden, dat God ons behoede voor allerlei schade aan ons lichaam en ons voedsel, voor onweer, hagel, brand, watersnood, gif en pest, veeziekte, oorlog en bloedvergieten, duurte, schadelijk gedierte, boze mensen enz. Het is goed dit aan de eenvoudigen in te prenten, dat God deze en dergelijke dingen moet schenken en dat wij Hem daarom moeten bidden. Hoofdzakelijk is dit gebed echter bedoeld tegen onze ergste vijand, de duivel. Want dit is zijn bedoeling en begeerte al deze dingen die wij van God hebben, ons te ontnemen en ze van ons te weren. Het is hem niet genoeg, dat hij het geestelijk rijk tegenwerkt en daardoor verstoort, dat hij de zielen door zijn leugens verleidt en onder zijn macht brengt; neen, hij verhindert ook, dat een goed bestuur en een eerlijk en vreedzaam bestaan op aarde blijft; hij stookt twist, moord, oproer en oorlog aan, veroorzaakt onweer, hagel om het koren en het vee te vernietigen, de lucht te vergiftigen enz. Kortom, hij kan niet dulden, dat iemand een stukje brood van God ontvangt en het in vrede eet. Ja, als hij er kans toe zag en als ons gebed met Gods hulp het niet tegenhield, zouden wij vasten zeker geen aar op het veld, geen cent in huis hebben, ja zelfs geen uur in leven blijven en dat geldt vooral voor hen die het Woord van God hebben en graag Christen wilden zijn. Verslag Lutherreis, september 2009 25 Op die manier wil God ons tonen dat Hij zich al onze nood aantrekt en trouw ook voor onze tijdelijke voeding zorgt; hoewel Hij dit rijkelijk geeft en bewaart, ook voor de goddelozen en kwaaddoeners, wil Hij toch, dat wij erom bidden, opdat wij erkennen dat wij het uit zijn hand ontvangen en daarin zijn vaderlijke goedheid bespeuren. Want, als Hij zijn hand aftrekt, kan het toch niet op den duur gedijen en blijven bestaan zoals men dagelijks kan zien en voelen. Wat is er heden ten dage een ellende in de wereld met valse munterij, dagelijkse verhoging van druk en woeker in de openbare handel, met contracten en het werk van hen die naar hun willekeur de armen onderdrukken en hun het dagelijks brood ontnemen. Wij moeten dat wel verdragen maar zij moeten ervoor oppassen, dat de gemeente geen voorbede meer voor hen doet en er zich voor hoeden, dut dit deeltje van het Onze Vader zich tegen hen richt. De Vijfde Bede: En vergeef ons onze schuld, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren: Deze bede heeft betrekking op ons arme en ellendige leven, dat niet zonder zonde verloopt, ook al hebben wij Gods Woord, gekloven en doen wij zijn wil en verdragen alles en al laten wij ons door Gods gaven en zegen voeden. Want wij struikelen dagelijks en gaan ons te buiten, omdat wij in de wereld leven te midden van mensen die ons veel leed aandoen en aanleiding geven tot ongeduld, toom, wraak enz. Wij hebben bovendien de duivel in onze rug, die ons aan alle kanten aanvalt en die (zoals gezegd) strijdt tegen alle vorige artikelen, waardoor het onmogelijk is om in zulk een voortdurende strijd standvastig te blijven. Daarom is het zo bijzonder nodig om te bidden en te roepen: Lieve Vader, vergeef ons onze schuld.” Niet dat Hij ons ook zonder en reeds vö6r ons bidden de zonden niet zou vergeven; maar Hij heeft ons het Evangelie waarin louter vergeving is, geschonken, voordat wij erom gebeden of er zelfs maar aan gedacht hebben. Het gaat er echter om, dat wij deze vergeving kennen en aanvaarden. Immers het vlees waarin wij dagelijks leven is dat het op God niet vertrouwt en in Hem niet gelooft en bezig is met boze lusten en streken, zodat wij dagelijks met woorden en daden in ons doen en laten zondigen daardoor wordt de rust van ons geweten verstoord, zodat wij voor Gods toom en ongenade vrezen en zo de troost en het vertrouwen van het Evangelie laten schieten: daarom is het voortdurend noodzakelijk, dat men hierheen zijn toevlucht neemt en de troost zoekt om daarmee het geweten op te beuren. Dit moet echter hiertoe dienen, dat God onze trots breekt en ons deemoedig maakt. Want Hij wil dit voorrecht aan zich houden, dat iemand, die zich zou willen beroemen op zijn braafheid en anderen veracht, naar zichzelf kijkt en dit gebed zich voor ogen houdt; dan zal hij ontdekken, dat hij niets beter is dan de anderen, En wij moeten voor God het hoofd buigen en blij worden, dat wij de vergeving deelachtig worden. Laat niemand, zolang wij hier leven, denken, dat hij geen vergeving nodig heeft. Kortom: Als God niet zonder ophouden vergeef t, is het met ons gedaan. Zo is dan nu dit de betekenis van deze bede, dat wij vragen of God onze zonde niet wil aanzien en aan ons doen naar hetgeen wij verdienen, maar dat Hij genadig met ons omgaat en vergeeft zoals Hij beloofd heeft en ons een vrolijk en onbevreesd geweten wil geven waardoor wij voor Hem kunnen staan en tot Hem bidden. Want als het hart niet in de rechte verhouding tot God staat en niet zulk vertrouwen kan opbrengen, zal het nooit wagen te bidden. Zulk vertrouwen en een vrolijk hart kunnen alleen voortkomen uit de zekerheid, dat hem de zonden vergeven zijn. Maar er wordt iets toegevoegd dat nodig en toch ook troostrijk is: , gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren”. Hij heeft het beloofd, opdat wij er zeker van zijn, dat ons alles vergeven en kwijtgescholden is, maar op voorwaarde, dat wij ook onze naaste vergeving schenken. Want evenals wij tegenover God dagelijks veel zondigen en Hij het ons alles uit genade vergeeft, zo moeten ook wij altijd weer vergeven tegenover onze naaste die ons schade, geweld en onrecht aandoet en arglistig met ons omgaat. Vergeeft u echter, dan hebt u de troost en de zekerheid, dat er ook in de hemel voor u vergeving is, niet omdat u vergeving hebt geschonken, want Hij doet het geheel en al om niet uit enkel genade, omdat Hij het beloofd heeft zoals het Evangelie leert. Hij geeft het ons echter tot versterking en zekerheid als een teken naast de belofte, die met dit gebed overeenkomt (Lucas 6: 37): ,,Vergeeft, zo wordt u vergeven.” Daarom herhaalt ook Christus dadelijk na het Onze Vader (Matth. 6: 14): ,,Want indien gij de mensen hun overtredingen vergeeft, zal ook uw hemelse Vader uw overtredingen vergeven” enz. Verslag Lutherreis, september 2009 26 Daarom is nu ook zulk een teken aan dit gebed toegevoegd, opdat wij bij ons bidden ons herinneren aan de belofte en zo denken: ,,Lieve Vader, hierom kom ik tot U en vraag, of U mij wilt vergeven, niet omdat ik met goede daden genoegdoening of verdienste zou kunnen verwerven, maar omdat U het beloofd hebt en er het zegel aan hebt gehecht, opdat ik het zo zeker zou weten alsof ik de absolutie als door 1.1 zelf gesproken, ontvangen heb.” Want evenveel als de uiterlijke tekenen van Doop en Avondmaal bewerken, zo veel kan ook dit teken doen om ons geweten te versterken en vrolijk te maken. Het is dan ook voor andere ingesteld, opdat wij het elk uur gebruiken en oefenen als een zaak die wij altijd paraat moeten hebben. De Zesde Bede: En leidt ons niet in verzoeking: Wij hebben nu voldoende gehoord hoeveel moeite en arbeid het kost om wat men bidt ook zo vast te houden en erin te volharden, hetgeen toch niet zonder struikelen en vallen gaat. Bovendien, al hebben wij vergeving en een goed geweten gekregen en al hebben wij vrijspraak voor alle zonden ontvangen, het gaat in het leven toch zo, dat iemand vandaag staat en morgen valt. Daarom moeten wij nog eens bidden, ook als wij vroom zijn en met een goed geweten tegenover God staan, dat Hij ons niet laat terugvallen en voor de aanvechting of verzoeking. De verzoeking echter of (zoals wij het vroeger noemden) bekoring is drieërlei: het vlees, de wereld en de duivel. Want wij leven in het vlees en dragen de oude Adam als een last mee; deze roert zich en prikkelt ons dagelijks tot ontucht, luiheid, vreten en zuipen, gierigheid en bedrog, tot het bedriegen en benadelen van de naaste en kortom alle kwade begeerten, die ons van nature aan- kleven en in ons geprikkeld worden door de omgang met andere mensen, door hun voorbeeld en door wat wij bij hen horen en zien, dingen die ook een onschuldig hart verwonden en doen ontvlammen. Dan is er de wereld, die ons met woorden en daden beledigt en ons drijft tot toom en ongeduld: alles samengenomen is er niets dan haat en nijd, vijandschap, geweld en onrecht, ontrouw, veten, vervloeking, schelden, kwaadspreken, hoogmoed en trots niet overtollige pronk, eer, roem en geweld, omdat niemand de minste wil zijn, maar bovenaan wil zitten en door iedereen gezien worden. Dan komt ook nog de duivel, die overal ophitst en prikkelt maar die zich vooral begeeft op het gebied van het geweten en de geestelijke dingen, opdat men woord en werk van God in de wind slaat en veracht roet de bedoeling ons los te scheuren van geloof, hoop en liefde en ons te brengen tot ongeloof, valse vermetelheid en verstoking of anders tot vertwijfeling, verloochening en lastering van God en nog ontelbaar veel andere gruwelijke stukken. Dat zijn de strikken en netten, ja, de echte ,vurige pijlen”, die niet door vlees en bloed, maar door de duivel het aller-giftigst in het hart geschoten worden. Dat zijn inderdaad grote, zware gevaren en aanvechtingen, die ieder Christen moet doorstaan, Elk van deze aanvechtingen zou ons ertoe moeten brengen alle uren te roepen en te bidden zolang wij in dit verschrikkelijke leven zijn, dat ons van alle kanten belaagt, voortjaagt en drijft dat God niet toelaat dat wij mat en moede worden en weer terugvallen in zonde, schande en ongeloof. Want zonder gebed is het onmogelijk ook maar de allerkleinste aanvechting te overwinnen. Dat betekent dus, niet leiden in verzoeking”, wanneer Hij ons kracht geeft om weerstand te bieden, zonder dat de aanvechting weggenomen wordt of ophoudt. Want verzoeking en prikkeling kan niemand ontwijken, zolang wij in het vlees leven en de duivel om ons heen hebben, er is niets aan te doen: wij moeten aanvechting ondergaan en daarin blijven steken. Maar wij bidden, dat wij niet erin vallen en verdrinken. Het is dan ook heel wat anders aanvechting te voelen en daarin te bewilligen en ja daarop te zeggen. Voelen moeten wij ze allen, hoewel niet allen dezelfde, sommigen meer en zwaarder: de jeugd vooral door het vlees, daarna de volwassenen en ouderen door de wereld, de anderen echter die met geestelijke zaken omgaan, dat zijn de sterke Christenen, door de duivel, Maar zulk voelen, zolang het tegen onze wil ingaat en wij het liever kwijt zouden willen, kan niemand schade doen, Want als men het niet zou voelen, zou het geen aanvechting heten. Bewilligen is het echter, als men het de vrije teugel laat, niet weerstaat en niet bidt. Daarom moeten wij Christenen erop voorbereid zijn en dagelijks verwachten, dat wij voortdurend aangevochten worden, opdat niemand zo zeker en achteloos voortgaat alsof de duivel ver van ons zou zijn, maar wij moeten zijn slagen verwachten en afweren. Want al ben ik op dit ogenblik kuis, geduldig, vriendelijk en sta in het vaste geloof, kan toch de duivel in dit eigenste uur zon pijl in mijn hart schieten, dat ik ternauwernood staande kan blijven. Want hij is zulk een vijand, die nooit aflaat of moede wordt, zodat, als de éne verzoeking ophoudt, er dadelijk andere en nieuwe opkomen. Daarom is Verslag Lutherreis, september 2009 27 er geen andere raad of troost te geven dan dat men tot dit gebed zijn toevlucht neemt en van harte tot God zegt: , , Lieve Vader, U hebt mij bevolen te bidden, laat mij niet door de verzoeking ten val komen”; dan zult u zien, dat de verzoeking moet wijken en zich eindelijk gewonnen geven. Anders als u het met uw eigen gedachten en uw eigen raad wilt proberen uzelf te helpen, dan zult u het alleen maar erger maken en aan de duivel meer gelegenheid geven. Want hij heeft een slangenkop, die, als hij ergens een gaatje vindt, waardoor hij binnenglippen kan, zijn hele lichaam er achteraan doet komen zonder dat men het kan tegenhouden, maar het gebed kan hem afweren en terugdrijven. De Laatste Bede: Maar verlos ons van het kwade. Amen: In het Grieks staat hier: ,,Verlos of behoed ons voor de boze of boosaardige” en het lijkt wel of er gesproken wordt over de duivel, als wil het alles samenvatten, omdat al ons bidden gaat tegen deze onze voornaamste vijand. Want hij is het die al deze dingen waarom wij bidden, onder ons verhindert: Gods naam of eer, Gods Rijk en wil, het dagelijks brood, een vrolijk goed geweten enz. Daarom vatten wij het tenslotte alles samen en zeggen: ,,Lieve Vader, help ons toch, dat wij van alle kwaad verlost worden.” Maar evenzeer is hierbij inbegrepen wat ons aan kwade dingen overkomt onder de heerschappij van de duivel: armoede, schande, dood, kortom alle onzalige ellende en leed waarvan op aarde zoveel te vinden Want de duivel, omdat hij niet alleen leugenaar, maar ook een moordenaar is, staat ook zonder ophouden ons naar het leven en koelt zijn wrok waar hij ons ongeluk en schade aan ons lichaam toebrengen kan. Daarvandaan komt het, dat hij velen de nek breekt of van hun zinnen beroofd, sommigen doet verdrinken en velen ertoe brengt zelfmoord te plegen en nog veel meer verschrikkelijke dingen. Daarom hebben wij op aarde niets anders te doen dan zonder ophouden tegen deze hoofdvijand te bidden. Want als God ons niet beschermde, zouden wij geen uur voor hem veilig zijn. Hieruit ziet u, dat God voor alles, ook voor de lichamelijke aanvechting, wil gebeden zijn, opdat men nergens anders dan bij Hem hulp zoekt en verwacht. Want willen wij voor alle kwaad bewaard en ervan verlost worden, dan moet eerst zijn naam in ons geheiligd zijn, zijn Rijk hij ons zijn en zijn wil geschieden. Als dit gebeurd is, wil Hij ons voor zonde en schande bewaren en bovendien voor alles wat ons pijn doet en schadelijk is. Zo heeft God heel in ‘t kort voor ons neergelegd alle noden die ons belagen, zodat wij geen verontschuldiging hebben om niet te bidden. Maar nu komt het er op aan, dat wij ook Amen daarop leren zeggen, dat is: niet twijfelen, dat het zeker verhoord wordt en geschieden zal. Want het is niet anders dan een woord van niet twijfelend geloof, dat niet maar op goed geluk bidt, maar weet, dat God niet liegt, daar Hij beloofd heeft het te geven. Waar zulk geloof niet is, kan ook geen echt gebed zijn. Daarom is het een verderfelijke waan bij degenen die zo bidden, dat zij niet van harte ja daarop durven te zeggen en met zekerheid te verwachten, dat God verhoort, maar in de twijfel blijven steken en zeggen: ,,Zou ik zo vermetel zijn en mij erop hernemen, dat God mijn gebeden zou verhoren? Ik ben toch maar een arme zondaar” enz. Dat komt hiervan, dat zij niet naar Gods belofte zien, maar naar hun eigen werk en waardigheid, waarmee zij God verachten en logenstraffen. Daarom ontvangen zij ook niets zoals Jacobus zegt: ,,Wie bidt, moet bidden in geloof en niet twijfelen, want wie twijfelt gelijkt op een golf der zee, die door de wind aangedreven en opgejaagd wordt; zulk een mens moet niet menen, dat hij iets van de Heer zal ontvangen.” Zie, zoveel is God eraan gelegen, dat wij zeker zullen zijn niet tevergeefs te bidden en in geen enkel opzicht onze gebeden veracht. Verslag Lutherreis, september 2009 28 8 Een vaste burcht is onze God 1. Een vaste burcht is onze God, een toevlucht voor de Zijnen! Al drukt het leed, al dreigt het lot, Hij doet zijn hulp verschijnen! De vijand rukt vast aan met opgestoken vaan; hij draagt zijn rusting nog van gruwel en bedrog, maar zal als kaf verdwijnen! 2. Geen aardse macht begeren wij, die gaat welras verloren. Ons staat de sterke Held ter zij, dien God ons heeft verkoren. Vraagt gij zijn naam? Zo weet, dat Hij de Christus heet, Gods eengeboren Zoon, Verwinnaar van de troon: de zeeg’ is ons beschoren! 3. En grimd’ ook d’open hel ons aan met al haar duizendtallen, toch zal geen vrees ons nederslaan, toch doen wij `t krijgslied schallen. Hoe ook de satan woedt, wij staan hem voet voor voet, wij tarten zijn geweld; zijn vonnis is geveld: één woord reeds doet hem vallen! 4. Gods Woord houdt stand in eeuwigheid en zal geen duimbreed wijken. Beef, satan! Hij, die ons geleidt, zal u de vaan doen strijken! Delf vrouw en kind’ren `t graf, neem goed en bloed ons af, het brengt u geen gewin: wij gaan ten hemel in en erven koninkrijken! Verslag Lutherreis, september 2009 29 9.De 95 stellingen van Luther: 1. Toen onze Heer en Meester Jezus Christus zei: 'Doet boete' enz. (Matth. 4: 17), wilde Hij dat het hele leven van zijn gelovigen een voortdurende boete zou zijn. 2. Dit woord mag niet verstaan worden als betrekking hebbend op het sacrament van de boete dat bestaat uit biecht en genoegdoening en bediend wordt door het priesterlijk ambt. 3. Het heeft ook niet alleen betrekking op de innerlijke boete, ja de innerlijke boete is niets, als deze niet uiterlijk op allerlei wijze de versterving van het vlees bewerkt. 4. Daarom blijft de goddelijke straf, zolang de mens afkeer heeft van zichzelf - en dat is de echte innerlijke boete - bestaan tot aan de overgang uit dit tot het eeuwige leven. 5. De paus wil en kan geen andere straf kwijtschelden dan die hij heeft opgelegd naar eigen goeddunken of volgens kerkelijke wetten. 6. De paus kan geen enkele schuld anders vergeven dan door te verklaren en te bekrachtigen, dat ze door God vergeven is; hij kan echter wel de schuld vergeven in die gevallen waarover hem dat recht toekomt. Bij minachting van dat recht zou die schuld blijven bestaan. 7. God vergeeft niemand de schuld zonder hem te brengen tot deemoedige gehoorzaamheid aan de priester als zijn plaatsvervanger. 8. De kerkelijke regels over de boete zijn alleen bestemd voor de levenden en volgens diezelfde regels mag aan stervenden niets worden opgelegd. 9. Daarom bewijst de Heilige Geest ons door de paus een weldaad, waar deze in zijn decreten overal uitzonderingen maakt in geval van dood of uiterste nood. 10. De priesters, die voor stervenden kerkelijke boetedoeningen tot in het vagevuur laten gelden, handelen ontwetend en verkeerd. 11. Dit onkruid, dat men kerkelijke straffen laat doorlopen tot in het vagevuur, is zonder twijfel gezaaid toen de bisschoppen sliepen. 12. Vroeger werden 'kerkelijke straffen' (dat is boete en genoegdoening voor begane zonde) niet ná, maar vóór de absolutie opgelegd om daardoor te beproeven of het berouw oprecht was. 13. De stervenden worden door hun dood verlost van dit alles; de stervenden gelden voor het kanoniek recht reeds als dood; ze zijn daar rechtens al van bevrijd. 14. Onvolkomen vroomheid of onvolkomen liefde veroorzaken op het sterfbed noodzakelijkerwijs grote angst; en des te groter naarmate die beide geringer zijn. 15. Die angst en schrik zijn op zichzelf - om van andere dingen nog maar te zwijgen - al voldoende om een mens de pijn van het vagevuur te doen gevoelen, ze benaderen de verschrikking der vertwijfeling. 16. Men kan zeggen, dat hel, vagevuur en hemel op dezelfde wijze te onderscheiden zijn als vertwijfelen, bijna vertwijfelen en heilszekerheid. 17. De zielen in het vagevuur zullen vermindering van de verschrikking wel net zo nodig hebben als toename van de liefde. 18. Er zijn geen redelijke en schriftuurlijke motieven voor de opvatting, dat zij niet meer in staat zijn verdienste te verwerven of in liefde toe te nemen. 19. Evenmin voor de opvatting, dat alle zielen in het vagevuur zeker zijn van hun behoud, ook al zijn wij daar wel heel zeker van. 20. Daarom bedoelt de paus met de woorden 'volkomen kwijtschelding van alle straffen' niet, dat Verslag Lutherreis, september 2009 30 zonder meer alle straffen kwijtgescholden zouden worden, maar alleen die straffen die hij zelf heeft opgelegd. 21. Daarom dwalen die aflaat predikers die zeggen, dat door de aflaten van de paus de mens gered en bevrijd wordt van alle straffen. 22. De paus scheldt dus aan de zielen in het vagevuur geen enkele straf kwijt die zij in dit leven volgens de kerkelijke regels hadden moeten boeten. 23. Als er sprake is van kwijtschelding van alle straffen, dan bestaat dat alleen voor de meest volkomenen, dus voor heel weinigen. 24. Daarom wordt een groot deel van het volk bedrogen, wanneer hun met een groots gebaar zonder onderscheid de vrijspraak van alle straf beloofd wordt. 25. Wat dus geldt voor de paus ten aanzien van het vagevuur in het algemeen, dat geldt evengoed voor elke bisschop en pastoor in hun bisdom of parochie. 26. De paus doet er zeer goed aan de zielen in het vagevuur vergeving te schenken niet krachtens zijn sleutelmacht (die hij daartoe in het geheel niet heeft), maar op grond van de voorbede. 27. Het is puur menselijk gedoe, als men beweert, dat de ziel uit het vagevuur omhoogschiet, zodra de klank van het geld in de kist rinkelt. 28. Eén ding is zeker: zodra het geld in de kist klinkt kunnen gewinzucht en hebzucht toenemen, maar de voorbede van de Kerk pleit op het welbehagen Gods alleen. 29. Wie weet eigenlijk, of alle zielen in het vagevuur wel verlost willen worden; denk maar aan wat verteld wordt over Sint Severinus en Sint Paschalis. 30. Niemand is zeker van de oprechtheid van zijn berouw, dus kan hij nog veel minder zeker zijn van de volledige vergeving. 31. Even zeldzaam als iemand met waarachtig berouw is iemand die waarlijk aflaat ontvangt, dus zeer zeldzaam. 32. Wie denken door aflaatbrieven zeker te zijn van hun behoud zullen met hun leraars onder het eeuwig oordeel vallen. 33. Men kan zich niet genoeg hoeden voor hen die de aflaat van de paus een onschatbare gave Gods noemen waardoor de mens met God verzoend wordt. 34. Immers, de genade van de aflaat heeft alleen maar betrekking op de door mensen bij de biecht opgelegde genoegdoeningen. 35. Niet christelijk prediken zij, die leren, dat zij die zielen uit het vagevuur loskopen of biechtbrieven verwerven geen berouw nodig hebben. 36. Ieder christen die oprecht berouw heeft, heeft een volkomen vergeving van straf en schuld, ook zonder aflaatbrieven. 37. Ieder christen, hetzij dood of levend, heeft deel aan alle goederen van Christus en van de Kerk, ook zonder aflaatbrieven; het wordt alles door God geschonken. 38. Toch moet het aandeel van de paus in de vergeving niet veracht worden, want - zoals boven gezegd (st. 6) - ook dat is een aanzeggen en toezeggen van de goddelijke vergeving. 39. Het is erg moeilijk, ook voor de geleerdste theologen, om voor het volk tegelijk hoog op te geven van een overvloed aan aflaten en aan te sporen tot een waarachtig berouw. 40. Waarachtig berouw verlangt de straf (genoegdoening) en bemint die, maar de overvloed aan aflaten maakt onverschillig en doet die (straffen) haten, geeft daar althans gelegenheid toe. 41. Men moet voorzichtig zijn met het verkondigen van de pauselijke aflaten, opdat bij het volk Verslag Lutherreis, september 2009 31 niet de verkeerde mening post vat, dat deze de voorkeur verdienen boven andere goede werken der liefde. 42. Men moet de christenen leren, dat het niet in de geest van de paus is, het verwerven van aflaten ook maar bij benadering op één lijn te stellen met een daad van barmhartigheid. 43. Men moet de christenen leren, dat wie aan een arme geeft of aan een behoeftige leent, beter doet dan wie een aflaat koopt. 44. Want door een daad van liefde neemt de liefde toe en wordt de mens beter, maar door de aflaat wordt hij niet beter, hoogstens van wat straffen bevrijd. 45. Men moet de christenen leren, dat wie een arme ziet, die over het hoofd ziet en in plaats daarvan een aflaat koopt, niet de pauselijke aflaat maar wel de toorn Gods over zich heen krijgt. 46. Men moet de christenen leren, dat zij, als zij geen overdadige rijkdom bezitten, verplicht zijn wat voor hun huis nodig is te bewaren en het in geen geval aan aflaten te verspillen. 47. Men moet de christenen leren, dat aflaten kopen iets vrijwilligs is en geen gebod. 48. Men moet de christenen leren, dat de paus bij het schenken van aflaat meer dan geld een gebed voor hem zelf nodig heeft en wenst. 49. Men moet de christenen leren, dat de pauselijke aflaat goed is zolang men daarop niet vertrouwt, maar dat er integendeel niets schadelijker is, als men daardoor de vreze Gods kwijt raakt. 50. Men moet de christenen leren, dat de paus, als hij wist van de afpersingen der aflaatpredikers, liever zou willen, dat de St. Pieterskerk tot as zou verbranden dan dat die gebouwd moest worden van de huid, het vlees en het gebeente van zijn schapen. 51. Men moet de christenen leren, dat de paus bereid zou zijn - zoals hij dat ook verplicht is zonodig de St. Pieterskerk te verkopen om van zijn eigen geld uit te delen aan velen van hen, bij wie de aflaatkramers het geld uit de zak geklopt hebben. 52. Het vertrouwen om door aflaten zalig te worden is waardeloos, al zou de met de verkoop belaste beambte, de aflaatcommissaris, ja ook de paus zelf zijn ziel ervoor in pand willen geven. 53. Wie ten behoeve van de aflaatpreken de verkondiging van het Woord van God in de kerken in de omgeving verbieden, zijn vijanden van Christus en de paus. 54. Aan het Woord van God wordt onrecht gedaan, als men in een preek evenveel of zelfs meer tijd besteedt aan het verkondigen van de aflaat dan aan het Woord van God. 55. Het is zeker de bedoeling van de paus, dat men, als er voor de aflaat - het geringe - één klok geluid wordt, één processie en één dienst gehouden wordt, dat er dan voor de prediking van het Evangelie honderd klokken geluid worden, honderd processies gehouden worden en honderd diensten. 56. De 'schatten' der Kerk waaruit de paus de aflaat uitdeelt, zijn in de gemeente van Christus niet duidelijk genoeg aangegeven of bekend gemaakt. 57. Blijkbaar gaat het hier niet om tijdelijke goederen, want die zouden door velen van de predikers niet zo makkelijk met volle handen uitgedeeld worden, die zouden ze eerder inzamelen. 58. Het zijn ook niet de verdiensten van Christus en de heiligen, want die bewerken altijd, zonder toedoen van de paus, de genade voor de innerlijke mens en tegelijkertijd kruis, dood en hel voor de uitwendige mens. 59. St. Laurentius heeft de armen der gemeente de schatten der Kerk genoemd; maar hij heeft daarbij het woord gebruikt naar de geest van zijn tijd. 60. Op goede gronden zeggen wij, dat de sleutelmacht van de Kerk haar ware schat is, haar door de verdienste van Christus geschonken. Verslag Lutherreis, september 2009 32 61. Want het is duidelijk, dat voor kwijtschelding van straf en vrijspraak in bepaalde gevallen de macht van de paus alleen voldoende is. 62. De ware schat der Kerk echter is het heilig Evangelie van de heerlijkheid en de genade van God. 63. Maar deze schat is natuurlijk zeer gehaat, want daardoor worden de eersten tot laatsten. 64. De schat der aflaten daarentegen is natuurlijk bijzonder geliefd, want daardoor worden de laatsten de eersten. 65. Dus zijn de schatten van het Evangelie de netten waarmee men vroeger de mensen met rijkdom ving. 66. De schatten van de aflaat zijn de netten waarmee men nu de rijkdom van de mensen vangt. 67. De aflaat, die door de predikers als de 'grootste genade' verkondigd wordt, moet inderdaad 'groot' heten, in die zin, dat hij veel opbrengt. 68. Maar de aflaat is werkelijk uiterst gering, vergeleken met de genade van God en het geloofsleven onder het kruis. 69. De bisschoppen en pastoors zijn verplicht de commissarissen van de apostolische aflaat met alle eerbied toe te laten. 70. Maar ze zijn nog meer verplicht met ogen en oren op te letten, dat deze commissarissen niet in plaats van wat de paus heeft opgedragen hun eigen fantasieën prediken. 71. Wie de waarheid van de pauselijke aflaat weerspreekt, die zij vervloekt! 72. Maar wie zich bezorgd maakt over de willekeur en de brutaliteit in de woorden van de aflaatpredikers, die zij gezegend! 73. Zoals de paus terecht met zijn toorn en ban hen straft die ten aanzien van de aflaathandel allerlei bedrog plegen, 74. zo wil hij nog veel meer hen straffen met zijn toorn en de ban, die onder de dekmantel van de aflaat met allerlei handigheden aan de heilige liefde en de waarheid afbreuk doen. 75. Te veronderstellen, dat de aflaat van de paus zo krachtig werkt, dat hij een mens zou kunnen vrijspreken van de zonde, zelfs als hij (om iets onmogelijks te noemen) de moeder Gods verkracht had, is krankzinnig. 76. Wij stellen daarentegen, dat de pauselijke aflaat niet de schuld kan wegnemen van ook maar de geringste vergefelijke zonde. 77. Wie zegt, dat St. Petrus, als hij nu paus was, geen groter genade zou kunnen uitdelen, spreekt lastering tegen St. Petrus en de paus. 78. Daartegenover stellen wij, dat deze, ja iedere paus, over groter genaden (dan de aflaat) beschikt namelijk over het Evangelie, de geestelijke krachten, de gave om gezond te maken enz. waarvan sprake is in 1 Cor. 12. 79. Als men zegt, dat het kruis, opgericht (in de kerken), gesierd met het pauselijk wapen, evenveel macht heeft als het kruis van Christus, dan is dat een godslastering. 80. Bisschoppen, priesters en theologen die dulden, dat men het volk dergelijke dingen predikt, zullen daarvan rekenschap moeten afleggen. 81. Een dergelijke onbeschaamde aflaatprediking maakt het ook geleerden moeilijk om de eer en de waardigheid van de paus in bescherming te nemen tegen laster en zeker ook tegen de scherpe vragen van leken. 82. Bijvoorbeeld: waarom ruimt de paus het vagevuur niet leeg vanwege zijn allerheiligste liefde Verslag Lutherreis, september 2009 33 en vanwege de grote nood der zielen - dat zou toch voor hem de meest voor de hand liggende reden moeten zijn -? Nu verlost hij immers oneindig veel zielen terwille van dat ellendige geld voor de bouw van de basiliek - een geringe reden. 83. Of: waarom blijven de dodenmissen en de jaarlijkse gedachtenisvieringen voor de overledenen dan nog bestaan en waarom geeft hij de jaargelden die daarvoor gesticht werden niet terug of staat hij hun teruggave niet toe, het is toch zeker onjuist om voor de al (door de aflaat! vert.) verlosten nog te bidden? 84. Of: wat is dat voor een nieuwe vroomheid van God en van de paus, dat zij aan een goddeloze of bijvoorbeeld een vijand toestaan voor geld een godvrezende en door God beminde ziel te verlossen in plaats van dat zij die uit liefde omniet verlossen, vanwege de grote nood van een godvrezende en beminde ziel? 85. Of: waarom worden de oude boetevoorschriften, die toch allang feitelijk en praktisch zijn afgeschaft en als dode letter beschouwd moeten worden, nog met geld afgekocht in verband met de aflaat, alsof zij nog van kracht en springlevend waren? 86. Of: waarom bouwt de paus nu niet liever de St. Pieterskerk van zijn eigen geld in plaats van dat van de arme christenen, terwijl toch zijn vermogen groter is dan dat van de rijkste Crassus? 87. Of: wat kan de paus nog kwijtschelden of schenken aan hen die door volkomen berouw reeds aanspraak hebben op volkomen vergeving en op het verkrijgen van alle geestelijke goederen? 88. Of: wat zou voor de Kerk beter zijn, dan wanneer de paus, wat hij nu slechts eenmaal doet, dagelijks honderdmaal aan elke gelovige als kwijtschelding zou uitdelen? 89. Daar het de paus toch bij de aflaat meer te doen is om de zaligheid der zielen dan om. het geld, waarom heeft hij dan de vroeger verleende brieven over aflaten doen vervallen, terwijl die toch evenveel uitwerking hadden? 90. Als men deze scherpe en ernstige bezwaren van de leken slechts met geweld wil onderdrukken en ze niet tot zwijgen wil brengen door met goede argumenten aan te komen, betekent dit, dat men de Kerk en de paus aan de spot der vijanden prijs geeft en de christenen ongelukkig maakt. 91. Als de aflaten naar de geest en de bedoeling van de paus gepredikt werden, dan zouden die bezwaren makkelijk opgevangen kunnen worden, ja dan zouden ze nooit opgekomen zijn. 92. Weg dus met al die profeten, die tot de gemeente van Christus zeggen: 'Vrede, vrede' en er is geen vrede (Ezech. 13: 10, 16). 93. Moge het echter die profeten welgaan, die tot de gemeente van Christus zeggen: Kruis, kruis en het is geen kruis. 94. Men moet de christenen aansporen om hun Hoofd Christus te trachten na te volgen door straffen, dood en hel heen, 95. en zo meer erop vertrouwen, dat zij door vele verdrukkingen heen de hemel binnengaan, dan door een lichtvaardig vertrouwen op die vrede. Verslag Lutherreis, september 2009 34 10 Lutherroos De Lutherroos of Lutherzegel is een wereldwijd herkenbaar symbool voor het lutheranisme. Het was oorspronkelijk een persoonlijk zegel ontworpen door Maarten Luther als een uitdrukking van zijn theologie en geloof waarmee hij zijn autorisatie gaf aan zijn correspondentie. In een brief van 8 juli 1530 aan Justus Jonas beschreef Luther zijn wapen: "Het eerste zal een kruis zijn - zwart - in een hart, dat zijn natuurlijke kleur heeft. Omdat men zo van het hart gelooft, dat het gerechtvaardigd wordt. Zo'n hart zal midden in een witte roos staan, teken, dat het geloof vreugde, troost en vrede geeft. Daarom zal de roos wit en niet rood zijn; de witte kleur is van de Geest en van alle engelen de kleur. Zo'n roos staat in een hemelsblauw veld, omdat zulke vreugde in Geest en geloof het begin is van de toekomstige hemelse vreugde. En om zo'n veld een gouden ring, omdat zo'n zaligheid in de hemel eeuwig is en geen einde kent en kostbaarder is, dan alle vreugde en goederen, zoals goud de edelste en kostbaarste erts is." God houdt op het strand de baren der zee tegen en Hij houdt ze tegen…. met zand (ML) Wie God de buik niet kan toevertrouwen, die kan Hem nimmermeer de ziel toevertrouwen (ML). Dit is onze enige roem en zaligheid, uit God geboren te zijn en niet uit den bloede. (ML) Geestelijke overheden hebben wij veel, maar geestelijke regering niets of weinig. (ML) 11 Enkele werken over Maarten Luther: T. Bakker W.J. Kooiman W.J. Kooiman W.J. Kooiman D. Olivier M. van Rhijn C Riemers M Ruppert P. Scheurlen W. van ’t Spijker J.M. Todd Meerderen: Reisgids: eschatologische prediking bij Luther, 1964 Luther en de Bijbel, Baarn, 1977 Luther zijn weg en werk, Amsterdam, 1954 Maarten Luther, Amsterdam, 1946 Het proces Luther, Bilthoven,1973 Uren met Luther, Baarn, zj. Luther en het sacrament van de boetvaardigheid, Luther en de boerenopstand, Kampen, zj. Luther onze huisvriend, Utrecht, 1987 Luther, belofte en ervaring, Goes, 1983 Maarten Luther, Roermond, zj. Wege zu Luther, Wittenberg, 2000 Der Luterweg, Eisleben – Halle- Wittenberg Verslag Lutherreis, september 2009 35 12 Inhoudsopgave Inhoud 1 Hotelinformatie: ...................................................................................................................... 2 2 Deelnemers van de reis: .......................................................................................................... 2 3 Ons uitgewerkte programma: .................................................................................................. 3 4 Dagverslagen ........................................................................................................................... 3 5.Maarten Luther, zijn weg tot de Reformatie ......................................................................... 11 6.Tijdslijn Maarten Luther ....................................................................................................... 19 7Uit “de Grote catechismus” van dr . Maarten Luther ............................................................. 20 8 Een vaste burcht is onze God ................................................................................................ 29 9.De 95 stellingen van Luther: ................................................................................................. 30 10 Lutherroos ........................................................................................................................... 35 11 Enkele werken over Maarten Luther: .................................................................................. 35 12 Inhoudsopgave .................................................................................................................... 36 Verslag Lutherreis, september 2009 36