Preek op 8 december 2013 in de Morgensterkerk over Jozua 2

advertisement
Preek op 8 december 2013 in de Morgensterkerk over Jozua 2
Tweede zondag van Advent
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
Jozua de zoon van Nun stuurde vanuit Sittim in het geheim
twee mannen als verspieders,
hij zei:
Ga, bezie het land: Jericho.
Zij gingen en kwamen in het huis van een vrouw, een hoer;
haar naam was Rachab.
Daar gingen zij liggen.
Toen werd aan de koning van Jericho gerapporteerd:
Vannacht zijn hier mannen gekomen van de kinderen van Israël
om het land te verkennen.
De koning van Jericho stuurde [boden] naar Rachab om te zeggen:
Laat ze naar buiten komen,
die mannen die bij je zijn gekomen, die in je huis zijn gekomen,
ze zijn namelijk gekomen om het hele land te verkennen!
Maar de vrouw had de twee mannen meegenomen en hun een schuilplaats geboden,
ze zei:
Zeker, er zijn mannen bij mij gekomen,
maar ik weet níet waarvandaan.
Toen de poort op sluiten stond – het werd donker –,
zijn die mannen naar buiten gegaan.
Ik weet níet waar die mannen heen zijn gegaan;
achtervolg ze, vlug,
nu kun je ze nog inhalen!
Maar zij had hen naar boven, naar het dak gebracht
en hen verstopt onder de vlasstengels, die zij in rijen op het dak had liggen.
De mannen achtervolgden hen de weg op naar de Jordaan,
tot aan de oversteekplaatsen,
en men sloot de poort,
zodra degenen die hen achtervolgden naar buiten waren gegaan.
Voordat die zouden gaan slapen, ging zij naar hen toe boven op het dak.
Ze zei tegen de mannen:
Ik wéét:
JHWH heeft jullie het land gegeven;
paniek voor jullie heeft ons overvallen:
alle inwoners van het land beven voor jullie.
Want wij hebben gehoord
hoe JHWH het water van de Schelfzee deed opdrogen voor jullie uit,
toen jullie uittrokken uit Egypte;
en wat jullie hebben gedaan met de twee koningen van de Amorieten
aan de overzijde van de Jordaan,
met Sichon en Og, die jullie getroffen hebben met de banvloek.
Toen wij dat hoorden, versmolt ons hart
en bleef bij niemand enige geestkracht overeind vanwege jullie.
Werkelijk, JHWH jullie God,
hij is God in de hemel boven en op aarde beneden.
Welnu, zweer toch bij JHWH voor mij,
nu ik aan jullie solidariteit bewezen heb,
dat jullie ook solidariteit zullen bewijzen aan mijn vaderhuis.
Geef mij een teken van trouw!
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
Laat mijn vader, mijn moeder, mijn broers, mijn zussen in leven
en al wat hun toebehoort:
red onze levens van de dood!
De mannen zeiden tegen haar:
Wijzelf staan voor jullie in, ten dode toe.
Als jullie dit woord van ons maar niet melden!
Wanneer JHWH ons dan het land geeft,
dan zullen wij aan jou solidariteit en trouw bewijzen.
Zij liet hen aan een touw afdalen door het venster,
want haar huis lag op de rand van de muur.
Op de muur woonde ze.
Ze zei tegen hen:
Naar het gebergte moeten jullie gaan,
anders zouden de achtervolgers jullie kunnen treffen.
Verberg je daar drie dagen
tot de achtervolgers zijn teruggekeerd;
daarna kunnen jullie je eigen weg gaan.
De mannen zeiden tegen haar:
Zó zullen wij vrij zijn van deze eed aan jou, die je ons hebt laten zweren:
Let op, als wij in het land komen,
dan moet je dit koord van scharlakenrode draad
aan het venster gebonden hebben,
waarmee jij ons hebt laten afdalen.
Je vader, je moeder, je broers, heel je vaderhuis,
die moet je bij elkaar brengen bij jou in huis.
Dan gaat het zo:
ieder die uit de deur van jouw huis naar buiten gaat,
diens bloed zal op zijn eigen hoofd zijn
en wij gaan vrijuit.
Maar ieder die bij jou in huis zal zijn,
diens bloed zal op óns hoofd zijn
als iemand de hand aan hem slaat.
Maar als jij dit woord van ons ergens meldt,
dan zullen wij vrij zijn van de eed aan jou, die je ons hebt laten zweren.
Ze zei:
Volgens jullie woorden, zo gebeurt het!
Ze liet hen gaan en zij gingen weg.
Ze bond het scharlakenrode koord aan het venster.
Zij gingen weg en kwamen in het gebergte
en bleven daar drie dagen,
tot de achtervolgers waren teruggekeerd.
De achtervolgers zochten de hele weg af: ze vonden niets.
Toen keerden de twee mannen terug,
ze daalden af vanuit het gebergte,
staken over en kwamen bij Jozua de zoon van Nun.
Ze vertelden hem al hun bevindingen.
Ze zeiden tegen Jozua:
Werkelijk, JHWH heeft het hele land in onze hand gegeven:
alle bewoners van het land, ze beven voor ons!
Wat zou jij doen, als je een vreemd land zou willen binnentrekken? En stel dat je wilt weten: Wat is
dit voor een land; wie wonen daar? Wat zou jij doen? Wij kunnen ons daar wel iets bij voorstellen. Je
bereidt je grondig voor: je zorgt dat je je leger klaar hebt staan. En vooral: je zorgt dat je weet waar je
aan begint. Dus, je geeft je veiligheidsdienst de opdracht om e.e.a. uit te vinden. Jouw AIVD gaat
meteen aan de slag: de telefoon van de minister-president afluisteren, Facebookberichten opslaan,
emails onderscheppen.
Zo niet in dit verhaal. Ja, het is een buitengewoon vreemd verhaal, dat we horen vanochtend. De
twee verspieders gaan naar Jericho en komen bij Rachab, bij een hoer. Je denkt nog even: ‘Dat zou
een listige manier kunnen zijn om de stad binnen te komen. De deur staat daar altijd open, zullen we
maar zeggen. Een gemiddelde prostituee zal wel aardig op de hoogte zijn…’ Maar dan ineens deze
volgende zin: Daar gingen ze liggen… Hoezo!?
Het is allemaal uiterst dubbelzinnig. Ik denk eigenlijk dat de tekst ons een dikke vette knipoog geeft,
dat het met humor en plezier verteld wordt. Maar daaronder zit in de tekst wel een diepere laag. En
dat is: als het aan Israël ligt, dan wordt het helemaal niks met die intocht in het land. Die verspieders
zijn totaal geen slimme spionnen of dappere mannen. Nee, het enige wat we over ze horen, is
dubbelzinnig. Ze gaan liggen bij een hoer… En dat doen ze ook nog eens helemaal niet stiekem
genoeg. Want meteen staat daar de koning op de stoep! Nee, als het aan deze twee ligt, dan loopt de
hele missie in het honderd.
Des te meer valt de spotlight op Rachab. Des te meer valt op dat zij doet wat er gedaan moet
worden. Zij wel! Rachab, de hoer. Ongelofelijk opvallend dat zij nu de hoofdpersoon wordt. En: oerbijbels. Zo gaat het steeds! De mensen in de marge, de mensen die er niet bij horen, zij zijn het! De
mensen naar wie wij wijzen, de mensen waarover wij ons oordeel klaar hebben, juist zij worden naar
voren gehaald. Rachab is zo’n randfiguur. Ze woont op de rand van de muur, zo staat het er met veel
nadruk. Zij krijgt de hoofdrol. Precies zoals Jezus juist die mensen opzoekt: hij zet de kinderen
centraal, hij eet met hoeren en tollenaars. En bij zijn geboorte zijn het herders die vooraan staan. De
laatsten zullen de eersten zijn!
Dit moet wel de reden zijn, dat Matteüs juist Rachab een plek geeft in zijn verhaal over de oorsprong
van Jezus (Matteüs 1:5). Als je wilt weten wie Jezus is, lees Jozua 2! Rachab: moeder van de messias.
II
De God van Israël heeft aan zijn volk een land beloofd. Het land waar je tot je recht komt. Een land
om adem te halen, waar mensen mensen kunnen zijn. Het volk Israël staat nu aan de rand van dat
land. Om te ontdekken… dat dat land geen vanzelfsprekendheid is. Dat land is er niet zomaar, dat is
niet zomaar ergens – en je kunt er naar toe gaan en dan ben je er. Nee, dat land, die goede aarde, die
echte menselijkheid, die moet bevochten worden.
Wij weten dat allemaal. Wij weten allemaal dat het gewone, echte, goede mensenleven aan alle
kanten bedreigd is. Er is zoveel wat ons eraan hindert om het goede leven te leven. Dingen in de
grote wereld en in ons eigen leven. Dingen om ons heen en in onszelf.
Dat het goede leven niet geleefd kan worden: daarvoor staat Jericho. Jericho is een sterke
ommuurde stad, een onneembare vesting. Je komt er niet in en je komt er niet uit. De dingen staan
vast. Dat maakt veel indruk op me, moet ik zeggen, in dit verhaal en ook in het vervolg als je
verderleest: die enorme muren, en die enorme poort, die steeds maar dicht gaat. De boel zit
potdicht. De zaken staan vast. Zoals in onze wereld de dingen vaststaan: het geweld is nu eenmaal
het geweld, en het is niet te stoppen. En wie aan de macht is, ja die is nu eenmaal aan de macht. Het
geld is het geld. De dingen staan vast. En dat kan ook een heel ingrijpende persoonlijke ervaring zijn:
de ervaring dat de dingen vaststaan in je leven: dat je vastloopt, dat je geen weg meer weet om
verder te komen, om je te ontplooien. Je loopt tegen muren op. De zonde is de zonde. Wat je
overkomt, dat overkomt je. Ziekte is nu eenmaal kapotmakend. En de dood heerst over ons allemaal.
De zaken staan vast in onze wereld, en in ons eigen bestaan. De muur staat. Jericho is onneembaar.
Die twee verspieders gaan naar dat land om het te verkennen. Zo komen ze in Jericho. En het had
gekund, dat ze waren teruggekeerd bij Jozua, en dat ze hadden gezegd: ‘Het is onbegonnen werk. Er
is niets aan te doen. De dingen zijn zoals ze zijn. De zonde is de zonde. Ziekte is nu eenmaal
kapotmakend. De dood heerst over ons allemaal. De muur staat. Jericho is onneembaar. Beste Jozua,
het wordt niks. Dat goede land, dat goede leven, waar wij van dromen, dat ons beloofd is: we komen
er niet in.’
Dat had gekund. Maar zo gaat het niet. Want wie treffen zij daar aan, in Jericho, in die gesloten
wereld van ons? Rachab. En haar naam betekent: wijds, ruim. Helemaal aan het begin van de
bevrijdingsgeschiedenis, in Exodus 3, wordt tegen Mozes gezegd: Mozes, jij gaat met jouw mensen
naar een land van melk en honing, een land goed en wijd (Exodus 3:8). En dan staat daar dus al
Rachabs naam. In het Hebreeuws staat er: dat land is tov en rachav! Het is goed en wijd. Het is ruim.
Het ligt open.
Nu ja, die openheid moet er wel eerst komen. Er moet een opening gemaakt worden. Dat doet
Rachab. Rachab de hoer, de randfiguur, de buitenstaander.
III
Het begint met haar moed. Zij durft te handelen tegen de feiten in. Tegen alles wat zo vast lijkt te
staan in onze wereld, handelt zij. Ze zoekt de nieuwe, andere mogelijkheid. Tegen alles in.
Denk aan Nelson Mandela. Die handelde tegen de feiten in. Toen hij in 1990 de gevangenis uitliep,
verwachtte iedereen misschien wel dat hij vol haat zou zijn; dat hij zich tegen de blanken zou keren;
of hooguit dat hij zich volledig zou terugtrekken. Maar tegen alles in kwam hij ineens, op diezelfde
dag van zijn vrijlating, met een boodschap van verzoening, verbinding. Onmogelijk! Maar zo was het.
En zo handelt ook Rachab tegen alles in. Zij verstopt haar onderduikers meteen. Zonder iets te
zeggen: ze handelt. En dan staat daar de koning voor de deur. En dan speelt ze haar rol fantastisch:
‘Sorry koning, maar als ik klandizie heb, dan vraag ik nooit waar ze vandaan komen. En ook niet waar
ze weer heen gaan. Ik weet niets.’
Twee keer horen we uit haar mond: Ik weet niets. En dan gaat ze naar boven, naar het dak, en zegt ze
tegen haar twee gasten: Ik weet… Zo begint ze. (Tegenover de koning twee keer: Ik weet niet… En nu
tegenover de mannen van Israël: Ik weet…) En wat weet ze dan? Ze weet van de bevrijding door de
God van Israël. We horen uit haar mond het hele bevrijdingsverhaal: de uittocht uit het land Egypte,
de doortocht door de zee, de weg naar het goede veelbelovende land.
Haar verhaal mondt uit in de kernbelijdenis: JHWH jullie God, híj is God. In de hemel boven en op de
aarde beneden. En misschien is dat wel een zin waarmee je de hele Bijbel kunt samenvatten. Deze
God, deze is zo anders dan alle andere goden en machten krachten die er zijn. Hij is zo anders dan de
vele goden waar wij voor knielen. Hij is een geheim, een naam, een bevrijder. Deze ene, hij is het, en
niemand anders. Hij is God: gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde.
En dat is nu zo prachtig: dat deze belijdenis nu uit de mond van Rachab komt. Tegenover die twee
mannen van Israël. Dat is zo mooi, omdat daarmee alles omgedraaid wordt. Je zou zeggen: Rachab is
eigenlijk de buitenstaander. En die twee mannen, die zijn uit Israël, zij moeten dit eigenlijk weten. En
zij moeten dit eigenlijk tegen haar vertellen. Maar het is dus andersom: die twee verspieders gaan
naar Jericho, en wat vinden ze daar? Torah! Het geloof en de belijdenis van Rachab.
Dat is voor ons belangrijk, denk ik. Voor ons als kerk ook. Omdat wij toch ook vaak met het schema in
ons hoofd zitten: je bent van de kerk, je bent binnen, je bent gelovig. Máár, je hebt ook mensen, die
zijn buiten, die zijn bijvoorbeeld ongelovig of nog erger, onkerkelijk. In dit verhaal wordt dat schema
doorgekrast, overhoop gehaald. Degene die zogenaamd ‘buiten’ is, zij krijgt het voor het zeggen. Zij
bepaalt die twee mannen van Israël bij waar het ten diepste om draait.
IV
Gemeente, Rachab bepaalt ons vandaag bij waar het ten diepste om draait. Die vreemde Rachab:
deze buitenstaander, deze randfiguur. De hoer uit Jericho. Zij bepaalt ons vandaag bij de kern van de
zaak: dat wij alles te verwachten hebben van deze God. Dat hij een bevrijder is. Dat deze God alles op
alles zet om mensen te helpen. Dat hij maar één ding wil: mensen in het leven zetten. Verdrukte
mensen optillen en naar een goed land brengen.
Rachab bepaalt ons vandaag bij de kern van de zaak: dat deze God in de hemel is. Maar dat hij komt,
vanuit de hemel, om ook op de aarde te zijn. Dat hij komt, om muren te laten vallen. Dat hij komt,
om een opening te maken in de dingen die zo verschrikkelijk vaststaan. Verzoening op de aarde, en
vrede tussen mensen.
Rachab zegt ons vandaag: deze God komt, om een nieuw begin te maken in vastgelopen levens. Dat
hij komt, om te helen en nieuwe wegen te wijzen. Dat is wat Rachab ons vandaag zegt: deze God
komt. Om jou verder te helpen. Om jou op een weg te zetten. Om jou te brengen naar een goed
land.
Rachab bepaalt ons vandaag bij het geheim van Advent: God, deze God, hem hebben wij te
verwachten.
Lof zij u, Christus!
Download