‘De do ‘De dood mag je niet doodzwijgen’ Overlijdensprotocol Basisschool Pius X Waar ben je nu, zie jij me nog? Ik wil je nog niet kwijt. Waar ben je nu, zie jij me nog? Je blijft bij mij, altijd! (Uit 'Waar ben je, zie jij me nog?' van Riet Fiddelaers-Jaspers) 2 INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding .......................................................................................................................... 4 2. Te doorlopen stappen .................................................................................................... 5 3. 4. 5. 6. 7. 2.1 Stroomschema ........................................................................................................ 5 2.2 Stappenkaart ........................................................................................................... 5 Toelichting Stappenkaart ................................................................................................ 7 3.1 Stap 1: Eerste reactie .............................................................................................. 7 3.2 Stap 2: Duidelijkheid zien te krijgen ......................................................................... 7 3.3 Stap 3: Informeren................................................................................................... 8 3.4 Stap 4: Aangepast rooster ......................................................................................10 3.5 Stap 5: Het verwerkingsproces op school...............................................................10 3.6 Stap 6: Hulp van buitenaf .......................................................................................11 3.7 Stap 7: Terugblik ....................................................................................................12 Rouw en levensovertuiging ...........................................................................................13 4.1 Rooms - Katholiek ..................................................................................................13 4.2 Protestants Christelijk.............................................................................................14 4.3 Joods .....................................................................................................................15 4.4 Moslim....................................................................................................................17 4.5 Hindoe....................................................................................................................18 Manieren van rouw per leeftijdsfase ..............................................................................20 5.1 3 tot 6 jarigen .........................................................................................................20 5.2 6 tot 9 jarigen .........................................................................................................20 5.3 9 tot 12 jarigen .......................................................................................................20 5.4 12 jaar en ouder .....................................................................................................20 Rouwtaken ....................................................................................................................21 6.1 Erkennen................................................................................................................21 6.2 Voelen ....................................................................................................................21 6.3 Aanvaarden ............................................................................................................21 6.4 Integreren...............................................................................................................21 Afsluiting ......................................................................................................................23 Literatuurlijst .........................................................................................................................24 Bijlage A. Bereikbaarheidslijst team......................................................................................25 Bijlage B. Externe instanties .................................................................................................26 Bijlage C. Voorbeeldbrief van gebeurtenis aan ouders .........................................................27 Bijlage D. Voorbeeldbrief informeren van ouders..................................................................28 Bijlage E. Lessuggesties ......................................................................................................29 E.1 De eerste week ......................................................................................................29 E.2 De periode daarna..................................................................................................31 Bijlage F. Jeugdliteratuurlijst ...............................................................................................34 3 1. Inleiding Het overlijden van een leerling of een leerkracht komt altijd onverwacht. Er zal een turbulente tijd aanbreken waarin veel emoties los zullen komen. Het zal voor zowel de kinderen als de leerkrachten een zware tijd worden. Omdat de emoties al veel teweeg zullen brengen en helder denken niet altijd bij iedereen zal lukken is het fijn om een actieplan klaar te hebben liggen dat je kunt volgen. Je weet dan dat je niets essentieels bent vergeten en kunt meer aandacht en energie besteden aan de verwerking samen met de kinderen en het team. Dit protocol is voorzien van een stappenplan, dat de school volgt vanaf het moment dat het bericht is binnen gekomen dat er iemand is overleden tot en met de nazorg van de leerlingen en de leerkrachten. Dit protocol dient als handleiding voor de school. In stappen wordt uitgelegd wat je als school kunt en moet doen wanneer een kind of een leerkracht is overleden. Een aantal stappen zijn van aanvullend materiaal voorzien. Je kunt hierbij denken aan brieven en lessuggesties. Het belangrijkste onderdeel van dit protocol is de stappenkaart, waarin kort maar krachtig staat omschreven welke stappen doorlopen moeten worden. De stappenkaart kan als checklist gebruikt worden. Het zal een houvast bieden om niets essentieels te vergeten in de emotionele tijd. Verder is het overlijdensprotocol voorzien van informatie over hoe verschillende levensovertuigingen omgaan met de dood en rouw. Ook is informatie te vinden over verschillende leeftijdsfasen en rouw en de verschillende rouwtaken die doorlopen moeten worden. Dit protocol is specifiek opgesteld voor het overlijden van een leerling of leerkracht , maar is ook te gebruiken als leidraad voor het overlijden van familie van een leerling of leerkracht . Een aantal stappen zal overeenkomen, maar de meeste stappen zullen in minder uitgebreide mate doorlopen kunnen worden of zelfs overgeslagen kunnen worden. Verder is er vanuit gegaan dat het om een plotselinge gebeurtenis gaat. Ook in het geval van een minder plotselinge gebeurtenis, is dit protocol bruikbaar. Wederom zal een aantal stappen overeenkomen, maar de meeste stappen zullen in minder uitgebreide mate doorlopen kunnen worden of zelfs overgeslagen kunnen worden. Tenslotte is het belangrijk om te realiseren dat dit protocol geen perfecte representatie is van alle stappen die in werkelijkheid doorlopen dienen te worden, maar als rode draad geldt. Elk geval is uniek en zal een andere aanpak vereisen. Verder is het belangrijk om te realiseren dat gevoelsmatige stappen misschien nog wel belangrijker zijn dan de stappen die in dit protocol genoemd zijn. Als leerkracht moet je deze vaardigheden niet vergeten. Het overlijdensprotocol is als volgt ingedeeld. Allereerst is de stappenkaart te vinden waarop beknopt alle stappen te vinden zijn die doorlopen moeten of kunnen worden. Vervolgens worden deze stappen uitgebreid beschreven. In hoofdstuk 4 wordt er een link gelegd tussen levensovertuiging en rouwen en in hoofdstuk 5 wordt er een link gelegd tussen leeftijd en rouwen. In hoofdstuk 6 wordt er dieper ingegaan op de verschillende rouwtaken die doorlopen moeten gaan worden. In de afsluiting zal een aantal suggesties gegeven worden voor uitbreiding en verbetering van dit protocol. Basisschool Pius X Oss,april 2010 4 2. Te doorlopen stappen 2.1 Stroomschema Bericht komt binnen bij directeur (anders deze als eerste gaan melden) Zie bijlage A Bericht vanuit de school (bv ongeval op school) Bericht vanuit buiten de school Directeur verifiëren bericht (stap 1) (wat, waar, wanneer en hoe) Directeur: 1 verifiëren bericht (wat, waar, wanneer en hoe) 2.Welke info mag naar buiten 3. Formeren crisisteam Ouders/verzorgers inlichten Welke info mag naar buiten Crisisteam formeren (bijlage A): 1 directeur 2.Leerkracht betreffende klas 3.Voorzitter M.R. Taken crisisteam: 1. 2. 3. 4. 5. 6. Ouder uit betreffende groep bijzoeken en vragen Leerkrachten informeren Leerlingen informeren en informatie op website van de school zetten Wensen ouders/verzorgers inventariseren (uitvaart/advertentie/kaart/bloemen) Rooster aanpassen (stap 4); invalkracht, geplande act. uitstellen Betreffende leerkracht steunen (stap 5 en 6): hulpouder in de groep, aankunnen , verwerkingsproces in de groep (voorbereiden, emotie, herdenkingsplek) 7. Terugblik (gang van zaken en betrokken familie (stap 7) 2.2 stappenkaart Het belangrijkste onderdeel van dit overlijdensprotocol is de stappenkaart. De stappenkaart vormt de checklist vanaf het moment dat het bericht is binnengekomen. Het is daarom belangrijk dat iedereen deze stappenkaart weet te vinden. Op de stappenkaart staan de stappen weergegeven die ondernomen moeten worden om te zorgen dat er op een goede manier en verantwoorde manier wordt omgegaan met het verwerken het verlies. Op de volgende pagina zal de stappenkaart te vinden zijn die zowel te gebruiken is voor het overlijden van een leerling als voor het overlijden van een leerkracht. Ook is deze stappenkaart te gebruiken in het geval van het overlijden van een familielid van een leerling of leerkracht. Bij het opstellen van deze stappenkaart is er van uitgegaan dat het gaat om een plotseling overlijden van iemand. De kaart is echter ook te gebruiken voor een door een ernstige ziekte lang van tevoren aangekondigde dood. De stappenkaart zal uit zeven stappen bestaan, namelijk: o Stap 1 eerste reactie o Stap 2 duidelijkheid zien te krijgen o Stap 3 informeren o Stap 4 aangepast rooster o Stap 5 het verwerkingsproces op school o Stap 6 hulp van buitenaf o Stap 7 terugblik 5 Stap 1: eerste reactie o Kun je het zelf aan? Bericht verifiëren. Bericht melden. Indien het ongeval op school is gebeurd: hulpdiensten, ouders, familie en/of partner inlichten. Crisisteam vormen bestaande uit: directeur, leerkracht van betreffende klas, interne begeleider en voorzitter van de medezeggenschapsraad . Stap 2: duidelijkheid zien te krijgen o Wat is er precies gebeurd? Waar, wanneer en hoe is het gebeurd? o Is er familie van de leerling of leerkracht op school en in welke groep? Breng in kaart wie er dicht naast de overleden leerling stonden. Contact opnemen met de familie en/of partner. Welke informatie mag van de familie en/of partner bekend worden gemaakt? Welke wensen liggen er bij de familie en/of partner? Stap 3: informeren o Collega’s informeren. Bestuur SKBO informeren. Alle leerlingen informeren. Ouders van alle leerlingen informeren. Overige personen die contact zouden kunnen zoeken informeren. Stap 4: aangepast rooster o Invalleerkracht regelen. Geplande activiteiten uitstellen. Toestemming vragen aan relevante instanties. Ouders van alle leerlingen informeren. Stap 5: het verwerkingsproces op school o Opvang getroffen groep. Opvang ouders. Verwerkingsopdrachten. Emoties bespreken. Plannen uitwerken herdenkingsbijeenkomst, begrafenis en/of crematie. Kinderen voorbereiden op datgene wat komen gaat. o Creëren van herdenkingsplek. o Kan de leerkracht het aan? o Advertentie, kaart en bloemen. Stap 6: hulp van buitenaf o Heeft de school behoefte aan meer begeleiding? Ouders inlichten. Stap 7: terugblik o Terugblik op de gang van zaken. o Terugblik met betrokken familie. 6 3. Toelichting Stappenkaart De stappenkaart geeft een beknopte weergaven van de te doorlopen stappen. Bij sommige stappen is extra uitleg nodig en bij andere stappen aanvullend materiaal. In dit hoofdstuk zal dan ook elke stap uitgebreid uitgelegd worden en waar nodig van extra materiaal worden voorzien. 3.1 Stap 1: Eerste reactie Kun je het zelf aan? Het bericht dat een leerling of collega overleden is, komt altijd hard aan. Als leerkracht heb je een taak om er voor de leerlingen te zijn. Dit kan niet wanneer je zelf helemaal de kluts kwijt bent. Probeer daarom goed na te gaan bij jezelf of je je eigen emoties een plek kunt geven of dat je daar hulp bij nodig hebt. Het is niet erg dat je je emoties toont, maar doe dit op een gecontroleerde manier, zodat je te allen tijden in staat bent om ook kinderen te begeleiden met hun emoties. Bericht verifiëren Om te voorkomen dat er actie ondernomen wordt op basis van een roddel, gerucht of een opgeblazen verhaal is het belangrijk om na te gaan of het bericht juist is. Dit is vooral nodig wanneer het verhaal van een kind afkomstig is. Bericht melden De directie is eindverantwoordelijk voor de school. Daarom dienen zij zo snel mogelijk op de hoogte gebracht te worden van een dergelijk bericht. Het is van belang dat het bericht geheim gehouden wordt tot dat de directie een procedure in werking heeft gesteld. Dit om te voorkomen dat er ongecontroleerde acties bij leerkrachten en/of leerlingen ontstaan. Soms moet het bericht tot nader order geheim blijven, bijvoorbeeld bij suïcide. Indien het ongeval op school is gebeurd: ouder, familie en/of partner inlichten Wanneer een ongeval onverhoopt op school heeft plaatsgevonden dient de directeur zo snel mogelijk contact te zoeken met de familie of partner. De calamiteitenlijst, waarop de telefoonnummers staan waarop de ouders te bereiken zijn, is te vinden in elke groep. De bereikbaarheidslijst van de teamleden is opgenomen in Bijlage A. Crisisteam vormen, bestaande uit: directeur, leerkracht van betreffende bouw, interne begeleider en voorzitter van de medezeggenschapsraad Om overzicht te houden, goede communicatie te waarborgen en niet langs elkaar heen te lopen, moet er een crisisteam gevormd worden. Vanuit het crisisteam wordt het stappenplan afgewerkt en belangrijke beslissingen genomen. Dit team is verantwoordelijk voor de te ondernemen stappen naar aanleiding van het nieuws. Belangrijk hierbij is dat er één eindverantwoordelijke aangewezen wordt en dat de taken duidelijk verdeeld worden. Wanneer een leerkracht de behoefte heeft om iets te betekenen, moet hij of zij zich tot het crisisteam wenden. Het crisisteam is onder andere verantwoordelijk voor: o Het inlichten van de betrokkenen. o Opvang van leerlingen en leerkrachten. o Organisatorische en administratieve zaken. o Contact met de ouders. o Begeleiding tussen overlijden en uitvaart. o Regelingen in verband met rouwbezoek en uitvaart. o Nazorg van de betrokkenen. 3.2 Stap 2: Duidelijkheid zien te krijgen Wat, waar, wanneer en hoe is het precies gebeurd? Het is belangrijk om na te gaan wat, waar, wanneer en hoe het precies is gebeurd. Op deze manier ben je als school voorbereid op vragen die zullen gaan komen in de komende periode. Bovendien voorkomt dit verdraaide verhalen. Probeer ook na te gaan of er andere leerlingen, leerkrachten en/of ouders bij betrokken of getuige waren. Wanneer dit het geval is kan het zo zijn dat er een extra behoefte is aan zorg. Let dan op signalen hiervan. In het geval van een erg traumatische gebeurtenis kan het zijn dat getuigen een aantal dagen thuis blijven om de gebeurtenis te verwerken. 7 De school kan hierin een rol spelen door familie te wijzen op mogelijkheden voor externe hulp. In Bijlage B is een lijst met externe instanties te vinden die eventueel meer hulp kunnen bieden. Is er familie van de leerling of leerkracht op school en in welke groep? Naast getuigen en betrokkenen is het ook voor familie (broertje, zusje, zoon, dochter, neefje of nichtje) van de leerling of leerkracht een erg zware periode. Ook zij zullen meer dan andere leerlingen in de gaten gehouden moeten worden. Omdat het zo’n emotionele periode is, is het erg belangrijk dat de kinderen zelf iemand aanwijzen die hen in de komende tijd begeleidt. Het is namelijk erg belangrijk dat de kinderen zich prettig voelen bij deze persoon en dat ze zo alle aandacht kunnen besteden aan het verwerken van het verlies. Wanneer de kinderen begeleidt zouden worden door een ‘onbekende’, kan het zijn dat eerst een vertrouwensband moet ontstaan en zo het verwerkingsproces vertraagd wordt. Breng in kaart wie er dicht naast de overleden leerling stonden Denk hierbij aan vriendjes en vriendinnetjes uit de groep, maar ook uit andere groepen. Ook zij zullen behoefte hebben aan extra zorg. Deze stap is overbodig wanneer het gaat om het overlijden van een leerkracht. Hierbij dient extra zorg besteed te worden aan leerlingen die bij de leerkracht in de klas hebben gezeten. Contact opnemen met de familie en/of partner Stel één contactpersoon aan, die vanuit school zowel steunpunt als informant wordt. De emoties van de familie en partner staan uiteraard op de eerste plaats, maar het is ook belangrijk dat de school van bepaalde zaken op de hoogte is. Daarom is het van belang om minimaal twee keer op bezoek te gaan bij de nabestaanden. Aandachtspunten voor het eerste bezoek zijn: o Neem nog dezelfde dag contact op met de nabestaanden. o Maak voor dezelfde dag een afspraak voor een huisbezoek. o De directeur gaat bij voorkeur samen met de groepsleerkracht op huisbezoek. o Houd er rekening mee dat het eerste bezoek meestal alleen een uitwisseling is van gevoelens. o Vraag of je een tweede bezoek mag brengen om wat verdere afspraken te maken. Aandachtspunten voor het tweede bezoek zijn: o Vraag de nabestaanden wat de school voor hen kan betekenen. o Overleg met de nabestaanden de te nemen stappen: o Bezoekmogelijkheden van leerling of leerkracht. o Het plaatsen van een rouwadvertentie. o Het afscheid nemen van de overleden leerling of leerkracht. o Vraag naar de datum wanneer de uitvaart plaats zal gaan vinden. o Vraag welke informatie wel of niet bekend gemaakt mag worden. o Bijdragen aan de uitvaart. o Bijwonen van de uitvaart. o Afscheidsdienst op school. o Het is belangrijk dat de wensen van de familie te allen tijde gerespecteerd worden. 3.3 Stap 3: Informeren Collega’s informeren Nadat het crisisteam bij elkaar is geweest en al wat meer duidelijkheid heeft, moeten de andere teamleden zo snel mogelijk geïnformeerd worden. Daarom is het verstandig om een algehele teamvergadering op te zetten. Het bericht zal in eerste instantie veel emoties los maken. Het is daarom van belang dat, alvorens er zaken geregeld worden, de teamleden eerst hun emoties onder controle hebben. Daarna kan het team ingelicht worden over de te ondernemen stappen, zoals bijvoorbeeld het overbrengen van het nieuws aan de kinderen. Er moet genoeg ruimte zijn voor het team om vragen te stellen en/of suggesties aan te dragen. Vergeet hierbij niet de conciërge en de klassenassistente. Alle leerlingen uit de klas van de desbetreffende klas informeren Het overbrengen van het nieuws is een zware taak. Het is daarom van belang dat dit tijdens de eerder genoemde teamvergadering besproken wordt. Verder moet er ook besproken worden hoe deze dag eruit komt te zien. Tijdens de teamvergadering worden de volgende aandachtspunten doorgenomen: 8 Aandachtspunten bij voorbereiding op het gesprek: o Bereid je voor op wat je gaat zeggen en op de te verwachten reacties. o Denk eraan dat dit nieuws eerdere verlieservaringen weer op kan roepen. o Het is prettig dat een ambulante leerkracht of een groepsouder bij kan springen wanneer dat nodig is. Denk hierbij aan opvang van kinderen. Zorg ervoor dat het begeleiden van de groepsouders geen extra taak wordt van de leerkracht, maar juist een verlichting. o Zorg dat je werkvormen bij de hand hebt die de verwerking stimuleren, zoals kleine kring, grote kring, individueel gesprek of gesprek met tafelgroepje. Aandachtpunten voor het brengen van het nieuws: o Beginnen met een inleidende zin. o Vertel (voor zover mogelijk) het wie, wat, waar, wanneer en hoe van de gebeurtenis. Geef hierbij alleen noodzakelijke informatie. o Breng het bericht zonder erom heen te draaien. o Neem voldoende tijd voor emoties. o Maak de leerlingen duidelijk dat leerlingen kunnen zeggen wat ze willen en dat leerlingen zich ook even tijdelijk terug kunnen trekken, maar het liefste in de klas. Aandachtpunten voor dialoog met kinderen: o Vertel de kinderen dat emoties tonen heel normaal is, maar dat niet huilen ook normaal is. o Probeer de vragen van de kinderen zoveel mogelijk te beantwoorden. Bedenk dat er ook veel technische vragen zullen komen. o Neem de tijd voor ieder kind. o Vertel bij wie de leerlingen terecht kunnen voor een persoonlijk gesprek. o Laat de kinderen weten hoe de dag eruit komt te zien. Wanneer het aangepaste rooster bekend is, kan dit ook worden besproken in de klas. Wanneer leerlingen de behoefte hebben om naar huis te gaan, moet er gekeken worden of dit mogelijk is. Er moet gekeken worden of de ouders bereikbaar zijn. Wanneer dit niet het geval is moet er op de calamiteitenlijst gekeken worden wie er dan gebeld kan worden. In alle gevallen zal er uitgelegd moeten worden wat er aan de hand is en verzocht worden om het kind op te komen halen. Tenslotte is het belangrijk dat ook de afwezige leerlingen op de hoogte worden gebracht. Ouders van alle leerlingen uit de klas informeren Er moet worden besloten hoe de ouders geïnformeerd gaan worden. Dit kan per brief, telefonisch en/of met een ouderavond. In alledrie de gevallen moeten de volgende punten helder overgebracht worden: o De gebeurtenis. o Organisatorische (rooster-)aanpassingen. o De zorg voor de leerlingen op school. o Contactpersonen op school. o Regels over aanwezigheid. o Rouwbezoek en aanwezigheid bij de uitvaart. o Nazorg voor de leerlingen. o Eventuele afscheidsdienst op school. Een voorbeeld van een dergelijke brief is te vinden in Bijlage C. Er moet ook geprobeerd worden om rekening te houden met de ouders die de kinderen komen ophalen na schooltijd. Dit omdat de kinderen emotioneel het schoolgebouw kunnen verlaten. In dit geval is het verstandig om deze ouders telefonisch op de hoogte te brengen. Bestuur informeren Het bestuur van de school (SKBO) moet geïnformeerd worden en van verdere ontwikkelingen op de hoogte gehouden worden. Dit in verband met eventuele aanvragen voor aanpassingen in het rooster. Overige personen die contact zouden kunnen zoeken informeren Het is voor de nabestaanden uitermate pijnlijk dat ze post ontvangen voor de overledene. Daarom is het zaak dat de school zo veel mogelijk personen en instanties op de hoogte brengt van het overlijden. Denk hierbij aan GGD, GGZ, jeugdtandverzorging. 9 3.4 Stap 4: Aangepast rooster Invalleerkracht regelen Het kan nodig zijn dat er een invalleerkracht nodig is. Bijvoorbeeld in het geval dat de gebeurtenis voor een leerkracht te emotioneel is. Bij voorkeur is dit één van de vaste leerkrachten of invalleerkrachten, zodat de kinderen toch nog een vertrouwd gezicht zien. Geplande activiteiten uitstellen Het kan zijn dat feestelijke activiteiten geannuleerd, verzet of gewijzigd moeten worden. Het is niet gepast, en zeker niet in de ogen van de kinderen, om in de periode voor en vlak na de begrafenis of crematie tijd te besteden aan feestelijkheden. Denk hierbij aan het eventueel afzeggen van ouders, instanties en/of bestellingen. Toestemming vragen aan relevante instanties Wanneer de school voor een gehele dag of een deel van de dag dichtgaat, zodat iedereen de begrafenis of crematie kan bijwonen, is er toestemming nodig van de Rijksinspectie. Wanneer de school een ingrijpende roosterwijziging wil doorvoeren, moet de school hiervoor toestemming vragen aan het schoolbestuur. Ouders van alle leerlingen informeren Alle ouders dienen op de hoogte gesteld te worden van eventuele wijzigingen in het rooster. Ook moeten ouders op de hoogte gesteld worden van wanneer en waar de begrafenis of crematie plaats zal gaan vinden. In Bijlage D is een voorbeeld van een brief te vinden waarin de ouders op de hoogte worden gesteld. 3.5 Stap 5: Het verwerkingsproces op school Opvang getroffen groep Het nieuws zal een grote impact hebben op de kinderen. Neem alle tijd om er met elkaar over te praten. Laat kinderen zich ook even terugtrekken als hier behoefte aan is. Probeer zoveel mogelijk vragen eerlijk te beantwoorden. Sommige leerling zijn verbaal minder sterker dan anderen. Zij kunnen zich beter creatief uiten, bijvoorbeeld door te tekenen. Maak gebruik van speciaal ingeplande lessen om met de leerlingen te praten over hun gevoelens en te werken aan het proces van rouw. Opvang ouders Voor ouders is het prettig om over de gebeurtenis te praten. Zij hebben vaak veel vragen over hoe goed te reageren op hun kinderen en hebben vaak ook de behoefte aan het uitwisselen van ervaringen met andere ouders. Een dergelijke ouderavond kan heel goed in samenwerking met de GGD of GGZ georganiseerd worden. Verwerkingsopdrachten Zet het lesprogramma voor deze week aan de kant en/of pas het aan, aan de omstandigheden. In Bijlage E zijn lessuggesties opgenomen voor de eerste week en de weken erna. Deze activiteiten zijn kort en bondig opgezet, zodat er voldoende ruimte is voor persoonlijke invulling. Vertrouw ook hierbij op je eigen vaardigheden. Emoties bespreken Tijdens het kringgesprek en daarna zul je merken dat er kinderen zijn waarbij de klap wel extra hard aankomt. Probeer met deze kinderen nog apart, individueel of in een klein groepje, over de gebeurtenis te praten en uit te vinden waar de heftige emotie vandaan komt. Het kan voorkomen dat deze kinderen al eerder een dergelijke ervaring hebben gehad waarvan de emoties nu weer opspelen. Het kan ook zijn dat kinderen, de laatste keer dat ze met hun klasgenootje speelden, ruzie hadden. Erkenning en het vinden van een luisterend oor is voor deze kinderen op dit moment het belangrijkste. In een later stadium kan het zinvol zijn nogmaals met ze te praten. Plannen uitwerken herdenkingsbijeenkomst, begrafenis en/of crematie Binnen het team moet er, nadat er overleg heeft plaatsgevonden met de nabestaanden, gesproken worden over wat de rol van de school zal zijn voorafgaand en tijdens de uitvaart. 10 Als de school zelf een bijeenkomst organiseert moet er nagedacht worden over hoe deze er uit zal gaan zien, wie wat doet, wanneer de bijeenkomst plaats zal gaan vinden, waar deze plaats zal gaan vinden, etc. Het is belangrijk dat alles op papier wordt gezet, want niet iedereen zal er met zijn hoofd helemaal bij zijn. Kinderen voorbereiden op datgene wat komen gaat Wanneer de uitvaart door de kinderen van de school, groep of bouw (onder – en/of bovenbouw) bijgewoond mag worden van de nabestaanden, bedenk dan dat sommige kinderen nog nooit eerder een uitvaart meegemaakt hebben en dat elke uitvaart weer anders is. De kinderen zullen goed voorbereid moeten worden op wat er komen gaat. De leerkrachten zullen hierover goed op de hoogte gebracht moeten worden door het crisisteam. Houd hierbij ook rekening met cultuurverschillen. Een Joodse uitvaart zal er heel anders uit zien dan een Rooms-katholieke uitvaart. Over cultuurverschillen is meer te vinden in Hoofdstuk 6. Ook is het erg belangrijk dat je weet of de overledene toonbaar is. Hierop moeten de kinderen voorbereid worden! Praat met de kinderen ook over hun ervaringen en eventuele angsten voor het bijwonen van de uitvaart. Vang de kinderen na de uitvaart op om nog even na te praten. Creëren van herdenkingsplek Haal de lege stoel in het klaslokaal niet meteen weg. Bedenk samen met de kinderen hoe je de overledene kunt herdenken. Het zou erg mooi zijn als er op school de mogelijkheid is om een ruimte te creëren voor herdenking en bezinning. Kinderen die hier behoefte aan hebben, kunnen zich even terugtrekken om tot rust komen en hun gedachte op een rijtje te zetten. Rooster een leerkracht vrij om beschikbaar te zijn voor een individueel gesprek met kinderen, die hier behoefte aan hebben. In de herdenkingsruimte kan ook een herdenkingstafel neergezet worden, waarop kinderen bij een foto van de overledene voorwerpen neer kunnen zetten die hen doen denken aan het overleden kind of leerkracht. In een later stadium kan deze tafel naar de groep of naar de gang worden verplaatst. Kan de leerkracht het aan? Wanneer je druk bezig bent met het opvangen van anderen is gemakkelijk om jezelf te verliezen of te vergeten. Let daarom ook op je collega’s! Sta open voor een goed gesprek, dit kan wat druk van de schouders afnemen. Ook een klein gebaar als een schouderklopje kan al veel betekenen. Advertentie, kaart en bloemen Er kan een advertentie geplaatst worden namens de school, groep, bouw al dan niet in combinatie met het bestuur, de medezeggenschapsraad en de ouderraad. Overleg met de nabestaande in welke krant deze mag komen te staan. Dit kan ook een activiteit zijn waar kinderen een rol in kunnen spelen. Er kan gepraat worden over wat er allemaal in moet komen te staan. Als er bloemen bij de uitvaart komen te liggen van de school, groep of bouw, moeten deze vooraf besteld worden. De tekst op het lint kan bedacht worden door de kinderen. Informeer vooraf naar de voorwaarden voor de tekst. Meestal is er een maximaal aantal tekens voor de bedrukking van het lint. Zowel voor de advertentie als voor de bloemen is het raadzaam vooraf vast te stellen waar de rekening naar toe moet en wat het budget hiervoor is. 3.6 Stap 6: Hulp van buitenaf Heeft de school behoefte aan meer begeleiding? Een dergelijke ingrijpende gebeurtenis kan zijn sporen nalaten. Sommige sporen kunnen zelf vervagen of uitgewist worden, maar soms is er externe hulp nodig. Het is belangrijk om alert te zijn op onder meer de volgende signalen: o Plotselinge gedragsverandering. o Absenties. o Concentratiestoornissen en/of – problemen. o Stemmingswisselingen. o Toespelingen op suïcide. o “wilde verhalen”. o Zondebokverschijnselen. o Schuldvragen. Deze signalen kunnen soms pas na geruime tijd optreden, zowel bij leerlingen als bij collega’s en/of ouders. Het is dus van belang om alert te blijven! Soms zal hulp van buitenaf wenselijk of nodig zijn. Het crisisteam kan besluiten om hulp in te roepen voor: 11 o o Begeleiding bij het verwerkingsproces op school. Deze ondersteuning kan aangeboden worden door: o Algemeen Maatschappelijk Werk (jeugdzorg) o De schoolarts of schoolverpleegkundige (GGD) o GGZ Individuele opvang van leerlingen. Leerlingen die naar aanleiding van het overlijdensbericht signalen afgeven van ernstige problematiek kunnen via de jeugdarts worden verwezen naar: o GGZ Voor de meeste leerlingen zal een externe verwijzing niet nodig zijn. Voor deze leerlingen is het van belang dat zij bij iemand op school terecht kunnen voor opvang. Denk hierbij aan de interne begeleider, groepsleerkracht, vertrouwenspersoon, etc. Ouders inlichten Wanneer een externe instantie ingeschakeld wordt voor extra begeleiding, dienen ouders vanzelfsprekend hiervan op de hoogte gebracht te worden. 3.7 Stap 7: Terugblik Terugblik op de gang van zaken Het is aan te bevelen om in een teamvergadering, ongeveer een maand na de begrafenis/crematie, terug te kijken op de gebeurtenis en de gang van zaken te evalueren. In deze bijeenkomst wordt er gepraat over hoe de afgelopen periode ervaren is, hoe iets anders had moeten gaan, of het protocol gewijzigd moet worden, etc. Deze bijeenkomst is een goede gelegenheid om de signalen te bespreken die zijn opgevangen tijdens de lessen en in de individuele gesprekken met leerlingen. Misschien is het nodig om alsnog over te gaan tot verwijzing of het inroepen van hulp van buitenaf. Ook is het belangrijk dat in deze vergadering de nadruk wordt gelegd op het alert blijven. Kinderen kunnen nog steeds rondlopen met onverwerkte gevoelens. Er moet worden afgesproken wie, namens de school, contact blijft houden met de nabestaanden. Zo’n contact wordt in de meeste gevallen zeer op prijs gesteld. Terugblik met betrokken familie Naar aanleiding van de teamvergadering kan het crisisteam contact opnemen met de directe nabestaanden. Het is dan belangrijk dat er gepraat wordt over hoe zij de steun en de aanpak van de school hebben ervaren, of ze nog aanvullingen hebben voor een eventuele volgende gebeurtenis, etc. Deze gegevens kunnen vervolgens weer in het protocol verwerkt worden. 12 4. Rouw en levensovertuiging Ons land is rijk aan vele culturen. Deze culturen gaan op verschillende manieren met begrafenissen en crematies om. Dat is iets om rekening mee te houden. Met name wanneer je als leerkracht naar een begrafenis of crematie gaat van een persoon met een andere culturele achtergrond dan jezelf hebt, is het prettig en nuttig je daar enigszins op voor te kunnen bereiden. In dit hoofdstuk is er een onderverdeling te vinden van de vijf grote wereldgodsdiensten omdat een onderverdeling in land van herkomst te veelomvattend zou worden. Maar ook op dit gebied zijn er zeker verschillen. Een Turkse moslim gaat anders met een uitvaart om dan een Marokkaanse of een Somalische moslim. De beschrijvingen zijn dus de grote lijnen, het kan nog behoorlijk verschillen op details. De volgende levensovertuigingen komen aan de orde: o Rooms - Katholiek o Protestants Christelijk o Joods o Moslim o Hindoe In sommige culturen is de laatste jaren steeds meer ruimte voor een persoonlijke invulling gekomen. Het is dus belangrijk dat er van tevoren aan de nabestaanden wordt gevraagd hoe de dag zal verlopen. 4.1 Rooms - Katholiek Woorden zijn belangrijk voor Katholieken, veel woorden zijn gevat in gewoontes en gebaren, de sacramenten. Als iemand ziek is kan zij of hij door een priester gezalfd worden (de ziekenzalving). De bedoeling van het sacrament is de zieke de kracht te geven om de ziekte te overwinnen of in ieder geval sterk te zijn voor de mogelijke laatste tocht. Het sacrament wordt normaal gesproken slechts toegediend als er sprake is van een kritieke situatie. Je kunt het ook zien als een gezamenlijk vieren van de kwetsbaarheid van het leven, een soort afscheid. Het sterven Als iemand is gestorven betekent dat voor de Katholieken dat iemand onherroepelijk afscheid heeft genomen van onze wereld, hij is dan bij God. Het is dus niet alleen een einde, het is ook een nieuw begin, een overgang naar een nieuwe vorm van bestaan. God zal zich ontfermen over de overledene, het voortbestaan na de dood. De overgang van leven naar dood is geen simpele overgang. Het leven van de overledene zal gewogen moeten worden. Voor dat leven nemen de overlevenden gezamenlijk de verantwoordelijkheid door voor de zielenrust van de overledene te bidden. Katholieken zijn ervan overtuigd dat God begrijpt hoe gecompliceerd het leven van de mens is en hem accepteert zoals hij is. Niet meer, wie goed heeft geleefd gaat naar de hemel en wie slecht heeft geweest naar de hel. De mens blijft voor Hem leven, ook wanneer hij gestorven is. Dit wordt met gebaren gesymboliseerd. Zo wordt de dode besprenkeld met wijwater. Dit kun je zien als een herinnering aan de doop, een overgang van dood naar leven. Ook wordt de dode bewierookt om aan te geven dat hij in zijn lichamelijkheid heilig is voor God. De priester of pastor speelt een belangrijke rol bij de begrafenis of crematie. Sinds de jaren 60 van de 20e eeuw maakt de Katholieke kerk geen bezwaar meer tegen crematie. Voorafgaand aan de crematie vindt er meestal een Eucharistieviering of een woord- en gebedsdienst in de parochiekerk plaats. Indien mogelijk zal de pastor na deze viering meegaan naar het crematorium maar als daar geen tijd voor is worden de laatste plechtigheden overgelaten aan de uitvaartverzorger. De woord- en gebedsdienst kan, indien gewenst door de nabestaanden, ook plaatsvinden in de aula van het crematorium. De uitvaartmis is traditioneel vastgelegd in de zogeheten requiemmis (requiem aeternam: geef Heer eeuwige rust), gericht op de reiniging en de rust van de ziel van de overledene. Bij jonge kinderen werd er vroeger een 'engelenmis' opgedragen waarbij werd uitgegaan van de reinheid van de kinderziel die naar de hemel zou gaan. Dit is echter in onbruik geraakt. Momenteel is de kerkdienst meer gericht op het steunen van degenen die achterblijven dan dat er iets "extra's" gedaan wordt om de overledene op een mooier plekje in de hemel te krijgen. In de meeste gevallen is er sprake van een samenspraak tussen de pastor en de nabestaanden om teksten en liederen samen te voegen tot een persoonlijke religieuze bijeenkomst. Was het vroeger traditie om bij de dode te waken tot het tijdstip van de uitvaart, nu gebeurt dat enkel soms nog indien de overledene thuis ligt opgebaard. Wel wordt vaak nog een avondwake gehouden op de avond voor de uitvaart. 13 Dit gebeurt dan vaak in de kerk of in een aula. De levensloop van de overledene wordt gememoreerd en door de nabestaanden wordt voor hem gebeden, er worden teksten gelezen en liederen gezongen. Na de avondwake is er soms gelegenheid tot condoleren van de nabestaanden en het tekenen van een condoleanceregister, meestal gebeurt dit na de uitvaartplechtigheid. De uitvaart Op de dag van de uitvaart nemen de nabestaanden afscheid van de overledene en begeleiden zij de kist naar de kerk. Meestal worden hierbij bloemen op de kist gelegd. Als men de kerk binnengaat loopt de priester te stoet tegemoet en besprenkelt hij de kist met wijwater. In de kerk branden kaarsen en vaak zingt er een kerkkoor. Tijdens de gebeden wordt de herinnering aan de overledene ter sprake gebracht en zoekt men troost in de lezing uit de bijbel of de korte overweging die hierop volgt. De persoon wordt meestal sober ter sprake gebracht en er wordt gebeden voor de nabestaanden. Er wordt gecollecteerd voor de kosten van herdenkingsmissen of vaak ook voor een persoonlijk goed doel, in sommige gevallen wordt er dan een bidprentje uitgedeeld. De bedoeling van dit bidprentje is dat het in het kerkboek wordt gedaan zodat men later de overledene nog eens in de gebeden kan herdenken. Aan het eind van de uitvaartmis besprenkelt de priester de kist met wijwater en wordt de kist bewierookt. Daarbij worden gebeden uitgesproken waarin om vergiffenis van zonden wordt gevraagd. Terwijl er gezongen wordt gaan de priester en de misdienaars als eersten de kerk uit, gevolgd door de aanwezigen en de dragers met de kist. De klokken beginnen te luiden maar verder wordt er nauwelijks nog gesproken. Men gaat nu naar het crematorium of de begraafplaats, indien mogelijk te voet, anders met auto's. Bij het graf gaat de priester aan het uiteinde van het graf staan en een parochielid met een kruis aan het hoofdeinde. De priester bewierookt en zegent de groeve in stilte. De nabestaanden en belangstellenden staan rond het graf en de dragers laten de kist langzaam dalen. De priester bidt het 'onze vader' en strooit een schepje aarde op de kist met de woorden 'Gij bent tot stof en tot stof zult gij wederkeren.'. De andere aanwezigen kunnen vervolgens ook een schepje aarde op de kist strooien. De nabestaanden kunnen er ook voor kiezen om in plaats van aarde wijwater te sprenkelen of met bloemen te gooien. Hierna volgt meestal een koffietafel, thuis of in een gehuurde zaal waarbij ook gecondoleerd kan worden en een condoleanceregister kan worden getekend. De rouw Het is binnen de katholieke kerk niet (meer) gebruikelijk om een bepaalde periode van rouw in acht te nemen. Ook zijn er geen specifieke rituelen die met de rouwperiode te maken hebben. In sommige kerken is het gebruikelijk om voor de overledene een kruis te plaatsen op een bepaalde plek in de kerk met daarop de naam van de overledene. Zo blijft de overledene onder de aandacht van de parochianen. Na een jaar of met Allerzielen wordt het kruis dan mee gegeven aan de nabestaanden. Veel mensen laten met enige regelmaat een mis opdragen waarin de gestorven persoon in gebed wordt herdacht. Op verjaardag en sterfdag wordt er vaak een mis aan de overledene opgedragen, waarin speciaal voor de overledene en andere familieleden kan worden gebeden. Op 2 november is het Allerzielen. Deze dag wordt door Katholieken gebruikt om de overledenen te herdenken. Men doet dit door naar de kerk en/of de begraafplaats te gaan. Op deze laatste plek wordt het graf bezocht en vaak opgeruimd en schoongemaakt. Men neemt een bloemetje of plantje mee om bij het graf achter te laten. 4.2 Protestants Christelijk De dodenwake, lijkredes, de dodenmis en andere Katholieke handelingen werden bij de reformatie overboord gezet omdat dat naar de mening van de Protestanten voortkwam uit bijgeloof. Luther keerde zich sterk tegen de aflaat, de dodenmis en het naar de hemel bidden van de overledene, omdat naar zijn overtuiging gelovigen na hun dood door Christus werden opgenomen, zonder tussenkomst van de kerk of van heiligen. Het sterven In de Nederlands Hervormde en Gereformeerde kerk en de Doopsgezinde Broederschap is de uitvaart lange tijd iets geweest wat niet in een kerkgebouw plaats vond. Bij de familie thuis of op de begraafplaats werd wel een troostend woord gesproken door de predikant. Sinds het begin van de 20e eeuw is hier echter verandering in gekomen en vind men in Gereformeerde kring meer en meer dat er toch een Christelijke vorm van uitvaart zou moeten plaats vinden. Het is inmiddels min of meer gebruikelijk geworden dat de uitvaart plaats vindt vanuit een kerkdienst. Er is nimmer een uitspraak gedaan door de synode tegen crematie, maar in Orthodox-Protestantse kring is er weer een weerstand tegen. 14 De uitvaart Het noemen van de naam van de overledene staat in de Protestants-Christelijke uitvaartdienst centraal en er is niet zoals in Katholieke diensten sprake van het uitvoeren van allerlei rituelen. De doopnaam van de overledene wordt afgestaan aan God die de naam bewaart. Ook de nabestaanden houden de naam in gedachtenis. Het uitdrukken van emoties wordt meer door gesprekken dan door rituelen uitgedrukt. De predikant spreekt tijdens de uitvaartdienst over de hoogte- en dieptepunten uit het leven van de overledene en gebruikt tevens bijbelteksten om te illustreren dat menselijk leven eindig is maar dat het werk van Christus doorgaat. Bij het graf of in het crematorium wordt door de voorganger een gebed opgezegd om de overledene aan de schoot van de vader toe te vertrouwen. Na het dalen van de kist volgt er een 'Onze Vader' en wordt er een zegen gegeven. Hierna nemen de nabestaanden in stilte afscheid en is er gelegenheid tot condoleren. Na het condoleren en thuis wordt er nog intensief gepraat. De rouw De zondag na de uitvaart wordt in Protestantse kring de 'rouw in de kerk gebracht'. Dit betekent dat de naam van de overleden wordt genoemd en dat er vaak nog iets over hem wordt gezegd. De familie wordt vaak ook genoemd. De zondag voor de Advent worden alle namen van de overleden gemeenteleden nogmaals genoemd als degenen die zijn voorgegaan op de weg naar Gods Rijk van Vrede. Ook bij Protestantse gemeenten is de vraag naar rouwdiensten met een persoonlijker karakter de laatste jaren merkbaar groter geworden. Aangezien dwingende voorschriften voor de uitvaart bij de Protestantse gemeenten ontbreken is er veel ruimte voor de nabestaanden om een eigen invulling te geven aan de diverse onderdelen. Dit kan terug gevonden worden in het lezen van de bijbel of het zeggen van gebeden door een nabestaande of het zelf zingen van liederen. 4.3 Joods Een Joodse begrafenis ('lewajah') wordt traditioneel volgens vastgestelde regels helemaal door de nabestaanden en de Joodse gemeenschap verzorgd. Voor individuele wensen is er weinig ruimte aangezien het gebruikelijk is iedereen, arm en rijk, zo eenvoudig mogelijk te begraven. Dit wordt uit respect voor de armen gedaan. Het sterven Zolang iemand nog leeft mag er helemaal niets worden geregeld op het gebied van de begrafenis zoals het bestellen van de kist of de rouwkaarten. Een ademend mens maakt namelijk deel uit van het leven en behoort daarom toe aan die wereld, bezig zijn met de begrafenis getuigt dan van weinig respect. Een stervende mag in principe ook niet worden aangeraakt. Het aanwezig zijn bij het sterven wordt gezien als een voorrecht. Een aanwezig familielid of iemand anders zorgt ervoor dat de stervende zijn zonden belijdt in de vorm van een gebed. Het laatste gebed wordt zo laat mogelijk door de stervende uitgesproken. Indien mogelijk is de rabbijn hierbij aanwezig om samen met de stervende dit gebed uit te spreken: 'Hoor Israël, de Enige is onze God, De Eeuwige is Eén'. Na het overlijden wordt het lichaam van de overledene afgedekt door de rabbijn, de arts of een familielid en wordt er een licht boven het hoofd aan gedaan. Dat licht blijft branden zolang het lichaam boven de grond staat. Het licht staat symbool voor de aanwezigheid van de geest van de overledene. De nabestaanden krijgen het gezicht van de overledene niet meer te zien. Nu roept het rabbinaat de mensen op die de overledene verder gaan verzorgen. Dit zijn vooraanstaande leden van de Joodse gemeenschap die de 'taharah', de rituele reiniging, uitvoeren. Mannen mogen alleen door mannen worden gewassen en vrouwen alleen door vrouwen. De reiniging vond oorspronkelijk plaats in een speciaal gebouwtje, het metaheerhuis, maar tegenwoordig kan het ook in een ander gebouw van de Joodse gemeente, in het ziekenhuis of in het sterfhuis plaatsvinden. De 'taharah' symboliseert het reinigen van de zonden bij de overgang naar de eeuwigheid. Bij de reiniging blijft het lichaam in lakens gehuld, terwijl er kommen water over uitgegoten worden. Indien de doodsoorzaak geen natuurlijke is en er op het lichaam bloedsporen worden aangetroffen dan vindt deze rituele wassing niet plaats. Het lichaam wordt dan, zoals het gevonden werd, in een laken omwikkeld en begraven. Als de doodsoorzaak moord is dan wordt de overledene altijd, bloedsporen of geen bloedsporen, in de kleding die hij aanhad op dat moment begraven. 15 De overledene wordt na de wassing gekleed in een eenvoudig wit katoenen doodsgewaad of, als het om een man gaat, in een gebedsmantel. In principe zijn er bij de 'taharah' geen familieleden aanwezig. Zij kunnen eventueel aan het einde helpen bij het aantrekken van de sokken. Als het lichaam in de eenvoudige kist is gelegd wordt er wat aarde van Israël over het lichaam uitgestrooid of in een zakje onder het hoofd gelegd als teken van verbondenheid met het eigen land. Cremeren is in verband met de lichamelijke wederopstanding voor Joden min of meer verboden, maar sinds de Tweede Wereldoorlog kiest een klein percentage liberale joden hier toch voor. Zij doen dit als teken van verbondenheid met de mensen die in de holocaust verbrand zijn. Leden van de liberale gemeente kunnen hun speciale wensen, die vaak samenhangen met hun oorlogsverleden, na een gesprek met de rabbijn in een codicil laten vastleggen. Een Joodse begrafenis moet zo snel mogelijk plaatsvinden, tenzij het een sabbat of feestdag is. In Nederland geldt wettelijk een minimale periode tussen overlijden en begrafenis van 36 uur, maar zo snel mogelijk daarna vindt de begrafenis plaats. In de tijd tot de begrafenis wordt er door de nabestaanden bij de dode gewaakt. Bij liberale joden is dit echter geen verplichting meer. De nabestaanden worden zolang de overledene nog niet is begraven ook nog niet gecondoleerd, alle aandacht gaat uit naar de overledene zelf. De nabestaanden worden wel zoveel mogelijk geholpen en ontzien zodat zij met hun verdriet bezig kunnen zijn. Zo worden ze niet alleen gelaten, ze worden van eten voorzien en ze hoeven niet alle verplichte gebeden te bidden. De uitvaart De kist wordt bij de begrafenis gedragen door nabestaanden of door leden van de Chevrah Kadiesjah. De bedoeling is dat aan de rouwstoet zoveel mogelijk leden van de gemeenschap deelnemen. Bij Orthodoxe Joden mochten vroeger geen vrouwen aanwezig zijn, nu mag dat wel maar moeten zij zich apart opstellen. Ook bloemen horen in principe niet bij een Joodse begrafenis, hoewel er tegenwoordig niet snel bezwaar tegen zal worden gemaakt. Bij Orthodoxe Joden is het wel zinnig na te vragen hoe men hier tegenover staat. Wie toch iets wil geven kan ook iets in een collectebus voor een goed doel doen. In de aula aangekomen leest de rabbijn een liturgische tekst voor of houdt hij of iemand uit de gemeenschap een herdenkingstoespraak ('hesped'). De kist wordt vervolgens door familieleden en vrienden naar het graf begeleid. Onderweg worden er gedeelten van psalmen gezegd en men stopt drie keer om te laten zien dat er geen haast is (drie is het getal van de Goddelijke volmaaktheid). Bij het graf laat men de kist zakken en schept men beurtelings drie keer zand op de kist. De spade mag hierbij niet aan elkaar worden doorgegeven. Het scheppen van zand wordt namelijk gezien als een 'mitswa', een religieuze goede daad, en deze dient geheel zelfstandig te worden uitgevoerd als laatste eerbetoon aan de dode. Daarbij zeggen de nabestaanden 'Kaddiesj', een lofzang op God. De familie verlaat nu tussen twee rijen vrienden het graf waarbij ze gecondoleerd worden. De vrienden spreken hierbij een traditioneel troostgebed uit en de familie maakt een scheur in hun kleren als teken van rouw. Bij het verlaten van de begraafplaats worden de handen gewassen als symbool voor de overgang naar de tweede fase van rouw voor de nabestaanden en als overgang naar het gewone leven voor de andere mensen. Thuis krijgen de nabestaanden een troostmaaltijd die meestal bestaat uit brood en ei. Kinderen die ouder zijn dan één jaar worden op dezelfde wijze als een volwassene begraven. Alleen baby's die jonger dan dertig dagen oud zijn worden niet in een kist maar in een laken gewikkeld op een sobere en intieme wijze begraven. Zo'n jonge baby behoort slechts tot de directe familie en niet tot de gemeenschap welke echter wel troostend aanwezig is in het rouwhuis maar een minder actieve rol toebedeeld krijgt. Bij zulke jonge kinderen wordt er geen 'tziddoek hadien' en 'kaddisj' gezegd. De ouders en familie worden op een andere wijze getroost dan voorgeschreven. De rouw De familie rouwt de eerste zeven dagen na de begrafenis zittend op de grond of op lage krukjes. Dit heet 'sjiwwe zitten'. Voor baby's die te vroeg geboren zijn en binnen dertig dagen overlijden gebeurt dit niet, tenzij ze na dertig dagen nog in de couveuse liggen. Liberale joden doen dit soms niet langer dan één dag. In deze tweede rouwperiode wordt het huis niet verlaten, behalve op sabbat om naar de synagoge te gaan. Mannen scheren zich niet in deze periode en vrouwen maken zich niet op. Niemand trekt nieuwe kleren of schoenen aan. De nabestaanden worden bij het 'sjiwwe zitten' vaak vergezeld door een groep van tien mannen uit de gemeenschap. Zij vormen gezamenlijk een 'minjah' en staan de familie in deze tijd bij. Het is de bedoeling dat schuldgevoelens ten opzichte van de overledene tijdens deze periode verwerkt worden. De derde rouwperiode duurt tot 30 dagen na de begrafenis. Het dagelijkse leven wordt in deze periode langzaam weer opgepakt, deelname aan feesten is echter nog uitgesloten. Ook in deze periode scheren mannen zich nog niet. 16 Als men tijdens deze rouwperiode op bezoek gaat mag je als bezoeker bij binnenkomst niet groeten, je moet stil gaan zitten en wachten tot de rouwenden een gesprek beginnen. Bij het overlijden van een jongen onder de 13 jaar of een meisje onder de 12 jaar geldt deze verplichte rouwperiode overigens niet. Gedurende het hele eerste rouwjaar laat men thuis een lichtje branden voor de overledene en gaan de directe nabestaanden nog niet naar feesten. In deze periode wordt er geld geschonken voor goede doelen en aan het eind van dit jaar, vlak voor de sterfdag of de jaartijddag, wordt er een steen, of 'matsewa' op het graf geplaatst als afsluiting van deze fase van het rouwproces. Joodse graven zijn eenvoudig en niet versierd. Meestal wordt alleen de naam en de geboorte- en sterfdatum vermeld, vaak met de afkorting TNTsBH: 'Moge zijn ziel verbonden zijn in de bundel des levens'. Dit betekent dat de dode in de herinnering van de levenden voortleven. Elk volgend jaar wordt er op de jaartijddag een lichtje aangestoken en bezoeken de nabestaanden als het even kan de begraafplaats. De doden worden jaarlijks tijdens één van de belangrijkste joodse feestdagen herdacht. Op de Grote Verzoendag of Jom-Kippoer worden de doden herdacht in het 'Jizkor' of herdenkingsgebed. Dit gebed wordt uitgesproken voor overleden familieleden en voor slachtoffers van geweld. 4.4 Moslim De in Nederland wonende Moslims zijn vooral afkomstig uit Turkije, Marokko, Suriname en Indonesië. Er zijn verschillen in de gebruiken tussen deze verschillende groepen Moslims. Hieronder is het verhaal vrij algemeen gemaakt, vooral omdat er weinig gedetailleerdere informatie beschikbaar was. Het sterven Veel Moslims willen in hun vaderland begraven worden, zodat ze zijn verzekerd van een uitvaart volgens de Islamitische voorschriften. Er zijn inmiddels in Nederland ook diverse Islamitische begraafplaatsen die vaak onderdeel zijn van een openbare begraafplaats. Cremeren is bij Moslims niet toegestaan in verband met de wederopstandinggedachte. In vele verzen van de Koran wordt de onvermijdelijke gebeurtenis van het sterven aangegeven. Moslims reciteren de Koran dagelijks in hun gebeden en bereiden zich op die manier bewust of onbewust voor op het sterven. Het leven is eenmalig en de stervende kan door gebed met zichzelf en met God in het reine komen en zielenrust vinden in het hiernamaals. Moslims maken soms op hun sterfbed nog hun testament op en laten vanaf die plek hun schulden voldoen. Als een Moslim tijdens zijn leven bepaalde religieuze plichten niet heeft kunnen voldoen bestemt hij vaak op zijn sterfbed en deel van zijn bezittingen aan de armen. Als er iemand overlijdt zonder enige bezitting wordt de uitvaart door de gemeente bekostigd. Het is voor Moslims belangrijk om ervoor te zorgen dat stervenden goed verzorgd worden en dat ze na hun overlijden op hun rechterzij met hun gezicht in de richting van Mekka begraven worden. Tijdens het stervensproces wordt er uit de Koran geciteerd en wordt de stervende geholpen bij het afleggen van een geloofsgetuigenis. Als de persoon is overleden sluit één van de aanwezigen de ogen van de overledene en wordt er door de aanwezigen gebeden. Hierna volgt er een rituele wassing, soms thuis maar meestal in een uitvaartcentrum waar er voor dat doel een speciale ruimte is. Bij de wassing wordt het lichaam met een lendendoek bedekt, de geslachtsorganen mogen door niemand gezien worden. Mannen worden door mannen en vrouwen door vrouwen verzorgd. Het lichaam wordt in totaal drie keer gewassen met water voorzien van geurige stoffen. Hierna wordt het lichaam in grote witte doeken gewikkeld en overgebracht naar de moskee. Indien er een kist wordt gebruikt dan wordt het lichaam daarin op de rechterzij gelegd. Moslims beschouwen het als hun plicht om bij de overledene in de moskee aanwezig te zijn. De imam bidt bij het opgebaarde lichaam het 'Djanazah-gebed', een smeekbede tot Allah. De uitvaart Het is voor Moslims belangrijk om, in verband met de overgang naar het hiernamaals, zo snel mogelijk na het overlijden begraven te worden. In Nederland kan dat wettelijk pas na 36 uur. Als een Moslim in Nederland wordt begraven brengen de mannelijke familieleden het lichaam in een kist naar de Islamitische begraafplaats. Traditioneel moeten daar zoveel mogelijk mannen uit de Moslimgemeenschap de baar of de kist een stukje naar het graf dragen, uit eerbetoon tegenover de overledene. Bij Orthodoxe Moslims zijn er bij de begrafenis geen vrouwen aanwezig. Aangekomen bij het graf tilt men het lichaam uit de kist en wordt het in het bekiste graf gelegd, met het gezicht naar Mekka gericht. Hierna gooien de nabestaanden onder het uitspreken van een gebed over de hereniging met de aarde waaruit de dode weer zal opstaan met de hand zand in het graf. De overige aanwezigen vullen hierna het graf met zand. Van de overblijvende aarde wordt een heuveltje gemaakt of er worden twee bulten van gemaakt. Op het graf worden vaak wel stenen geplaatst om de plek te markeren maar verdere versieringen zal men er niet vinden. Er zal slechts één overledene in het graf komen te liggen en het graf zal nooit geruimd worden. 17 De rouw De eerste drie dagen na de begrafenis wordt de familie gecondoleerd en van eten voorzien door familie en buren. Na die eerste periode volgt er een periode van vier maanden en tien dagen waarin de weduwen geen make-up of sieraden zullen dragen. De eerste 40 dagen wordt er door de familie vaak iedere avond voor de overledene gebeden. Hierna wordt de rouwtijd voor de familie afgesloten met gebeden waarin gevraagd wordt de overledene op te nemen in de 'Djenna', de hemel. Deze afsluiting van de rouwperiode voor de familie heeft vaak een feestelijk karakter, er wordt gegeten en de nabestaanden zijn blij omdat zij geloven dat voor de overledene een beter bestaan is ingegaan. Graven zijn voor Moslims geen plekken om hun doden te gedenken of hen iets te vragen. Op willekeurige graven wordt wel uit de Koran gereciteerd en worden smeekbedes verricht voor de zielenrust van alle overledenen. 4.5 Hindoe Er zijn voor de Hindoes tijdens het leven 16 verschillende 'sanskara's', sacramenten of rituelen die de overgang naar een andere levensfase markeren. Er worden daarbij offers gebracht aan de verschillende manifestaties van de oerenergie. Het sterven Een van de sanskara's vindt plaats wanneer er iemand op sterven ligt. Familieleden worden dan gewaarschuwd om bij het afscheidsritueel aanwezig te kunnen zijn. De oudste zoon heeft hier een belangrijke rol bij. Als de stervende geen zoon heeft of als die niet aanwezig kan zijn wordt zijn plaats ingenomen door een ander mannelijk familielid. De oudste zoon druppelt water uit de heilige rivier de Ganges in de mond van de stervende. Als er geen Gangeswater beschikbaar is wordt er gewoon een druppel kraanwater gebruikt. Water is het symbool voor leven, de vergankelijkheid en de oneindigheid. De oudste zoon legt hierna een blad van de heilige tulsie- of basilicumboom in de mond van de stervende. Hierna sprenkelen ook andere aanwezige familieleden water in de mond van de stervende. Elke Hindoe-familie heeft een speciale band met een priester, een 'pandit'. Deze leest de stervende voor en bidt met hem en zijn familie. Als er voor deze rituelen geen tijd meer is doordat de dood al is ingetreden worden ze na de dood uitgevoerd. Hindoes geloven in de twee-eenheid van lichaam en ziel. Na de dood verlaat de ziel het lichaam om een ander stoffelijk omhulsel te vinden of om te worden opgenomen in Brahm. Het verlaten lichaam moet zo snel mogelijk terug naar de oerbron met de vijf elementen water, vuur, ether, lucht en aarde. Verder contact met het dode lichaam is daarom niet belangrijk meer bij de rouwverwerking. Het lichaam wordt meestal zo snel mogelijk naar een uitvaartcentrum gebracht waar de overledene wordt afgelegd en gewassen in aanwezigheid van naaste familieleden. Een overleden man wordt traditioneel in een speciale doek gewikkeld en een vrouw krijgt een sari aan. Tegenwoordig gebeurt het ook vaak dat een man een pak wordt aangetrokken. Ondertussen wordt er door de priester samen met de nabestaanden en andere aanwezige vrienden en bekenden gebeden in de ontvangstzaal van het rouwcentrum. Daarbij wordt een aardewerken schoteltje met 'klare' (ongezouten) boter, een zogeheten 'dia' aangestoken. In een koperen bokaal wordt water geschonken ten behoeve van de zielenrust van de overledene. Normaal gesproken worden er hierbij veel mensen verwacht, vandaar dat het meestal in een grote zaal plaatsvindt. Hierna vertrekt men naar het huis van de overledene alwaar ook een dia wordt aangestoken en een bokaal met water wordt neergezet. Er wordt opnieuw gebeden en voorgelezen uit de Ramayana. De meeste Hindoes worden gecremeerd aangezien dit de snelste manier is om de terugkeer van het lichaam naar de bron te laten plaatsvinden. Cremeren is daarom voor de familie geruststellender dan begraven. De uitvaart Op de dag van de crematie scheert een zoon zijn hoofdhaar af, omdat hij bij de uitvaartplechtigheden als offeraar zal gaan optreden. Andere mannelijke familieleden scheren zich dan voor het eerst na het overlijden weer. Er wordt in het rouwcentrum of het crematorium een plechtigheid gehouden waarbij er door de priester vijf eivormige balletjes, 'pindhs', gemaakt worden. Hij maakt ze van rijstmeel, honing, melk, klare boter, suiker en sesamzaad. Eten symboliseert voor Hindoes het leven en is een manifestatie van het goddelijke, zonder eten kon de overledene niet hebben bestaan. Het pindh-ritueel vormt een eerbetoon aan Brahm. Het aantal van 5 balletjes staat voor de vijf elementen en de eivorm symboliseert de twee-eenheid van lichaam en ziel. De balletjes worden in doeken gelegd en geofferd door ze in de kist te leggen, één bij iedere hand, één bij het hoofd, één bij de buik en één bij de voeten. Verder worden er door de nabestaanden bloemen, geurige stoffen en rijstkorrels in de kist gelegd waarbij wordt gezongen en gebeden. 18 Hierna wordt de kist gesloten, met een doek bedekt en overgebracht naar het crematorium. Bij het crematorium wordt de kist door de mannen uit de familie, met de zonen voorop, naar binnen gedragen. Hierbij stopt men onderweg vijf keer en zet men de baar even neer. Binnengekomen wordt de kist weer geopend en versierd met kransen. Men zingt religieuze liederen en de priester houdt een preek. De oudste zoon loopt met een brandende dia vijf keer rond de kist en raakt iedere keer de mond van de overledenen met de dia aan. Dit is de zogenaamde doodskus waarmee symbolisch het lichaam in brand wordt gezet. Er wordt een aantal gebeden gezamenlijk uitgesproken en de aanwezigen gaan in de rij staan om afscheid te nemen en rijstkorrels of bloemblaadjes in de kist te leggen. Het is voor de familie van de overledene heel belangrijk om het lichaam te zien branden. Daarom gaat er een aantal van hen mee naar de ovenruimte om de verbranding mee te maken. De oudste zoon kan daarbij de kist in de oven duwen om de verbranding in gang te zetten. Aangezien een Hindoestaanse uitvaart aanzienlijk langer duurt dan andere crematies zal men deze vaak aan het einde van de dag plannen. De rouw Na de crematie leeft de familie tien dagen heel sober en eet zij vegetarisch. Er wordt iedere dag een offerdienst gehouden waarbij tien rijstballetjes worden geofferd om voor de ziel van de overledene een nieuw menselijk omhulsel af te smeken. Het kan namelijk bij reïncarnatie ook zo zijn dat je terugkomt als een lagere diervorm. De rijstballetjes worden op een hoopje zand gelegd dat Moeder Aarde symboliseert. Er wordt ook door de oudste zoon een vuuroffer van geurige houtsoorten gebracht in een speciale ijzeren bak. Dit kan ook in het crematorium gedaan worden. Op de tiende dag worden er vegetarische gerechten bereid die door de overledene lekker werden gevonden en deze gerechten worden voor hem op een bord in de tuin of op het balkon gezet. Twaalf of dertien dagen na de crematie wordt er een rouwplechtigheid gehouden in het huis van de overledene waarbij behalve familie ook vrienden en bekenden aanwezig zijn. Er worden speciale offers gebracht onder leiding van de priester. De rouw wordt hiermee officieel opgeheven, maar de directe nabestaanden mogen pas na een jaar weer feestelijke gebeurtenissen, zoals huwelijken organiseren. Na zes maanden herhalen de nabestaanden de plechtigheid van de dertiende dag en na een jaar wordt de rouwperiode afgesloten met een ceremonie. 19 5. Manieren van rouw per leeftijdsfase Alhoewel elk kind een individu is, hebben ze toch de behoefte om benaderd te worden als unieke wezens. Toch kunnen kinderen in dezelfde leeftijdsgroep soortgelijke reacties geven op dood en rouw vanwege hun cognitieve en psychologische ontwikkeling. Afhankelijke van de ontwikkelingsfase van het kind, wordt de dood en rouw anders ervaren. 5.1 3 tot 6 jarigen Kinderen van drie tot zes jaar kunnen het begrip ‘dood’ wel gebruiken, maar weten nog niet precies wat dit inhoudt. Ze weten dat je niet praat en niet beweegt wanneer je dood bent, maar begrijpen niet dat je nooit meer ‘wakker’ wordt. Wanneer kinderen uit deze leeftijdsgroep in aanraking komen met het thema dood komen er vele vragen naar boven, zoals "Kan hij niet meer lopen?", "Kan hij nog horen als ik iets zeg?", etc. Het kan voorkomen dat kinderen, wanneer ze beginnen te begrijpen dat de overledene niet meer terugkomt, hun rouwverwerking uiten met woede, agressie of destructief gedrag. 5.2 6 tot 9 jarigen Bij kinderen van zes tot negen jaar begint het besef door te dringen dat de dood onomkeerbaar is, onherroepelijk en definitief. Ze begrijpen echter nog niet wat het definitieve einde precies inhoudt, wat voor hen verwarrend en beangstigend is. Ook beseffen ze aanvankelijk nog niet dat de dood onvermijdelijk is en iedereen overkomt. De meeste kinderen zien alleen externe oorzaken (zoals een ongeluk) voor het overlijden, terwijl kinderen die al eens een sterfgeval hebben meegemaakt hier een reëler beeld van hebben. De kinderen hebben meer tijd nodig voor hun rouwverwerking dan volwassenen. Dit komt doordat kinderen niet sterk genoeg zijn om het hele verlies in één keer toe te laten. Dit lossen ze dan op door stap voor stap hun verdriet te verwerken. Verder vinden kinderen in deze leeftijdsgroep het moeilijk om over de dood te praten. Wel kunnen ze hun gevoelens en ideeën goed kwijt in een tekening, waarover ze vervolgens wel goed kunnen vertellen. 5.3 9 tot 12 jarigen Kinderen uit de bovenbouw weten dat dieren, mensen en planten leven en dat alles wat leeft eenmaal dood gaat. De kinderen erkennen op deze leeftijd dat de dood een deel van het leven is. De dood is voor deze kinderen nog steeds wel veraf, iets wat hun niet kan overkomen. Op de vraag waarom mensen dood gaan noemen ze voornamelijk fysieke oorzaken: "Ze krijgen kanker", "Omdat ze oud zijn" of "Omdat ze een hartaanval krijgen" . Kinderen van deze leeftijd zijn minder afhankelijk van volwassenen. Ze willen dan ook niet altijd aandacht vragen voor hun verdriet. Ze proberen de dood zelf te verwerken, ook om niet kinderachtig te lijken en tegelijkertijd ook meer betrokken te worden bij het stervensproces en de begrafenis. Verder willen ze anderen vaak beschermen wat dan ten koste gaat van hun eigen verwerking. 5.4 12 jaar en ouder De onvermijdelijkheid en universaliteit van de dood dringen door wanneer kinderen de tienerleeftijd hebben bereikt. Hun intellectuele vaardigheden zijn dan zo ver ontwikkeld dat ze de dood zien als het onvermijdelijke einde van het leven. De persoonlijke en emotionele afstand zijn nog steeds groot. De kinderen beginnen te worstelen met levensvragen, maar willen hier niet over praten met volwassenen. Wanneer een leeftijdsgenoot overlijdt, vragen de kinderen zich af wat het nut is van het leven. Het overlijden slaat in als een bom en kan daardoor grote verwarring bij de kinderen veroorzaken. 20 6. Rouwtaken De Amerikaanse rouwdeskundige W. Worden heeft vier rouwtaken onderscheiden. Dit takenmodel is zeer bruikbaar omdat het niet zozeer uitspraken over het proces van verlies verwerken doet, maar de taken benadrukt die verricht moeten worden. De ervaring leert dat de taken gedurende het hele proces door elkaar kunnen lopen. We herkennen, zowel bij kinderen als volwassenen, vier rouwtaken. 6.1 Erkennen Sommigen kinderen weigeren te erkennen dat de dood een vaststaand gegeven is en lopen bij de eerste taak van de verwerking al vast. Deze ontkenning kan op verschillende niveaus plaatsvinden en kan verschillende vormen aannemen, maar meestal gaat het om het verlies zelf, de betekenis of de onomkeerbaarheid van het verlies. Om tot aanvaarding van het verlies te komen is tijd nodig. Het gaat niet alleen om de rationele aanvaarding, maar ook de emotionele. Het komt vaak voor dat erkennen langer duurt in het geval van een plotseling overlijden. 6.2 Voelen “Eerst de pijn voelen, dan verwerken” zei Worden in zijn beschrijving van de rouwtaken. Het kind moet de omgeving als veilig ervaren voordat het in staat zal zijn om deze gevoelens te uiten. Soms wordt het voltooien van deze taak in de weg gestaan door interactie tussen de rouwende en andere personen. In dit geval kunnen (goedbedoelde) adviezen precies een tegengesteld effect hebben. Niet ieder kind zal de pijn op dezelfde manier ervaren. De relatie met de geliefde en de persoonlijkheid van de rouwende speelt daarin ook een rol. Het verwerken van een groot verlies kan niet zonder enige vorm van pijn verlopen. De rouwende kan de pijn wel ontlopen en pijnlijke gedachten vermijden. Ook dit kan een belemmering vormen bij het voltooien van deze taak. 6.3 Aanvaarden Het rouwende kind moet zich als het ware leren instellen op alle veranderingen. De overledene had misschien veel betekenissen en functies voor de ander. Hij of zij was een vriend of iemand waarbij je altijd je verhaal kwijt kon. Dit vraagt om aanpassing en soms om nieuwe vaardigheden. Een kind kan in het doorlopen van deze taak angst hebben om de overledene zelf te vergeten of dat de overledene wordt vergeten door de omgeving. Hierdoor zijn herinneringen erg belangrijk voor kinderen. 6.4 Integreren Om door te kunnen gaan met het leven, moet je betekenis geven aan het verlies. De nabestaanden moeten, met andere woorden, het verlies een plek geven. De relatie met de overledene blijft bestaan, maar de overledene krijgt wel een andere plaats. De overledene wordt een herinnering. Toch is het normaal dat het verdriet af en toe eens heftig naar boven komt. Je bent nou eenmaal een belangrijk persoon in je leven verloren. Hier mag je af en toe verdrietig om zijn. Het belangrijkste doel van deze taak is om uiteindelijk weer te kunnen gaan genieten van het eigen leven. Om de vier rouwtaken op een goede manier te doorlopen zijn de volgende punten voor kinderen belangrijk: o Rust, regels en regelmaat. Om alle emotionele gebeurtenissen op een rijtje te krijgen is het belangrijk dat er een sfeer van rust, regels en regelmaat heerst. o Structuur en grenzen. Om de voorspelbaarheid van de omgeving te vergroten is het bieden van structuur en grenzen van belang. o Meeleven in plaats van medelijden. Het kind is meer gebaat bij medeleven in plaats van medelijden. Door te luisteren en er gewoon te zijn, wanneer daar behoefte aan is, kan het kind verder geholpen worden in het doorlopen van de rouwtaken. o Communicatie tussen school en thuis. Doordat de school en thuis regelmatig praten over de verwerking van het kind, kunnen zij eerder inspringen op eventuele ernstige terugvallen. Wel is het belangrijk om te realiseren dat een kind thuis soms anders om kan gaan met de rouwverwerking dan op school. 21 o o o Liefde en aandacht. Liefde en aandacht is voor elk kind belangrijk, maar juist in deze tijd heeft het kind de behoefte om te weten dat je er voor ze bent. Vooruitgang boeken. Het is belangrijk om bij te houden of het rouwproces vordert en niet stagneert. Dit geldt ook voor de andere ontwikkelingen. Zo weinig mogelijk verandering. In de afgelopen tijd is er een hoop veranderd voor het kind. Het kind heeft nu vooral de behoefte om te weten waar hij of zij aan toe is. Veranderingen dragen niet bij aan de voorspelbaarheid. Het kind kan pas beginnen met verliesverwerking als het op alle niveaus weet dat er een verlies heeft plaatsgevonden. Het zien van het lichaam van de overledene draagt bij tot het besef van de werkelijkheid en de onomkeerbaarheid van de dood. Een begrafenis kan kinderen de gelegenheid bieden om gedachten en gevoelens over de overledene te uiten. Als kinderen niet de mogelijkheid hebben om een dode te zien of betrokken worden bij rituelen als de begrafenis, dan zullen zij het veel moeilijker hebben en meer tijd nodig hebben om zich het verlies te realiseren en te kunnen beginnen met verwerken. Onvolledige rouwverwerking is een afweermechanisme tegen verdere verliezen en teleurstellingen. Onbewust kan het worden doorgegeven aan andere familieleden, met name de kinderen. Ook kan een onvolledig rouwproces invloed hebben op het latere gezinsleven en onderlinge reacties. Dit komt dan naar boven in de vorm van depressieve symptomen of in een onvermogen hechte relaties aan te gaan. Kenmerk van een voltooide verwerking is dat het kind aan de overledene kan denken zonder pijn te voelen. Natuurlijk zal er altijd een gevoel van droefheid zijn wanneer je aan een overledene denkt die je lief was, maar dat is een ander gevoel van droefheid. Dit gevoel mist de wrange pijn die het eerder had. 22 7. Afsluiting Dit overlijdensprotocol vormt, voor basisschool Pius X, de basis voor de te ondernemen stappen wanneer iemand overlijdt. In het bijzonder is dit overlijdensprotocol geschreven voor het geval dat er een kind of een leerkracht plotseling overlijdt. Het protocol kan echter ook gebruikt worden in het geval dat er iemand niet plotseling overlijdt en/of in het geval dat er familie van een kind of leerkracht overlijdt. Het overlijdensprotocol bestaat uit de volgende hoofdstappen: o Stap 1, Eerste reactie. o Stap 2, Duidelijkheid zien te krijgen. o Stap 3, Informeren. o Stap 4, Aangepast rooster. o Stap 5, Het verwerkingsproces op school. o Stap 6, Hulp van buitenaf. o Stap 7, Terugblik. Deze stappen zijn kort maar krachtig weergeven op de stappenkaart en worden vervolgens uitvoerig besproken. Hierbij wordt verwezen naar de bijlagen, waarin onder andere lessuggesties en voorbeeldbrieven te vinden zijn. Ook wordt er in dit protocol aandacht besteed aan verschillende geloofsovertuigingen. Zo wordt het sterven, de uitvaart en de rouw uitvoerig beschreven voor de vijf grootste levensovertuigingen: o Katholiek o Protestants Christelijk o Joods o Moslim o Hindoe Met het oog op de nazorg wordt er ook aandacht besteed aan de relatie tussen rouwverwerking en de leeftijd van kinderen. Hierbij wordt er een onderscheid gemaakt tussen de volgende leeftijdsgroepen: o 3 tot 6 jaar o 6 tot 9 jaar o 9 tot 12 jaar o 12 jaar en ouder Ook wordt er aandacht besteed aan de vier rouwtaken die doorlopen moeten worden bij een goede verwerking van een verlies. Dit zijn de volgende vier taken: o Erkennen o Voelen o Aanvaarden o Integreren Tenslotte kan dit overlijdensprotocol nog uitgebreid en verbeterd worden. Naar aanleiding van een daadwerkelijk overlijden van iemand kan het nuttig zijn om dit overlijdensprotocol nader te herzien. In de laatste stap wordt hier ook op gewezen. Verder kan dit protocol verder uitgebreid worden met lessuggesties en stappenkaarten voor andere gevallen van overlijden. Ook is het mogelijk om naar aanleiding van dit protocol een leskist te ontwikkelen of aan te schaffen die de rouwverwerking verder ondersteunt. Oss, april 2010 23 Literatuurlijst [1] www.rouwen.nl [2] www.kinderrouw.nl [3] www.indewolken.nl [4] www.heermans.demon.nl [5] Verdriet en rouw op school. GGD Zaanstreek en GGD Waterland [6] T. Hassink, T. Kremer en N. Kortstanje (2001). Hoe moet ik nou toch de klas in? 24 Bijlage A. Bereikbaarheidslijst team Jan van Doore Renie Maandag Wolvepad 43 Jeneverbes 41 5351 CV BERGHEM 5345 JB OSS tel: 401333 / 06-51333137 tel. 641561 / 06-13856943 Mirjam Lammers Carla van Dijk Uitstroom 16 Platanenlaan 5 5345 RX OSS 5342 HE OSS tel. 652396 tel. 649266 / 06-4179368 Renée van der Leest Dorothé Wösten Kloosterstraat 3 Kruisstraat 77 5366 BG MEGEN 5341 HC OSS tel. 462477 tel. 641818 / 06-20530352 Geryon Bastings Inge van der Eerden Julianalaan 46 Leerlooierstraat 30 5342 GT OSS 5345 PL OSS tel. 631765 / 06-21978288 tel. 851026 / 06-23486789 Elissa Smits Marieke de Groot Pastoor van Winkelstraat 46B Secretarisstraatje 16, 5374 BK SCHAIJK 5351 CK BERGHEM tel 0486-462907 / 06-51948088 tel. 403479 / 06-17004677 Ilse van den Bogaert Christian van Boxtel Vughterstraat 18A Granietstraat 35 5211 GH ‘s-Hertogenbosch 5345 SW OSS tel. 06-43907616 tel. 630688 / 06-48723980 Hanneke Bimbergen Piet de Koning Joeri Gagarinstraat 7 Struikhei 3 5351 HA BERGHEM 5464 VW MARIAHEIDE tel. 402445 / 06-53516161 tel. 0413-365350 Jack v.d. Riet Maarten Vervoort Bijlesteel 12 Snoek 5 5384 DG HEESCH 5345 DN OSS tel. 454008 / 06-49788472 tel. 635147 / 06-43960192 Angelique van Eldijk Marika Schoonbergen Trompstraat 7 Oude Litherweg 99 5342 TC OSS 5346 RR OSS tel. 641519 tel. 638931 / 06-48778874 Nicole van der Heijden Helmut Leijten Over den Dries 9, 5388 EH Jupiterweg 44 NISTELRODE 5345 LT OSS tel. 657901 / 06-51316334 tel. 06-43583675 Arna van Leur Patricia van der Loop Stricklaan 7 (voorzitter MR) 5384 EK HEESCH Lindenstraat 10 453072/ 06-13530201 5342 XN OSS Tel: 642102/06-29104568 25 Bijlage B. Externe instanties GGD Oss Raadhuishof 25 5341 HR Oss 0900-4636433 www.ggdhvb.nl Bureau Slachtofferhulp regio Zuid 0ost Raadhuislaan 25 5341 GL Oss 0412-640845 0900-0101 www.slachtofferhulp.nl Praktijk voor Verliesverwerking Elzendreef 236 2272 EE Voorburg 06-218 076 53 www.kinderrouw.nl GGZ Oost-Brabant Joannes Zwijsenlaan 123 5342 BT Oss 0412-847000 Landelijke Stichting Rouwbegeleiding Kaap Hoorndrees 38 3563 AV Utrecht 030-276 15 00 www.verliesverwerken.nl Stichting Kind en Rouw 035-623 68 76 www.kindenrouw.nl 26 Bijlage C. Voorbeeldbrief van gebeurtenis aan ouders Geachte ouders/verzorgers, In het weekend is er een ernstig ongeluk gebeurd met …………..uit groep …. is hierdoor (eer-) gisteren overleden. Wij zijn hierdoor erg geschokt en verdrietig. Alle kinderen zijn in een klassengesprek op de hoogte gesteld. Wij verwachten dat uw kind hier thuis over zal willen praten. Mochten er problemen ontstaan, dan zijn wij altijd bereid om hierover met u van gedachten te wisselen. De ouders van …………. willen liever niet thuis gebeld worden. Hoe begrijpelijk uw medeleven ook is, op dit moment zijn uw telefoontjes een te zware belasting. U kunt wel de school bellen, …………. onderhoudt het contact met de familie en zal u altijd te woord willen staan. Als er meer bekend is over de wijze waarop wij met de klas en de school afscheid kunnen nemen, krijgt u van ons bericht. Vriendelijke groet Namens het team, de medezeggenschapsraad en de ouderraad, …………………. 27 Bijlage D. Voorbeeldbrief informeren van ouders Geachte ouders/verzorgers, De plechtigheid voor de begrafenis/crematie van …………. zal plaatsvinden op …………., op de begraafplaats/in het crematorium …………., adres ……………. . Na de crematie is er gelegenheid de ouders en familieleden te condoleren in de koffiekamer van de begraafplaats/het crematorium. Namens de school zullen de teamleden en enkele leden van de medezeggenschapsraad en de ouderraad de plechtigheid bijwonen. De ouders van ……………..hebben te kennen gegeven dat zij het wel/niet op prijs stellen als ouders met hun kind(eren) ook bij de plechtigheid aanwezig zijn. Het zal duidelijk zijn dat u zelf de beslissing het beste kunt nemen of u naar de plechtigheid wilt. Tenslotte weet u het beste wat zo’n gebeurtenis bij uw kind kan losmaken. U hoeft voor deze dag niet apart vrij te vragen voor uw kind. Wij kunnen ons voorstellen dat de verwerking van deze gebeurtenis niet altijd zonder problemen verloopt. Als u vragen heeft of als u hierover wilt praten, neemt u dan gerust contact op met de school, …………….. onderhoudt het contact met de familie en zal u altijd te woord willen staan. Vriendelijke groet Namens het team, de medezeggenschapsraad en de ouderraad, ………………. 28 Bijlage E. Lessuggesties In deze bijlage is een aantal lessuggesties te vinden. Voor de eerste week is er een aantal lessuggesties te vinden die voor alle groepen gebruikt kunnen worden. Ook is er een aantal schrijfactiviteiten te vinden die voor de midden- en bovenbouw ingezet kunnen worden. Voor de tijd erna zijn er ook een aantal lessuggesties beschreven. Hierin wordt een onderscheid gemaakt tussen onder-, midden- en bovenbouw. De volgende lessuggesties bestaan uit een korte beschrijving met ruimte voor verdere persoonlijke invulling. E.1 DE EERSTE WEEK De eerste week zal vooral in het teken van het afscheid nemen en de uitvaart staan. De lesactiviteiten die in de eerste periode ondernomen kunnen worden, zijn daarom anders dan in de periode daarna en hangen sterk af van de wensen van en afspraken met de ouders en anderen nabestaanden. Kringgesprek (alle groepen) Voorbereiding: Inwinnen van informatie. Materiaal: Geen. Kern: In een eerste kringgesprek kun je de kinderen goed informeren over wat er is gebeurd. Hierop zullen veel verschillende reacties volgen. Het is belangrijk dat er voldoende ruimte wordt geboden voor vragen en opmerkingen. Zorg ervoor dat je een goed beeld krijgt van de individuele reacties van de kinderen. Het is mogelijk dat het eerste kringgesprek een aanleiding zal vormen om op een later tijdstip met een klein groepje of individueel te praten. Kinderen kunnen in eerste instanties verrassend zakelijk reageren. Ze kunnen komen met allerlei technische vragen, bijvoorbeeld over hoe iemand gecremeerd wordt. Een eerste kringgesprek kan ook gebruikt worden om gezamenlijk te praten over de uitvaart en als de groep daarbij aanwezig mag zijn of er kinderen zijn die daarbij een activiteit willen uitvoeren, bijvoorbeeld het voorlezen van een gedicht of verhaal. Ook kan er gesproken worden over een groepsactiviteit als het schrijven van een brief of het maken van een tekening voor de overledene. Als kinderen met ideeën hiervoor komen, dan kun je hier als leerkracht op in gaan. Het maken van een tekening (alle groepen) Voorbereiding: Overleg met nabestaande of er iets mag worden meegegeven in de kist. Materiaal: Papier, verf, potloden, wasco, houtskool, etc. Kern: In overleg met de nabestaande kan er een tekening gemaakt worden. Er kan gekozen worden voor een vrije opdracht, een specifieke opdracht of er kan worden gewerkt aan de hand van een prentenboek. Knutselen (alle groepen) Voorbereiding: Overleg met de nabestaande of er iets geschonken mag worden bij de uitvaart van de overledene. Materiaal: IJzerdraad vormen van vlinders, verschillende kleuren papier, etc. Kern: De vlinder symboliseert het afscheid nemen en het einde van een cyclus (rups, cocon en vlinder). Ieder kind kan een vlinder maken en versieren. Kinderen uit de midden- en bovenbouw kunnen de 29 vlinder voorzien van een persoonlijke boodschap. De vlinders kunnen aan ijzerdraad bevestigd worden en in mooie bloempotten gezet worden. Deze kunnen rond de kist geplaatst worden. Schrijven (midden- bovenbouw) Voorbereiding: Uitzoeken van een plechtig gedicht als voorbeeld. Materiaal: Pen en mooi papier. Kern: Schrijven is een goede verwerking van emoties. Het is wel belangrijk dit goed te begeleiden. Bespreek met de groep wat voor persoon de overledene was en laat ze dat in een paar regels opschrijven. Laat ze ook nadenken en kort opschrijven hoe ze het liefst zouden willen terugdenken aan de overledene. De kinderen schrijven met behulp van de opgeschreven zinnen een brief aan de overledene. Vertel de kinderen vooraf wat er met de brieven gebeurt. Mogen de kinderen de brieven mee naar huis nemen, voorlezen aan de groep, etc. Het is belangrijk dat de kinderen dit weten, want het gaat tenslotte om een heel persoonlijke brief. Een andere vorm van schrijven is het maken van een gedichtje. Laat de kinderen goed nadenken over de overledene, denk aan karakter, aan dingen waar hij of zij goed in was, etc. De gedichten kunnen bij de herdenkingstafel komen te hangen of gebundeld worden en aangeboden worden aan de nabestaanden. Het opstellen van een rouwadvertentie (midden- bovenbouw) Voorbereiding: Overleg met de nabestaanden en de school of er een advertentie geplaatst mag en kan worden. Denk na over de deadline. Overleg met de nabestaanden wat er wel en niet vermeld mag worden in de rouwadvertentie. Materialen: Enkele voorbeelden van rouwadvertenties. Kern: Als er namens de groep een rouwadvertentie in de krant geplaatst wordt, is het heel mooi om er ook als groep over na te denken hoe de advertentie er precies uit moet komen te zien en wat er precies in moet staan. Uit het gesprek voorvloeiende suggesties kunnen op het bord geschreven worden en hieruit kan de advertentie gemaakt worden. Het inrichten van een herdenkingsplek (alle groepen) Voorbereiding: Als er een plek op de gang wordt ingericht moet de plaats van te voren in goed overleg bepaald worden. Denk hierbij aan het vrijhouden van vluchtwegen. Materialen: Een foto van de overledene, een tafel en een kleed. Kern: Kinderen hebben vaak behoefte aan een duidelijke plek om de overledene te herdenken. Deze plek kan gezamenlijk worden ingericht. Reserveer een tafel in de groep of in de gang voor dit doel. Bedek de tafel met een mooi kleed en zet op de tafel een foto van de overledene en een vaas met bloemen. Laat de kinderen voorwerpen meenemen die hun aan de overledene doen denken. Voordat deze voorwerpen op de tafel worden gezet, worden deze eerst besproken in de groep. Er kan dan gepraat worden over waarom ze een bepaald voorwerp hebben meegenomen en waarom het voorwerp hun aan de overleden persoon doet denken. 30 E.2 DE PERIODE DAARNA Niet alleen in de eerste week na de gebeurtenis, maar ook in de periode daarna zal aandacht moeten worden besteed aan de gebeurtenis. Probeer na de dag van de uitvaart weer te starten met de dagelijkse lessen, maar organiseer ook activiteiten om het rouwproces te bevorderen. Sommige kinderen zullen hun rouw uitstellen en tonen pas na enkele maanden verdriet. Het is belangrijk om dit proces goed in de gaten te houden. Hieronder zullen kort uitgewerkte lessuggesties te vinden zijn. Deze zijn kort uitgewerkt zijn. In de suggesties wordt een onderscheid gemaakt tussen onder-, midden- en bovenbouw. Lessuggesties voor de onderbouw Na de eerste periode blijven kleuters voorlopig behoefte houden om het overleden klasgenootje te blijven betrekken in hun spel en hun dagelijkse leven. Ze zullen nog vaak over hun klasgenootje praten in de tegenwoordige tijd. Sommige kinderen zullen vertellen dat ze met het overleden klasgenootje hebben gespeeld. Voor het verwerkingsproces is dat nuttig. Zorg daarom ook dat hiervoor plaats is in de klas. Telefoon Voorbereiding: Geen. Materiaal: Een oude telefoon. Kern: Introduceer een telefoon in de groep. Je kunt vertellen dat je met deze telefoon kunt bellen naar de hemel, waar het klasgenootjes is. Ze kunnen aan hem of haar vertellen wat ze allemaal beleven. Gedenkhoek Voorbereiding: Geen. Materiaal: Foto van overledene, kussens, knuffels, thematische prentenboeken. Kern: Een afgeschermd hoekje in de klas kan dienen als een herinneringshoekje. In dit hoekje mogen kinderen praten over hun klasgenootje. Vertel hierbij ook aan de kinderen dat het niet per se hoeft. Het hoekje is een rustige plek in het klaslokaal, waar maar twee of drie kinderen tegelijk in mogen. Als leerkracht kun je hier ook met de kinderen praten. Afscheidsboek Voorbereiding: Datum prikken met nabestaanden voor het geven van het afscheidsboek. Materiaal: Je kunt hier allerlei verschillende materialen voor gebruiken. Kern: Door met de groep gezamenlijk een herdenkingsboek te maken kan een periode afgesloten worden. Ieder kind kan iets maken voor dit boek. Dit kan een mooie tekening zijn of een mooi plakwerkje. De oudere kleuter kun je al een specifieke opdracht geven. Dit kan bijvoorbeeld een tekening zijn van iets waar het kind aan denkt als hij of zij aan de overledene denkt of van iets wat ze samen beleefd hebben. Het boek kan een plekje krijgen in de herdenkingshoek of aangeboden worden aan de nabestaanden. Lessuggesties voor de midden- en bovenbouw Vanaf halverwege groep drie zijn kinderen in staat om zich op een schriftelijke manier te uiten. Ook met de creatieve verwerking kunnen zij op een hoger niveau komen. Enkele van de onderstaande lessuggesties kunnen in aangepaste vorm ook door de onderbouw gebruikt worden. 31 Opstel Voorbereiding: Geen. Materiaal: Papier, pen, computer, printer en mooi papier. Kern: De kinderen kunnen een opstel of verhaal schrijven over hun overleden klasgenoot of waarin deze voorkomt. Dit kan een vrije opdracht zijn, maar ook naar aanleiding van bijvoorbeeld een gesprek of gedicht. Laat de kinderen eerst een kladversie schrijven. Deze kan verbeterd worden en daarna op het mooie papier worden overgenomen. De kinderen kunnen het verhaal mooi versieren. Uiteindelijk kunnen alle opstellen worden gebundeld in een boek, dat op de herdenkingstafel kan komen te liggen of aan de nabestaanden wordt geschonken. Hieronder staan enkele suggesties voor opdrachten of titels die je kunt meegeven: o Mijn herinnering aan jou. o Toen ik het hoorde. o In de hemel. o Het laatste gesprek. Gedicht Voorbereiding: Zoek een aantal; voorbeelden van gedichten uit. Materiaal: Papier, pen, computer, pen en mooi papier. Kern: Enkele gedichten kunnen voor gelezen worden in de groep. Denk na over wat de schrijver met het gedicht wil zeggen, waarom hij bepaalde beeldspraken gebruikt en wat voor een gevoel hij heeft gehad tijdens het schrijven. De kinderen kunnen een gedicht schrijven met als thema de dood, het gemis, de herinnering, etc. De gedichten kunnen eerste in het klad worden geschreven en daarna op mooi papier. Uiteindelijk kunnen alle gedichten worden gebundeld in een boek, dat op de herdenkingstafel kan komen te liggen of aan de nabestaanden wordt geschonken. Fotografie Voorbereiding: Het regelen van geld. Materiaal: Camera’s, fotorolletjes, fotoprintpapier, enkele fotoboeken ter inspiratie. Kern: Denk met de kinderen na over welke plaatsen allemaal belangrijk zijn geweest voor de overleden leerling. Inventariseer dit op het bord met behulp van een woordspin. De verschillende plaatsen worden verdeeld onder de tafelgroepjes. Voordat de kinderen op pad gaan om te fotograferen is het belangrijk om een aantal zaken te bespreken. Camerastandpunt, compositie, roulatie van het fototoestel en de gebruiksaanwijzing van het fototoestel zijn een voorwaarde voor het maken van mooie foto’s. De foto’s kunnen uiteindelijk voorzien worden van een onderschrift of een uitgebreidere schriftelijke toelichting. Van de foto’s kan bijvoorbeeld een tentoonstelling, diavoorstelling met muziek, collage, fotoboek worden gemaakt. Gedenkteken Voorbereiding: Overleg met nabestaande en eventueel de gemeente. Materiaal: Gebruik alleen duurzame materialen en stevige bevestigingsmaterialen. 32 Kern: In overleg met de nabestaanden kan er toe worden besloten om een gedenkplaats te maken ter nagedachtenis aan de gebeurtenis. Er kan bijvoorbeeld een stoeptegel beschilderd of gegraveerd worden met een tekst erin of een boom geplant worden. Verjaardag vieren Voorbereiding: Nabestaande uitnodigen Materiaal: Limonade, versnaperingen en slingers Het is belangrijk om stil te staan bij de verjaardag van het overleden kind. De andere kinderen merken op deze manier dat niemand zomaar vergeten wordt. Afhankelijk van de tijd die er ligt tussen het overlijden en de verjaardag kan de dag in mindere of meerdere maten uitbundig gevierd worden. Als er een aantal maanden tussen ligt kan het een feestelijke dag worden. Op deze dag kan er op een positieve manier worden gepraat over de overledene. Overleg wel met de nabestaanden over het verloop van het programma. Als de sterfdag in een recenter verleden ligt kan de dag meer een karakter van ene herdenkingsdag hebben en dienen als afsluiting van een rouwperiode. Het motto van een dergelijke dag kan dan zijn: “Vier het leven”. 33 Bijlage F. Jeugdliteratuurlijst Tot 8 jaar Hemeltjelief – N Allan – Leopold 1999 De drie vogels – M vd Berg / S Ireland – Zirkoon 1996 De oma van Jules – A Berebrouckz – Gottmer 1990 Als je dood bent, word je dan nooit meer beter? – P en T Breebaart – Lemniscaat 1993 Lieve oma Pluis – D Bruna – Mercis Het kikkerballet – A McCardie - / C Crossland (ill)- Zirkoon 1996 Heb jij mijn vader gezien? – C Carmichael – de Vier Windstreken 1996 Doodleuk – B Cole – Infodok 1996 De gouden bal – Kristien Dieltiens – Clavis 1997 Dag papa in de hemel – I van Dongen – De Bonte Bever 1998 De vlieger van opa – J Dreesen – Altiora 1988 Marieke, Marieke – J Dreesen – Averbode 1997 Zeg me dat het niet zal sneeuwen – J Dreesen – Averbode 1998 De o van opa – I Dros – van Holkema en Warendorf 1990 Marianne denkt aan oma – B Egger – de Vries-Brouwers 1986 Ophelia’s schimmentheater – M Ende / F Hechelmann (ill) – Sijthof 1988 Stilte aub, ik denk aan kip – H Hagen / H Geelen (ill) – van Goor 1995 Niet doodgaan Abby! – W Hänel / A Marks (ill) – de Vier Windstreken 1996 Thomas en de trappelende tekening – I Hardenbol / M van Tilburg (ill) – Ploegsma 1993 De prinses van de moestuin – A Heijmans / M Heijmans (ill) – Querido 1991 De allerbeste oma van de wereld – F Hübner / K Höckner – de Vier Windstreken 1997 Ouders gezocht – H Jaensson / A Norlin – Elamr 1992 Prinses op reis – M de Jong / E van Egeraat (ill) – Querido 1999 Basje heeft leukemie – M Jurgens / M Ackermans-de Leeuw (ill) – Glaxo 1993 Vaarwel Rune – M Kaldhol / W van Oyen (ill) – Altamira 1994 Je kunt het niet meenemen – L Kooiker / J Braamhorst (ill) – Leopold 1983 Het boek van Josje – S Kuyper – Leopold 1999 Mama komt toch altijd terug? – E van Lieshout – Zwijsen 1993 Je bent niet zomaar een engeltje – E van Lieshout / E van Os – Zwijsen Toen oma weg was – E van Lieshout – Zwijsen 1993 Zoals vroeger – P Mandelbaum – Infodok 1990 Birgit – G Mebs – Infodok 1983 Hemelhoog op de regenboog – P de Moor / H Janken (ill) – Leopold 1995 Max de ziekenhuiskat – F Oomen – v Holkema en Warendorf 1995 Oma boven en oma beneden – T de Paola – La Riviere en Voorhoeve 1988 Dag Siem, dag Tom! Afscheid van papa – A Post / P Hopman (ill) – Altamira 1991 Gewoon met z’n drieën – A Post – Sjaloom 1997 Matthijs en z’n opa – R Puimini – Querido 1993 Vaarwel Goudveertje – A Schneider – de Vier Windstreken 1998 Nooit meer is voor altijd – T Sels / J Pype (ill) – Clavis 2000 Mijn vader is een wolkenman – C vd Sluis – Sjaloom 1997 Sterrenkind – P Somers / K vd Grient – Christofoor 1996 Kun je fluiten Johanna? – U Stark / A Höglund – Querido 1993 Mijn zusje is een engel – U Stark / A Höglund – Querido 1996 King – U Stark / U Crona (ill) – Lemniscaat 1997 De zwanenhemel – K Teijma – de Vries-Brouwers 1989 In het gras en over het ijs – R Thonen / A Schaap (ill) – Holland 1997 De reis naar Ugri-La Brek – T en A-C Tidholm – Querido 1996 Derk Das blijft altijd bij ons – S Varley – Lemniscaat 1984 Kikker en het vogeltje – M Velthuijs – Leopold 1991 Ik mis je – P Verrept – Clavis 1998 Dat is heel wat voor een kat, vind je niet? – J Viorst – Gottmer 1992 Joost Jankgezicht – J Weijters / J van Oorschot (ill) – Zwijsen 1992 Een opa om nooit te vergeten – B Westera / H van Straaten (ill) – Infodok 2000 Charlotte’s web – E White – Strengholt Een lange dag – M Wild / R Brooks (ill) – Lemniscaat 1995 Je bent mijn beste vriend – H Wilhelm – van Buuren 1996 34 Van 8 tot 12 jaar Niet mijn schuld – A Abrahamsen / R Pullens (ill) – Ploegsma 1989 Gwinnie – K van Assen / J de Wit (ill) – Querido 1991 Eeuwig en altijd Tuck – N Babbitt – Fontein 1993 Het donker ligt één duim voor je – M Baete – Facet 1992 De drie vogels – M vd Berg – Gottmer 1990 Ik moet je iets heel jammers vertellen – A Bohlmeijer – van Goor 1994 Als je dood bent, word je dan nooit meer beter? – P en J Breebaart – Lemniscaat 1993 Fia en de toverknoop – G Bohmann – Christofoor 1996 Een dood vogeltje – D Broeckhoven – Altiora 1999 Oma, Tanja en Dikkie – A Bröger – Holland 1987 We gingen samen bramen plukken – D Buchanon Smith / M Post (ill) – Querido 1988 De reuzenperzik – R Dahl – uitg.de Fontein 1993 Je kunt niet altijd lief zijn – S Damen / L Ribbens (ill) – La Riviere & Voorhoeve 1991 Marius – R Döcker – Lemniscaat 1991 De rommelkist van grootvader – E Donnelly - Ploegsma Het jongensbed – J Dreesen / L Baeten (ill) – Altiora 1986 De zeven hemdjes van Veronika – J Dreesen – Altiora 1994 Marieke, Marieke – J Dreesen / A Heymans (ill) Averbode 1997 Zeg met dat het niet zal sneeuwen – J Dreesen – Averbode 1998 Mammie! Mammie! – J Dreesen – Averbode 1995 Dan kom ik naast je zitten – L L’Ecluse – Clavis 1993 De kat bleef zeven dagen – B van Ede – Leopold 1996 Water van zout – B Elias – Bakermat 1997 En opeens is alles anders – Y van Emmerik – Lannoo 1997 Ik krijg tranen in mijn ogen als ik aan je denk – I van Essen – de BonteBever 1999 GSM, Moby’s ontdekking van de hemel – M Gommeren – de Fontein 1999 Geen ijsje voor oma – R Günzel – Averbode 1984 Auww! – V Hazelhoff / J Bertrams (ill) – Sjaloom 1992 De oma van Niels – V den Hollander – van Holkema & Warendorf 1991 Het blauwe paard – C en T Honig – Stichting Aids Fonds 1997 De Leidse weesjongen – K Kander / M Brouwer (ill) – Kok 1987 Vaarwel Rune – M Kaldhol – Altamira 1987 Je kunt het niet meenemen – L Kooiker / J Braamhorst (ill) – Leopold 1983 Koning Matthijsje de Eerste – J Korczak – van Goor 1990 Van huilen krijg je dorst – A Kranendonk – Lemniscaat 1993 Vlinder voor Marianne – V Lee – Lemniscaat 1974 Van verdriet kun je grappige hoedjes vouwen – T van Lieshout – Leopold 1986 Van, Als & Och – T van Lieshout – Leopold 1995 Schuilen in een jas – B Lindelauf / K Mucek (ill) – van Goor De gebroeders Leeuwenhart – A Lindgren / I Wikland (ill) – Ploegsma 1993 Bij het vallen van de nacht – J Little – Ploegsma 1986 Vergeten herinnering – M Mahy – Querido 1989 Pas goed op jezelf, Robinson – V Marx / F de Heij (ill) – Ploegsma 1986 Spin in de morgen – K Meinderts / A Fienieg (ill) – Ploegsma 1986 Oma is niet dood – J Minkema – Zwijsen 1992 Mijn broer is een marsmannetje – B Minne / M Meijer (ill) – Clavis 1994 De stoel van Peter is leeg – C van Noort / M Witvliet – Groen 1995 Sneeuw voor de laatste keer – A Nuyens – Helmond 1987 Allis & Ann – G Persson – Holland 1995 De verliefde Winterman – W Oliviers / M Smets / R Heuninck (ill) – Deltas 1986 Zonder Mick – B Park - Lannoo Kleine Sofie en Lange Wapper – E Pelgrom / TT King (ill) – Querido 1992 Gewoon met z’n drieën – A Post – Sjaloom 1997 Willis, het doet er niet toe hoe – D Remmerts de Vries – Leopold 1999 Op een dag als ik durf – B Rompa – Holland 1989 Het gebeurde op zondag – M Schins-Machleidt / H van Look (ill) – Zwijsen 1991 Stilstaan – W Schuyesmans – Averbode 1995 Het boek van de dood – P Stalfelt – Hoogland & van Klaveren 2000 De gouden vogel : dagboek van een stervende jongen – H Stolp / L Postma (ill) – Lemniscaat 1987 Weg van jou – W Storms – Clavis 1996 Alleen op een eiland – T Taylor – Lemniscaat 1991 35 Ik moet heel stil zijn – K Verleyen – Infodok 1995 Zonder papa – D Verreydt / K Nauwelaerts – Averbode 1998 Sjefke – M Verbong – eigen beheer 1997 Tessa – D Verschoor – Holland 1986 Niet zo hoog, Margreet – A Vogelaar-van Amersfoort – de Banier 1988 Achtste groepers huilen niet – J Vriens – van Holkema & Warendorf 1999 Een kop vol zaagsel – N Warnars-Kleverlaan – Clavis 1997 Ginny – R White – Piramide 1993 De kippige, de dikke en ik – K Yumoto – Querido 1997 Vanaf 12 jaar Perenbomen bloeien wit – G Bakker – Piramide 1999 Toegang tot het feest – G Beckman – Lemniscaat Vertel het aan niemand – I Bergh – Averbode 1997 Het verhaal van Anna – C Boendermaker – van Tricht 2000 Rotzooi in mijn hoofd – A Bohlmeyer – Leopold 1999 Het uur nul – D Bracke – Infodok 1996 Na alles wat we voor jou gedaan hebben – M Brantôme – Houtekiet / Fontein 1996 De laatste regels – E Breen – Lemniscaat 1988 Te snel – C Cazemier – van Holkema & Warendorf 1997 Je moet dansen op mijn graf – A Chambers – Querido 1992 Het laatste avontuur – A van Dam – Altamira 1994 Ruben – W Daniëls – van Holkema & Warendorf 1996 De witte boot – I Dros – van Holkema & Warendorf 1985 De arendsvlieger – P Fox – J de Jonge 1995 De hemel bestaat uit vijf letters – E Franck – Clavis 1993 Door een spiegel, in raadselen – J Gaarder – Fontein 1996 GSM, Moby’s ontdekking van de hemel – M Gommeren – de Fontein 1999 Afscheidsbrief – B Goudsmit – Holland 1999 Boris – J ter Haar – van Holkema &Warendorf 1994 Als je van een wolk valt – H Hagen – van Goor 1989 In Sara’s huis – V Hazelhoff – Querido 1989 Elmo – V Hazelhoff – Querido 1993 Woensdag, maar vanavond niet… - G vd Heyden – de Vries-Brouwers 1993 Tot ziens, Simon – D Hill – Facet 1993 Het blauwe paard – C en T Honig – Stichting Aids Fonds 1997 Toen onze Daniël doodging – J Howker – Querido 1992 Terug naar de kermis – H Irwin – Elzenga 1989 Het Peergeheim – H de Jonge – van Goor 1994 Niets dan de waarheid – C Killien – van Goor 1990 De buurman van drie hoog – P Koevoets – de Bezige Bij 1998 Hoe gaat het? Goed! – A Kranendonk – Lemniscaat 1997 Anna – E Laird – Elzenga 1989 Gebr. – T van Lieshout – van Goor 1996 De zuigzoen – U Lindell – Lemniscaat 1996 Bij het vallen van de nacht – J Little – Ploegsma 1986 Bestemming onbekend – H Manders – Ploegsma 1997 Vergeten herinnering – M Mahy – Querido 1989 Gebroken vleugels – S Mayfield – Holland 1991 Cleo’s eiland – H Mazer – Elzenga 1989 Het is uit tussen God en mij – K Mazetti – Gottmer 1999 De wereld van de anderen – Z Oneal – Lemniscaat 1987 Zonder Mick – B Park - Lannoo Het dagboek van Floortje Peneder – H Peneder – Nijgh & van Ditmar 1994 Beelden van Nickie – M Pershall – Clavis 1991 Allis & Ann – G Persson – Holland 1995 Ik mis je, ik mis je! – P Pohl / K Gieth – Querido 1994 Familiegeheim – A Priemen – Clavis 1999 Het jaar met Anne – N Rauprick – Clavis 1996 Alles is voor altijd anders – O Reef – Sjaloom 1998 De krant van morgen – L Rood – van Goor 1984 Zonder Mary – C Rylant – Gottmer 1994 36 Stilstaan – W Schuyesmans – Altiora 1995 Een wolk als afscheid – K Seynaeve – Altiora 1988 En met Anna? – J Simoen – Querido 1996 Spijt – C Slee – van Holkema & Warendorf 1996 Pijnstillers – C Slee – van Holkema & Warendorf 1997 De gouden jongen : dagboek van een stevende jongen – H Stolp – Lemniscaat 1987 Weg van jou – W Storms – Clavis 1996 Word toch wakker – E Tijsinger – Lemniscaat 1988 Vijftien – A Vergeer – de Prom 1997 David en Jonathan – C Voigt – Querido 1992 Weg uit het verleden – A de Vries – Lemniscaat 1991 Een hand om vast te houden – R Welsh – Lannoo 1990 Infuus voor een sneeuwman – A Wijckmans – Clavis 1999 De sterren van de hemel – M Willey Een streepje blauw – A Worrall – Clavis 1987 De kippige, de dikke en ik – K Yumoto – Querido 1997 Ben is dood – J de Zanger – Leopold 1993 37