Grote kwaliteit in kleine wooninitiatieven (eindconcept werkgroep 1 april 2016) 1. 2. 3. 4. 5. Randvoorwaarden Kwaliteit Borging en toetsing Ten slotte Bijlage 1: achtergrond van een eigen kwaliteitskader pag 1 pag 3 pag 4 pag 5 pag 6 1. Randvoorwaarden Alvorens een eigen kader te ontwerpen is het goed vast te stellen aan welke voorwaarden het moet voldoen. Breedte: We behandelen het woonzorgcircuit voor zover dat gedekt wordt door de Wet Langdurige Zorg. Pas in tweede instantie gaan we kijken in hoeverre ons kwaliteitsstreven ook van toepassing is op de diensten aan huis (WMO) en het begeleid en beschermd wonen en opvang (WMO). Het kwaliteitskader zoals we dat ontwerpen, heeft een functie voor zowel starters als voor initiatieven die al geruime tijd draaien. Complexiteit: Het model moet door iedereen in de organisatie begrepen kunnen worden en medewerkers, bewoners of hun vertegenwoordigers , familie, mantelzorgers, helpenden moeten er mee kunnen werken. Kwaliteit lever je met elkaar en is niet voorbehouden voor een enkele functie of specifiek opleidingsniveau. Belasting per medewerker: Een kleinschalige woonzorgvoorziening kent over het algemeen twee keer zoveel uitvoerende medewerkers als een klassieke, grootschalige (geen of geringe overhead, alle medewerkers zijn uitvoerend, enz.). Voor ons betekent dit dat de discussie over kwaliteit, het bepalen en borgen ervan een inherent onderdeel van het werk is en dat we er geen aparte tijden of uren voor inroosteren en er geen aparte uren voor vrijmaken. Certificering: We kiezen ervoor geen formele certificering te regelen. Wij zien geen toegevoegde waarde en er is geen kwaliteitvoordeel mee te halen, het kost tijd en geld en functioneert vooral als windowdressing. Veel zinniger is het om onderling een systeem van objectiveerbare toetsing vanuit het netwerk te regelen. Overleg: Overleg tussen medewerkers, van de ene dienst naar de andere, over kwaliteit, over bewoners, over werkopvattingen en manier van werken is essentieel. Maar ook hier vinden wij dit onderdeel zo’n onlosmakelijk, inherent deel van het werk dat er geen afzonderlijke tijd of apart moment voor wordt ingeroosterd. Zoals eerder gezegd heeft de grote kwaliteit in kleine wooninitiatieven, NetKW, mrt 2016 1 kleinschalige woonzorginitiatief een betere getalsmatige bewoner-medewerker verhouding en dus is deze taak niet te zien als extra belasting voor de medewerkers, maar als werk dat er gewoon bij hoort, dat een normaal onderdeel van het werk vormt. En dan nu de kwaliteit Voor we aan het eigenlijke kwaliteitskader toekomen, maken we nog twee korte uitstapjes: hoe weten we of bewoners, familie, partners, personeel tevreden zijn en wat gaan we van alle gegevens die we hebben, registreren? Tevredenheid Het slotstuk van het streven naar, bepalen en vasthouden van kwaliteit is het antwoord op de vraag of de bewoners, hun partners en familie tevreden zijn. Gelukkig is het bureaucratische CQ en de verplichting ermee te werken verleden tijd. Voor ons is zorgkaart.nl geen bruikbaar alternatief, omdat de vragen er uit niet bij kleinschalig wonen passen. Het verstandigste is om medewerkers in gesprek te brengen met bewoners en hun naasten en openlijk en gezamenlijk te bepalen hoe de tevredenheid vast gesteld kan worden. Bij de kennismaking met een nieuwe bewoners (en familie, mantelzorgers, voogd, zaakwaarnemer) is het vanzelfsprekend om een gesprek te hebben over huisregels, wensen ten aanzien van zorg, wederzijdse bejegening en gedragsregels, etc. Hoe logisch is het dan niet om ook maatregelen die verband houden met vrijheidsbeperking door te nemen en aandacht te besteden aan de manier waarop de tevredenheid van de nieuwe bewoners ter sprake kan komen? Registratie Gelinkt aan het onderwerp “kwaliteit” is het gegeven dat van iedere bewoner nu eenmaal bepaalde gegevens bekend moeten zijn. Over het algemeen registreren instellingen veel meer dan nodig (of wettelijk verplicht is). Bekend is het registreren van de verleende zorg met als uitschieter (en uitwas) de minutenregistratie, terwijl dat niet meer nodig is. Bij een goede planning is vastleggen achteraf niet meer nodig en kun je uitgaan van “planning = registratie”. We geven geen opsomming hier van welke gegevens wel en niet te registreren, maar wijzen op de gewenste terughoudendheid (zie ook Vilans, 2015). grote kwaliteit in kleine wooninitiatieven, NetKW, mrt 2016 2 2. Kwaliteit Begin 2015 is de Wet Langdurige Zorg ingevoerd voor alle 24-uurszorg met verblijf. Deze wet geeft opdrachten aan zorgaanbieders1: - de zorg moet ondersteunend zijn aan de kwaliteit van leven die de cliënt nastreeft, - de cliënt krijgt een persoonlijke arrangement dat is afgestemd op eigen behoeften, - met elke persoon wordt een zorgplan (leefplan) gemaakt met daarin afspraken over de hulp, - ook wordt de betrokkenheid van familieleden bevorderd (afspraken over informele hulp), - de zorgaanbieder is verantwoordelijk voor de kwaliteit van zorg en ondersteuning, - die kwaliteit komt vooral tot stand in de relatie tussen cliënt en (vertrouwde) zorgverleners. Uit deze opdracht blijkt dat het bij kwaliteit gaat om drie facetten, drie aspecten: - De bewoners - Het gebouw - De medewerkers (en andere belangrijke personen als vrijwilligers, familie, gasten) Deze aspecten worden weliswaar afzonderlijk behandeld, maar vormen een geïntegreerd geheel. Het een kan nooit tot stand komen zonder het ander. Voor wat betreft de kwaliteit bij bewoners gaat het toch in eerste instantie om het individueel leefplan2 of zorgplan, dat kort en krachtig van opzet moet zijn en drie aspecten kent: - Zelfredzaamheid: waarbij heb ik welke hulp nodig? - Risico’s: waarop moet ikzelf en het zorgteam extra letten? - Persoonlijk doel: wat is belangrijk voor mijn welbevinden? Hoe krachtiger en korter het leefplan, hoe beter. Welbevinden is een centraal begrip in dit geheel en vrij eenvoudig concreet te maken. Wat is voor iemand belangrijk en is hij er tevreden mee. Welbevinden is opgebouwd uit de ervaringen op zeven gebieden: plezierig wonen, verzorgd lichaam, gezondheid, lekker eten en drinken, plezierige dagbesteding, goed slapen en rusten en waardevolle relaties. Een leefplan, dat op deze manier is samengesteld, is feitelijk tegelijktijdig het eerste en essentiële onderdeel van het kwaliteitskader dat je nodig hebt. Het houdt rekening met de uitgebreide definitie van welbevinden en met de drie aspecten van persoonsgerichte veilige 1 Zie ook Jan Coolen, NPCF, Ouderen in zorghuizen: broze mensen en leefplezier – NCZ, 2015 Onlangs is uit onderzoek van het Nivel (feb 2016) gebleken dat slechts bij 6 – 25 % van bewoners van instellingen gebruik wordt gemaakt van een dergelijk plan, terwijl het eigenlijk de basis van ieder kwaliteitsstreven moet zijn. 2 grote kwaliteit in kleine wooninitiatieven, NetKW, mrt 2016 3 zorg. Bijkomend voordeel is dat je een zorgvuldig leefplan/zorgplan ook kunt gebruiken als registratie van de geleverde zorg en diensten.3 Het gebouw is een tweede belangrijk aspect. Kwaliteit is hier te omschrijven als een schoon en veilig gebouw dat garant staat voor een plezierige woon- en werkomgeving. Het gebouw moet eruit zien zoals medewerkers en gasten willen dat hun eigen huis eruit zou zien. Ten slotte ten aanzien van medewerkers (geldt ook voor gasten en mensen van buiten): hun gedrag en houding moet erop gericht zijn de bewoners plezierig te laten wonen, met verzorgd lichaam, zo goed mogelijke gezondheid, lekker eten en drinken, plezierige dagbesteding, goed slapen en rusten en waardevolle relaties. De kwaliteit van deze drie onderdelen moet op een positieve manier naar buiten worden gebracht en niet als een “afvink-verplichting” worden gezien. Dat kan door net als in het bedrijfsleven de kwaliteit in een beperkt aantal beloften aan de bewoner te verwoorden. De tien afspraken die het kwaliteitsfundament vormen 1.0 2.0 3.0 4.0 5.0 6.0 7.0 8.0 9.0 10.0 Hier voel ik mij thuis Ook mijn naasten voelen zich hier welkom en thuis Ik voel me erbij horen Hier mag ik mijzelf zijn Het eten en drinken is gevarieerd, gezond en uitstekend verzorgd Er wordt met mij als bewoner en met mijn naasten actief gecommuniceerd Er is een ruime en vertrouwde personele inzet beschikbaar Het gehele team voelt zich verantwoordelijk voor mijn veiligheid, welzijn en zorg Er wordt geïnvesteerd in de professionaliteit en werkplezier van de medewerkers De organisatie voldoet aan de eisen van Good Governance. Deze tien regels vormen een algemeen fundament en worden per initiatief in de dagelijkse praktijk verder uitgewerkt. In bijlage 2 wordt een voorbeeld van een mogelijke uitwerking gegeven. Borging en toetsing Ten slotte moeten deze afspraken getoetst en geborgd worden. 1. Kwaliteit is een continue proces binnen je organisatie, waar alle medewerkers dagelijks en permanent voor verantwoordelijk zijn. Het komt duidelijk in het werk naar voren komt en bewoners, familie en naasten, bezoekers ervaren die kwaliteit. 2. Daarbij komt het onderwerp in ieder teamoverleg aan de orde. Verbeteringen en tips worden meteen onderdeel van het dagelijks handelen. 3. Eén keer per jaar worden de fundamenten getoetst door een externe collega van het NetKW. Deze collega (meestal de eindverantwoordelijke) bezoekt samen met een uitvoerende (helpende, verzorgende, begeleider) gedurende minstens één dag de collega-instelling, praat 3 Eerder, bij het kopje registratie, zeiden we al dat goede planning verdere registratie overbodig maakt. Planning is registratie. grote kwaliteit in kleine wooninitiatieven, NetKW, mrt 2016 4 met medewerkers, bewoners, gasten, kijkt rond. vraagt, geeft kritiek, leert zelf ook, medewerker van die organisatie en worden tips en tops gegeven. De ontvangende organisatie verwerkt de tips in het dagelijks handelen (en de tops intern gecommuniceerd?). Ten slotte Dit kwaliteitskader is voor alle leden van het NetKW leidend. De leden van NetKW onderschrijven daarmee drie afspraken: 1. Een lid van het NetKW onderschrijft het kwaliteitskader van NetKW, dat herkenbaar is in de Kleinschalige Woonvorm. 2. Alle medewerkers van de Kleinschalige Woonvorm zijn permanent verantwoordelijk voor het kwaliteitskader NetWK en handelen daarna. 3. Leden van het NetKW werken mee aan de onderlinge, externe audits. grote kwaliteit in kleine wooninitiatieven, NetKW, mrt 2016 5 Bijlage 1 “een eigen kwaliteitskader voor kleinschalige woonzorginitiatieven” Kleine Kwaliteit In woonzorgvoorzieningen ligt terecht grote aandacht op de kwaliteit van het leven van de bewoners en als gevolg daarvan op positieve of negatieve invloed van de zorg en van de voorziening op die kwaliteit. Kwaliteit van leven heeft een zeer grote subjectieve en morele component en dus is dit begrip moeilijk te concretiseren en krijgt het maar moeilijk handvatten in de dagelijkse praktijk. Extra ingewikkeld is het omdat kwaliteit van leven ook te maken heeft met de veiligheid die de voorziening kan of moet bieden. Dan kan het gebeuren dat kwaliteit van leven, een bijna filosofisch en zeker ethisch begrip, gemeten wordt met een systeem dat veiligheid vaststelt. En dat dus een instelling de kwaliteit van leven van zijn bewoners aantoont door te wijzen op de manier waarop het eten wordt bereid of bewaard, de temperatuur van de koelkast en de manier waarop de deur wordt afgesloten. Bij tien vinkjes is de kwaliteit onvoldoende en bij vijftien vinkjes is de kwaliteit van leven goed. Rondom kwaliteit is een aparte beroepsgroep ontstaan, de kwaliteitmedewerkers en – managers. Bureaus die kwaliteitssystemen opzetten, richten zich rechtstreeks tot deze groep, de groep heeft gezamenlijk een eigen taalgebruik ontwikkeld. Iedere grotere instelling heeft een of meer kwaliteitsmensen op HBO- of VWO-niveau. Deze groep, de systeemontwikkelaars, de inspecteurs en controleurs, de kwaliteitsmanagers, vergadert en congresseert, verschuift onderling van rol en functie (ontwikkelaar wordt manager, manager wordt kwaliteitsdocent en de docent gaat controleren), spreekt elkaar toe in hun eigen jargon met hun eigen afkortingen (HACCP, PREZO, HKZ, INK, NIAZ, ISO15224 en ISO9001). Zorgkantoor en IGZ (Inspectie Gezondheidszorg) zijn de belangrijkste controleurs. Het zorgkantoor kijkt of er een kwaliteitssysteem aanwezig is en geeft eventueel een strafkorting op het tarief als dat niet het geval is. De IGZ voert onaangekondigde kwaliteitscontroles uit en komt vooral in actie bij calamiteiten en na klachten van bewoners, familieleden en medewerkers of van berichten in de krant. Naast de langdurige zorg hebben ook ziekenhuizen en individuen met een (para-)medische beroep een eigen kwaliteitssysteem. Het welzijnswerk en de kinderopvang hebben eigen (soms maar matig functionerende) systemen ontwikkeld. De controle hierover wordt gedaan door de financier (meestal gemeente). Ten minste dit was de situatie tot voor kort, tot voor het verdwijnen van AWBZ en het tot stand komen van WMO en WLZ. Inmiddels is de situatie ingewikkelder geworden en moeten woonzorgvoorzieningen, als ze ook WMO-zorg leveren, voldoen een twee of meer verschillende kwaliteitssystemen . grote kwaliteit in kleine wooninitiatieven, NetKW, mrt 2016 6 Kwaliteit is geen statisch en onveranderlijk gegeven, het evolueert mee met de ontwikkelingen in de samenleving en in het zorgsysteem. Het probleem is echter dat de ontwikkelingen in het zorgsysteem niet eenduidig zijn en vaak niets met kwaliteit te maken hebben. Over kwaliteit en kwaliteitssystemen bestaan meer informatiestromen die niet altijd even logisch en helder zijn. Er komt informatie van het ministerie van VWS, van zorgaanbieders, van inspectie, van verzekeraars en zorgkantoren en van gemeenten. Informatie komt ook via de wensen van zorggebruikers, familieleden, mantelzorgers en vrijwilligers. Bij al deze onduidelijke en onzekere informatie en opvattingen is het logisch dat er een gretig "van-horen-zeggen-circuit" ontstaat. De kleinschalige voorziening Tegenover de bijna industriële kwaliteitsmachine staat de kleinschalige ondernemer die met veel passen en meten een prima woonzorgvoorziening draaiend houdt, die goede zorg en vriendelijk personeel paart aan een huiselijke omgeving. De ondernemer die wellicht van huis uit verzorgende of verplegende is en nogal eens deels uit frustratie vanwege de doorgeschoten bureaucratisering en reglementering vanuit een grootschalige instelling aan een kleinschalige is begonnen. Een tweede type kleinschalige ondernemer is ouder van een kind met beperkingen en wil, meestal met enkele andere ouders, een goede toekomst in een zelf gerunde voorziening voor dat kind, zeker als die volwassen wordt. Je zou deze ondernemer kunnen typeren als hard werkend, prima zorg leverend op menselijke maat en tot volle tevredenheid van bewoners en betrokkenen. Maar absoluut niet in staat zich een plaats te veroveren in deze kwaliteitsindustrie, absoluut niet in staat om uren te spenderen aan het meedraaien in het circuit van studiedagen, congressen, van protocollen, controlelijsten, zorgjaarplannen en kwaliteitsmodulen. Vragen 1. Hoe gaat de kleinschalige ondernemer om met dit "kwaliteitsgeweld"? Meedoen en veel tijd en geld investeren en dus (bijna) gedwongen zijn te kijken naar schaalvergroting. Eigen systeem hanteren, transparant zijn (ook in de onmogelijkheden) en hopen dat de controleurs (financiers en inspectie) ermee akkoord gaan. 2. Als de kleinschalige ondernemer niet zelf de zorg organiseert, maar deze inhuurt van een grotere aanbieder (zoals bij veel ouderinitiatieven), moet die ondernemer dan het kwaliteitssysteem van de zorgaanbieder hanteren of kan hij toch een eigen systeem gebruiken? 3. Ondernemers die alleen bewoners binnen de WLZ hebben (natura of pgb) en geen verdere wijkactiviteiten doen, worden gecontroleerd door IGZ en eventueel zorgkantoor. Ondernemers die ook bewoners binnen de WMO (opvang en langdurige ggz) hebben of die ook activiteiten voor wijkbewoners doen die gefinancierd worden door de gemeente (WMO), hebben voor de kwaliteitscontrole te maken met (een of grote kwaliteit in kleine wooninitiatieven, NetKW, mrt 2016 7 meer) gemeenten, inspectie en zorgkantoor. Een aantal gemeenten ontwikkelt eigen kwaliteitssystemen en soms zelfs twee: een voor de reguliere WMO en een voor de "verblijfs-WMO" (opvang, langdurige ggz). Daarnaast wil ook de IGZ een rol spelen in de inspectie van de woonvoorzieningen, ongeacht de financieringswijze. De gemeentelijke kwaliteitsopvattingen zijn vaak nog niet zo uitgekristalliseerd dat duidelijk is of zij overeenkomen met de meest gebruikte opvattingen bij de andere toezichthouders . In hoeverre worden ze ook door de IGZ gedekt en geaccepteerd of zelfs overgenomen. Bij zorgkantoren? verzekeraars? 4. Een volgende vraag betreft de discussie die nu gevoerd gaat worden over veiligheid en het streven om in voorzieningen elk risico, elke onveiligheid uit te bannen. De vraag daarbij is in hoeverre dit streven naar volledige veiligheid ten koste gaat van het leefplezier van bewoners. Kwaliteit van leven en leefplezier kan minder worden bij een te groot accent op veiligheid. Op dit moment is het uitbannen van ieder risico het uitgangspunt van inspecteurs en controleurs. Eerste conclusie Hoe ingewikkelde het ook is op dit moment, iedereen vindt wel dat er een kwaliteitssysteem nodig is. Dat standpunt wordt gedeeld door ouders, partners, financiers, gebruikers, inspectie, grote en kleine zorgaanbieders en zorgondernemers. Maar dat niemand weet welk systeem goed (laat staan het beste) is en welk onderscheid in systemen er gemaakt moet/kan worden vanwege grootte, doelgroep. Dit geeft de volgende opties: 1. geen kwaliteitssysteem, hetgeen problemen oplevert met investeerders en financiers die zekerheid willen. Bovendien als je als initiatief de zorg inkoopt bij aanbieder, zal die, als je zelf geen kwaliteitssysteem hebt, zijn eigen systeem opleggen. Geen systeem levert problemen op met alle andere betrokkenen (inspectie-gemeente-familieleden-ouders). 2. bestaand systeem, maar voor je het weet ben je tot aan je enkels weggezakt in het ISOHACCP-protocollen-afvinken-moeras 3. zelf systeem maken grote kwaliteit in kleine wooninitiatieven, NetKW, mrt 2016 8