Het eeuwige leven Nest Nederlands - 08 Mei 2015 Pagina 116 "Ik heb nog de huid van een giraf en van een kameel in de diepvries liggen", lacht Mieke De Leeuw. Onder de naam Taxidermieke zet ze sinds 2008 professioneel dieren op. Op de muren van haar atelier hangen koppen van herten, bokken, paarden en zelfs een Baskische ezel. Nu nog een sabeltandtijger. In de Verenigde Staten is het een populair beroep, maar België telt niet meer dan een tiental professionele taxidermisten. Geen gebrek aan werk, zo vertelt een blik op het overvolle atelier van Mieke De Leeuw in Peer. "Sorry voor de rommel", excuseert ze zich. "Een decorateur heeft net 22 hertenkoppen besteld. Die nemen nogal wat plaats in beslag." In 2003 ging Mieke in de leer bij een Spaanse taxidermist. Ze woonde toen op een Spaans jachtdomein en merkte dat vrouwelijke dieren minder aandacht krijgen van opzetters. "Jagers willen pronken met de mannelijke herten die ze schieten, maar een hinde waarderen ze alleen voor het vlees. Terwijl dat ook mooie dieren zijn." Een van de eerste werkstukken van De Leeuw was dus een hinde. Die verhuisde mee naar dit atelier. "Daar hangt ze, ze is een beetje gehavend", lacht Mieke. In 2010 verhuisde Mieke De Leeuw naar België en begon haar carrière als professioneel taxidermiste. "Het is zo snel gegaan. Ondertussen werk ik samen met bijvoorbeeld de Vlaamse Opera, de Zoo van Antwerpen en het Naturalis Biodiversity Center in Leiden. De ene keer is mijn opdrachtgever een kunstenaar die een eigen interpretatie van het dier meegeeft, de andere keer een wetenschapper die een zeer waarheidsgetrouwe weergave wil zien. Er staan stukken van mij van Dijon tot Korea, en momenteel ben ik bezig aan een hert dat naar Oxford moet." Bij het opzetten van dieren gaat Taxidermieke op een vaste manier te werk. Als een dier sterft, haalt ze het zo snel mogelijk op. "Dat moet de dag zelf, maar bij warm weer kan zelfs dat al te laat zijn. Als een dier ziek is, waarschuwen de eigenaars ons soms al vooraf en kunnen we er heel snel bij zijn. Soms maken we foto's van het zieke dier om het later zo goed mogelijk op te kunnen zetten." Bij aankomst wordt het dode dier meteen gevild. Enkel de huid wordt overgehouden. Geen bloederige taferelen met ingewanden dus. De huid wordt vervolgens gelooid. "Meestal looien we zelf," vertelt Mieke, "maar grotere huiden zoals die van leeuwen en giraffen sturen we naar de looierij." Door het looien kan de huid niet meer rotten. Vroeger gebeurde dat met de hersenen van het dier of de bast van een eik, nu met zouten zuurbaden. "De gelooide huid is dan qua textuur vergelijkbaar met een zeemvel. Als ze droogt, krimpt ze en wordt ze hard. Door ze te bevochtigen wordt ze weer soepel, waardoor we ze over een kunststofmal kunnen trekken. De vochtige huid wordt dan vastgelijmd, genaaid en met naalden vastgepind, zodat ze niet uit vorm raakt tijdens het drogen. Achteraf boetseren we de ogen bij." De vorm waar de huid overheen getrokken wordt, is gemaakt van polyester. Vroeger werden de huiden opgevuld met paardenhaar, tabak of houtwol. Daar zaten vaak insecten in. Dat was niet goed voor het opgezette dier maar ook niet voor de taxidermist. "Om de zoveel tijd heb ik een tekenbeet. De ziekte van Lyme is een van de gevaren waar je als opzetter voor moet opletten", weet Mieke. "Ook je inentingen, zoals die tegen hondsdolheid, moeten altijd in orde zijn." Voor taxidermie bestaan er geen scholen. Om te kunnen bijleren, neemt Mieke deel aan kampioenschappen, waar gerenommeerde taxidermisten commentaar geven op haar creaties. "Er zijn verschillende categorieën, onder meer afhankelijk van het dier of de grootte. De jury onderzoekt elk detail. Heb je de adertjes in de binnenkant van de neus wel getekend? Is de houding origineel? Die wedstrijden zijn mijn leerschool. Je kan inspiratie opdoen via internet of door het echte dier te bekijken, maar dit is de beste plaats om nieuwe dingen op te steken." De vragen die de taxidermiste van haar klanten krijgt, lopen sterk uiteen. Zo vroeg de Vlaamse Opera om een stier op te zetten die een val van tien meter moest doorstaan. "De acteurs moesten ook op de horens kunnen staan en er moest bloed uit de stier spuiten als ze er een zwaard in staken", lacht Mieke. "Ze wilden hem drie maanden later al hebben voor de avantpremière. Gelukkig had ik nog een stierenhuid in de vriezer liggen, anders had ik dat nooit gehaald." "Grote dieren zijn het leukst om te doen. Een museum in Korea vroeg om een prehistorisch hert te maken, een dier dat niet meer bestaat en een stuk groter is dan de herten van nu. Dus heb ik de huid van vier verschillende herten netjes aan elkaar genaaid. Een uitdaging en veel werk, maar wel heel plezierig." "In de Zoo van Antwerpen heb ik met een team het skelet van hun eerste olifant gerenoveerd. De botten verpulverden in je handen, dus moest alles met hars gefixeerd en van binnenuit opgevuld worden. Een hele olifant, dat was verschillende nachten doorwerken." Vroeger had de Zoo een vaste opzetter, maar dat is nu niet meer het geval. "Als ze het mij zouden vragen, zou ik meteen toehappen", bekent Mieke De Leeuw. Ook in de taxidermie bestaan er trends en lokale voorkeuren. In Amerika worden de Whitetail-herten het vaakst opgezet. In Spanje zijn varkens het populairst, in België vooral reebokken en vossen. Mieke: "Een andere trend is de houding van het dier. Vroeger zag je bij jachttrofeeën alleen het hoofd, tegenwoordig zit er vaak een schouder bij. Dat is overgewaaid uit Amerika, waar ze houden van wat meer drama en spektakel. Ik trek me niet veel aan van trends. Het belangrijkste voor mij is dat er recpectvol met het dier wordt omgegaan." Copyright © 2015 gopress. Alle rechten voorbehouden Tekst Leen Creve Copyright © 2015 Roularta Media Group. Alle rechten voorbehouden Copyright © 2015 gopress. Alle rechten voorbehouden