NOTA voor burgemeester en wethouders Onderwerp: Kindermonitor 2001 Notanr.: 2001.16713 BB/OS 01-10-2001 Portef.h.: burgemeester Agenda BenW 09-10-2001 BESLUIT: 1. de uitkomsten van de Kindermonitor 2001 voor kennisgeving aan te nemen; 2. de uitkomsten te betrekken bij de voortgang van het GSB-programma Jeugd en Jongeren; 3. het onderzoeksverslag ter kennisneming aan te bieden aan de Commissie SW; 4. de afdeling Onderzoek & Statistiek het onderzoeksverslag te laten verspreiden; OPENBAARMAKING: dit besluit openbaar te maken. COMMUNICATIE: internet FINANCIELE ASPECTEN: financiële gevolgen voor de gemeente? nee TOELICHTING/OVERWEGINGEN: De gemeente heeft een wettelijke taak op het gebied van lokaal integraal jeugdbeleid. Om beleid te kunnen voeren is het nodig te weten hoe de situatie van de kinderen is. Hoe staan zij ervoor op terreinen zoals gezondheid, leefsituatie en onderwijs? Waar is extra aandacht nodig? Met behulp van monitoring kunnen ontwikkelingen onder kinderen en ouders worden gesignaleerd om daar tijdig op in te kunnen spelen en het beleid op af te stemmen. In 1998 heeft de gemeente Deventer daarom voor het eerst de Monitor Opvoedingsondersteuning samengesteld. In 2001 is ervoor gekozen de monitor ‘Kindermonitor’ te noemen omdat dit een beter beeld van de inhoud geeft, maar ook om aan te sluiten bij de eveneens door de gemeente gepubliceerde ‘Jeugdmonitor’. De inhoud van deze Kindermonitor is zoveel mogelijk vergelijkbaar met de Monitor Opvoedingsondersteuning uit 1998. Ook in het kader van het Grotestedenbeleid, waarvoor de gemeente extra middelen krijgt om stedelijke problemen geïntegreerd aan te pakken, is er de noodzaak om met behulp van monitoring te rapporteren over de voortgang van de beleidsuitvoering en de resultaten. Het verzamelen van informatie in de Kindermonitor kent de volgende doelen: 1. het ondersteunen van het kinderbeleid door informatie te geven over de context ervan; en 2. het aandragen van bouwstenen voor de evaluatie van het beleid en het rapporteren over de voortgang met betrekking tot een aantal gewenste resultaten. Hieronder worden de voornaamste bevindingen gepresenteerd. De informatie is verkregen via basisregistratie. Dit in tegenstelling tot de Jeugdmonitor waarbij de informatie is verzameld op basis van steekproefonderzoek. In deze Kindermonitor worden demografische kenmerken van Deventer duidelijk gemaakt. Allereerst van de gezins- en huishoudenssituatie in de Deventer wijken en buurten. Zo blijkt dat het aantal huishoudens ten opzichte van 1998 gestegen is met ruim 5.000. Belangrijkste reden hiervoor is de samenvoeging van Diepenveen met Deventer. Binnen het totale aantal huishoudens is het aandeel gezinshuishoudens echter vrijwel gelijk gebleven. Ook het aandeel eenoudergezinnen wijkt nauwelijks af van de cijfers uit 1998. Naast de huishoudensituatie is een beeld geschetst van specifieke doelgroepen, namelijk: Doelgroepen leeftijd aantal 1998 2001 Dreumesen Peuters Kleuters Basisschoolkinderen 0 en 1 2 en 3 4 en 5 6 tot 12 1.900 1.800 1.800 5.000 2.400 2.200 2.000 6.200 Bron: Onderzoek & Statistiek Per doelgroep is een onderscheid gemaakt naar de etniciteit van de kinderen. Net als in 1998 valt ook nu op dat de doelgroepen van achterstandsbeleid bij kinderen veel sterker zijn vertegenwoordigd dan bij de totale bevolking. De percentages in 2001 komen overeen met die van 1998, hoewel het aandeel kinderen met een Turkse etniciteit iets lager is dan in 1998. Dit heeft te maken met de gemeentelijke herindeling. Diepenveen kent een relatief laag aandeel kinderen met een Turkse etniciteit, waardoor het beeld in 2001 enigszins vertekend is ten opzichte van 1998. Verwachting is dat het aandeel kinderen met een Turkse etniciteit in relatie tot het totale aantal kinderen van 0 tot 12 jaar de komende jaren zal toenemen. Een vergelijking met de cijfers uit 1998 maakt duidelijk dat Turkse kinderen in 2001 iets evenwichtiger over de verschillende wijken zijn verspreid (m.u.v. Diepenveen). De capaciteit van de kinderopvang in Deventer is ten opzichte van 1996 wat betreft buitenschoolse opvang met 114 gegroeid. Voor de kinderdagverblijven geldt ten opzichte van 1998 een groei van 108 plaatsen. In totaal waren er in 2000 222 van de 376 plaatsen die in de beleidsdoelstelling zijn opgenomen gereed. Er moeten dus voor eind 2002 nog 154 plaatsen bij komen. In 1998 bedroeg het bereik van peuterspeelzalen gerelateerd aan het aantal peuters van 2 en 3 jaar gemiddeld 57%. Inmiddels is dat bereik toegenomen tot ongeveer 70%. Het aandeel allochtone kinderen dat een peuterspeelzaal bezoekt is echter beduidend lager dan het aandeel autochtone kinderen (resp. 48% en 77%). Het is niet mogelijk om op wijk- en buurtniveau een duidelijk beeld te geven van het aantal zorgkinderen. Wel kan gezegd worden dat het percentage zorgkinderen op het totale aantal kinderen van 0 tot 4 jaar ruim 30% betreft.