Zelftoets meetkunde 3 rekenen aan lijnen Twee punten en een lijn Gegeven zijn de punten A(1, 6) en B(7, 4) en de lijn l: 3 x 5 y 7 . 1 Ga met een berekening na of de lijn AB loodrecht op l staat. 2 Bereken de coördinaten van het snijpunt van de lijnen AB en l. Een bewegend punt Gegeven zijn de punten A(0, 0) en B(0,1) . Punt C beweegt over de lijn x 1 en kan dus weergegeven worden als C (1, c) , waarbij c variabel is. M is het snijpunt van de middelloodlijnen van driehoek ABC. 3 Druk de coördinaten van M uit in c en toon daarmee aan dat de x-coördinaat van M minimaal is voor c 12 . Een variabel snijpunt Voor elke waarde van a zijn gegeven de lijn ka: ( x, y ) r (1, a ) en de lijn la: ( x, y ) (2, 0) t (a , 1). 2a 2 , . 2 2 1 a 1 a Het snijpunt Sa van ka en la is het punt 4 Toon dit algebraïsch aan. 5 Toon algebraïsch aan dat de punten Sa allemaal op de cirkel met vergelijking ( x 1)2 y 2 1 liggen. Een bundel lijnen en een punt Gegeven is het punt P (3, 4) en voor elke waarde van a de lijn la met vergelijking x ay 1 . In de volgende twee vragen kiezen we a 2 . l2 heeft vergelijking x 2 y 1 . 6 Bereken in graden nauwkeurig de hoek tussen de lijnen OP en l2 . 7 Bereken exact de afstand van punt P tot lijn l2 . 8 In de volgende twee vragen is a variabel. Bereken exact voor welke waarde(n) van a de afstand van punt P tot lijn la 2 is. 9 Bereken exact voor welke waarde(n) van a de hoek tussen de lijnen OP en la 45 is. De parallellogramwet 1 lees verder ►►► Voor elk tweetal vectoren u en v geldt de parallellogramwet: u v u v 2 u 2 v . 2 10 2 2 2 Toon dit door uitschrijven aan. Van parallellogram ABCD is gegeven: AB 4 , AD 7 en AC 9 . 11 Bereken BD . (Tip: gebruik de parallellogramwet.) einde 2 lees verder ►►► Antwoorden zelftoets meetkunde 3 rekenen aan lijnen 1 2 3 AB 6 is een veelvoud van nl 3 , dus AB staat loodrecht op l. 5 1 Een pv van AB is ( x, y ) (1, 6) t (3, 5) . 3(1 3t ) 5(6 5t ) 7 geeft 34t 34 , dus t 1. Het snijpunt is (4,1) . AB 0 is een nv van de mll van AB. Het midden van AB is (0, 12 ) . 1 Dus een vergelijking van de mll van AB is y 12 . AC 1 is een nv van de mll van AC. Het midden van AC is ( 12 , 12 c) . c Dus een vergelijking van de mll van AC is x cy 12 12 c 2 . x c 12 12 12 c 2 dus x 12 c2 12 c 12 12 c2 c 1 12 c 12 14 1 12 c 12 83 . 2 2 Dus x is minimaal voor c 12 . 1 2 (nb: je kunt dit ook aantonen met de afgeleide van 4 5 c 2 12 c 12 .) x r en y ra invullen in een vergelijking van la : x ay 2 . 2 2 2 2a r a 2 r 2 geeft r a , dus x en y . 2 2 2 1 a 1 a 1 a 1 a2 Voor elke a geldt: 2 2 1 a 2 2a 1 a 2 2a 2 2a 2 1 2 2 2 2 2 2 2 1 a 1 a 1 a 1 a 1 a 1 a 1 a 2 2 1 a 4a 1 a 1 a 6 2 2 2 2 2 2 2 l2 heeft rv 21 1 2a 2 a 4 4a 2 1 a en OP heeft rv 2 2 34 , dus 2 1 a 1 a 1 2a 2 a 4 1 a 2 2 2 2 2 2 2 2 3 1 4 cos 2 3 1 4 1 2 . 5 5 80 . 7 Mét de afstandsformule (zit niet meer in het herschreven materiaal ): De afstand is 3 2 4 1 10 2 5. 1 5 2 Zónder de afstandsformule: l2: n 12 , dus rv 21 1 e manier: Punt Q op lijn l2: (x, y) = (1, 0) + t·(2, –1) = (1 + 2t, –t) (1 2t 3)2 (t 4)2 5t 2 20 d 10t 5t 2 20 0 → t = 0 → De afstand PQ is √20 = 2√5. dt 2 5t 2 20 Afstand PQ = 3 lees verder ►►► 2 e manier: Punt Q op lijn l2: (x, y) = (1, 0) + t·(2, –1) = (1 + 2t, –t) PQ 1 2t 3 2 2t en we willen PQ rv l2 dus 2 2t 2 0 t 4 t 4 t 4 1 → –4 +4t + t + 4 = 0 → t = 0 → Q = (1, 0) → PQ 22 42 20 8 Mét de afstandsformule (maar zit niet meer in het herschreven materiaal ): 3 4a 1 2 geeft 2 4a 2 1 a2 , dus 1 2a 1 a2 , dus 1 a 1 4a 4a 2 1 a 2 , dus a (3a 4) 0 , dus a 0 of a 43 . Zónder de afstandsformule: 1 e manier: De lijnen l a moeten dan raken aan de cirkel met straal 2 om P(3, 4). Vergelijking van deze cirkel: (x – 3)2 + (y – 4)2 = 4 la geeft x = 1 – ay; invullen in de cirkelvgl.: (1 – ay – 3)2 + (y – 4)2 = 4 → … → (1 + a2)y2 + (4a – 8)y + 16 = 0 Omdat het raaklijnen zijn, moet gelden D = 0, dus (4a – 8)2 – 4·(1 + a2)·16 = 0 → –48a2 – 64a = 0 → 3a2 + 4a = 0 → a(3a + 4) = 0 → a = 0 of a = –4/3. 9 a1 43 cos 45 a1 43 1 2 2 geeft 3a 4 12 2 5 a 2 1 , dus (kwadrateren) 9a 2 24a 16 12 12 a 2 12 12 → 3 12 a 2 24a 3 12 0 → a 2 487 a 1 0 → (a 7)(a 17 ) 0 → a 7 of a 17 (nb: de vergelijking kun je ook exact oplossen met de abc-formule of met kwadraat afsplitsen). 10 u v u v u v , u v u v , u v u u u v v u v v u u u v v u v v 2 2 2u u 2v v 2 u 2 v 2 2 (nb: je kunt ook u u1 , u2 en v v1 , v2 invullen in de formule en beide leden uitwerken.) 11 Noem AD u en AB v , dan AC u v en BD u v 2 2 2 2 2 AC BD 2 AD 2 AB , dus 92 BD 2 72 2 42 , dus BD 7 . einde 4 lees verder ►►►