Richtlijn Stemmingsproblemen Instructie voor presentator Waarom deze powerpoint? Je wilt jouw collega’s of samenwerkingspartners informeren over deze richtlijn • Je bent bijvoorbeeld behandelcoördinator en je wilt je team bijscholen. • Of je bent ambulant hulpverlener of pedagogisch medewerker, je werkt met de richtlijn en je wilt jouw ervaringen inbrengen in een teambijeenkomst of werkoverleg. • Jij en je collega’s organiseren misschien een organisatiebrede informatiebijeenkomst over de richtlijn. • Je hebt binnenkort een afspraak met een gemeenteambtenaar en wilt hem/haar vertellen hoe jullie werken. Gebruik dan deze presentatie! • De presentatie start met algemene informatie over richtlijnontwikkeling. Daarna wordt er ingezoomd op deze specifieke richtlijn. Per hoofdstuk van de richtlijn geven we de belangrijkste punten en/of aanbevelingen. • Zie deze presentatie als een basis. Maak het van jezelf door slides toe te voegen of weg te laten, het interactief te maken met vragen of opdrachten. Of maak het persoonlijk door eigen ervaringen te verwerken. Instructie voor presentator Tips voor een goede presentatie • • • • • • Bedenk vooraf wat het doel van je presentatie of bijeenkomst is: wanneer ben je tevreden? Sluit aan bij het niveau van je toehoorders: is het voor jou helder wat mensen al weten over dit onderwerp? Wil je uitwisseling stimuleren? Zorg voor passende werkvormen én neem de tijd. Ken de achtergrond en inhoud van de richtlijn waarover je presenteert. Verdiep je van te voren in de richtlijnproducten. Maak gebruik van de werkkaarten van de richtlijn. De werkkaarten download je op de website. Print ze uit, deel ze rond en verwijs er in de presentatie regelmatig naar. Voeg animaties toe om de presentatie levendiger te maken. << Tot slot: heb je vragen? Ergens hulp bij nodig? Stuur een mail naar [email protected]. Wij denken graag met je mee. Leuke ervaringen opgedaan? Tips voor anderen? Ook die reacties horen we graag. De presentatie begint vanaf de volgende slide: succes! >> Deze presentatie 1. Richtlijnen voor de jeugdhulp en jeugdbescherming 2. Richtlijn Stemmingsproblemen • • • • • • Inleiding Risico- en instandhoudende factoren Signaleren en vaststellen van stemmingsproblemen Suïcidaliteit Interventies bij stemmingsproblemen Samenwerking en afstemming 1. Richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming • Initiatief van NIP, NVO en NVMW • Om jeugdprofessionals te ondersteunen • Programma Richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming (2011-2015) gefinancierd door VWS • Dagelijkse uitvoering berust bij het Nederlands Jeugdinstituut • 14 richtlijnen ontwikkeld tussen 2011 en 2015 • Autorisatie door de beroepsverenigingen 14 richtlijnen De 5 belangrijkste boodschappen 1. 2. 3. 4. 5. Van en voor professionals Samen met cliënten Gemaakt voor de praktijk Ontwikkeling en invoering samen Pas toe of leg uit 2. Richtlijn Stemmingsproblemen • Handvatten voor signalering en interventies • Ontwikkeld door Trimbos-instituut “Door de richtlijn is er meer aandacht voor stemmingsproblemen dan voorheen, en dat is met onze doelgroep zeker nodig.” - Anne Tiemessen, pedagogisch medewerker op residentiële behandelgroep voor meiden van 12-18 jaar Beschikbare materialen • Om online en offline te raadplegen: • • • • De richtlijn zelf De onderbouwing Info voor ouders Set werkkaarten • Om aan de slag te gaan met deze richtlijn: • Werkblad • Deze powerpointpresentatie • Meer materiaal op komst! Uitgangsvragen 1a. 1b 1c. 2. Wat zijn risico-, instand houdende en beschermende factoren voor stemmingsproblemen? Welke (groepen) kinderen lopen meer risico op stemmingsproblemen dan andere kinderen? Wat zijn signalen van stemmingsproblemen? Wat zijn signalen, risico-, instandhoudende en beschermende factoren voor suïcide en wanneer is direct ingrijpen vereist? 3. Waaruit moet onderzoek minimaal bestaan voordat hulpverleners aard en ernst van stemmingsproblemen kunnen vaststellen? 4. Wanneer zijn stemmingsproblemen reden tot inzet van jeugdhulp en wanneer tot inzet van jeugd-ggz? 5. Wat zijn, voor welke leeftijden, (kosten)effectieve preventieve interventies die jeugdhulp kan bieden? 6. Hoe kunnen hulpverleners (preventief) werken buiten de spreekkamer (in de context van gezin, school en vrije tijd)? 7. Wat zijn, voor welke leeftijden, (kosten)effectieve interventies bij stemmingsproblemen die jeugdhulp kan bieden? 8. Welke criteria, indicaties en contra-indicaties bepalen de volgorde waarin interventies worden aangeboden bij meervoudige problematiek, waaronder stemmingsproblemen? 9. Wat kunnen hulpverleners doen als interventies gecontraïndiceerd zijn en aanbod van jeugd-ggz ontoereikend is? 10. Hoe kunnen hulpverleners een (jeugdhulp- of jeugd-ggz-) behandeling ondersteunen buiten de spreekkamer (in de context van gezin, school en vrije tijd)? Hoofdstuk 1: Inleiding Onder stemmingsproblemen verstaan we: • ‘bepaalde emotionele problemen die langer dan twee weken duren. Het gaat om verdriet, somberheid of labiel zijn. Met stemmingsstoornissen bedoelen we depressieve, dysthyme en bipolaire stoornissen.’ • De stemmingsstoornissen zijn beperkt tot een ‘depressieve stoornis, eenmalige episode’ (code 296.2x) of een ‘depressieve stoornis, recidiverend’ (code 296.3x), tenzij anders aangegeven. • Stemmingsproblemen of subklinische depressie (volgens de CAP-J) kunnen overgaan in stemmingsstoornissen (volgens de DSM-5). • Stemmingsproblemen en -stoornissen kennen een episodisch beloop. De kans op terugval is groot. Hoofdstuk 2: Risico-, en instandhoudende factoren • Uitgangsvragen 1a en 1b Risico-, en instandhoudende factoren: • Jeugdigen (bv negatieve attributiestijl, geremd of snel boze reactie op omgevingsprikkels) • Ouder en gezin (bv relatieproblemen of ruzies tussen ouders) • Sociale omgeving en school (bv weinig sociale steun, laag inkomen) Beschermende factoren: • Jeugdigen (bv gemakkelijke persoonlijkheid) • Ouder en gezin (bv positief, ondersteunend gezinsklimaat) • Sociale omgeving en school (bv positieve schoolervaringen) Aanbevelingen Hoofdstuk 2: • Ga in gesprek met de jeugdige en de ouder(s) en breng in kaart welke risicofactoren, in stand houdende factoren en beschermende factoren een rol spelen in het ontstaan en verergeren van stemmingsproblemen. • Focus bij het signaleren van stemmingsproblemen zowel op het aantal risico- of in stand houdende factoren als op de aard van deze factoren • Raadpleeg andere richtlijnen wanneer een andere problematiek speelt of hier vermoedens van zijn • Wees extra alert op suïcidaliteit • Breng de beschermende factoren van het sociale netwerk in kaart om dit netwerk waar nodig te kunnen mobiliseren om te voorzien in emotionele en praktische steun aan de jeugdige. • Bied hulp in eerste instantie zo dicht mogelijk bij de jeugdige aan. Dus in het gezin, of anders om het gezin heen Hoofdstuk 3: Signaleren en vaststellen van stemmingsproblemen • Uitgangsvragen 1c, 3 en 4 Signalen stemmingsproblemen: • • • • • Ontroostbaar huilen (baby) Geen plezier hebben (peuter-, en kleuterleeftijd, basisschoolleeftijd, adolescenten) Schuldgevoelens (basisschoolleeftijd, adolescenten) Problemen met eigenwaarde (basisschoolleeftijd, adolescenten) Minder actief zijn dan voorheen (basisschoolleeftijd, adolescenten) Hoofdstuk 3 (vervolg) Voor vaststellen problematiek, van belang te vragen: • of er specifieke perioden zijn waarin een depressie optreedt (in verband met seizoensgebonden depressie); • of er sprake is van een sombere stemming en van verlies van interesse of plezier (anhedonie) gedurende de laatste weken (kernsymptomen); • of depressie of neerslachtigheid in de familie voorkomt; • of er bij de ouder(s) sprake is van andere psychopathologie dan depressie, zoals angststoornissen of verslavingsproblematiek. Aanbevelingen Hoofdstuk 3 • Raadpleeg bij ernstige stemmingsproblemen en bij stemmingsstoornissen de huisarts of de gespecialiseerde zorg over een verwijzing en/of samenwerking. Hoe ernstiger de problematiek, hoe sneller er gehandeld moet worden. • Schakel de huisarts of de gespecialiseerde zorg in bij comorbiditeit, bipolaire problematiek en/of wanneer je inschat dat je eigen inzet binnen de jeugdhulp te weinig resultaat geeft. Vraag bij twijfel om collegiaal advies van de gespecialiseerde zorg. • Verwijs direct door naar de huisarts of de jeugd-ggz zodra je signalen krijgt dat er mogelijk sprake is van bipolaire problematiek (de jeugdige heeft bijvoorbeeld hypomane fasen). • Verwijs bij comorbiditeit direct door naar de huisarts of de jeugd-ggz • Schakel de huisarts of de gespecialiseerde zorg in wanneer je inschat dat je eigen inzet binnen de jeugdhulp te weinig resultaat geeft. Hoofdstuk 4: Suïcidaliteit • Uitgangsvraag 2 Definitie: Onder ‘suïcidaliteit’ wordt de suïcidale toestand verstaan. Deze toestand omvat suïcidegedachten en suïcidale handelingen in de recente en ruimere voorgeschiedenis en in het heden. Cruciaal zijn de motieven, intenties, overwegingen en plannen zoals door de jeugdige gerapporteerd. Het gaat er de jeugdige meestal niet om een doodswens te vervullen: de wens is vooral dat problemen weg zijn en dood zijn wordt gezien als enige uitweg voor depressieve of machteloze gevoelens. Suïcidaliteit (vervolg) Belangrijke risicofactoren suïcide: • Depressie • Aanwezigheid comorbiditeit psychische stoornissen • Stressoren, hopeloosheid, impulsiviteit en sociaal isolement Suïcidale mensen brengen hun suïcidegedachten niet altijd uit zichzelf ter sprake! Doe navraag naar suïcidegedachten, bijvoorbeeld: • Op transitiemomenten in de lopende behandeling van psychische problemen • bij uitingen van wanhoop • na ernstige verliezen Aanbevelingen bij Hoofdstuk 4 • Geef depressieve kinderen en jongeren steun en hoop, zorg dat een volwassene adequaat toezicht houdt op de jeugdige, en los praktische problemen en knelpunten die de depressie in stand kunnen houden op. • Zorg voor goede diagnostiek van stemmingsstoornissen en andere vormen van psychische problematiek als een kind of jongere een vraag over suïcide in een vragenlijst of gesprek positief beantwoordt. • Wanneer je suïcidaliteit vermoedt, maak dit dan bespreekbaar. • Neem altijd contact op met collega’s en je inhoudelijk leidinggevende wanneer je met een jeugdige over diens suïcidaliteit hebt gesproken en deel je ervaring in het team. • Plaats een jeugdige niet direct over bij (tijdelijke) suïcidaliteit, mits de veiligheid gewaarborgd kan worden. Hoofdstuk 5: Interventies bij stemmingsproblemen • Uitgangsvragen 5, 7 en 8 • Onderscheid tussen interventies voor jeugdigen met een verhoogd risico op stemmingsproblemen (zie werkkaart 4) en voor jeugdigen met stemmingsproblemen (zie werkkaart 5) Interventies voor jeugdigen met een verhoogd risico op stemmingsproblemen Interventies voor jeugdigen met stemmingsproblemen Aanbevelingen bij Hoofdstuk 5 • Geef altijd psychoeducatie aan zowel de jeugdige als de ouders. • Zet bij stemmingsproblemen een aanbevolen interventie in. Hierbij geldt: hoe eerder hoe beter. Indien mogelijk, betrek dan de ouders bij de interventie. • Houd bij het inzetten van interventies voor behandeling rekening met de interventies de ernst van de problematiek en de leeftijd van de jeugdige. Geef waar mogelijk zowel de jeugdige als ouders een keuze tussen enkele interventies, bijvoorbeeld online behandeling of niet, binnen de jeugdhulp of jeugd-ggz. • Vraag bij twijfel om collegiaal advies van de gespecialiseerde zorg. Hoofdstuk 6: Samenwerking en afstemming • Uitgangsvragen 6, 9 en 10 Taken (voor de jeugdprofessional) rondom stemmingsproblemen: • Psycho-educatie geven • Diagnose stellen • Begeleiden van groepsdynamiek • Creëren van een positief opgroei- en opvoedklimaat • Diverse interventies uitvoeren • Adviseren aan de omgeving van de jeugdige Samenwerking en afstemming (vervolg) Voorbeelden uit checklists (bestemd voor gezin, pleeggezin, school, hulpverlening onderling en lastig bereikbare groepen): • Stem binnen het team en met de jeugdige af wie de ouders informeert over de stemmingsproblemen van de jeugdige, en hoe dit gebeurt (gezin) • Help de jeugdige en/of de ouders te zorgen voor een duidelijke dagstructuur. Dat wil dus zeggen: met regelmaat in opstaan, eten en slapen (gezin) • Besef dat depressiviteit en leerproblemen samengaan (school) • Verblijft een jeugdige al in een residentiële instelling en ontvangt hij tegelijkertijd behandeling binnen de jeugd-ggz, dan verdient het de voorkeur om de jeugdige in de residentiële instelling te laten blijven wonen, tenzij dit niet in het belang van de jeugdige is (hulpverlening onderling) • Stel een terugval-preventieplan op, bijvoorbeeld Signs of Safety (lastig bereikbare groepen) Vragen? Meer weten? • Bekijk www.richtlijnenjeugdhulp.nl • Volg Richtlijnen op Twitter: @RichtlijnJeugd • Vragen? Stuur een mail naar [email protected]