Ec_Traininingsmateriaal_DEF

advertisement
Grootste examentrainer en huiswerkbegeleider van Nederland
Economie
Trainingsmateriaal
De slimste bijbaan
van Nederland!
lyceo.nl
Traininingsmateriaal Economie Lyceo-trainingsdag 2015
Jij staat op het punt je eerste examentraining in het vak economie te geven en bent
daarom van harte uitgenodigd op de Lyceo-trainingsdag. Ter voorbereiding op deze dag
vragen wij jou bijgaand trainingsmateriaal zorgvuldig door te nemen.
-
Het Lyceo-stappenplan
Een theoriepresentatie
Een drietal opdrachten
Wij willen je vragen de onderdelen van het trainingsmateriaal goed voor te bereiden zodat
we er tijdens de trainingsdag direct mee aan de slag kunnen gaan. Zo haal je het beste uit
jouw trainingsdag!
Het Lyceo-stappenplan
Lyceo heeft een eigen stappenplan ontwikkeld. Het Lyceo-stappenplan vind je in het
trainingsmateriaal. Met het stappenplan kunnen leerlingen gemakkelijk en gestructureerd
een examenopgave aanpakken en zo het maximale aantal punten scoren. Zorg ervoor dat
jij het stappenplan kent en gebruik het stappenplan bij het maken en uitleggen van de
opdrachten.
Een theoriepresentatie
Een Lyceo-examentraining is opgebouwd uit blokken van twee uur. Een blok begint met
een presentatie door de trainer over de theorie van een domein (onderwerp van de
examenstof). Om je kennis te laten maken met de examenstof hebben we in dit
trainingsmateriaal een theoriepresentatie van een domein opgenomen. De
theoriepresentatie zal tijdens de trainingsdag aan bod komen. Bereid de presentatie
daarom goed voor door per slide te bedenken wat je vertelt aan de examenleerlingen.
Uit de presentatie moet blijken dat je de theorie beheerst en de stof gestructureerd kan
overbrengen. Maak de presentatie interessant, wees helder en geef goede voorbeelden.
Drie opdrachten
In het trainingsmateriaal zijn drie verschillende opdrachten uit de Lyceo-examenbundel
opgenomen. De opdrachten komen elk uit een ander domein (onderwerp van de
examenstof). Maak de drie examenopdrachten volgens het Lyceo-stappenplan en
neem jouw uitwerkingen mee naar de trainingsdag.
Wij wensen je heel veel succes met de voorbereidingen en zien je graag op
de trainingsdag!
1
Inhoudsopgave
Lyceo-stappenplan
3
Theoriepresentatie
4
Opdrachten
20
2
Lyceo-stappenplan
Met het Lyceo-stappenplan beantwoord je stap voor stap iedere examenvraag. De stappen helpen je
gestructureerd een examenopgave aan te pakken en zorgen ervoor dat je het maximale aantal punten
scoort voor een vraag. Het stappenplan is makkelijk te onthouden omdat de stappen samen het woord
G O E C O N vormen.
G oed lezen
O vernemen
E valueer de vraag
C ontroleer hulpmiddelen
O pgave uitwerken
N akijken van antwoord
G oed lezen
Lees de opgave goed door, onderstreep belangrijke informatie en bekijk hoeveel punten de opgave
waard is.
O vernemen
Neem belangrijke informatie over. Schrijf alle gegevens (waarden, formules, figuren etc.) op met het
goede symbool, bedragen krijgen bijvoorbeeld een €-teken. Overschrijven van de juiste informatie
levert je al punten op.
E valueer de vraag
Begrijp de vraag door deze in jouw eigen woorden te formuleren en vast te stellen over welk
domein/onderwerp het gaat. Let hierbij op signaalwoorden en bepaal de stappenplannen en/of
formules die je bij de vraag gebruikt.
C ontroleer hulpmiddelen
Bedenk of je extra hulpmiddelen nodig hebt. Zijn er nog extra formules of waarden van het
formuleblad te halen? Overschrijven van de juiste waarden en formules levert je al punten op.
O pgave uitwerken
Werk uit door de gevonden formules, figuren of vergelijkingen uit te werken. Schrijf alle denkstappen
op en kom tot een antwoord.
N akijken van antwoord
Controleer of het antwoord juist en realistisch is door de vraag nog eens te lezen. Kloppen jouw
berekeningen? Heb je de juiste eenheid gebruikt en heb je het getal goed afgerond (decimalen)?
Tip: 6/3 = 2
Tijdens het examen moet je vaak een waarde achterhalen op basis van een formule in de vorm van
een breuk. Weet je daarbij de uitkomst en de teller of de noemer? Op basis van de 6/3 = 2 regel kan je
altijd de formule herschrijven om de onbekende te achterhalen (?/3 = 2  ? = 3 x 2 = 6).
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
1.
 2011 I - Vrije huren?
In een land is er een tekort aan huurwoningen. Om de huurquote (huur in
procenten van het inkomen) voor mensen met lage inkomens aanvaardbaar
te houden, reguleert de overheid in dit land de markt voor huurwoningen.
Daartoe zijn de onderstaande maatregelen genomen:
− alle huurwoningen worden verhuurd door niet-commerciële instellingen;
− de overheid stelt de maximumhuur vast;
− alle huurders ontvangen een huursubsidie in de vorm van een vast bedrag.
Drie onderzoekers Jans, Vries en Timmer hebben de markt voor huurwoningen in dit land
geanalyseerd en bespreken enkele bevindingen.
− Jans stelt dat de overheid het tekort aan huurwoningen zelf veroorzaakt. Zij vindt dat
de markt voor huurwoningen moet worden geliberaliseerd: de verhuur moet op
commerciële basis plaatsvinden en de maximumhuur en de huursubsidie moeten
worden afgeschaft. Met de onderstaande figuur brengt zij de gevolgen van deze
liberalisering in beeld.
− Vries zegt dat de door Jans voorgestelde liberalisering ertoe leidt dat de omvang van
de welvaart van de huurders, gemeten als consumentensurplus, afneemt. Hij wil wel
liberaliseren maar daarbij de huursubsidie handhaven.
− Timmer reageert op Vries door te zeggen dat na de liberalisering de huursubsidie niet
volledig ten goede komt aan de huurders doordat de huur stijgt.
a.
(1p) Geef een verklaring voor het verticale verloop van de aanbodlijn op de
markt voor huurwoningen voor de liberalisering.
20
b.
(2p) Hoe groot is bij overheidsregulering het tekort aan huurwoningen?
Licht het antwoord toe en gebruik daarbij de gegeven cijfers.
c.
(2p) Laat in de figuur op de bijlage met arcering de verandering van het
d.
consumentensurplus zien bij de door Jans voorgestelde liberalisering. Licht de
arcering toe.
(2p) Bereken bij liberalisering maar met behoud van huursubsidie hoeveel
procent van de huursubsidie volgens Timmer niet ten goede komt aan de huurders
doordat de huur stijgt.
21
2.

2005 I – Arbeidsproductiviteit.
Een onderzoeksbureau heeft berekend dat de arbeidsproductiviteit per gewerkt
uur in de Europese Unie (EU) gemiddeld lager is dan in de Verenigde Staten
van Amerika (VS). In Nederland ligt de arbeidsproductiviteit per gewerkt uur
echter 0,9 procent boven die in de VS. België en Frankrijk doen het op dit punt
nog beter: de arbeidsproductiviteit per gewerkt uur ligt daar 1,8 respectievelijk
2,4 procent boven die in de VS. Het onderzoeksbureau stelt dat de
concurrentiepositie van vooral België en Frankrijk ten opzichte van de VS
hierdoor sterk is.
Ondanks de relatief hoge arbeidsproductiviteit per gewerkt uur, is de
arbeidsproductiviteit per werkende in Nederland, België en Frankrijk lager dan in de VS.
Volgens het onderzoeksbureau kunnen deze verschillen in arbeidsproductiviteit onder
andere worden verklaard uit verschillen in kapitaalintensiteit.
a. (2p) Bereken hoeveel procent de arbeidsproductiviteit per gewerkt uur in Frankrijk hoger
is dan in Nederland (in ten minste 2 decimalen).
b. (2p) Leg uit dat een relatief hoge arbeidsproductiviteit in een land kan leiden tot een
sterke concurrentiepositie van dat land.
c. (2p) Waardoor is de arbeidsproductiviteit per werkende in de VS hoger dan in Nederland,
België en Frankrijk, terwijl de arbeidsproductiviteit per gewerkt uur in de VS juist lager is?
d. (2p) Leg uit dat een verschil in kapitaalintensiteit tussen landen kan leiden tot een verschil
in arbeidsproductiviteit tussen die landen.
22
3.
 2003 II – Wisselkoersen
Koersveranderingen van de euro ten opzichte van de Amerikaanse
dollar worden vooral veroorzaakt door kapitaalstromen tussen de landen van de Economische
en Monetaire Unie (EMU) en de Verenigde Staten (VS). De invloed van de onderlinge handel in
goederen en diensten tussen beide economische grootmachten op deze koers wordt in deze
opgave buiten beschouwing gelaten.
In het onderstaande model van een deel van de valutamarkt worden vraag en aanbod van
euro’s beschreven.
a. (3p) Bereken voor welk bedrag in dollars er euro’s worden verhandeld op deze markt.
Stel dat vanwege sterk dalende aandelenkoersen op Wallstreet grote concerns uit de
EMUlanden besluiten tot overname van een aantal Amerikaanse bedrijven. Hierdoor ontstaat
een kapitaalstroom met een totale waarde van 3 miljard euro.
b. (2p) Bereken met hoeveel procent hierdoor de koers van de euro in dollars zal veranderen.
De toetreding van China tot de wereldhandelsorganisatie WTO zal waarschijnlijk leiden tot een
toename van de buitenlandse investeringen van de VS in China. De totale buitenlandse
investeringen van de VS zullen echter, naar verwachting, gelijkblijven.
c. (2p) Leg uit op welke manier hierdoor de koers van de euro in dollars zou kunnen dalen
23
Download