Bijlage 4 Brancheorganisaties en zelfreguleringsinitiatieven op het gebied van de bemiddeling in financiële diensten Verzekeren De sector verzekeren kent twee grote brancheorganisaties: – Nederlandse Vereniging van Makelaars in Assurantiën en Assurantieadviseurs (NVA; 973 leden); – Nederlandse Bond van onafhankelijke financiële en assurantie-Adviseurs (NBVA; 900 leden). De NVA heeft relatief veel leden die onderdeel uitmaken van de grotere ketens op het gebied van de assurantiebemiddeling, terwijl de NBVA vooral de kleinere regionale verzekeringstussenpersonen vertegenwoordigt. Tezamen hebben de NVA en de NBVA een marktdekking van circa 22 procent, uitgaande van een totaal van circa 8000 werkelijk actieve assurantiebemiddelingsbureaus1. Aan de aanbiederszijde is: – Verbond van Verzekeraars. Bij het Verbond zijn zo’n 275 in Nederland werkzame maatschappijen aangesloten. Het Verbond gaat ervan uit dat dit 95 procent van de markt is. Deze drie organisaties hebben gezamenlijk richtlijnen opgesteld voor het uitwisselen van gegevens, de invulling van wettelijke exameneisen en de behandeling van klachten van consumenten. De Stichting Klachteninstituut Verzekeringen behandelt klachten over leden van de NVA en NBVA. Ook hebben de drie brancheorganisaties richtlijnen uitgevaardigd voor informatie aan de consument over levensverzekeringen en beleggingsproducten, de Code Rendement en Risico. Ter bevordering van de transparantie voor de consument is door de drie genoemde organisaties gezamenlijk een nieuwe gedragscode opgesteld, de Gedragscode Informatieverstrekking Dienstverlening Intermediair (GIDI). Deze is per 1 januari 2002 ingevoerd. Alleen de leden van NVA en NBVA zijn door hun lidmaatschap aan de GIDI gebonden. Het Verbond van Verzekeraars heeft de implementatie van de GIDI bij de niet-georganiseerde assurantiebemiddelingskantoren op zich genomen, waardoor de GIDI marktdekkend kan worden. Kantoren die met de deelnemende verzekeraars willen blijven samenwerken en zich dus aan de GIDI moeten conformeren, moeten voldoen aan drie eisen. Het kantoor moet beschikken over een beroepsaansprakelijkheidsverzekering, aangesloten zijn bij het Klachteninstituut Verzekeringen en de Advieswijzer hanteren in contacten met de consument. 1 ESI-VU (2001), p. 15. 87 Beleggen De sector beleggen kent de volgende brancheorganisaties: – Vereniging van BeleggingsAnalisten; – Vereniging van Hoeklieden; – Vereniging van Market Makers Optiebeurs; – Vereniging van Commissionairs; – Vereniging van Zetelhouders AAT. Zij hebben in 1999, tezamen met Euronext Amsterdam en de Nederlandse Vereniging van Banken, het Dutch Securities Institute (DSI) opgericht. Doel van het DSI is de kwaliteit van de effectenbemiddeling verder te vergroten en individuen te bewaken die in de handel, bemiddeling, analyse, advisering en beheer van effecten actief zijn. In 2000 hebben zich nog drie organisaties aangesloten bij het DSI: Verbond van Verzekeraars, Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen en Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen. Het bestuur van het DSI wordt gevormd vanuit alle representatieve organisaties die bij het DSI zijn betrokken. De voorzitter van het bestuur is onafhankelijk van de brancheorganisaties. De dagelijkse leiding berust bij een door het bestuur aangewezen algemeen directeur. Het DSI beheert een openbaar register van effecteninstellingen waaronder ook de effectenbemiddelaars vallen. De Nederlandse Vereniging van Banken en de Vereniging van Commissionairs verwachten dat in de komende jaren nagenoeg alle effectenbemiddelaars zich zullen laten registreren bij het DSI2. Er zijn circa 7100 effectenbemiddelaars3 (werkzaam bij 441 bedrijven) ingeschreven bij het DSI. Het DSI wordt volledig gefinancierd uit de opbrengst van de registratie. De deelnemende instellingen betalen aan het DSI jaarlijks een bedrag, afhankelijk van het aantal geregistreerde personen dat bij de desbetreffende instelling werkzaam is. DSI maakt onderscheid tussen een basisregistratie en een seniorregistratie. Aan senioren worden hogere eisen gesteld ten aanzien van opleiding en ervaring. De richtlijnen van het DSI reiken verder dan de Wte, waar het gaat om het bevorderen van deskundigheid en integriteit bij de effecteninstellingen. Verder heeft het DSI een eigen Tuchtcommissie waar belanghebbenden een klacht kunnen indienen als een geregistreerde zich niet houdt aan de statuten of reglementen. Ook bestaat er een Klachtencommissie waar belanghebbenden kunnen klagen als zij door een financiële instelling in hun belang getroffen zijn. 2 3 88 CentER (1999) in opdracht van Ministerie van Financiën, Bemiddeling in Financiële Diensten, pp. 40 en 41. Bij DSI staan in totaal ca. 7500 effectenbemiddelaars ingeschreven, maar ca. 400 van hen zijn dubbel geregistreerd. Het DSI hanteert namelijk een onderverdeling naar: effectenhandelaren (1600), beleggingsadviseurs (3950), vermogensbeheerders (1450) en beleggingsanalisten (500). Met name de functies van beleggingsadviseur en vermogensbeheerder worden vaak gecombineerd. De marktdekking van het DSI is onbekend, omdat het totaal aantal effectenbemiddelaars onbekend is4. Lenen Hypotheken Er is géén brancheorganisatie van hypotheekbemiddelaars. Er is wél een platform van de aanbieders: – Contactorgaan Hypothecaire Financiers (CHF). In reactie op de forse groei van het aantal hypotheekadviseurs, het grote aantal gesloten hypotheken en de toenemende complexiteit van veel hypotheekproducten, heeft het CHF tezamen met de Vereniging Eigen Huis, enkele ketens van zelfstandige hypotheekbemiddelaars en een aantal kwaliteitsdeskundigen in 1997 het initiatief genomen voor een kwaliteitskeurmerk voor onafhankelijke hypotheekbemiddelingsbedrijven. Hieruit is de Stichting Keurmerk Hypotheek Bemiddeling (SKHB) ontstaan. De NVA en NBVA, de Ministeries van VROM en EZ en de Raad voor Accreditatie hebben het initiatief op afstand gevolgd. Momenteel voeren circa 500 hypotheekbemiddelingsbedrijven het SKHBkeurmerk. De marktdekking van de SKHB is 8 procent, uitgaande van een totaal aantal hypotheekbemiddelingsbedrijven van 60005. In 1999 kwam er op initiatief van het CHF bovendien een erkenningsregeling voor hypotheekbemiddelaars, de Stichting Erkenningsregeling Hypotheekadviseurs (SEH). De SEH richt zich op het bevorderen van de deskundigheid van zowel hypotheekadviseurs in loondienst bij financiers als onafhankelijke adviseurs6. De SEH voert een register waarin bemiddelaars kunnen worden opgenomen als zij aan bepaalde opleidings- en ervaringseisen voldoen, een beroepsaansprakelijkheidsverzekering hebben en mee willen werken aan de geschillenregeling van de stichting. Op dit moment zijn circa 5500 hypotheekbemiddelaars bij de SEH ingeschreven. De marktdekking van de SEH is circa 75 procent, bij een totaal aantal hypotheekbemiddelaars van circa 72007. Het Keurmerk van de SKHB gaat een stuk verder dan de Erkenningsregeling van de SEH. De eisen van de Erkenningsregeling maken integraal onderdeel uit van de keurmerkeisen. De SKHB stelt daar bovenop een groot aantal eisen 4 5 6 7 Volgens opgave DSI. ESI-VU (2001), p. 22. Volgens opgave van de SEH (2002) is ongeveer de helft van de erkende hypotheekadviseurs onafhankelijk en de andere helft in dienst van een bank. RFT-rapport (2001), p. 8. 89 ten aanzien van het administratieve en het adviesproces. Een verschil is ook de onafhankelijkheid van de bemiddeling. Banken en verzekeringsmaatschappijen kunnen daarom nooit een SKHB-Keurmerk behalen. Een ander belangrijk verschil is dat de Erkenningsregeling persoonsgebonden is, terwijl het Keurmerk vestigingsgebonden is. Consumptief krediet Er is één brancheorganisatie voor bemiddelaars in consumptief krediet: – Nederlandse Vereniging van zelfstandige onafhankelijke Financiële dienstverleners (NVF). De NVF telt 65 leden8. Circa een kwart van de leden van de NVF behoort tot het DSB-concern. Het marktaandeel van de DSB-bemiddelaars wordt geschat op 33 procent van alle gespecialiseerde financiers9. De NVF kent een eigen gedragscode. De marktdekking van de NVF is bijna 100 procent, indien afgezet tegen het totaal aantal gespecialiseerde financiers. Bezien tegen het totaal aantal kredietbemiddelaars (inclusief de kredietbemiddeling gekoppeld aan goederen en de internetintermediairs) – geschat op in totaal zo’n 15 à 20 duizend – is de marktdekking veel lager, namelijk bijna nul procent. De aanbieders, de financieringsondernemingen, zijn georganiseerd in: – Vereniging van Financieringsondernemingen in Nederland (VFN). De VFN heeft 36 leden, die tezamen zo’n driekwart van de financieringsondernemingen vertegenwoordigen, op basis van het uitstaand saldo consumptief krediet10. De VFN heeft enkele richtlijnen ten aanzien van de omgang met tussenpersonen. Zo informeert de VFN haar leden over bemiddelaars die zich niet houden aan de wet of de VFN-erecode, ontraadt zij haar leden te handelen met dergelijke bemiddelaars of met bemiddelaars die ‘fronten’ of aan koppelverkoop doen. Bemiddelaars die zich niet aan deze richtlijnen houden, kunnen hierdoor niet of nauwelijks zaken doen met financieringsondernemingen. Financiële planning De grootste brancheorganisatie van financiële planners is: – Federatie Financiële Planners (FFP). De FFP heeft 1200 leden11. Zestig procent van hen is in dienst bij een bank of verzekeringskantoor. De FFP richt zich met name op het verhogen van de kwaliteit van het advies dat de financiële planners geven. De federatie positi- 8 9 10 11 90 Volgens opgave NVF 2001. ESI-VU (juli 2001), Financiële intermediairs in Nederland, vertrouwelijk tussenrapport. Vereniging van Financieringsondernemingen (2001), Jaarverslag 2000. Volgens de website van FFP. oneert zich hoog in de markt en is alleen toegankelijk voor het topje van de markt van de intermediairs. De overige financiële planners zijn aangesloten bij een aantal aanzienlijk kleinere brancheorganisaties met enkele tientallen leden. Onbekend is hoeveel financiële planners geen lid zijn van een brancheorganisatie. De FFP certificeert, houdt een register van financiële planners bij en heeft een eigen gedragscode. De FFP stelt de volgende voorwaarden voor opname in het register: – het met goed gevolg afleggen van het examen FFP; – het onderschrijven van haar gedragscode; – aantoonbare relevante werkervaring van ten minste twee jaar; – het hebben van een beroepsaansprakelijkheidsverzekering, en – de verplichting tot deelname aan permanente educatieprogramma’s. Voorts moet de financiële planner de belangen van de cliënt voorrang geven boven zijn eigen belang. Hij mag ook geen misleidende uitlatingen doen en moet zijn cliënt vooraf mededeling doen over de wijze waarop hij de kosten van zijn dienstverlening berekent. De marktdekking van de FFP is onbekend, omdat het totaal aantal financiële planners onbekend is. 91