Theorieboek fase 1 - Krimpen aan den IJssel

advertisement
THEORIEBOEK fase 1
Inhoudsopgave
Het notenstelsel
Waarde van noten en rusten
Verlenging van noten en rusten
Metrum, maat en ritme
Maatsoorten
Maatsoorten voorbeelden
Toonsterkte
Articulatie
Tempo
Herhalingstekens
Voortekens
Toonladders
(Stamtoon) intervallen
Gepuncteerd ritme
Instrumenten
Diverse wetenswaardigheden
Trefwoorden
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
15
16
17
18
19
Het Notenstelsel
Voor notennamen gebruiken we de eerste zeven letters van het alfabet: A, B, C, D, E, F en G.
Na de G komt weer de A.
Noten worden geschreven en kun je dus zien.
Tonen zijn klanken die je kunt horen.
5
4
3
2
1
Een notenbalk bestaat uit vijf lijnen.
De onderste lijn is de eerste en de bovenste is de vijfde!
 
 









Voor noten die zo hoog of laag zijn
dat ze los van de notenbalk komen,

gebruiken we hulplijntjes.

(een extra notenbalklijntje)
Piano
 
 







Noten worden geschreven door of

tussen de lijnen van de notenbalk.










De naam die een noot krijgt, hangt af van de sleutel die vooraan de notenbalk staat.
Twee sleutels worden het meest gebruikt. Dit zijn:

2



 
C



D
E

F
Piano
4
fase 1, pag.2





G
A
B
C


 

Deze twee noten hebben
dezelfde toonhoogte.



De G-sleutel of vioolsleutel (voor hoge tonen).
Het centrum van deze sleutel cirkelt om de tweede lijn van de notenbalk.
Alle noten door deze lijn worden G genoemd.
 







C
B
A
G
F
E
D
C

De F-sleutel of bassleutel (voor lage tonen).
De bal van de sleutel staat op de vierde lijn van de notenbalk.
Deze lijn (van de noot F dus) loopt ook precies tussen de twee punten door.
www.capelsemuziekschool.nl




















Waarde
van
noten
en
rusten




Piano






   












            
Piano
ano            
    
Piano










           

  

     
          
 





  


















     


   
 
 


  

 





  
      
               




  

   

          





   



 
            










Noten en rusten zijn er in verschillende soorten. De soorten geven de lengte aan.
Hieronder staan de vijf meest voorkomende.
noten:
rusten:
hele noot en hele rust
halve noot en halve rust
kwart noot en kwart rust
achtste noot en achtste rust
zestiende noot en zestiende rust
Bijna alle noten hebben stokken, behalve de hele noot.



=
=
  =
  =


 ==  = =   ==  = =  = = == 
 
=  
=  
 ==
  =  =   = =  =  =  =  =  
 ==


= = 


Bij noten onder de derde lijn staat de stok
aan de rechterkant van de noot naar boven.









Bij noten door de derde lijn mag je
de richting van de stok zelf kiezen.
(vaak kiest men hier voor ‘naar beneden’)


LET OP!
Aan de stok van een losstaande achtste noot zit
één vlaggetje en bij een zestiende noot twee!
Deze vlaggetjes wijzen altijd naar rechts.


           
 
    

hele rust




Bij noten boven de derde lijn staat de stok
aan de linkerkant van de noot naar beneden.
2
Fl.




halve rust
Wanneer achtste en zestiende noten in groepjes
voorkomen, worden ze heel vaak met elkaar
verbonden door middel van waardestrepen.

www.capelsemuziekschool.nl
 

 

fase 1, pag.3
Verlenging van noten en
rusten

              
          



  
Piano
Piano
Piano
Piano
Piano
Piano
             

Piano
     
    
  


             


iano
Piano
Piano
Piano
Piano
Piano




Door
een
punt
achter
een
noot
of
rust
te
noteren,
wordt
deze
de
helft
langer.






















              
         

 
 

         
Piano
     
 = Piano
    
         




        =   +    

       +  
   

















      =   +   
        =  +  








  
   
 


    
 + 
   
       =   + 
   




        = 

         
 

   
 =   + 
 + 
 = 


 

 

Wanneer twee noten van dezelfde toonhoogte met elkaar verbonden zijn
door middel van een overbindingsboogje, moet je ze als een noot spelen.






We spreken hier dan van
een overgebonden noot!



fase 1, pag.4





 
wordt
als:
 dus uitgevoerd


Een fermate boven (of onder) een noot of rust wil zeggen,

 moet maken.
dat je deze, naareigen inzicht,
 iets langer
Bij een orkest bepaalt de dirigent de lengte van de fermate.
G. P.

Generale Pauze: rustpunt voor alle stemmen.
www.capelsemuziekschool.nl










Metrum, maat en ritme
Er is een regelmaat of telbeweging die je in de muziek kunt waarnemen. Beschouw deze telbeweging als de
hartslag van de muziek. Op deze puls loopt, klapt of tikt men wel eens met de muziek mee, soms langzaam,
soms snel, afhankelijk van wat de componist (schepper van muziekstukken) voorschrijft. Deze beweging
wordt het metrum genoemd.
Het metrum kan weer worden onderverdeeld in maten. Een belangrijke tel uit het metrum wordt steeds de
eerste tel van een maat.
        
 bestaat
 
in
rusten.
al
niet
met
noten
verschillende

































uit
van
lengte,
of
combinatie












 Het ritme


                   
  

Piano
Piano
Piano
Piano
ano
Piano
Piano
Piano
PianoPianoPianoPianoPianoPiano
Piano  








Metrum
is
de
indeling
van
tijd
in
gelijke
pulsen.













 
          









 






















 













 




















 
 

























   pulsen
 iseenverzameling
  uithet
              
 metrum.
Maat




Piano
ano
Piano
Piano
Piano Ritme
is een Piano
vrije beweging
vanPiano
noten opPiano
het patroon van het metrum.
                        

               
 
             








































     
 
 
  
     
   ritme:


    wisselende
  notenwaarden

                
 













































































































pulsen





8
regelmatige
















metrum:





maat:


 

 

  

  

  

1
2
1
2
1
2
1
 

  
  
 
4 maal 2 pulsen
2
Een maat is ook een van de vakjes in de notenbalk waar je noten of rusten in schrijft.
De maat wordt in de notenbalk zichtbaar gemaakt door maatstrepen. Dit zijn de verticale lijnen in
de notenbalk. Het gedeelte tussen de maatstrepen is dus een maat.
derde maat
www.capelsemuziekschool.nl
maatstreep
Soms wordt ook nog wel eens ergens in
het muziekstuk een dubbele maatstreep
neergezet om de aandacht te vestigen op
een nieuw gedeelte.
vierde maat
maatstreep
maatstreep

tweede maat
maatstreep

eerste maat
Aan het slot van het muziekstuk wordt
een eindmaatstreep getekend.
fase 1, pag.5
Maatsoorten
Aan het begin van een muziekstuk zie je (na de sleutel) twee cijfers boven elkaar staan.
Deze cijfers geven de maatsoort aan.
Het bovenste cijfer geeft aan hoeveel tellen er in een maat zijn.
Het onderste cijfer geeft aan wat voor soort noot (of rust) er één tel duurt.
 
(Twee kwarts maat) Iedere kwart noot of kwart rust duurt 1 tel.
 
(Drie kwarts maat) Iedere kwart noot of kwart rust duurt 1 tel.
 
 
of

(Vier kwarts maat) Iedere kwart noot of kwart rust duurt 1 tel.
(alla brève)

(Twee tweede maat) Iedere halve noot of halve rust duurt 1 tel.
 
(Drie achtste maat) Iedere achtste noot of achtste rust duurt 1 tel.
 
(Zes achtste maat) Iedere achtste noot of achtste rust duurt 1 tel.
Het komt geregeld voor dat een muziekstuk begint met een onvolledige maat.
We spreken dan van een opmaat.
Hieronder een voorbeeld van een opmaat in een vier kwarts maat:
Deze opmaat bestaat uit twee kwartnoten (de derde en vierde ‘tel’). In de laatste maat van het muziekstuk
moeten de twee ontbrekende ‘kwarten’ van de opmaat staan (dus de eerste en tweede ‘tel’).
Zo vormen de opmaat en de laatste maat samen weer een volledige vier kwarts maat.
Gaan we de maten nummers geven, dan telt de opmaat niet mee.
1
2
3
4
5
6
7
8
         


fase 1, pag.6
www.capelsemuziekschool.nl
Tel alle cijfers (de maat) in een regelmatig tempo.
De cijfers staan precies onder noten of rusten die op de tel komen.
   
1
  
2
1
 
     
2
1
2
1
2
1

      
 
2
2
1
1
2
1
2
Rusten zijn ook belangrijk. Tel ze zorgvuldig mee. De achtste noten staan in drie groepen van twee.
                               
1 2 3
1 2
3
1 2
3
1
2 3
1 2
3
1
2
3
1 2
3
3
1 2
Maten met weinig
 noten of
rusten zijn
soms kleiner
 danandere. Ze durennatuurlijk weleven lang.
              
1 2 3 4
1 2 3 4
1 2 3 4

12 34 1 2
1 2 3 4
3
4
1
2
3 4
       
  

1

Deze maatsoort wordt meestal gebruikt voor snelle muziek.
Zo blijfter een rustig
met weinig waardestrepen.
 notenbeeld



  


1
1
2
2
2

1
2

     
1
2
1
2
1
1 2 3 4
 

2


1
2
Verschillende
zijn toegestaan in
en 7.
 manieren
 van waardestrepen
  noteren 
de maten 5, 6
 
2
3
1


  



 
           
1

             

2
1 2 3
3

     
12 3
1
2
3
1
2
3
1
2
3
1
2
3
In
de zes-achtste
 maat staan
de achtste noten
in tweegroepen van
drie.


                 





















 
 
 
1 2 3 4 5 6
of: 1
2
 
1 2 3 45 6
1
2
1 2 34 5 6
1
2

1
1
2
3
456 12 3 45 6
1 2 3 45 6
12 3 456
123 456
2
1
1
1
1

2
2

2
2

Dit is een hele rust.
Staat deze als enige in de maat, dan is dit in alle maatsoorten een volledige maat rust.
www.capelsemuziekschool.nl
fase 1, pag.7
Toonsterkte
Toonsterkte, dat wil zeggen hoe sterk of hoe zacht je je instrument laat klinken,
wordt in de muziek dynamiek genoemd.
Dynamiek is de verhouding tussen sterk en zacht spelen.
De dynamiek wordt aangegeven door Italiaanse uitdrukkingen of afkortingen. Deze worden door iedereen
over de gehele wereld gebruikt.
We kennen twee soorten dynamiek:
Trappendynamiek en overgangsdynamiek.

 

 
 
p 
     
 




     
  
 
  p
f
mf




 
mf
p
   mf     
f

  
    
 
            

 
 

  
     
     
    
 
 
   

 



Trappendynamiek blijft steeds hetzelfde. (Zacht blijft zacht en sterk blijft sterk, totdat er een ander dynamisch teken verschijnt.)
Overgangsdynamiek verandert geleidelijk van sterk naar zacht of andersom.
We kennen o.a. de volgende tekens:
Trappendynamiek:
forte = sterk
 

Overgangsdynamiek:
 
cresc.
crescendo
= geleidelijk aan sterker worden

decresc.
decrescendo = geleidelijk aan zachter worden
mezzoforte = half sterk
piano = zacht
 
 

 
  
 
 
   
p
mf
 



     

Dit teken komt vaak in de
plaats van de afkorting “cresc.” . . . . . . . . . .
f
fase 1, pag.8
 
diminuendo = geleidelijk aan zachter worden
dim. 

 
 

en dit teken vervangt de
afkorting “decresc.” of “dim.”
   
Gebruik hiervoor het het woordje “hard” liever niet, omdat dat onaangenaam klinkt.
Spreek in de muziek dus over “sterk”.
www.capelsemuziekschool.nl
Articulatie
Muziek kun je op verschillende manieren laten horen.
Je kunt de noten kort of lang spelen of zelfs aan elkaar binden.
Deze speelmanieren noemen we articulatie.
Onder articulatie verstaan we de manier waarop je de toon speelt.
Articulatie wordt door middel van tekens boven of onder de noten aangegeven.
We kennen o.a. de volgende:
 


  


    
 

     
      

 

 






 
       
   


 




       
       



Staccato (losmaken, scheiden)
De noten los van elkaar spelen
Portato (gedragen)
De noten niet te kort of te lang spelen
Let op; 2 soorten!
Tenuto (vastgehouden)
Breed spelen, maar net niet gebonden
Legato (gebonden)
De noten aan elkaar vast spelen
Accenten
De noten benadrukken

De bovenste
boog is delegatoboog en

de onderste de overbindingsboog.
 noot niet metde derde overbinden!

De tweede
   


 van de stokken
 is aangepast t.b.v.
 de boog.
De richting
www.capelsemuziekschool.nl
fase 1, pag.9
no
 
 

 

Tempo

 




     
 jeeen muziekstuk

Onder
tempo verstaan wede snelheid
waarmee
speelt.

 gebruikt die, evenals de dynamische tekens,
Om het tempo aan te geven worden meestal Italiaanse namen
wereldwijd gelden.
Het tempo wordt ook vaak uitgedrukt in een bepaald aantal tellen per minuut. Om dit precies aan te geven
gebruik je een metronoom. Afhankelijk van de instelling tikt de metronoom een bepaald aantal keren per
minuut.
 als volgt genoteerd:
 wordt
De metronoomaanduiding
 = 120




Er worden 120 kwartnoten per minuut gespeeld.
(Eén kwartnoot duurt dus een halve seconde).





We kunnen de tempo-aanduidingen in 5 groepen verdelen:
1. Zeer langzame tempi: (tempi is meervoud van tempo)
Lento
(slepend)
Largo
(breed, ernstig)
2. Langzame tempi:
Adagio
(langzaam, met uitdrukking)
Larghetto (enigzins breed)
3. Gematigde tempi:
Andante
(kalm voortgaand)
Moderato
(gematigd)
Allegretto (een beetje snel)
4. Snelle tempi:
Allegro
Vivace
5. Zeer snelle tempi:
Presto
(zeer snel)
Prestissimo (uiterst snel)
(opgewekt, snel)
(levendig)
Alle tempo-aanduidingen zeggen bij benadering iets over het tempo.
Wat de ene componist snel vindt, kan de ander maar matig vinden.
Je kunt ook geleidelijk van het ene tempo in het andere tempo overgaan. Dit heet een tempo-overgang.
De volgende afkortingen worden veel gebruikt:
rit. rall.
accel.
ritenuto (plotseling langzamer worden)
rallentando (geleidelijk aan langzamer worden)
accelerando (geleidelijk aan sneller worden)
a tempo of tempo primo : het tempo oppakken zoals in het begin. (verschijnt na een tempoverandering)
fase 1, pag.10
www.capelsemuziekschool.nl
Herhalingstekens
In de muziek worden vaak fragmenten herhaald. Om niet steeds opnieuw iets uit te hoeven schrijven,
heeft men verschillende tekens bedacht. Dat zijn de zogenaamde herhalingstekens.



‘reprise’
Deze vier maten moeten
eenmaal herhaald worden.

Staat het eerste herhalingsteken er niet, dan moet er vanaf het begin worden herhaald.
Het zogenaamde ‘eentje’ / ‘tweetje’. Ga onder het ‘eentje’ terug naar het begin.
Sla daarna het ‘eentje’ over en ga verder onder het ‘tweetje’.
1.

2.
‘Da Capo’ betekent: van voren af aan en ‘al Fine’ betekent: tot Fine (het einde).

 





Fine

 





      



 
(of: D.C. al Fine)
 
‘Dal Segno’ betekent: vanaf het teken. Bij het einde teruggaan naar de derde maat, dan het muziekstuk uitspelen.
   
Dit is de Coda.
Da Capo al Fine
  
Dal Segno
(of: D.S.)

De juiste volgorde van de te spelen maten:
1,2,3,4,5,6,7,8, 3,4,5,6, 9,10.
‘Coda’ betekent: staart.

Dal Segno al Coda
(of: D.S. al Coda)
‘Maatherhaling’.
Wordt vaak gebruikt om ruimte te besparen.
Speel deze vier maten zoals ze hieronder
zijn uitgeschreven.



                                     
Vele combinaties zijn mogelijk met bovenstaande voorbeelden.
www.capelsemuziekschool.nl
fase 1, pag.11
 f


mf
 
 Voortekens
             
     


 
A, B, C, D, E, F, G (de letters die we gebruiken voor de notennamen) noemen we stamtonen.
De onderlinge afstand tussen de stamtonen is niet overal gelijk. Kijk maar in het volgende schema:
pB
 
 A

 mf
   
        
   

   
 


het kruis

       






 Een kruis vooreen nootgeeft aan, dat de toon een halve toon hoger wordt. Achter de naam van
de stamtoon wordt dan ‘is’ (spreek uit als ‘ies’) geplaatst; Cis, Dis, Eis, Fis, Gis, Ais, en Bis.
A
f
(1)
(½)
C
(1)
D
(1)
E
(½)
F
G
(1)
(1)
Er zijn hele toonafstanden (1) en halve (½). De hele toonafstanden kunnen we ook nog in tweeën delen.
Alle stamtonen kunnen we verhogen of verlagen door middel van chromatische tekens, ook wel
voortekens genoemd. We kennen o.a. de volgende drie voortekens:
p
 
 
mf
  
Cis

Dis
de mol
 
 

Eis


 
Fis
Gis


Ais
Bis




 

Een mol voor een noot geeft aan, dat de toon een halve toon lager wordt. Achter de naam
van de stamtoon wordt dan ‘es’ of ‘s’ geplaatst; Ces, Des, Es, Fes, Ges, As, en Bes.

 

Ces

Des

Es


Fes
Ges


As
Bes
het herstellingsteken
Een herstellingsteken zorgt ervoor dat een kruis of mol voor die noot niet meer geldig is.
                         


































         
Bes B
Bes As A
Bes
Fis F
Fis
Fis Gis G
B
Bes
As
B
Des
Fis F
Voor alle chromatische tekens gelden de volgende regels:
1. Staan ze in een willekeurige maat, dan zijn het toevallige verhogingen of verlagingen.
Ze zijn dan alleen geldig voor alle noten van die toonhoogte in die ene maat.
2. Wordt een noot (met voorteken) overgebonden naar een noot in de volgende maat,
dan geldt dit chromatische teken ook voor die noot.
3. Staan ze vooraan in de notenbalk, direct na de sleutel, dan zijn het vaste voortekens.
Ze gelden dan voor het gehele stuk en ook voor alle oktaven.
fase 1, pag.12
www.capelsemuziekschool.nl
Cis C
Es
Toonladders
Een toonladder is, zoals de naam al zegt, een ladder van tonen. Tussen de tonen zitten afstanden, net als bij een
gewone ladder, maar we hebben echter gezien dat de afstanden tussen de stamtonen niet allemaal even groot zijn.
Meestal is die afstand een hele toonafstand, maar soms ook maar een halve toonafstand.
Een toonladder bestaat uit acht opeenvolgende tonen en begint bij een bepaalde toon (de grondtoon) en eindigt
dan op een toon met dezelfde naam als de begintoon. (Een oktaaf hoger of lager)
Hieronder staat de toonladder van C. Je ziet dat twee halve toonafstanden tussen de derde en vierde toon en tussen de zevende en achtste toon zitten.
De naam van deze toonladder is de grote terts toonladder of majeur toonladder.
 

1
1
1
½
1






1
½
Dit toetsenbord op ware grootte laat goed zien waar de hele en halve toonafstanden zich bevinden.
De ‘E’ en de ‘F’ toetsen grenzen direkt, zonder zwarte toetsen, aan elkaar, ook de ‘B’ en de ‘C’ toetsen.
Hier bevinden zich dus die halve toonafstanden!
C
D
E
F
G
www.capelsemuziekschool.nl
A
B
C
fase 1, pag.13
Bij alle majeurtoonladders bevinden zich 5 hele en 2 halve tonen op een vaste plaats.
  
c
d




e
f
g



a
b
c
Op welke toon je ook begint, er moet voor deze toonladder altijd een halve toonafstand zitten tussen de
derde en vierde toon en de zevende en achtste. Waar nodig gebruik je daarvoor kruisen of mollen.
Deze voortekens kunnen direkt na de sleutel genoteerd worden. Dit noemen we vaste voortekens.
De zevende toon heeft een sterke drang om naar de (halve afstand hoger gelegen) grondtoon te gaan.
Daarom noemen we deze 7de toon de leidtoon.
vast voorteken

  
g





a
b
c
d
e


fis
g
leidtoon

   
d

e

fis

g


a
b


cis
d
leidtoon
 
 
a





b
cis
d
e
fis


gis
a
leidtoon
   

f
g

   
bes




a
bes
c
d





c
d
es
f
g


e
f


a
bes
leidtoon
leidtoon

    
es

f

g



as
bes
c


d
es
leidtoon
fase 1, pag.14
www.capelsemuziekschool.nl
(Stamtoon) intervallen
De afstand in hoogte tussen twee tonen worden intervallen genoemd.
1. Prime
2. Secunde
3. Terts
4. Kwart
5. Kwint
6. Sext
7. Septime
8. Oktaaf
interval tussen 2 stamtonen met dezelfde toonhoogte.
1 stamtoon hoger of lager
2 stamtonen hoger of lager
3 stamtonen hoger of lager
4 stamtonen hoger of lager
5 stamtonen hoger of lager
6 stamtonen hoger of lager

7 stamtonen hoger of lager
Wees bewust van de tussenliggende
tonen en de klank daarvan.
    
1
4
   
  
 
    
1
2
3
4
5
6
7
8
Melodische intervallen klinken na elkaar.
 


prime
 


secunde




terts



kwart





kwint




sext



septime

oktaaf


prime

onderterts

sext


bovenkwart
bovenkwint



oktaven

kwinten




terts

prime
onderkwart
  e
ijgend
s t 
onderkwart
 
tertsen
 
secunden
bovensecunde
onderterts
tertsen


kwart

prime
www.capelsemuziekschool.nl
bovensecunde

oktaaf


ondersext

kwarten
septime





bovensecunde
 
kwint
 
bovensecunde

kwint
bovensecunde
sexten

bovensecunde
 
 


kwart
bovensecunde

terts
bovensecunde
 
secunde
bovensecunde
prime












Harmonische intervallen klinken samen (tweeklank).
 



bovenseptime





onderoktaaf

septimes
onderterts



primes

bovensext
sext


terts

dubbeloktaaf
ondersecunde
bovensecunde
onderoktaaf

fase 1, pag.15
Piano
              
            Gepuncteerd
ritme
         




                        

             





         =
 heeft
   figuur’
  de totale tijdsduur van een halve noot.

      ‘kwart-punt-achtste
                       
Hiervoor verdelen
 



we eerst een halve noot in twee kwartnoten.

(de pijlen
 geven
 de speelduur van de noten aan)
  
 

   
 
             Maken
 we
nude eerste kwartnoot de helft langer d.m.v. een punt, dan
moet de tweede kwartnoot die helft afstaan (aan de eerste kwart) en
        wordt
 dus
 in een achtste-noot veranderd.
Dit tot stand gekomen ritme noemen we gepuncteerd.
  
  
  
 
  



Samenvoeging van de eerste helft
 tel metde eerstetel.  
 

   vande tweede
      1
  2     34   









Piano
       









     
    
  

              
 


 figuur’ in de tijdsduur van een kwartnoot.
       =  ‘achtste-punt-zestiende
c  d
e
f   
       
               
 
           
 











of:
       
 
c
d
e
f
 
 


      
= 2 ×            
 
 

  
Gepuncteerd, maar dan met rusten in plaats van punten.
                   


   
  
     
      
    
fase 1, pag.16

www.capelsemuziekschool.nl
   



Instrumenten
Geluid is alles wat je met je oren kunt horen. Geluid ontstaat doordat een voorwerp (en daardoor
de lucht) gaat trillen.
Ook bij muziekinstrumenten ontstaat geluid door trillingen.
Snaren die trillen, bijvoorbeeld: gitaar, viool, piano, cello.
Lippen die trillen, bijvoorbeeld: trompet, hoorn, trombone.
Rietjes die trillen, bijvoorbeeld: klarinet, saxofoon, hobo, fagot.
Lucht die trilt, bijvoorbeeld: dwarsfluit, blokfluit.
Metalen staafjes die trillen, bijvoorbeeld: accordeon, klokkenspel, speeldoosje
Via electronische weg wordt geluid opgewekt, bijvoorbeeld: keyboard.
Blaasinstrumenten.
Bij blaasinstrumenten wordt de lucht in trilling gebracht, door (op een speciale manier) te blazen
in een mondstuk of rietje.
Er zijn twee hoofdgroepen:
Koperen blaasinstrumenten: b.v. trompet, bugel, hoorn, trombone, tuba.
Houten blaasinstrumenten: b.v. fluit, klarinet, hobo, fagot, saxofoon.
Overige (mechanische) blaasinstrumenten: b.v. accordeon, kerkorgel.
Snaarinstrumenten.
Bij snaarinstrumenten wordt een snaar in trilling gebracht, waardoor de lucht gaat trillen.
Strijkinstrumenten: b.v. viool, cello, contrabas.
Tokkelinstrumenten:b.v. gitaar, harp, banjo.
Toetsinstrumenten: b.v. piano.
Slaginstrumenten.
Kenmerkend voor alle slaginstrumenten is, dat het geluid ontstaat door er op te slaan of mee te schudden.
De slaginstrumenten zijn verdeeld in twee hoofdgroepen:
Gestemd slagwerk: b.v. marimba, xylofoon, klokkenspel, pauken.
Ongestemd slagwerk: b.v. drumstel, grote trom, bekkens, tamboerijn, triangel.
Electronische instrumenten.
Bij electronische instrumenten worden de tonen op electronische manier opgewekt en weergegeven met
behulp van versterkers en luidsprekers: b.v. keyboard, synthesizer, electrische piano, electronisch orgel.
www.capelsemuziekschool.nl
fase 1, pag.17
Diverse wetenswaardigheden

 
Afstemmen van instrumenten in een orkest,
gebeurt op de a , voorgespeeld door de hobo.
1



Vaste volgorde
van de kruisen.
Fis, Cis, Gis



Vaste volgorde
van de mollen.
Bes, Es, As


 








3 maatsoortwisselingen (verandering van maatsoort in hetzelfde muziekstuk).
2 modulatie’s (toonsoortveranderingen).
24 gecomprimeerde maten rust (overzichtelijk aantal maten rust).
Verlenging van noten over de maatstrepen d.m.v. overbindingsbogen.

   
 

    

fase 1, pag.18

       


   

   
www.capelsemuziekschool.nl



De toonladder van F majeur,
over twee balken,
stijgend en dalend,
met vast voorteken.
Trefwoorden
Accent
Adagio
Afstemtoon
Allegro, Allegretto
Andante, Andantino
Articulatie
a tempo / tempo primo
Chromatische tekens
Componist
Dynamiek
Fermate
Forte
Gecomprimeerde maten rust
Generale Pauze
Gepuncteerd ritme
Grondtoon
Herhalingstekens:
reprise,
eentje, tweetje,
Da Capo,
Fine,
Dal Segno,
Coda,
maatherhaling
Herstellingsteken
Hulplijntjes
Instrumenten (soorten)
Intervallen; prime, secunde, terts, kwart,
kwint, sext , septime, oktaaf
Kruis
Largo
Legato
Leidtoon
Lento
Maat; de maat, een maat
Maatstreep,
dubbele maatstreep,
eindmaatstreep
Maatsoorten:
2/4, 3/4, 4/4, C, 2/2, alla brève, 3/8, 6/8
Maatsoortwisseling
Majeur
Metronoom(aanduiding)
Metrum
Mezzo
Moderato
Modulatie
Mol
Noot
Notenbalk; lijnen
Notenwaarden;
1, 1/2, 1/4, 1/8, met punt, 1/16
Oktaaf
Opmaat
Overbindingsboog
Overgangsdynamiek; cresc., decresc., dim.
Piano
Portato
Presto, Prestissimo
Ritme
Rusten;
1, 1/2, 1/4, 1/8, met punt, 1/16
Staccato
Sleutels: F- of bassleutel, G- of vioolsleutel
Stokken
Tempo
Tenuto
Tempo overgang: rit., rall., accel.,
Toetsenbord
Toevallige verhogingen en verlagingen
Tonen
Toonafstanden; halve en hele
Toonladders:
C, G, D, A, F, Bes, Es, (grote terts)
Toonsoortverandering
Trappendynamiek
Vaste voortekens
Vivace
Vlaggetjes
Waardestrepen
www.capelsemuziekschool.nl
fase 1, pag.19
Download