Made in China – Hoofdstuk 1 De keizer aan het hoofd, de boer aan de basis. 1.1 De Chinese samenleving was erg hiërarchisch (en oud); vrouwen gehoorzaam aan de mannen, volk gehoorzaam aan de keizer. Deze ideeën waren de kern van het confucianisme. Ideeën van het confucianisme: - Alles draait om de ordening van de samenleving en de rol van het individu daarin. - Keizer is de spil van het wereldgebeuren - De keizer is door Hemel gekozen om de wereld te besturen. - Iedereen moet het voorbeeld van de keizer volgen - Keizer wordt vergeleken met de Poolster (bouw van Beijing is daarop gericht, keizer in het Noorden) - Deed de keizer alles volgens de oude rituelen dan ging alles goed in de wereld. Deed hij het fout dan kwamen er natuurrampen etc. 1.2 Indeling van de Qing dynastie 18 provincies prefecturen districten in de hoofdstad van elk district: yamen Magistraat zorgde voor: openbare orde, rechtspraak, belastinginning, onderhoud van de stad. Hij werd geholpen door een plaatselijk leger en als hij wilde door de mannelijke bevolking. De magistraat strafte zwaar, maar dit zware optreden had wel effect. Mandarijnen vonden geleerdheid erg belangrijk, zij lieten daarom hun zonen studeren. Want wie studeerde, stond hoog in aanzien. Maar het ‘studeren voor keizer’ was lang en zwaar: jaren studeren en veel examens afleggen. 1.3 80% van de Chinese bevolking werkte als boer. De economie was vrijwel zelfvoorzienend en de landbouwtechnieken waren hoog ontwikkeld (denk aan irrigatiesysteem, pompen). Ook werd er veel door de mensen zelf gedaan, door grote bevolkingsgroei was dat allemaal mogelijk. De landbouwgrond was vooral verdeeld onder rijke boeren en pachtheren. (10% van de bevolking bezat 75% landbouwgrond) Middelboeren bezaten genoeg grond om hun eigen eten te verbouwen, maar de arme boeren moesten pachten. Belasting moest betaald worden in zilver, en omdat de boeren zichzelf van eten voorzagen hadden ze dat niet. Daarom moesten ze producten op de markt verkopen voor zilver. Vooral vrouwen vulden het inkomen aan met huisnijverheid. Dorpoudsten zorgen ook voor rust en orde in het dorp voordat de magistraat er aan te pas moest komen. 1.4 Boeren verkochten producten op de markt in een stad dichtbij, daar kochten ze ook gereedschap etc van ambachtslieden. Die ambachtslieden werkten in de stad in grote werkplaatsen waar iedereen hetzelfde ambt beoefende. 1.5 Er waren heel veel handelaren. Zouthandelaren waren het rijkst, want zout was monopolie van de overheid en dit handelsrecht hadden zij gekocht. In gildehuizen konden kooplieden uit een bepaalde provincie verblijven en hun eigen eten eten, maar ook kregen ze toegang tot de markt. Hoe graag ze ook wilden, ze kregen niet zo’n hoge maatschappelijke positie als die van de mandarijnen. 1.6 De Chinezen voelden zich beter dan andere volken, hun rijk was het ‘Rijk van het Midden’. Ze maakten een onderscheid tussen ‘rauwe’ en ‘gekookte’ barbaren. Rauwe barbaren; de mensen die niets met de Chinese cultuur hadden. Gekookte; volken die delen van de Chinese cultuur hadden overgenomen. (bijv. het confucianisme) Het tribuutstelsel werd gehanteerd voor contact met de buurlanden. De buurlanden moesten belasting (tribuut; kostbare regionale producten) betalen aan China. In ruil voor het tribuut verleende China militaire assistentie en mochten kooplieden een bepaalde hoeveelheid verhandelen in China. Het land moest een gezant met tribuut naar het Chinese hof sturen, en de ketou, het drie keer neerknielen, maken. Zo lieten ze hun onderworpenheid zien aan China. Hoe nauwer het contact was, hoe meer bezoeken.