Vergelijkende studie tussen het gebruik van circulerende

advertisement
FACULTEIT GENEESKUNDE EN
GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN
Academiejaar 2015 - 2016
Vergelijkende studie tussen het gebruik van
circulerende tumorcellen en cel-vrij DNA in
kankeronderzoek
Adinda VAN DEN BERG
Promotor: Prof. Dr. Nadine Van Roy
Masterproef voorgedragen in de 2de Master in het kader van de opleiding
MASTER OF MEDICINE IN DE GENEESKUNDE
“De auteur en de promotor geven de toelating dit afstudeerwerk voor consultatie
beschikbaar te stellen en delen ervan te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander
gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking
tot de verplichting uitdrukkelijk de bron te vermelden bij het aanhalen van resultaten uit
dit afstudeerwerk.”
Datum
12/04/2016
Naam (student)
(promotor)
Adinda van den Berg
Prof dr Nadine Van Roy
DANKWOORD
Deze thesis had niet voltooid kunnen worden zonder de steun van iedereen die mij de afgelopen
twee jaar heeft bijgestaan en geholpen. Ik wil dan ook graag van deze gelegenheid gebruik maken
om hen van harte te bedanken.
Mijn dankwoord gaat vooreerst uit naar mijn promotor, prof. Dr. Nadine Van Roy, voor haar uitstekende begeleiding, de raad bij het oplossen van de problemen en vraagstukken die ik ondervonden heb bij het schreven van deze thesis en voor haar geduld met mijn vragen.
Tenslotte wens ik ook mijn echtgenoot en familie te bedanken voor hun aanmoedigingen, steun en
luisterend oor.
INHOUD
Dankwoord
Abstract .............................................................................................................................................. 1
Woord vooraf ..................................................................................................................................... 2
1
2
Inleiding ...................................................................................................................................... 4
1.1
Wat is kanker ....................................................................................................................... 4
1.2
Metastasering....................................................................................................................... 8
1.3
Circulerende tumor cellen (CTC’s) ................................................................................... 11
1.4
Celvrije nucleïnezuren ....................................................................................................... 13
Detectie methodes voor CTC en cfDNA .................................................................................. 16
2.1
CTC detectiemethodes ...................................................................................................... 16
2.1.1
Aanrijking .................................................................................................................. 17
2.1.2
Detectiemethoden....................................................................................................... 21
2.1.3
Karakterisatie van CTC’s ........................................................................................... 23
2.1.4
CellSearch .................................................................................................................. 23
2.1.5
EM CTC onderzoeken ............................................................................................... 24
2.2
cfDNA opzoekingsmethodes ............................................................................................. 24
2.2.1
cfDNA Extractie ........................................................................................................ 24
2.2.2
cfDNA Analyse .......................................................................................................... 25
3
Methodologie ............................................................................................................................ 26
4
Discussie ................................................................................................................................... 27
4.1
Het gebruik van CTC’s...................................................................................................... 27
4.1.1
CTC-aantal ................................................................................................................. 28
4.1.2
CTC karakterisatie ..................................................................................................... 29
4.2
Het nut van CTC detectiemethoden .................................................................................. 31
4.2.1
Selectie op grootte ...................................................................................................... 35
4.2.2
Immuno-affiniteit ....................................................................................................... 35
4.2.3
CellSearch .................................................................................................................. 37
4.2.4
Microfluïdics .............................................................................................................. 38
4.2.5
Besluit detectiemethodes voor CTC’s........................................................................ 38
4.3
4.3.1
cfDNA concentratie ................................................................................................... 39
4.3.2
cfDNA karakterisatie ................................................................................................. 41
4.3.3
Besluit cfDNA............................................................................................................ 41
4.4
5
cfDNA ............................................................................................................................... 38
CTC’s versus cfDNA ....................................................................................................... 41
Besluit ....................................................................................................................................... 44
Appendix A: Afkortingen .................................................................................................................. I
Appendix B: Nomenclatuur : (2),(7) ................................................................................................III
Appendix C: Impact factoren .......................................................................................................... IV
LIJST VAN FIGUREN EN TABELLEN
TABEL 1 MOGELIJKHEID TOT UITSPRAAK OVER OS EN PFS OP BASIS VAN CTC TELLING .................... 30
TABEL 2 TABEL CTC ONDERZOEKSMETHODE ................................................................................................... 33
TABEL 3: CFDNA EXTRACTIE.................................................................................................................................. 40
TABEL 4 IMPACT FACTOREN VAN GEBRUIKTE JOURNALS ............................................................................IV
FIGUUR 1: VERANDERINGEN IN CELLEN DIE KANKER VEROORZAKEN……………………………..……6
FIGUUR 2: VERSCHILLENDE STAPPEN NODIG VOOR METASTASE…………………………….……...……10
FIGUUR 3: VERSCHIL IN CTC AANTALLEN IN VERSCHILLENDE TYPES KANKER……………….………13
FIGUUR 4:VERSCHILLENDE DETECTIEMETHODES VOOR CTC’S…………………………………...…16
FIGUUR 5: VERBAND TUSSEN CTC AANTALLEN EN OVERLEVINGSKANS………………………….…….38
ABSTRACT
Na cardiovasculaire aandoeningen, is kanker de meest voorkomende doodsoorzaak. Indien kankerpatiënten komen te overlijden, is dit meestal door het ontstaan van metastasen. Het vroegtijdig opsporen van deze metastasen en de mogelijkheid tot het aanpassen van de therapie aan de specifieke
vorm van kanker bij de patiënt zou kunnen leiden tot het ontstaan van een meer effectieve en gepersonaliseerde behandeling.
Het idee van een vloeibare biopsie, met name een bloedafname waarin circulerende tumorcellen
(CTC) en celvrij tumor DNA (cfDNA) aanwezig zijn, is zeer actueel en het onderwerp van een
groot aantal studies. Verschillende methodes voor het opsporen van deze tumorfragmenten werden
reeds ontworpen en onderzocht. In dit werk worden verschillende technieken besproken, die deze
CTC’s en cfDNA in bloed opsporen en analyseren. Verder wordt er ook besproken welke resultaten
de verschillende onderzoeken hebben opgeleverd en welke implicaties deze kunnen hebben op het
vlak van kankeronderzoek.
Het aantal CTC’s en de ctDNA concentratie kunnen gebruikt worden om de overleving en progressievrije overleving in te schatten. Bovendien kan men door een vergelijking van de waarden voor en
na therapie, de respons beoordelen. Elk van de besproken methodes heeft verschillende voor- en nadelen, en verschillende toepassingsgebieden, maar de perfecte methode voor het creëren van de
vloeibare biopsie is tot op heden nog niet gevonden. Daarenboven blijft het gebrek aan specifieke
tumormerkers en sensitieve analyses een struikelblok. Door het ontbreken van een consensus over
de exacte definitie van een circulerende tumorcel is het moeilijk een vergelijking te maken tussen
de verschillende methodes.
Een veelbelovende piste is het gebruik van technieken die CTC’s en ctDNA combineren. Dit leidt
bijvoorbeeld tot betere resultaten voor de bepaling van een goede respons op kankertherapie en zou
eventueel op andere gebieden ook vooruitgang kunnen betekenen.
Een betere vergelijking tussen de verschillende technieken zou eveneens mogelijk gemaakt kunnen
worden door standaardisatie en protocollering inzake bloedafnames en de opslag van stalen.
Verder onderzoek is eveneens aangewezen om te bepalen hoe CTC en cfDNA karakterisatie een rol
kan spelen in het personaliseren van kankertherapie aan de hand van bepaalde moleculaire fenotypes.
Pagina | 1
WOORD VOORAF
Het menselijk lichaam bestaat uit een verzameling van verschillende types cellen. Sommige van
deze cellen vernieuwen dagelijks of wekelijks, zoals bijvoorbeeld huidcellen, welke om de twee à
vier weken vernieuwen. Andere cellen vernieuwen niet meer na hun ontwikkeling of differentiatie,
tenzij er schade is gebeurd, zoals spiercellen en levercellen. Deze generatie en regeneratie van weefsels en cellen gebeurt onder controle van een zeer complex en gecoördineerd geheel van opeenvolgende stappen en welbepaalde interacties, welke tot op vandaag nog niet ten volle begrepen zijn (1).
Indien er door een interne of externe factor iets fout loopt in dit gehele proces, dan kan er kanker
ontstaan.
Volgens Robbins en Cotran is kanker, na cardiovasculaire aandoeningen, de grootste doodsoorzaak
in de Verenigde Staten (2). Ook in België is 1 op 4 overlijdens kanker gerelateerd (3). Ondanks de
vele mogelijke behandelingen, zoals radiotherapie, chemotherapie en chirurgie, is kanker niet geneesbaar. Zelfs indien een behandeling succesvol is, bestaat er altijd de kans dat de kanker opnieuw
optreedt of dat hij reeds uitgezaaid is. Zo treedt bijvoorbeeld bij 25% van de patiënten met colorectale kanker CRC opnieuw kanker op na resectie van de primaire tumor (4). Bovendien is 90% van
de sterfte aan kanker gerelateerd aan de vorming van metastasen door een verspreiding van tumorcellen vanuit de primaire tumor via het bloed (5). Als er bij de patiënt metastasen worden ontdekt,
is een chirurgische resectie vaak niet meer mogelijk en wordt geopteerd voor chemotherapie.
Het is de laatste decennia ook duidelijker geworden waarom sommige behandelingen bij patiënten
niet aanslaan en bij anderen wel. De oudere behandelingen tegen kanker waren namelijk gericht tegen een bepaald type van kanker, maar niet specifiek tegen de individuele manifestatie bij de patient. Tegenwoordig zijn behandelingen gebaseerd op specifieke kenmerken van biopsie van de primaire tumor. Deze methode stelt echter verschillende problemen. Ten eerste is een biopsie van de
gezwellen is niet altijd mogelijk, door hun fysische locatie en aantallen. Ten tweede kan de primaire
tumor wijzigen, zowel in de loop van de tijd als onder invloed van de kankertherapie(6). Hierdoor
vertonen deze gemuteerde cellen niet meer dezelfde respons op de oorspronkelijke medicatie. Bovendien ondergaan cellen bij de vorming van metastasen vaak veranderingen, waardoor deze niet
meer dezelfde karakteristieken zullen vertonen als de primaire tumor. Gezien zijn invasiviteit, is biopsie als opvolgingsmethode niet geschikt voor het opsporen van deze mutaties en de daaruit voortvloeiende therapie wijzigingen (7).
Pagina | 2
Een eenvoudige manier om de mutaties in de primaire tumor en om metastatische gezwellen te karakteriseren, zou dus een grote vooruitgang betekenen. Hierbij kunnen circulerende tumorcellen en
tumorcel fragmenten een belangrijke rol vervullen (8).
Het voorkomen van circulerende tumorcellen (CTC’s) en tumor fragmenten zoals DNA en RNA
werd reeds voor het eerst besproken in een artikel uit 1869 (9). De mogelijkheid om dit type cellen
uit bloed te extraheren, was toen echter nog te beperkt om er diepgaand onderzoek naar te verrichten, waardoor dit fenomeen een lange tijd niet verder is onderzocht. Wegens de verstrekkende technologische ontwikkelingen van de laatste jaren, is dit onderzoek terug een “hot topic” in de wetenschappelijk kringen. Het onderzoek naar de rol van deze CTC’s en cel-vrije fragmenten zou de mogelijkheid bieden om ziekteprogressie en kankerbehandelingen onmiddellijk op te volgen, zonder
invasieve biopsieën (10).
De doelstelling van deze thesis is een vergelijking van de huidige detectiemethodes voor CTC’s en
cfDNA en hun respectievelijke voor- en nadelen en toepassingsdomeinen. Hieruit worden conclusies getrokken over de klinische bruikbaarheid van beide methodes.
De inleiding bevat een korte introductie over kanker en zijn ontstaansmechanisme. Hierna wordt de
metastasering van kanker besproken. Na deze bespreking wordt overgaan tot de beschrijving van
de circulerende tumorcellen en het huidige onderzoek dat hierop gebaseerd is. In dit gedeelte wordt
onderzocht of deze cellen gebruikt kunnen worden voor kankeronderzoek. Eveneens zal er een
korte introductie gegeven worden over vrij circulerende nucleïnezuren (cfNA: cell free Nucleïc
acids, DNA, RNA) en het gebruik dan deze bij kankeronderzoek. Tot slot zal ik het gebruik van
CTC’s en ctDNA vergelijken.
Pagina | 3
1 INLEIDING
1.1 WAT IS KANKER
Het Pinkhof Geneeskundig Woordenboek definieert kanker als (11):
“Verzamelnaam voor meer dan honderd verschillende typen kwaadaardige gezwellen; kanker vormt met hart- en vaatziekten de belangrijkste doodsoorzaak in de westerse landen”
De definitie gaat verder als:
“Kwaadaardige nieuwvorming; ongecontroleerde vermenigvuldiging van cellen, gekenmerkt door vernietiging van het omgevende weefsel, ingroei in vaten en versleping van cellen via bloed en lymfe naar andere organen en weefsel”
Het woord kanker komt van het Latijn cancer, letterlijk vertaald als krab, omdat de ziekte zich vastgrijpt aan de weefsels en lang blijft hangen. Kanker is niet één ziekte, maar een verzamelnaam voor
verschillende aandoeningen. Er zijn verschillende factoren die de behandeling van kanker bemoeilijken, de twee belangrijke zijn:

Ondanks de vele jaren van onderzoek, bestaat er nog heel wat onzekerheid over het precieze
ontstaan hiervan. Dit voornamelijk door de grote diversiteit van kankergezwellen en de onduidelijke etiologie. Deze onduidelijkheid bemoeilijkt de behandeling.

Dezelfde behandeling geeft vaak andere reacties bij verschillende patiënten, zowel qua toxiciteit als naar effect van de behandeling (2). Idealiter zou de therapie moeten aangepast worden aan het individu, hetgeen nu meer en meer wordt nagestreefd via genetische analyses
van de tumor.
Zowel micro- als macroscopische karakteristieken bepalen of een gezwel goed- dan wel kwaadaardig is. De niet-maligne gezwellen zijn deze die lokaal blijven, geen metastasen veroorzaken en
waarbij chirurgie curatief is. Dit betekent echter niet dat ze geen negatieve gevolgen kunnen veroorzaken bij de patiënt. Zo kan een hersentumor bijvoorbeeld zorgen voor sensibele of motorische uitval, hetgeen kan leiden tot een belangrijke handicap bij de patiënt. Het onderscheid tussen benigne
en maligne wordt gemaakt op basis van de graad van differentiatie of anaplasie1, de groeisnelheid2,
lokale invasie en de aanwezigheid van metastasen(2).
1
Goed gedifferentieerde cellen lijken zowel morfologisch als functioneel op de normale cellen van het orgaan. Indien
geen differentiatie meer aanwezig is spreekt men van anaplasie.
2
De groeisnelheid is vaak gecorreleerd met de differentiatiegraad: slecht gedifferentieerde gezwellen groeien sneller.
Pagina | 4
Het is algemeen aanvaard dat een kankergezwel ontstaat door een opstapeling van niet-lethale genetische schade. Deze schade kan omgeving-gebonden of erfelijk zijn. Zo kan een levenslange blootstelling aan carcinogenen, bv. de blootstelling aan Uv-licht of chemicaliën, leiden tot een cumulatief
effect. Dit cumulatief effectief van DNA-schade uit zich in een grotere kans op kanker op hogere
leeftijd (2).
Meestal ontstaan dit soort mutaties in somatische cellen, en zullen deze mutaties niet worden doorgegeven aan het nageslacht (1). Stochastische en spontane schade is eveneens mogelijk. Tumoren
ontstaan uit de clonale expansie van een enkele precursor cel welke genetische schade heeft. Normaal zou deze schade moeten worden hersteld door de aanwezigheid van onderhoudsmechanismen
aan het genoom, checkpoint signaalwegen etc.…
Kankerstamcellen kunnen ontstaan als verschillende mutaties in deze cellen ervoor zorgen dat zij
ongevoelig worden voor de verschillende signalen die wildgroei en over-proliferatie tegengaan. We
krijgen hierbij zogenoemde onsterfelijke cellen. Het ontstaan van kanker of oncogenese is een samenspel van genetica en de omgevingsfactoren (12).
Er zijn 4 grote doelwitten die genetische schade ondervinden: de groei-promoverende proto oncogenen, groei-inhiberende tumor suppressor genen, apoptotische genen en DNA-herstel-genen (1).

Proto-oncogenen: Deze genen zorgen er normaal voor dat er een normale proliferatie van
cellen gebeurt. Door een mutatie worden deze genen omgezet naar oncogenen, waardoor er
een sterke celvermeerdering gebeurt d.m.v. proliferatie.

Tumor suppressor genen: De tumor suppressor genen houden controle over de celgroei.
De deactivatie van deze onderdrukking leidt tot een overgroei van deze cellen.

Apoptotische genen: Deze genen controleren de apoptose van cellen die schade hebben opgelopen door bijvoorbeeld ziekte of ouderdom. Een deactivatie van deze genen zorgt ervoor
dat deze cellen onsterfelijk worden.

DNA herstelgenen: Deze genen zorgen ervoor herstelling indien er een fout is in het DNA
door een foutieve transcriptie. Indien deze fout niet herstelbaar is, dan wordt deze geprogrammeerd tot apoptose. De uitschakeling van deze genen kan zorgen voor een opstapeling
van verscheidene mutaties.
Maligne verandering kan te maken hebben met een ‘gain of function’ effect: vb. proto oncogenen
die muteren (RAS-gen), transloceren (BCR-ABL) of amplificeren (Her2-Neu). Mutante allelen bij
proto-oncogenen worden als dominant aanzien, aangezien er een aberratie optreedt in de regulatie,
Pagina | 5
zelfs indien het andere allel geen mutatie draagt. Bij haplo-insufficiëntie is er een verminderde
functie door de aanwezigheid van een beschadigd allel.
Ook een verlies van functie zoals van het welgekende TP53 gen, welke instaat voor tumorsupressie
door gemuteerde cellen tegen te houden, kan het ontstaan van kanker in de hand werken. Indien
deze niet meer goed functioneert dan zal de expressie van E-cadherine dalen, hetgeen EMT in de
hand werkt. Hierdoor kunnen kankerstamcellen ontstaan en wordt tumorgroei en metastase mogelijk. Er is een verband gevonden tussen TP53 en Ki- 67 expressie wat gepaard gaat met grotere tumoren en de expressie van o.a. VEGF en EGFR. Zo is ontdekt dat mutaties in het TP53 gen aanleiding kan geven tot tumorprogressie en een teken is van slechte prognose in TNBC (13).
Figuur 1: veranderingen in cellen die kanker veroorzaken(14)
Volgens Hanahan et. al moet een cel zes verschillende kenmerken van kanker accumuleren vooraleer zij een gezwel kan vormen. Sinds de eerste publicatie van dit artikel in 2000 zijn al heel wat wijzigingen aangebracht aan deze simplistische hypothese. Naast deze 6 stappen wordt de wisselwerking tussen de cellen en hun omgeving nu eveneens in rekening gebracht (zie figuur 1) (14).
In een eerste stap gebeurt een bepaalde mutatie in de cellen, waardoor zij apoptose of een stop van
proliferatie vermijden (15). In deze fase worden de voedingsstoffen in de tumor aangeleverd via diffusie uit het bloed, die voldoende zijn voor overleving van de cel (16) . Eens de tumor een bepaalde
grootte heeft bereikt zal het signalen uitsturen, opdat er angiogenese zou optreden voor verdere
bloed- en ook voedselvoorziening (1). Dit is nodig om de tumor verder te laten toenemen in
grootte. Bij verschillende kankerbehandelingen vormt de angiogenese een doelwit (2).
De gevormde tumor is geen geïsoleerde massa, maar een geheel van heterotypische cellen die met
elkaar in communicatie staan (15). Hierbij is het ook belangrijk in welke micro-omgeving de tumor
zich bevindt. Een neoplasma is dus een abnormale groei van weefsel waarbij de groei groter is en
Pagina | 6
ongecoördineerd ten opzichte van de groei van normaal weefsels. Deze overmaat blijft aanwezig
zelfs nadat de stimulerende signalen die de verandering hebben veroorzaakt, zijn gestopt (2). De
cellen die het neoplasma vormen zijn allemaal afkomstig van éénzelfde voorloper cel welke gemuteerd is. Het gezwel is dus monoclonaal in oorsprong (2).
Bij alle tumoren is er een clonale groei van cellen, het stroma bestaat hierbij uit het bindweefsel, de
macrofagen en de lymfocyten. De cellen bepalen het gedrag en consequenties, terwijl de groei en
evolutie van het gezwel wordt bepaald door het bindweefsel. Deze evolutie werd tot nog toe niet in
rekening gebracht bij het kiezen van een gerichte therapie. De therapie wordt in onze huidige setting
nog teveel gekozen aan de hand van de primaire tumor, zelfs bij de behandeling van metastasen
(17). Het verlies van heterozygociteit3 heeft eveneens een bepaalde rol bij het ontstaan van kanker.
Sommige tumorcellen zijn in staat om het natuurlijke immuunsysteem te omzeilen (18). Zo kunnen
kankercellen bijvoorbeeld het immuunsysteem ontwijken door zich te binden aan bloedplaatjes
(19). Verder is het mogelijk dat de tumor immuun onderdrukking benut door het uitsturen van cytokines. Zo is uit verschillende onderzoeken is gebleken dat tumoren vaker voorkomen bij mensen
die immuun gedeprimeerd zijn, zoals ouderen en mensen die op immuun suppressie-medicatie staan
(20). Bij mensen met een goed werkend immuunsysteem ontstaat er een immuun gemedieerde aanval tegen de tumor antigenen. Deze is echter niet sterk genoeg om de maligne cellen te elimineren
of om metastasering tegen te houden.
Er zijn verschillende factoren die de therapie bemoeilijken. Hierbij zijn de heterogeniteit van de
primaire tumor en het optreden van resistentie de belangrijkste.

De heterogeniteit van de tumor wordt bevorderd door verschillende factoren, waardoor de
tumorgenen wijzigen. De tumorcellen evolueren in de tijd doordat ze zich aanpassen aan
hun omgeving en doordat zij het immuunsysteem ontduiken (18). Ook iatrogene factoren
spelen een rol: de sterke tumorcellen die therapie overleven worden net door het geven van
die therapie uitgeselecteerd waardoor resistentie zal ontstaan (17).

Tumoren kunnen resistent worden aan de therapie, door verandering van signaalwegen, door
verhoogde expressie van anti-apoptotische genen, maar ook door transformatie naar mesenchymale of verscheidene histologische fenotypes (21).
3
Verlies van heterogyzgociteit (LOH) betekent dat bij een recessieve genetische aanleg tot kanker, de kans op kanker
zal verhogen als ook het tweede allel muteert.
Pagina | 7
De volledige kankercellen kunnen zich verder uitbreiden via lokale invasie en via metastasering. De
cel-cel cohesie via de cel adhesie molecules of CAM’s gaat hierbij verloren. Veel carcinomen
hebben ook epitheliale cadherine expressie. Bij invasie is vaak ook de balans tussen activatie en
inhibitie van proteolyse4 verstoord. De matrix metalloproteinsaen en hun weefsel inhibitoren (MMP
en TIMP) worden tegenwoordig gebruikt als doelwitten in kankertherapie. Wanneer de cellen ook
nog de verbinding met naburige cellen of het stroma verliezen, dan kunnen zij loskomen en aldus
kan de tumor aldus verspreiden (1). Ze vormen dan zogenaamde metastasen.
1.2 METASTASERING
Metastasen zijn tumorafzettingen die verschijnen in andere organen dan de primaire tumor, dit kan
reeds in de eerste fase van het ontstaan van kanker voorkomen (22). Metastasering van de primaire
tumoren vormt de grootste doodsoorzaak bij kankerpatiënten (23).
Metastatische capaciteit is een duidelijk teken van een maligne tumor, benigne tumoren zullen immers nooit aanleiding geven tot metastasen. Met uitzondering van gliomen van basaal cel carcinomen, kunnen namelijk alle maligne tumoren aanleiding geven tot uitzaaiingen (1).
Disseminatie van tumorcellen door intravasatie in het vasculair en lymfatisch stelsel kan deels door
toeval, maar ook door interacties tussen receptoren en bepaalde cytokines. Deze worden gevonden
in stromale in tumorcellen, zoals TNF, IL-6 en cytokines(12). Er zijn verschillende manieren
waarop een primaire tumor kan uitzaaien: ofwel via directe inplanting, ofwel lymfogeen ofwel hematogeen.:

Directe uitzaaiing gebeurt wanneer de maligniteit direct een natuurlijk caviteit binnendringt, bv: de peritoneale caviteit. Dit is vaak het geval bij een ovariumcarcinoom.

Lymfogene uitzaaiing: de initiële disseminatie van een carcinoom gebeurt het vaakst via
deze weg. Aangezien de disseminatie de natuurlijke lymfe-afvoer volgt, weet men welke
lymfeknopen zullen aangetast zijn bij uitzaaiing. Bijvoorbeeld bij borstkanker in het bovenste laterale kwadrant, zijn vaak de axillaire lymfeknopen de eerst aangetaste locatie bij metastasen.. De sentinel knopen, ook schildwachten knopen genoemd zijn lymfeknopen die het
eerste lymftoevoer krijgt vanuit de primaire toevoer. Deze lymfeknopen zorgen voor een
eerste stoppunt in de disseminatie van tumorcellen, waardoor zij vaak toenemen in grootte,
hetgeen een duidelijke klinische manifestatie kan zijn van de metastase van een kanker.
4
Proteolyse is de afbraak van proteïnen
Pagina | 8

Hematogene spreiding is typisch voor sarcomen, maar kan ook voorkomen bij carcinomen.
Hierbij worden arteriën, met hun dikkere wanden, minder makkelijk gepenetreerd dan venen. De arteriën kunnen wel gepenetreerd worden, wanneer de cellen voorbij de longen komen. Dit door de arterioveneuze shunt en capillaire bedden. Als de uitzaaiing via de venen
gebeurt, volgen de tumorcellen de natuurlijke afvloeiing van de venen, zodat in dit geval de
lever (portaal) en de longen (cavaal) vaak geïmpliceerd zijn bij de metastasevorming(12).
Er bestaan verschillende modellen over het ontstaan van metastasen. Zoals alle modellen zijn ook
deze slechts een benadering van de werkelijkheid. Eén bepaald model gaat uit van een primaire tumor van waaruit gedeeltelijke competente cellen losgelaten worden. Deze cellen zullen dan een metastase vormen wanneer zij volledig competent zijn. Een ander model beschrijft het bijna gelijktijdig ontstaan van metastasen met de primaire tumor, waarbij er bijna normale epitheliale cellen loskomen van de preneoplastische laesie(17) .
Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat hematogene verspreiding van circulerende tumorcellen de hoofdoorzaak is voor het ontstaan van metastasen(24). Elke dag worden miljoenen cellen losgelaten uit de primaire tumor, maar slechts enkele zullen aanleiding geven tot metastase. Bij vrouwen met borstkanker kunnen verschillende bloedafnames de aanwezigheid van circulerende tumorcellen bevestigen, maar bij deze vrouwen ontstaat er niet noodzakelijk een metastase (2). Slechts 1
op 10.000 tumorcellen uit de primaire tumor kan loskomen zal een secundaire tumor kunnen vormen(1). De cellen die in circulatie komen op verschillende manieren tegengehouden (2).
De precieze mechanismen van het ontstaan van metastasen zijn nog niet volledig gekend(25). We
weten echter wel dat metastasering bestaat uit verschillende stappen. Deze stappen zijn weergegeven in Figuur 2.
Pagina | 9
Figuur 2 Verschillende stappen nodig voor metastase: sequentiële stappen bij hematogene spreiding van een tumor(2).
Normale cellen blijven op hun plaats via cel-celadhesie en door de basale membraan, hetgeen een
fysieke barrière vormt. De tumorcellen vallen de basale membraan aan via vezels uit de extracellulaire matrix. Met behulp van invadopodia5, die verschillende proteasen produceren, dringen deze
cellen de bloedvaten binnen(1).
Via het EMT ofwel het epitheliaal naar mesenchymale transformatie proces, zou er uit de oorspronkelijke tumor cellen vrijkomen die via de bloedbaan op een andere locatie een tumor veroorzaken(23). Dit proces is nodig om te overleven in de bloedstroom en om andere organen te penetreren(10). Bij het EMT proces zal de cel-cel adhesie verminderen en zal de cel mobieler worden en
ook gemakkelijker invaderen. De verhoogde invastiviteit wordt bevordert door het verlies aan Ecadherine, waardoor de binding tussen de cellen onderling vermindert(22). De cel verliest de epitheliale merkers en zal qua fenotype meer op mesenchymaal weefsel lijken(26). Eens de cellen in de
bloedbaan terecht zijn gekomen, moeten de tumorcellen bepaalde interacties met de gastheer kunnen overleven. Deze interacties hebben als doel de homeostase van de gastheer op peil te houden en
zijn vaak lethaal voor de tumorcellen. Zoals eerder vermeld speelt het immuunsysteem hierbij een
belangrijke rol.
5
Cel-uitstulping gevormd via actine cytoskeletvorming.
Pagina | 10
Het EMT proces is reversibel: eens de cel is aangekomen op de eindbestemming zal het omgekeerde proces plaatsvinden: de mesenchymaal naar epitheliale transformatie of MET. De tumorcellen zullen zich vasthechten aan de basale membraan en uit de bloedbaan treden. De cellen vormen
zo de basis van de metastase. Nadat de tumor een zekere grootte heeft bereikt is het noodzakelijk
dat de tumor voor zijn eigen voeding kan voorzien via angiogenese, het vormen van nieuwe bloedvaten. Na deze stap is de verdere groei van de metastase mogelijk.
Uit onderzoek is gebleken dat er predilictieplaatsen zijn voor de uitzaaiingen van bepaalde kankers.
Zo zal een borstkanker vaker uitzaaien naar de longen dan bijvoorbeeld naar de darmen. Dit zou geassocieerd zijn aan een grotere affiniteit van de tumorcellen voor bepaalde andere weefsels (16). De
rol van exosomen6 in het voorbereiden van bepaalde weefsels op het ontstaan van metastase is reeds
onderzocht (27), maar in deze thesis zal hier niet verder over uitgeweid worden.
De behandeling van metastatische kanker wordt bemoeilijkt door 3 belangrijke factoren;

De eerste factor is dat de metafase wordt vaak pas ontdekt vanaf een bepaalde grootte,
waarbij de nieuwe tumor al minstens een miljard cellen heeft kunnen ontwikkelen.

De tweede factor is dat de tumoren worden beïnvloed door het weefsel waarin ze zich bevinden, waardoor een systemische behandeling minder gemakkelijk aanslaat.

De derde factor is dat de tumor een heterogene samenstelling heeft, wat behandeling nog
verder bemoeilijkt (16).
Zoals eerder vermeld is de hematogene spreiding van kankercellen één van de meest voorkomende
mechanismen van metastasering. De circulerende tumorcellen worden besproken in volgend gedeelte.
1.3 CIRCULERENDE TUMOR CELLEN (CTC’S)
De CTC’s werden voor het eerst ontdekt door Ashworth(9), waarbij hij beschreef dat de cellen een
gelijkheid vertoonden met de cellen gevonden in de primaire tumor. Bijna een volle eeuw later werden de CTC’s nogmaals beschreven door Engell(28). Deze merkte op dat hij veel meer CTC’s vond
in het tumor drainerende bloed dan elders in de periferie. Door Leather(29) werd er bij patiënten
met colorectaal kanker CTC’s gevonden via cytologie en kleuring. Via deze (en nog andere) vroege
6
Exosomen zijn kleine membraan vesikels (30–100 nm) die proteïnen, lipiden RNA en DNA bevatten. Deze kunnen
worden overgedragen naar andere cellen.
Pagina | 11
studies op het gebied van circulerende tumorcellen, werd langzamerhand duidelijk dat deze cellen
een belangrijke rol konden spelen in kankeronderzoek. Zo kunnen CTC’s als biomerker gebruikt
worden om de vroege opsporing van kanker metastase mogelijk te maken(8, 21). Zo werd bijvoorbeeld gezien dat CTC’s in CRC worden opgenomen door de lever en daarmee leidt tot het ontstaan
van levermetastasen (30).
Onderzoeksmethoden die gebruik maken van perifeer bloed van de patiënten bieden verschillende
voordelen ten opzichte van traditionele methodes zoals tumorbiopsie. Een van de belangrijkste
voordelen is dat dat deze nieuwe methodes minder invasief zijn. De nieuwe technieken zouden kunnen leiden tot een goede opvolging van de patiënt, door op verschillende tijdstippen een beoordeling te maken op farmacodynamisch, prognostisch, voorspellend vlak en op intermediaire eindpunten (31). Het aantal CTC’s zou nuttig zijn om een prognose te stellen in de vroege stadia van ziekte.
Dit zou ook kunnen gebruikt worden om te zien of de patiënt nood heeft aan bijkomende therapie,
en zou ook herval kunnen detecteren(8).
Circulerende tumorcellen zijn epitheliale cellen afkomstig van de primaire tumor of van de metastasen(7). Het is eveneens mogelijk dat CTC’s circulerende kanker stamcellen zijn(32). CTC’s worden
afgescheiden in de bloedvaten en in het lymfesysteem. Zowel passieve loslating als actieve invasie
via EMT zijn gerapporteerd. De CTC’s die deze EMT transitie hebben doorgemaakt vertonen
hierna geen EpCAM oppervlakte merkers meer, zijn in staat om te migreren en ook te binnen te
dringen in andere organen(33).
Uit onderzoek is gebleken dat CTC’s die geïnjecteerd werden in muizen een vlugge transitie maakten met een neerregulatie van EpCAM na een periode van 30 minuten tot 4 uur na injectie. Opmerkelijk genoeg werd deze neerregulatie niet opgemerkt in alle bloedpuncties: de CTC gevonden in
bloed uit de longen bleven EpCAM positief(33). Deze verandering van gen expressie gebeurt dus
zeer snel en is orgaan afhankelijk.
De CTC’s hebben een korte levensduur eens zij in de circulatie komen. Zij worden immers aangevallen door het lichaamseigen immuunsysteem en overleven vaak minder dan 24 uur(34). De onderzochte CTC’s zijn ook vaak heel heterogeen. CTC’s kunnen ook samenklitten tot zogenoemde micro-embolieën van ongeveer 50 cellen groot(21).
Pagina | 12
Een van de grote moeilijkheden bij methodes die gebruik maken van CTC’s, is het bepalen van de
metastatische capaciteit van deze cellen. Zoals als eerder vermeld moeten de cellen de mogelijkheid
hebben om zich in een bepaald weefsel te kunnen nestelen. Daarenboven moeten zij de homeostatische signalen van de gastheer kunnen weerstaan én moeten zij de capaciteit hebben om een nieuw
letsel te vormen en te laten groeien. Dit betekent dus ook dat men CTC’s kan vinden in het bloed
van patiënten waarbij er geen uitzaaiing zal voorkomen(24). De identificatie van de CTC met metastatische capaciteit is dus moeilijk, ook omdat er nog geen zekerheid bestaat over de verschillende
bijdrage van de zogenaamde ‘soil and seed’ theorieën. Volgens deze theorie zijn de CTC’s de zogenoemde zaden die interageren met de ‘soil’, zijnde de locatie waarnaar de CTC’s aangetrokken worden, een belangrijke factor bij het ontstaan van metastasen(26).
Bovendien stelt men de vraag of een hogere concentratie van CTC’s in het bloed bij een grotere
kanker niet zozeer een projectie is van de grootte van deze ene tumor, dan wel een teken van mogelijke uitzaaiingen.
Een ander probleem is het opsporen van deze CTC’s in het bloed: hun aantallen zijn zeer beperkt:
zo zal er in 1 ml bloed maar een enkele CTC’s te vinden zijn tussen 10 miljoen leukocyten en 5 miljoen erythrocyten(22). Deze lage aantallen zorgen ervoor dat de methodes die gebruikt worden om
CTC’s te vinden, te tellen en te karakteriseren, voldoende sensitief en specifiek moeten zijn(7). Bovendien is er tussen verschillende types kanker een groot verschil in het aantal CTC’s dat men zal
vinden.
Figuur 3 Verschil in CTC aantallen in verschillende types kanker uit (35)
1.4 CELVRIJE NUCLEÏNEZUREN
Wanneer cellen apoptotisch of necrotisch worden, zullen macrofagen deze cel resten via fagocytose
opnemen. Hierbij zal Celvrij Nucleïnezuur (cfNA) worden vrijgesteld of zelfs actief worden uitgescheiden. cfNA werd voor het eerst beschreven in een onderzoek door Mandel en Métais in 1948. In
Pagina | 13
1977 werden verhoogde niveaus in bloed of plasma in verband gebracht met de aanwezigheid van
kanker (36). Pas in 1994 werd het belang van cfNA in kanker onderzoek ontdekt, via de detectie
van RAS-gen mutaties bij kankerpatiënten. Toen in 1996 de microsatelliet alteraties werden ontdekt
bij kankerpatiënten groeide de aandacht voor de cfNA nog verder (37).
Steeds vaker stelt men ook voor om circulerende nucleïnezuren te gebruiken als biomerkers in
plaats van, of in combinatie met CTC’s of andere kankermerkers. Zo zou bij longkanker een vroege
opsporing van kanker door middel van cel-vrij DNA (cfDNA) een grote impact hebben op de overlevingskans (38).
De detectie van cfNA bij patiënten zou kunnen dienen als een vorm van niet-invasieve biopsiemethode, waarbij meerdere afnames zouden kunnen gebeuren zonder al te veel belasting voor de patient7. Hierbij zou een opvolging van de veranderingen in het cfNA tijdens het ziekteverloop en tijdens de behandeling mogelijk worden. Hierdoor zou men vlugger therapieresistentie kunnen opsporen.
De aanwezigheid van dit cel vrij DNA is ook aangetoond bij de gezonde populatie. Helaas is de
aanwezigheid van cfNA niet specifiek voor kankerpatiënten: deze werden ook gemeten bij patiënten
met benigne laesies, inflammatie en weefselschade (39). cfNA worden eveneens gebruikt bij onderzoek naar overbelasting in de sportwereld (40). Er werden echter hogere waarden gevonden bij patienten met longkanker (38).
De concentratie van cfDNA is heel variabel (36). De grootte van dit cel-vrij DNA kan variëren van
enkele bp tot kbp (37). Bij kankercellen blijken er echter meer variabele en eveneens langere sequenties van DNA fragmenten te ontstaan (36). Voor een bestaande tumor zal dagelijks 3.3%
cfDNA worden vrijgesteld (37). Deze langere fragmenten kunnen dus gebruikt worden om vroegtijdig tumoren op te sporen (36). De verhouding van dit langere aberrante DNA t.o.v. het normale
DNA wordt de DNA integriteitsindex genoemd. Deze index zou kunnen gebruikt worden als een
indicatie voor maligniteit (36). Gemuteerde vormen van DNA kunnen opgenomen door gezonde
cellen, waarbij in deze cellen biologische veranderingen ondergaan. Men kan stellen dat cfDNA kan
zorgen voor tumorinductie (41).
Voor kankeronderzoek is niet enkel de cfDNA hoeveelheid van belang, maar ook de mutaties op het
7
Uitzondering bij neonaten, waarbij 20ml al veel kan zijn
Pagina | 14
cfDNA (42). Cel vrij DNA (cfDNA) zou kunnen gebruikt worden om mutaties op te sporen die relevant zijn voor het verloop van de kanker.
Het gebruik van cfDNA is mogelijk voor verschillende tumortypes. Hierbij wordt dan gekeken naar
de DNA integriteit, de methylatie-graad, microsatelliet veranderingen, mutaties en mitochondriaal
of viraal DNA. In de meeste gevallen is dit cfDNA van diagnostische belang. ctDNA is voornamelijk afkomstig uit gelyseerde CTC en tumor afzettingen. De isolatie is gemakkelijker dan van CTC,
maar er wordt veel mindere en meer variabele hoeveelheid ctDNA vrijgesteld in vergelijking met de
vrijstelling van cfDNA uit normale cellen(21).
Er is momenteel nog onzekerheid over de manieren waarop cfDNA vrijkomt in het bloed. Bovendien is het nog niet exact geweten hoe cfDNA zich gedraagt of hoe lang het blijft bestaan, eens het
is vrijgekomen in het bloed (43).
Pagina | 15
2 DETECTIE METHODES VOOR CTC EN CFDNA
In bloed kunnen er verschillende kankerderivaten onderscheiden worden. Hier zullen we ons beperken tot twee types: de CTC’s, en de cfDNA’ s. Hierop kan een gedetailleerde moleculaire analyse
worden uitgevoerd (21). De filtering van CTC’s en cfDNA uit bloed is mogelijk geworden door de
grote vooruitgang in medische technologie. Dit biedt verschillende vooruitzichten voor moleculair
specifieke kankertherapie.
De technologie voor het opsporen en analyseren van CTC en ctDNA is nog in volle ontwikkeling,
maar het is al zeker dat zij een majeure rol spelen in de visie van kanker als zijnde een heterogeen
en moleculair gezien dynamisch landschap(21).
Aangezien het onderzoek naar CTC’s verder gevorderd is in vergelijking met het onderzoek naar
ctDNA, gaat dit werk dieper in op CTC dan op ctDNA, zowel qua beschrijving van de gebruikte
methodes als qua onderzoek van de respectievelijke voor- en nadelen.
2.1 CTC DETECTIEMETHODES
Er bestaan verschillende methodes voor de telling en karakterisatie van CTC’s. Al de huidige methoden hebben verschillende voor- en nadelen, er is geen enkele die feilloos werkt. De verschillende
methodes worden kort toegelicht in dit onderdeel, terwijl er dieper wordt ingegaan op de voor- en
nadelen in het onderdeel discussie. Een overzicht van deze methodes is beschikbaar in Tabel 1:
Technologieën voor de isolatie van CTC’s (zie onderdeel discussie). Voor een illustratie van enkele
methodes, zie onderstaande figuur.
Figuur 4 verschillende detectiemethodes voor CTC's uit(23)
Pagina | 16
De CTC ’s zijn moeilijk te isoleren door hun kleine aantallen ten opzichte van de enorme hoeveelheid andere bloedcellen (zo een 10 cellen per milliliter t.o.v. 10^9 rode bloedcellen en 10^6 witte
bloedcellen). De grote moeilijkheid bestaat erin deze cellen te isoleren zonder ze te beschadigen. Er
zijn verschillende strategieën bedacht voor de isolatie van de circulerende tumorcellen. Deze verschillende methoden berusten op verschillende technieken gaande van fysieke eigenschappen (voornamelijk grootteverschillen) tot het vertonen van bepaalde merkers (21).
CTC’s worden meestal eerst aangerijkt en daarna gedetecteerd en onderzocht. Er zijn verschillende
methodes, zowel qua aanrijking8 als wat detectie betreft. Er zijn eveneens verschillende technieken
die deze stappen hebben gecombineerd (7). Hieronder worden de methodes, waar mogelijk, opgelijst per wijze van aanrijking. Methodes die verschillende aanrijkingsmanieren combineren zijn
apart vermeld.
2.1.1
Aanrijking
Om de hoeveelheid CTC’s te verhogen t.o.v. de rest van het staal gebruikt men verschillende aanrijkingsmethodes. Dit om de selectiviteit en sensitiviteit te verhogen, alsook om de detectietijd verkorten (44). De methodes zelf kunnen in twee grote groepen worden ingedeeld: scheiding op basis van
morfologie en scheiding op basis van de interactie met specifieke antilichamen(7).
2.1.1.1 Filtratie op basis van (bio)fysieke karakteristieken/morfologie
Bij deze technieken maakt men gebruik van eigenschappen zoals grootte, dichtheid enz.
2.1.1.1.1 Grootte
Filtratiemethodes gebaseerd op grootte, maken gebruik van het feit dat CTC’s over het algemeen
groter zijn dan WBC en dat zij meer rigide zijn van structuur(45). Enkele voorbeelden van methodes die gebruik maken van deze techniek zijn (7):

ISET: Isolation by Size of Tumor cells. CTC’s zijn vaak groter dan leukocyten (>8 µm). De
ISET techniek is hierop gebaseerd en scheidt de cellen via een filter.

Nucleopore: zelfde techniek als ISET.

CTC-chip van Clearcell: Deze maakt gebruik van de grootteverschillen tussen de verschillende cellen. Het bloedstaal met een zoutoplossing buffer gaat doorheen de spiraalvormige
chip aan een hoge snelheid. De centrifugaal krachten scheiden de cellen waarbij de grotere
CTC’s worden afgezonderd aan de binnenzijde van de chip. De opgevangen CTC’s zijn nog
levend en kunnen gebruikt worden voor cultivatie. Onderzoeken zijn voornamelijk gebeurd
8
Aanrijking: een procédé waarbij het percentage van een bepaald element in een staal wordt vergroot.
Pagina | 17
bij long en borstkanker.

FMSA: Deze methode maakt ook gebruik van het verschil in grootte in de CTC’s. Voor verdere verfijning maakt men ook gebruik van de selectieve besmetting van CTC’s door een
Adenovirus, met repressie van humaan telomerase gen, t.o.v. de besmetting van WBC’s
(46).
2.1.1.1.2 Dichtheid
Mononucleaire cellen hebben een lagere dichtheid dan andere bloedcomponenten; op deze manier
worden tumorcellen en mononucleairen gescheiden van rode bloedcellen en granulocyten. De dichtheidsgradiënt die hierbij gebruikt wordt is 1,077 g/ml. Verschillende methodes zijn hier:

Centrifugatie: Deze simpele methode maakt gebruik van het verschil in dichtheid om de
cellen te scheiden. Door centrifugaalkrachten zullen bij het centrifugeren van een buisje de
zwaardere cellen meer centraal komen, en de lichtere cellen zullen aan de buitenkant van het
buisje komen. Een veel gebruikte methode hiervoor is de Ficoll gradiënt.

Oncoquick maakt ook gebruik van dichtheid, maar combineert dit met het gebruik van een
poreuze barrière, waardoor het staal niet wordt gecontamineerd met vol bloed.

MCC: Bestaat uit een schijfje met verschillende zones. Gebruikt andere methodes zoals bv.
Oncoquick als een eerste Aanrijkingsstap. Hierna wordt er RBC lysis toegepast. Een staal
wordt met een pipet in het toestel gebracht. Door de oppervlaktespanning in de druppel, zullen de cellen bewegen naar de binnenzone van de schijf. In een zone met trage stroomsnelheid cellen dalen af doorheen een mengsel en blijven hangen op polystyreen bedekt met
weefsel. De rest van de vloeistof wordt afgevoerd.
2.1.1.1.3 Vervormbaarheid
Zoals eerder vermeld zijn CTC’s algemeen genomen meer rigide dan bloedcellen(45).
2.1.1.1.4 Diëlektrische verschillen
Er is een verschil tussen cellen onderling in morfologie en geleidbaarheid. Deze zorgen voor diversiteit in frequentie-afhankelijke diëlektrische eigenschappen. Bij lage frequentie primeert de geleidbaarheid. Bij hoge frequenties zal het effect van een capaciteit ontstaan met een positieve en een negatieve pool. De diëlektroforetische9 methodes maken gebruik van deze verschillen om de verschillende types cellen te kunnen scheiden.
9
Diëlektroforese: het verschijnsel waarbij een partikel wordt gedragen onder invloed van een elektrisch veld.47.
Pethig R. Review Article—Dielectrophoresis: Status of the theory, technology, and applications.
Biomicrofluidics. 2010;4(2).
Pagina | 18

De belangrijkste methode hier is genaamd ApoStream. Deze methode maakt gebruik van
bovenstaande eigenschappen in een toestel met continue stroming om een hogere doorvoer
te krijgen. De frequentie waarbij de DEP wisselt van positief naar negatief is afhankelijk van
de geleidbaarheid en de morfologie van de cellen. Deze frequentie is lager bij kankercellen
dan bij andere cellen aanwezig in het bloed (48). Bij het toepassen van een bepaald frequentie-interval worden de kankercellen verplaatst naar de positieve pool, terwijl de andere
bloedcomponenten zich verplaatsen naar de negatieve pool.
2.1.1.2 Immunoseparatie en Immunomagnetisme : Antilichamen en magnetische velden
De meest onderzochte techniek voor het opsporen van CTC’s is de antilichamen gemedieerde
vangst van kankercellen. Deze methodes maken gebruik van antilichamen gericht tegen een bepaalde antigenen op de CTC (32). Welke antigenen hiervoor het best te gebruiken zijn, is nog veel
discussie over. Dit leidt tot een grote variëteit aan definities voor CTC’s.
Meestal maakt men gebruik van immunomagnetisme. Dit is een methode waarbij magnetische kralen die gelabeld met bepaalde antilichamen worden in het staal gebracht en geïncubeerd. De doelcellen zullen dan binden aan deze magnetische kralen. Het staal wordt dan in een magnetisch veld
(elektromagneet of permanente magneten) geplaatst en de gewenste cellen zullen worden geselecteerd. Deze magnetische scheiding gebruikt men zowel in bulkmethodes als in de microchips(45).
De CTC worden geteld en gekleurd, ofwel gelyseerd voor verdere moleculaire karakterisatie. Deze
circulerende tumorcellen zijn vaak panleukocytair (CD45) negatief en pancytokeratine positief. De
telling van CTC waarden kan informatie geven over de prognose bij verschillende types kanker.
Maar vooral de verandering in waarden na behandeling zal van belang zijn in een klinische setting.
Men ziet inderdaad een dramatische terugval in het aantal CTC’s bij eenzelfde patiënt met een effectieve therapie. De expressie van proteïne merkers bij CTC’s kan men bekomen via fluorescentie
microscopie.
2.1.1.2.1 Positieve selectie
Bij positieve selectie gebruikt men merkers die gericht zijn tegen antigenen (proteïnes of nucleïnezuren) van de cellen waar men naar op zoek is. Veel gebruikte merkers hierbij zijn de antilichamen
gericht tegen EpCAM10 en cytokeratines. Bij prostaatkanker wordt ook PSMA gebruikt, wat een
specifieke merker is voor dit type kanker(49).
10
EpCAM is homotypische calcium-onafhankelijke cel adhesie molecule welke voorkomt op het celoppervlak van epit-
heliale cellen.
Pagina | 19
2.1.1.2.2 Negatieve selectie
Negatieve selectie maakt gebruik van merkers voor de stoffen die men uit het staal wil verwijderen.
Bij deze methode worden de normale bloedcellen als doelwit gekozen voor verwijdering uit het
staal. Hierdoor zou de ratio van zeldzame cellen zoals CTC’s groter worden t.o.v. de rest van het
staal (44). Negatieve selectie gebeurt vaak op basis van CD45 (aanwezig op leukocyten) of op basis
van CD69 waarmee men megakaryocyten en plaatjes kan uitsorteren(7). In deze technieken wordt
er vaak gebruik gemaakt van RBC lysis. Ook zal men vaak een scheiding van bloedcomponenten
toepassen door het gebruik van een Ficoll gradiënt11.
Van de technieken met negatieve selectie is de leukocyten depletie de meest veelbelovende. Leukocyten hebben namelijk gekende merkers welke goed gekend zijn en niet variëren. Deze variatie bestaat wel bij CTC’s. CTC’s vertonen vaak verschillende epitopen, zelfs bij eenzelfde patiënt (50).
De getagde leukocyten worden dan uit het staal verwijderd, en er blijven CTC’s over. Nog een bijkomend voordeel is dat ook niet epitheliale kankercellen op deze manier kunnen worden opgespoord. Dit is bijvoorbeeld het geval bij melanomen, of bij kankers waar een EMT is gebeurd.

CTC-ichip (positief of negatief): Voor deze technieken is er extreem gespecialiseerd materiaal nodig zoals de zogenoemde CTC-ichip (i voor inertie). De CTC-ichip heeft 3 kamers
en gebruikt een sample waarin magnetische microkraaltjes met CD45 Ab worden geplaatst.
De cellen gaan eerst doorheen een eerste kamer waar RBC en bloedplaatjes doorheen de micropaaltjes gaan en geïsoleerd worden. In een tweede kamer worden de overblijvende cellen
in een enkele rij gezet om dan de derde kamer binnen te gaan. Hier worden de WBC afgebogen door hun binding aan de microkraaltjes. De overblijvende cellen worden opgevangen.
Borst, prostaat, enkele cel analyse.Deze methode is zeer effectief. De niet gemerkte CTC’s
blijven dan over om verder te manipuleren.

MACS (positief of negatief): multi advanced cell sorting: deze techniek gebruikt microkorreltjes met immunomagnetische labeling om de cellen te vangen. Er zijn veel verschillende
mogelijkheden voor de merkers gebruikt in deze techniek. Een veelgebruikte merker is EpCAM, welke voorkomt op het celoppervlak van epitheliale cellen.

Adnatest (positief): maakt gebruik van magnetische korrels met 2 Ab tegen MUC1 en 1 Ab
tegen EpCAM.
11
Ficoll is een hydrofiele polysaccharide die op de bodem van een conische tube wordt geplaatst.
Na centrifugatie zullen verschillende lagen met bloedcomponenten zich vormen en gemakkelijk te
scheiden zijn.
Pagina | 20

RARE (negatief): RosetteSep-Applied imaging Rare Event: gebruikt een combinatie van
een dichtheidsgradiënt met een Ab gemedieerde aanrijking. Voor de aanrijking maakt men
gebruik van CD45 positieve cellen, met een cross link met meerdere RBC via tetramere Ab
complexen. Op deze manier worden rosetten gevormd. De dichtheid van deze ongewenste
cellen neemt toe en zullen neerslaan bij centrifugatie. Op deze manier wordt een negatieve
selectie bekomen: de CD45+ cellen zijn afgescheiden van de rest van het plasma via een
scheidingsmedium. Uitgebreidere negatieve selectie is mogelijk via andere Ab samenstellingen. (10 min voor scheiding).
2.1.1.3 Microfluïde toestellen (vb CTC-chip)
Microfluïdetechnieken zijn uitermate geschikt in de zoektocht naar zeldzame cellen zoals de CTC.
Ze kunnen namelijk rechtstreeks op ongezuiverd bloed worden toegepast. Er bestaat de mogelijkheid om meerdere processen in parallel te laten gebeuren, zogenaamde multiplexing, zodat er een
grote doorvoer kan worden bekomen via bijvoorbeeld CTC-chip. Hierbij wordt er een lage schuifkrachten bekomen met een maximale blootstelling van de CTC’s aan de antilichamen.
De laatste decennia zijn de toestellen op basis van microfluïdics vaker onderzocht geweest, ook in
het kader van kankeronderzoek. Deze microfluïdics werken op een nanoschaal (10^-9m) hebben als
eigenschap dat elke stroming laminair zal zijn, waardoor de schuifkrachten minimaal zullen blijven(51). Dit heeft als voordeel dat als men cellen uit vol bloed vangt met antilichamen, deze niet
terug zullen vrijkomen. Bovendien ondervinden de gevangen cellen minder schade. Bovendien zullen twee verschillende vloeistoflagen niet vermengen, maar enkel interageren via diffusie. De toestellen of chips bestaan meestal uit een aantal kleine paaltjes die gecoat zijn met antilichamen. Deze
paaltjes worden dan gezet in een bepaalde geometrie om een optimaal contact tussen de CTC’s en
de antilichamen te bekomen(52). Bovendien is de ratio oppervlakte/volume in deze kleine structuren zeer groot, wat deze interactie extra bevordert(51). De efficiëntie van celvangst wordt dus bepaald door de stroomsnelheid en de schuifkrachten(53).
2.1.2
Detectiemethoden
2.1.2.1 Cytometrie
Met een flow-cytometer maakt men gebruik verschillen in lichtverspreiding en verschillen in de
emissie van fluorescentie van cellen wanneer zij doorheen een laserstraal komen. De FACS (fluorescence activated cell sorter) kan zo cellen met een verschillende fluorescentie isoleren.
Bij immunocytometrie met een kleuring tegen protëinemerkers, worden individuele cellen geïsoleerd en geteld op basis van hun Ag expressie, zoals bijvoorbeeld epitheel specifieke antigenen en
Pagina | 21
cytokeratines. Men kan de specificiteit verhogen door ook een kleuring toe te voegen voor bv.
CD45, zodat WBC niet worden meegeteld. Met immunofluorescentie worden merkers gekoppeld
aan een fluorescerende stof, zoals fluorescine. Als het fluorescerend Ab bindt met een specifiek Ag
dan zal deze oplichten, wat detectie mogelijk maakt. Als men gebruik maakt van verschillende kleuren kan men een gelijktijdige detectie van verschillen Ag bekomen(1). Er is echter ontdekt dat ook
de CK expressie vermindert bij agressievere vormen van kanker, waardoor de CK kleuring ook niet
altijd geschikt is (54).
2.1.2.2 NA methodes
RT-PCR en NGS worden gebruikt om mRNA en DNA afkomstig van CTC’s te detecteren. Deze
methodes analyseren de expressie van genen die mogelijk specifiek zijn voor epitheliale cellen of
normale weefsels waar de tumor uit zou kunnen ontstaan (22). Maar het vinden van echt specifieke
genen die het ontstaan van tumoren veroorzaken en een correcte interpretatie van de resultaten,
blijft moeilijk (54). Verdere wijzigingen aan proteïnes in de cel na translatie of een verandering in
expressie van een proteïne kunnen niet worden opgemerkt door deze methodes.
In vergelijking met de Laser scanning cytometrie werd gevonden dat technieken met RT-PCR sensitiever waren(7). Maar men moet opletten voor vals positieven met deze methode. Voor deze methodes moeten de cellen gebroken worden waardoor verdere analyse op morfologie en dergelijke
uitgesloten is. (22).
2.1.2.3 Directe beeldvorming:
Sinds het gebruik van de simpele lichtmicroscoop zijn er veel vooruitgangen geboekt. Huidige
beeldvormingsmethodes maken gebruik van snelle laserscanners en kunnen hoge definitie beelden
aanmaken. Eén van de methodes is hier de EPIC methode .

De EPIC methode maakt gebruik van 10 ml bloedtubes. Met ammoniumchloride worden de
RBC’s gelyseerd en daarna wordt het staal gecentrifugeerd. De cellen met een nucleus worden op een glasplaatje geplaatst. Hierbij wordt deze cellen gemerkt met immunofluorescentie met verschillende merkers, waarbij verschillende subpopulaties van CTC’s worden onderzocht (55). . Fluorescentie intensiteit van alle merkers en ook verschillende 86 morfologische parameters worden onderzocht. Dit computer algoritme gebruikt ook patroonherkenning om normale cellen te kunnen onderscheiden.(borst, prostaat) (56). Een computerprogramma zoekt vervolgens naar cellen met volgende eigenschappen:

Traditionele CTC’s: groter dan de omgevende WBC, CD45-, CK+ en DAPI+

Kleine CTC’s: CD45-, CK+ en DAPI+, kleiner of even groot als omgevende WBC

CTC clusters: 2 of meerdere CTC’s die samenklitten
Pagina | 22

CK negatieve CTC’s: CK- en CD45- met intacte DAPI

Apoptotische CTC’s : CK+ en CD45- met een DAPI die wijst om chromosomale
condensatie of nucleaire blebbing of fragmentatie, overeenstemmend met apoptose.
2.1.3
Karakterisatie van CTC’s
Met immunohistochemie, immunofluorescentie, gen kopienummer variatie via comparatieve genomische hybridisatie, sequenering en epigentische studies, kan een hele reeks genomische en proteïne gebaseerde testen worden uitgevoerd.
Immunophenotypering kan niet enkel gebruikt worden voor de telling maar ook voor de karakterisatie. Deze methode is moeilijker uit te voeren in de vorm van multiplexing door de aanwezigheid
van overlappende Ab die nodig zijn voor de identificatie van de CTC’s.
Immunofluorescentie (zoals bij FISH) wordt gebruikt bij prostaat kanker om het verlies aan fosfatase en tensine homoloog PTEN op te sporen. Ook wordt het gebruikt om CNV van het AR gen te
bestuderen of de aanwezigheid van ERG translocaties. Het gebruik van meerdere kleuren laat een
gelijktijdig onderzoek van deze genen toe. DNA mutaties kunnen ook worden opgespoord(49).
De evolutie van de tumor onder druk van de therapie kan men zo op een niet invasieve manier opvolgen(4). Maar men kan ook de heterogeniteit van de tumor zelf bestuderen(49).
Met behulp van DNA sequenering en qRT-PCR kan men de gevonden CTC’s bijkomend karakteriseren. Hiermee kan men DNA mutaties en DNA methylatie detecteren (7).De moleculaire karakterisatie zou zo informatie kunnen geven over de therapeutische doelwitten. Eventuele veranderingen
in de voornoemde zaken zouden een voorspelling kunnen zijn voor mogelijke resistentie. Bovendien is deze karakterisatie van groot belang voor het ontwikkelen van nieuwe medicamenteuze kankerbehandelingen (25).
2.1.4
CellSearch
De CellSearch methode werd geïntroduceerd in 2004 en is de enige die tot dusver de goedkeuring
heeft gekregen van de Food and Drugs Association (FDA) van Amerika (39). Dit systeem maakt
gebruik van immunomagnetische aanrijking, fluorescente labels en detectie van zeldzame cel populaties. Bovendien werd er nog een speciale tube ontwikkeld om de sampling nog mogelijk te maken
tot 96 uren na de bloedafname (Cellsave). Voor verdere extractie van RNA of indien levende cellen
noodzakelijk zijn wordt een EDTA afname geadviseerd.
De immunomagnetische aanrijking gebeurt geoptimaliseerd, om zowel hoge als lage expressie van
Pagina | 23
antigenen te selecteren. Verschillende antigenen worden hiervoor gebruikt naargelang het type kanker: zo worden voor carcinomen EpCAM als doelwit gebruikt, voor myelomen gebruikt men
CD138 en voor endotheelcellen en melanomen wordt CD146 als target gebruikt. EpCAM werd gekozen aangezien het voorkomt bij vele carcinomen, en niet op normale bloedcellen. Bovendien is
het een oppervlakte eiwit waardoor herkenning mogelijk is via antilichamen(35).
Volgens het CellSearch systeem is een CTC elke cel die voldoet aan de volgende voorwaarden(57):
Intact, EpCAM+, >= 4micron, CK+, CD45- en de nucleus is aanwezig en bevindt zich minimaal
50% binnen het cytoplasma.
Voor de telling gebruikt men de CTC kit waarbij reagenten de cellen aankleuren en fixeren. Na
deze blootstelling kunnen ze gescheiden worden via de doorvoer van een magnetische veld. Nadien
worden de gevonden cellen visueel bevestigd door een onderzoeker.
2.1.5
EM CTC onderzoeken
Zoals eerder vermeld verliezen CTC hun EpCAM expressie bij de epitheliale naar mesenchymale
expressie. In verschillende onderzoeken is deze overgang in verband gebracht met de metastatische
capaciteit van de CTC(10). Om deze cellen op te sporen maakt men gebruik van PCR primers die in
verband zijn gebracht met EMT, zoals de repetitieve AluJ sequenties in DNA, GAPDH en PPIA
transcripten en verhoogde Vimentine expressie (33). In een recent werk (58) werd deze zoektocht
verder uitgediept en ging men specifiek op zoek naar de CTC’s die EMT hadden ondergaan bij
mBC. Hiervoor gebruikte men de DEPArray methode met negatieve depletie op CD45, waarna een
kleuring werd toegepast met Ab tegen zowel epitheliale als mesenchymale merkers. Hierbij werden
4 subpopulaties aan CTC’s gevonden. Enkel positief voor epitheliale merkers, enkel positief voor
mesenchymale merkers, positief voor beide en negatief voor beide. Uit dit onderzoek bleek dat de
aanwezigheid van CTC’s met zowel epitheliale als mesenchymale merkers, negatief prognostisch
waren voor OS en PFS.
2.2
CFDNA OPZOEKINGSMETHODES
De cfDNA opzoekingsmethodes zijn nog in volle ontwikkeling om de klinische toepasbaarheid mogelijk te maken.
2.2.1
cfDNA Extractie
De concentratie aan cfDNA in serum is hoger dan deze in plasma, maar is gecontamineerd door
gWBC genomen. Hierdoor is plasma beter om zuiver cfDNA te extraheren. Stalen worden ook best
binnen de 4 uur geanalyseerd om verder contaminatie te voorkomen. Om de zuiverheid van de
Pagina | 24
cfDNA te verbeteren worden ook best 2 centrifugatiestappen uitgevoerd (41). PCR methodes worden vaak gebruikt voor de kwantificatie van cfDNA. PCR amplificeert bepaalde gekende sequenties
uit DNA door het gebruik van een primer.
Nog een andere manier is het gebruik van een DNA integriteits-index(36). DNA integriteit zou groter zijn bij cellen die necrose hebben ondergaan, dan bij cellen waarbij apoptose is opgetreden. Necrose komt vaker voor dan apoptose bij maligne cellen (41).
QiAMP is een methode die vaak gebruikt wordt om DNA te zuiveren uit verschillende bronnen
(bloed, plasma, urine…). Deze methode maakt gebruik van spin en vacuüm technieken om DNA uit
deze bronnen te zuiveren, opdat deze zouden kunnen gebruikt worden voor verdere analyse.
2.2.2
cfDNA Analyse
Er zijn een aantal puntmutaties en microsatelliet veranderingen12 gekend die in verband zijn gebracht met het ontstaan van verschillende types kanker. Hier wordt gericht naar op zoek gaan bij de
analyse van cfDNA. Copy Number Variations (CNV’s) kunnen worden opgespoord met van de
massively multiplexed PCR methode met daarna wordt een next generation sequencing (NGS) aan
het licht te brengen (59). Men heeft ondertussen ook een kwantitatieve PCR methode ontwikkeld
waarmee men rechtstreeks ctDNA-concentratie kan bepalen uit plasma, zonder deze eerst te moeten
zuiveren (60).
Deze methodes zijn heel specifiek (gemiddeld 0.77) en sensitief (gemiddeld 0.8) (38). ctDNA biedt
de grootste mogelijkheid om gedetailleerde moleculaire technieken op toe te passen(21). Het opsporen van SNV en CNV is hiermee mogelijk gebleken. Deze methodes lijken goede resultaten te leveren. Er zijn verschillende mutaties ontdekt in DNA, welke in verband zijn gebracht met het ontstaan
van kanker. Maar men kan ook het hele genoom bestuderen op afwijkingen, bv. Met NGS en arrayCGH. Op deze manier kan men mutaties vinden welke nog niet op voorhand gekend zijn (43).
12
Bv. LOH, microsatelliet instabiliteiten: korte motief herhalingen in DNA
Pagina | 25
3 METHODOLOGIE
Voor een eerste introductie tot het onderwerp “kanker”, net zoals voor verdere informatie over het
ontstaan van metastasen, heb ik gebruik gemaakt van erkende studieboeken, zoals “Molecular Cell
Biology”(1) en “Pathology of Disease”(2). Verdere informatie heb ik verkregen via opzoekingswerk op zoekmachines voor wetenschappelijke artikelen ‘PubMed’ en ‘Web of Science’.
Hier heb ik de zoektocht beperkt tot artikels en review artikels uit de laatste 5 jaar. De resultaten
werden ook gescreend op de impact factor van de publicerende tijdschriften waarbij de te laag scorende tijdschriften (IF <2) niet werden opgenomen. Zie Appendix C: Impact factoren.
Bij zoektermen “cancer” en “metastasis” kreeg ik meer dan 5.000 artikels als resultaat. In zoekmachine Web of Science heb ik vervolgens de resultaten gerangschikt naar het onderdeel citaties, om
zo meer gerespecteerde werken te bekomen. De zoektermen voor het werk over CTC’s die ik in
zoekmachine PubMed gebruikt heb zijn “circulating tumor cells” en “metastasis”. Via een bijkomende filter werden enkel onderzoeken over mensen hieruit gefilterd. Finaal kreeg ik zo 832 resultaten. Ook in Web of Science heb ik deze zoekopdracht uitgevoerd, maar niet gesorteerd op citatie,
gezien het onderzoek naar dit onderwerp nog in volle ontwikkeling is. Als resultaat kreeg ik 636 resultaten (maart 2015). Op Pubmed kreeg ik in april 2016 4910 resultaten voor “CTC” en 376 resultaten voor “cfDNA”. De werken werden eerst gescreend aan de hand van de titel. Daarna werden uit
deze eerste triage een aantal artikels gekozen aan de hand van hun abstract. De exclusie criteria waren onder andere: “niet in de Engelse taal”, “Ander type kanker dan in het onderzoek opgenomen”.
Het onderwerp van circulerende tumorcellen in het ontstaan van metastases bij kanker is zeker een
“hot topic”. Elke maand komen er tientallen nieuwe artikels bij in de resultaten lijst van de zoekopdracht. Dit werk (begonnen in 2014 en afgewerkt in 2016) zal dan ook niet alle nieuwe onderzoeken
kunnen includeren, desondanks wordt er getracht om een duidelijk overzicht te geven van de huidige progressie in het onderzoek naar dit fenomeen. De laatste opzoekingen zijn gebeurd in april
2016.
Prostaat- en borstkanker zijn de meest voorkomende vormen van kanker bij respectievelijk mannen
en vrouwen. Buiten deze werd eveneens gekeken naar long en colonkanker. Longkanker omdat het
een van de meest voorkomende types van kanker is en colon kanker omdat dit type kanker zeer snel
metastaseert. Bij CRC zou men dus enorm kunnen profiteren van de geboekte vooruitgang op het
vlak van CTC en ctDNA onderzoek.
Pagina | 26
4 DISCUSSIE
Zoals eerder aangehaald is het onderwerp van de vloeibare biopsie met de opsporing van CTC’s en
cfDNA momenteel een “hot topic” bij medisch onderzoek(61). In april 2016 waren er 947 lopende
studies met als onderwerp CTC’s,18 studies met als onderwerp cfDNA en 7 studies met beide onderdelen als onderwerp. Ondertussen heeft men zelfs een boek uitgebracht over het onderwerp
CTC’s: (32).
Bij de aanvang van deze scriptie is er uitgegaan van het gebruik van circulerende tumorcellen bij
het onderzoek naar metastasen bij kanker. Metastasen zijn immers de belangrijkste oorzaak van aan
kanker gerelateerd overlijden(10). Dit onderwerp is in onderling overleg later uitgebreid, om ook
het gebruik van circulerend tumor DNA te omvatten, en dit niet enkel bij het onderzoek naar metastasen, maar ook in het onderzoek naar primaire kanker en therapierespons. Het onderzoek naar dit
onderwerp is immers in twee jaar waarin deze studie werd uitgevoerd, verder uitgediept.
4.1 HET GEBRUIK VAN CTC’S
Idealiter zouden CTC’s kunnen worden gebruikt als screening voor kanker. De grote variabiliteit in
de aantallen gecombineerd met de variabele gevoeligheid van de testen maakt dit momenteel nog
onmogelijk. Een andere toepassing is het gebruik van de telling van CTC’s om de effectiviteit van
de behandeling op te volgen. De moleculaire karakterisatie zou kunnen gebruikt om een meer specifieke behandelvorm te kiezen. Cultivering van de CTC’s zou kunnen gebruikt worden om de resistentie tegen therapie te testen(25).
CTC als alleenstaand gegeven, wordt momenteel eigenlijk niet of zelden gebruikt als prognostische
merker in de meeste studies. Hun aanwezigheid wordt vaak gecombineerd met andere kanker merkers, zoals de aanwezigheid van LDH of kankerproteïnes zoals CEA(39). CTC telling alleen voldoet namelijk niet aan de Prentice criteria13. In combinatie met bv. LDH zou hier wel aan voldaan
zijn(49).
13
De Prentice criteria zijn een maat voor het effect van een maatregel na behandeling die zowel prognostisch is voor
een klinisch eindpunt, als beschrijvend voor het effect van de behandeling. “These criteria require that the biomarker is
evaluated in therapies that provide survival benefit, that the treatment has an effect on the proposed biomarker, that the
biomarker has an effect on the clinical endpoint, and that the full effect of treatment on the endpoint is captured by the
biomarker”62.
Prentice RL. Surrogate endpoints in clinical trials: definition and operational criteria. Statistics in
medicine. 1989;8(4):431-40..
Pagina | 27
4.1.1
CTC-aantal
Men kan zich de vraag stellen hoe nuttig de CTC tellingen zijn: niet elke CTC zal namelijk aanleiding geven tot een metastase. Een groot aantal zal snel in apoptose gaan(35). Hier kan men beargumenteren dat, indien het aantal gedetecteerde CTC’s verhoogd is, ook de cellen met metastatische
capaciteit verhoogd zullen zijn, zodat we finaal toch een uitspraak kunnen maken over het risico op
metastase bij de patiënt(25). Men kan de telling van CTC’s ook gebruiken om een beter inzicht te
krijgen in mogelijke verspreiding bij chirurgische resectie van een tumor (63).
Een bijkomende vraag blijft ook of de telling van de CTC’s correct verloopt. Deze telling is voornamelijk belangrijk om de patiënten te kunnen indelen volgens de zogenaamde ‘gunstige en ongunstige groep’, waarbij de afkapwaarde op 5 (of 3 bij CRC) CTC’s is gezet. De sensitiviteit van de testen wordt ook vaak uitgetest door eerst tumorcellen toe te voegen aan bloed, en deze daarna te proberen opsporen. Dit is echter niet representatief voor de werkelijkheid(35).
Bovendien werden verschillende methodes gebruik die twijfelachtig zijn om de nodige CTC’s te
bekomen. De testen werden bijvoorbeeld uitgevoerd bij patiënten in een later stadium (vooral bij
CRC) zodat men een hoger aantal CTC’s kon bekomen. Er werd ook bloed genomen uit de drainerende vene, ofwel werden grotere hoeveelheden bloed afgenomen om het beoogde resultaat te behalen (4). Het voordeel van de verminderde invasiviteit door de perifere bloedafname, zoals eerder geargumenteerd, gaat hierbij verloren. Er is inderdaad aangetoond dat men meer CTC’s kon vinden in
het bloed van een tumor drainerende vene. De verdere verdunning van het aantal CTC’s op een groter bloedvolume zou de oorzaak kunnen zijn dat er minder CTC’s worden gevonden in een afname
op perifeer bloed.
Een bijkomende probleem is nog dat er tot op heden geen uniforme definitie over het gegeven ”circulerende tumorcel” bestaat (64). Er bestaat namelijk een zeer grote heterogeniteit aan circulerende
tumorcellen, niet enkel tussen verschillende kankerpatiënten onderling, maar ook binnen éénzelfde
patiënt. Deze verschillen bevinden zich zowel op het gebied van cel dichtheid, expressie van proteinemerkers, als celgrootte (56). Dit gebrek aan een eenduidige definitie kan ervoor zorgen dat een
bepaalde detectiemethode een bepaalde bias zal vertonen t.o.v. bepaalde CTC’s terwijl het biologisch relevante subpopulaties van CTC’s zal missen (56).
Het gebruik van het aantal CTC’s als prognostische factor is al uit verschillende onderzoeken als
werkbaar gebleken. Men kan hiermee de OS van CRC, prostaat Ca, borstkanker en longkanker inschatten, zowel bij primaire als bij metastatische kanker. Men kan hiermee ook de progressie van de
Pagina | 28
ziekte inschatten. Bovendien is er bij de telling van CTC’s minder subjectieve interpretatie mogelijk
dan bijvoorbeeld bij het inschatten van een mammografie (7).

Bij borstkanker heeft de aanwezigheid van de oestrogeen receptor, progesteronreceptor en
de HER2/neu receptor belangrijke implicaties, wat de behandeling betreft. Het aantal CTC’s
is bij borstkanker prognostisch voor de OS en de PFS. Er is gebleken dat de voorspellende
rol van CTC’s groter is bij ER en triple negatieve BC, dan bij HER2/neu positieve primaire
tumoren (65).

Ook bij CRC is de aanwezigheid van CTC’s geassocieerd met een slechtere prognose, zowel bij metastatische als niet metastatische kanker.

Bij CRPC is gebleken dat het aantal CTC’s prognostisch was voor OS, na correctie voor gekende factoren De telling van CTC bleek ook accuratere voorspellingen te geven t.o.v. de
bepaling van PSA, vooral bij een bepaling op vroegere tijdstippen in het verloop (49).
Het vergelijken van het aantal CTC’s na een eerste ronde chemotherapie met de beginwaarde, kan
gebruikt worden als een prognostische factor voor therapierespons. Deze respons kan vlugger beoordeeld worden, dan wanneer gewacht moet worden op resultaten van beeldvorming, of op PSA
metingen bij prostaatkanker (7). Bij het aantonen van een verlengde PFS in functie van het aantal
CTC’s is het belangrijk niet enkel de aantallen in rekening te nemen, maar ook de relatieve daling
t.o.v. de uitgangswaarde (66).
Helaas bleek uit eerdere studies dat een aanpassing in behandeling, op basis van de CTC aantallen,
geen wijziging in PFS of OS kon teweegbrengen (67). Dit zou er echter op kunnen wijzen dat de
aangepaste therapie nog niet specifiek genoeg was (57).
4.1.2
CTC karakterisatie
Een beoordeling op genomisch en proteomisch niveau zou meer inzicht kunnen verschaffen in de
ontwikkeling van kanker. Dit zou ook kunnen gebruikt worden voor de diagnose en bepaling van
het stadium. Eventueel zou verder onderzoek naar CTC’s kunnen leiden naar de ontdekking van een
beter geschikte biomerker (49).
De karakterisatie van CTC’s zou inderdaad nuttig zijn voor het zoeken naar de juiste therapievorm,
naargelang de karakteristieken van de cellen. Bovendien zou men hiermee vroegtijdig een therapieresistentie, door de aanwezigheid van mutaties in de cellen, bij de vorming van metastasen kunnen
opsporen. Op deze wijze zou de behandeling kunnen aangepast worden aan de specifieke vorm van
kanker bij de patiënt.
Pagina | 29

Bij borstkanker is de aanwezigheid HER2/neu receptor een belangrijke bron van informatie. Deze geeft niet alleen informatie over de juiste therapiekeuze, maar ook over de prognose. Uit onderzoek bleek dat patiënten met een HER2 CTC’s een slechtere prognose hadden. Er is ook gebleken dat CTC’s Her2 positief kunnen zijn terwijl de primaire tumor
HER2 negatief is: een discrepantie van ongeveer 18% werd opgemerkt. Het ontstaan van
HER2 positiviteit t.o.v. de primaire tumor zou kunnen wijzen op een toenemend metastatisch karakter van de tumor (68).

Bij patiënten met colorectaal kanker worden KRAS en BRAF onderzocht in de primaire
tumor om zo de therapie te bepalen. Deze therapie is hoofdzakelijk gericht tegen EGFR en
VEGF. Een KRAS mutatie is immers in verband gebracht met therapieresistentie. Net zoals
bij borstkanker worden ook hier andere resultaten verkregen wanneer we een vergelijking
maken van CTC’s en de primaire tumor. Er werd ook opgemerkt dat niet elke patiënt met
KRAS mutatie een even goede respons vertoont op de anti-EGFR therapie. CTC’s en hun
KRAS toestand zouden een onafhankelijke prognostische factor zijn voor de respons op bevacizumab en chemotherapie (69).

Mensen met Non Small Cell Lung Cancer (NSCLC) die een EGFR mutatie dragen, kunnen behandeld worden met gefitinib. Deze mutatie kan opgespoord worden via DNA analyse van CTC’s gevonden via de CTC-chip. Deze patiënten werden hierna opgevolgd waarbij de wijzigingen in CTC tellingen gecorreleerd werden met radiologische en klinische respons. Bovendien was men in staat de opkomende resistentie op te sporen(52).
Helaas blijkt uit verschillende onderzoeken dat, hoewel verhoogde CTC waarden gecorreleerd zijn
met therapieresistentie, een vroege therapieswitch geen bijkomend voordeel geeft op het vlak van
OS en PFS (35). Verder onderzoek is zeker nodig om de verschillende fenotypes van CTC’s te linken aan hun metastatische capaciteit. Bovendien is het afstellen van therapie aan de hand van deze
karakterisatie niet eenvoudig: er is namelijk een enorme heterogeniteit binnen de CTC’s.
De uitspraken die men kan doen volgens het aantal CTC’s is afhankelijk van het type kanker(25),
zie hiervoor ook Tabel 1 hieronder.
Mogelijkheid tot uitspraak over OS en PFS op basis van CTC's
Kankertype
long
BC
mBC
mPCA
CRC
OS
variatie met beginwaarden
>=1
>=5
>=5
Stad IV
PFS
variatie indien hoge beginwaarden
>=5
-
ref:
(70)
(71)
(72)
Moreno2005
(4)
Tabel 1 Mogelijkheid tot uitspraak over OS en PFS op basis van CTC telling
Pagina | 30
4.2 HET NUT VAN CTC DETECTIEMETHODEN
Bij een groot deel van de oudere methodes worden verschillende oppervlakte merkers gebruikt voor
het opsporen van CTC’s. Niet alle CTC’s dragen echter de merkers welke door verschillende methodes worden gebruikt, zoals bijvoorbeeld EpCAM bij CellSearch. Deze EpCAM oppervlakte
merker wordt, zoals eerder vermeld, verloren bij de overgang naar EMT. Net deze EMT wordt als
een obligaat onderdeel van de stap naar hematogene metastasen aanzien. Hierdoor lijkt belangrijke
informatie over de mogelijke aanwezigheid van metastasen bij een groot deel van de detectiemethodes die gebaseerd zijn op het vinden van oppervlaktemerkers, verloren te gaan. Bovendien blijken
niet alle epitheliale cellen aanwezig in het bloed, van tumorale oorsprong te zijn(22). Deze kritiek
komt terug in verschillende artikels(49, 73). Verschillende onderzoeksgroepen zijn hierdoor op
zoek gegaan naar een meer algemeen bruikbare merker voor CTC cellen.
Bij andere vormen van metastatische kanker blijkt echter dat de EMT met verlies van EpCAM expressie zorgt voor een vervormd beeld van CTC belasting van de patiënt wanneer men gebruik
maakt van de gekende CTC methodes(74). Zo wordt er bij patiënten in laat-stadium metastatische
borst en prostaat kanker maar bij 50% van de patiënten meer dan 5 CTC’s gevonden en bij CRC patiënten zelfs maar 26% met een CTC-aantal hoger dan 3(33). Er werden ook hogere CTC waarden
gevonden met niet EpCAM afhankelijke zoekmethoden(75). Er is momenteel een zoektocht naar de
ideale merker voor het opsporen van CTC’s. De vraag is nog maar of deze ooit zal gevonden worden. Waarschijnlijker is dat er een onderscheid zal blijven moeten gemaakt worden naargelang het
type kanker en dat niet één soort merker “ideaal” zal zijn voor elke type. Het verlies van cytokeratine bij de tumorcellen wordt ook gezien als een teken van agressieve ziekte, waarbij fibronectine en
vimentine expressie verhoogd worden bij EMT (26).
Als tegenargument kan gezegd worden dat uit onderzoek is gebleken, dat bij bijvoorbeeld NSLC
enkel de EpCAM positieve CTC’s een prognostische waarde hadden(35). Bovendien zou een groot
percentage van de CTC’s EpCAM positief blijven. EpCAM zou kunnen gezien worden als een onderdeel van het proliferatief potentieel van een cel(74).
Aan de verschillende CTC-detectiemethoden zijn bepaalde voor- en nadelen verbonden. Hieronder
vindt u een niet exhaustieve lijst van CTC detectie technieken die tot op heden gebruikt worden met
hun verschillende eigenschappen, detectiemethodes, duurtijd, recovery ratio en de duur van de
zoektocht. Deze tabel werd gebaseerd op verschillende reviews om een zo volledig mogelijk beeld
te kunnen geven. (56).
Pagina | 31
VERRIJKINGSMETHODE
TECHNOLOGIE
1. AFFINITEIT GEBASEERDE VANGST (CTC OPPERVLAKTE EIWITTEN)
1.1 EX VIVO
OPMERKINGEN
VOORDELEN
NADELEN
Enige FDA-goegekeurde methode voor patienten met metastatische
borst CRC, PRC, ook niet metatstatische kanker
aankoop systeem: €150000
€300 per sample
• Visuele controle
•
Gevalideerd als acuraat, sensitief en reproduceerbaar
•Hoge kostprijs,
•subjectief door visuele controle,
• EpCAM afhankelijk,
• Geen bijkomende gen -analyse mogelijk
CELLSEARCH (Janssen
Diagnostics)
Deels geautomatiseerde selectie van EpCAM-gecoatede ferrofluide
nanoparticles , daarna IF for CK8, 18, 19; CD45; DAPI
MACS system (Miltenyi Biotec)
Negatieve selectie: Immunomagnetische CTC-negatieve verrijking via Ab tegen
Geen densiteitsgradiënt, cytometrische analyse, moleculaire studies
CD45
zoals EpCAM en HER2, lijn specifieke chimeer analyse mogelijk
Positieve selectie: Immunomagnetische CTC verrijking: Ab tegen opp merkers tot nu toe nog geen grootschalige studies met deze methode
of intracellulaire anti-pan CK Ab
Quadrupole magnetic separator
Lyse van RBC en immunomagnetische CD 45+ depletie, waarna IF kleuring,
axiale stroming doorheen lange magnetische cilinders: maakt gebruikt van
viskeuze stroming en magnetische krachten
Studie demonstreert heterogeniteit van zeldzame cellen
CTC definitie:
1) dubbel positief voor FITC and DAPI,
2) intact membraan
3) hoge kern/cytoplasmatische ratio
Adnatest, Adnagen
Verrijking via Ab gecoatede magnetische kralen, waarna de verrrijkte cellen
worden getest via RT-PCR gen panelen in een multiplex systeem
• Analyse van gen expressie in aangerijkte CTCs • Toepassing: borst,
prostaat, colon, and ovariële kanker
• €1200 voor een test
CTC-chip MEMS
Micro-Electromechanical System: microchip met Ab (EpCAM) gecoate paaltjes
Toepassing: longkanker
waartussen het bloedstaal vloeit
CTC-iChipneg
Deterministische laterale verplaatsing met selectie op basis van inertie en
magnetische velden: labels met anti-CD45 and anti-CD66b Ab's
Licensie door Janssen Diagnostics vangt ook CTC met lage EpCAM
expressie
Gecombineerde bol en microfluïde (inerte focus) verrijking (EpCAM+ mode)
Licentie door Janssen Diagnostics
CTC-iChippos
CytoTrack
Ephesia
GEDI
GEM chip
GO Chip
HB-Chip
ImageStream (Amnis)
Minimaal celverlies
Staal wordt uitgezet op glazen schijfje en op hoge snelheid geroteerd en gescand Gelijkaardige recovery als bij CELLSEARCH
op fluorescentie via laser straal, na centrifugatie en RBC lysis. CT4 scanner
Definitie voor CTC: bijna ronde cel>4 μm , zichtbare nucleus (DAPI+), EpCAM onafhankelijk
registreert IF events, waarna visuele controle gebeurt.
CK+, CD45• Hoge capture specificiteit 94%
• Analyses zijn mogelijk op kleine volumes
Immobiele superparamagnetische EpCAM gefunctionaliseerde kralen in
Microfluïde
• Fluocytometrie gelijktijdig met cytologische karakterisatiemicrokanalen, vloeistof vloeit over de kanalen
>snelle diagnose mogelijk
• Hoge vangst efficientie en zuiverheid uit onverwerkte
Microfluide geometrisch versterkte differentiële immunovangst (GEDI) met Ab
bloed stalen,
tegen specifieke Ag zoals PSMA or HER2, chip met micropaaltjes
Definitie van CTC:CD45-,PSMA+ en met kern
• Hogere gevoeligheid tov CellSearch
CTCs hebben een lagere buoyancy dichtheid, waardoor RBC en WBS • Hoge efficientie en loslating
Gebruik van geometrische optimalisatie van de interactie tussen magnetische
• Veel levende cellen
doorheen poreus opp drijven en de CTC op plasma interface
kralen en CTC's voor optimale vangst
• Proliferatie blijft mogelijk
achterblijven
• Hoge opbrengst, zelfs voor 3-5 cellen/ml
Vangst waarbij men gebruik maakt van grapheen ocide nanosheets
GO: Graphene oxide
• GO is transparant wat helpt bij beeldvorming
gefunctionaliseerd met polyethyleenglycol op een gouden oppervlak met een
bepaald patroon
• GO is biocompatibel en laat celproliferatie toe
Verdere chips werden ontwikkeld maar de HB chip werd gebruikt voor
Haring graat chip structuur die de interactie tussen CTC en het Ab gecoatede
Glazen plaatje, bruikbaar voor beeldvorming
EMT onderzoek
chip oppervlak vergroot
Glazen plaatje
Laat de analyse van 5000 cellen/s toe
Definitie CTC:EpCAM+ , labeling met anti-CD45-PE anti-Cytokeratin• Goedkopere analyse per sample dan CellSearch
Immunomagnetische positieve sortering met anti-EpCAM gevolgd door flow
FITC, DRAQ5
• Gelijkaardige resultaten aan CellSearch
cytometrie en fluorescentie microscopie anti CD45, FITC en DRAQ5
aankoop systeem: 200 000€
prijs per sample: 40€
• Manuele methode
• Meer variabele resultaten (onderzoekerafh)
ja
2,5ml/h
nee
Sequist2009
R>99%
ja
R: afh van aantal CTC,
gem 68%
nee
Hillig2015
1 ml/h
ja
Kirby2012
• Recovery daalt bij hogere stroomsnelheden
R>90%
Z:>84%
3,5 ml/h
nee
Sheng2014
R: >87%
1,2 ml/ h
ja
Yoon2014
R: 91,8%
Z: 14%
1,2ml/h
ja
Yoon2014
5000 cellen/s
10 CTC's op 6h
ja
Lopez2013
• Lage precisie bij lage CTC aantallen
• Lage sensitiviteit bij minder dan 10 CTC's in een sample
• Voorafgaande verrijking nodig
Efficiëntere celvangst dan CellSearch voor lage EpCAM
expressie
R: >75%
Z: 1,4%
5,25 ml/h
ja, maar andere Ab
mogelijk
Harb2013
• Hoge doorvoer met grote volumes mogelijk
• Staal met grotere zuiverheid voor verdere analyse wordt
bereikt.
R>70%
Z:afh van CTC
aantal:100*[CTC]/([CTC
]+55)
8 ml/h
ja, maar andere Ab
mogelijk
Jessamine
R:95,7% op optimale
snelheid
10 ml/h
ja
Earhart2014
R: 60%
Z: 89%
9 ml/h
ja
Talasaz2009
R: 98%
Z>80%
15 ml/h
ja
3 a 4h
neen
•Hoge doorvoer
•Hoge zuiverheid bij metastatische kanker
• Minder goede resultaten met stalen met toegevoegde cellen
• EpCAM afhankelijk
• Vangst afhankelijk van zone van de staaf
Hoge zuiverheid
• Identificatie van zowel grote als kleine CTC en microembolen
• Hogere sensitiviteit in vergelijking met CellSearch
R: 90,5%
• Geen cel adhesie of labelling nodig
• Kan gebruikt worden voor verschillende kanker types
• Weinig cel verlies
GE2015
5 min centrifuge, 15
min incubatie, 1h
fixatie,1h labeling
• Kan zowel CK + als CK - CTC herkennen
• Her2+ en hormoonreceptorstatus identificieren
Potentiele CTC analyse in multipele tumor types
2,5 ml/h
R: 97%
Z: 68%
Immunomagnetische vangst via Ab tegen EpCAM of andere oppervlakte
merker, magnetische staaf wordt doorheen staal met buffer en magnetische
kralen met Ab coating gehaald.
Methode om verrijkte samples te concentreren in een toestel voor verdere
Microfluidic cell concentrator (MCC) analyse onder invloed van zwaartekracht. De cellen dalen langzaam af vanuit
een mengsel naar de verzamelkamer.
1.2 IN VIVO
Usiakova2014
• Prostaat specifieke test
MagSweeper (Illumina)
OncoCEE (Biocept)
nee
Saliba2010
•Hoge doorvoer mogelijk (tot 25 ml/h) met nog acceptabele
Microchip met magnetische poriën: Doorstroming doorheen vloeibare array met Magnetische gelabelde doelwit cellen worden gevangen aan de rand van
recovery
magnetische poriestructuur voor efficiënte scheiding van cellen gelabeld met
poriën en kunnen daarna worden gebruikt voor cultuur, of gelyseerd
• Recovery daalt tot zelfs 17% bij lagere EpCAM expressie
• Gevangen CTC's worden gemakkelijk losgelaten zonder
magnetische nanoparticles
worden en geanalyseerd op mutaties via een biosensor chip
verdere schade
In microkanaal met een Streptavidine coating met CEE methode, vangst via
biotine-streptavidine binding, verrijking met 10 Ab cocktail en analyse via ICC
en of FISH
Zborowski2011
ja
Magnetic sifter
Subtraction enrichment en immunostaining Fish: CK en EpCAM onafhankelijke WBC depletie met magnetische kralen gecoat met WBC merkers en
detectie, combinatie van isolatie en detectie
RBC scheiding via niet hematopoietische scheidingsmatrix
neen
enkele microL/min
Immunomagnetische vangst binnen microfluide chip, positieve selectiemethode Direct geautomatiseerde DNA profilering
SE-iFISH
neen
ja, maar andere Ab
mogelijk
Allard2004
R: >94%
P: >85%
LiquidBiopsy (Cynvenio)
Modular CTC sinusoidal microsystem 3 functionele modules voor CTC selectie, telling en phenotypische identificatie, Electrische sensor voor telling en bepaling van levensvatbaarheid,
(BioFluidica)
sinusoïdale kanalen
toepassing: borst, pancreas,prostaat,long, colorectaal
2h
2h
REFERENTIES
• Trage doorvoer
Microfluide platform die controle van stroomsnelheid en immunomagnetische
vangst combineert
Vorm van de staaf beïnvloedt de recovery
ja
R: 77%
R>65%
EPCAM
• Geen zuivere vangst, per ml blijven 32000 WBC's over
• Speciale kennis is nodig voor het ontwikkelen van de chip
IsoFlux (Fluxion)
Definitie voor CTC's: CK+, CD45-, met kern en morfologisch intact
DUURTIJD
R: >85%
R: >61%
•Identificeert geen CK negatieve CTC
Kan EpCAM negatieve CTC cellen identificeren met andere
• Positieve selectiemethode heeft tot 50% CTC verlies tov
oppervlakte merkers of bij CD45 depletie
negatieve selectiemethode (lustberg)
• Hoge doorvoer
• Verrijking tot 10^4-voudig
Geen absoluut zuivere depletie van CD45+ cellen
• Verdere analyse voor CTC merkers met RT-PCR en
immunocytochemie
• minder CTC verlies
• Hoge sensitiviteit,
• Geen morfologische analyse
• Detectie van levende cellen,
• Geen telling mogelijk
• Minder vals positieven dan enkelvoudige RT-PCR
• De test is EpCAM en MUC1 afhankelijk,
• Isolatie en detectie van kanker stamcellen en EMT merkers
• Geen kwantificatie, cellen worden gebroken
mogelijk
• Hoge sensitiviteit
• 98% levende cellen voor cultuur
Lage stroomsnelheden zijn nodig, anders vermindert de
• Gebruik van andere Ab zou opsporen van andere CTC's
recovery ratio
mogelijk maken
• Snelle methode (8 ml/h)
• Alle types CTC kunnen opgevangen worden.
• Onveranderde cellen die kunnen gecultiveerd worden en
verder moleculair and genetisch geanalyseerd worden
•98% levende cellen,
• sensitiever dan CellSearch
•Hoge detectie ratio; visuele bevestiging van CTCs;
•Zowel positieve als negatieve (EpCAM onafhankelijke)
selectie zijn mogelijk
RECOVERY:R
ZUIVERHEID: Z
• Voorafgaande verrijking nodig
• Manuele methode met tussenpauzes van 2 minuten om het
toestel niet te verstoppen
R: 60,4%
Casavant2013
Pagina | 32 VERRIJKINGSMETHODE
TECHNOLOGIE
CellCollector (GILUPI)
Insertie van roestvrijstaal gefunctionaliseerde draad in vene van patiënt: 16 cm/
diameter: 0.5 mm
In vivo detectie, screening van een groot volume bloed
Immunologische analyse, EpCAM+ verrijking
2. BIOFYSIEKE EIGENSCHAPPEN
2.1 DICHTHEID
Scheiding op basis van dichtheid: Ficoll paque is een vertakte polysaccharide,
Ficoll gradiënt
aggregatie hiermee vergroot de sedimentatie
OncoQuick (Grenier Bio-One)
RosetteSep CTC Enrichment
Cocktail; EasySep CD45 Depletion
(STEMCELL Technologies)
OPMERKINGEN
Centrifugatie zorgt voor het ontstaan van verschillende lagen
VOORDELEN
• Snel en goedkope methode
Immunodichtheid negatieve selectie voor borst en long kanker. Anti-CD45
immunodichtheid of immunomagnetische depletie
• Snelle methode
• Hogere specificiteit
• Detecteert levende cellen
sensitiviteit en specifiek
• Mutiplex is mogelijk,
• Telling blijft mogelijk
RECOVERY:R
ZUIVERHEID: Z
DUURTIJD
D:70%
• Grove scheiding
• Lichtgevoelig
• Lage specificiteit,
• Contaminatie tussen verschillende lagen is mogelijk
• Celverlies is mogelijk
•Goedkoop
•Gemakkelijk te gebruiken
CTCs hebben een lagere drijfdichtheid, waardoor RBC en WBS
50-mL centrifugatie tube met poreuze barriere bovenop een scheidingsmedium
doorheen poreus opp drijven en de CTC op plasma interface
voor CTC verrijking door dichtheids centrifucatie en wassen
achterblijven, vaak gebruikt in combinatie andere methodes
Ongewilde cellen worden doelwit voor verwijdering via Tetramere Ab
complexen die botsen met RBC: ook anti-CD45 bolletjes
NADELEN
•Goedgekeurd medisch toestel
•Screening van grote bloedvolumes
• Grootte-onafhankelijk
EPCAM
REFERENTIES
ja
R: 80%
(Weitz et al., 1998)
R: 72%
nee
10 min
Koningsberg2011
neen
• Hoge
CTCscope (RT-PCR)
Verrijking met Ficoll gradient daarna detectie met geautomatiseerd systeem voor Gevoelig genoeg om een enkele molecule te detecteren, detectie van
RNA detectie (rna-scope)
mRNA expressie van CTC's
AccuCyte–CyteFinder (RareCyte)
Cell scheiding op basis van dichtheid en geautomatiseerde beeldvorming met
optionele enkele-cel vangst
Duale technologie platform dat individuele cel analyse toelaat
• Hoge sensitiviteit
CellSieve (Creatv MicroTech)
2D Microfilter techniek met precies geplaatste poriën en hoge porositeits
Cellen behouden 3D morfologie door lage druk
Definitie CTC: CK+/CD45− en DAPI+ cellen
• 3D morfologie blijft behouden
• Snelle methode
• Grote vangst efficiëntie
ISET (Rarecells)
2D Filter-gebaseerde verrijking:Filtratie op grootte en selectie met een tracketched polycarbonaat membraan
Detectie van ALK ordening en gen mutaties op CTCs voor FU van
behandeling crizotinib
Definitie CTC: Grootte>8 micron, nucleus tot cytoplasm opp ratio, and
nucleaire irregulariteiten
• Kleuring en verdere analyse mogelijk,
• Ook opsporing van micro-emboli,
• EpCAM onafhankelijk,
• Eenvoudig en goedkoop systeem.
• Lage specificiteit,
• Membraan kan verstoppen,
• Geen grootschalige studies
• 2D
Parylene filter (Circulogix)
Filter-gebaseerde verrijking: tweelagige filter met C-paryleen
Vangst van levende CTC met een 3D microfilter membraan
• Eenvoudige methode
• Hoge sensitiviteit
• Vangst van levende cellen: 74%
• 3D
• Beperkt tot 1,5 ml: samples van 7,5ml verstoppen het toestel
• Morfologisch onderzoek van grote samples bijkomend
bemoeilijkt door te grote celdichtheid
ScreenCell (ScreenCell)
Filter-gebaseerde selectie:Microporeus membraan filter laat grootte-selectieve
isolatie van CTCs toe (6.5 um and 5.5 um)
Laat een phenotype analyse toe en celcultuur, definitie van CTC: grote
celkern>20 micron en grote kern-tot-cytoplasmische ratio (≥0.75)
Toepassing: prostaat
• Vangst van levende cellen
• Label onafhankelijk
• 2D
R:>80,5%
3 min
neen
Chen2013
• Combinatie met microfilters
• Huidig onderzoek combineert FMSA met adenovirus besmetting
• 80% levende cellen
• Werkt zonder pre-processing op vol bloed
• snelle methode
• Minder celschade dan andere microfiltratie methodes
• 2D
R> 90%
10 min
neen
Ma2015
Kritische gap 10 micron
• Labelvrije methode
• Via aan back-flush systeem wordt WBC contaminatie
verminderd
• 3D
• Contaminatie met WBC: 200 cellen /sample
R>69%
2 ml/h
neen
Chudziak2016
2.2 GROOTTE
FMSA
flexibele micro spring array: Scheiding op grootte en vervormbaarheid.
Cell Optics
Automated imaging platform gecombineerd met een isolatie op grootte
Parsortix
3D: microfluide chip met steeds kleiner wordende kamers
2.3 INERTIE
ClearCell FX (Clearbridge
BioMedics)
CTC-chip van Clearcell is een methode gebaseerd op grootte. Het bloedstaal
met een zoutoplossing buffer gaat doorheen de spiraalvormige chip aan een
hoge snelheid. De centrifugaalkrachten scheiden de cellen waarbij de grotere
CTC’s worden afgezonderd aan de binnenzijde van de chip. De opgevangen
CTC’s zijn nog levend en kunnen gebruikt worden voor cultivatie
CTC's kunnen nog geanalyseerd worden en op cultuur gezet
toepassing: long en borst
€100 voor een chip
Cluster-Chip
3 D:
Verschillende rijen van geshifte driehoekige pilaren: lage schuifkrachten
Enkele-cel doorgang: clusters bevatten zowel quiescente en
prolifererende cellen, als andere types
Vortex
Gecombineerd gebruik van microschaal cortices en focusering met
inertiekrachten
Levende CTC isolatie met hoge zuiverheid (>50%)
2.4 DIELEKTROFORETISCHE KRACHTEN
ApoStream (ApoCell)
Continue stroom Dielectrophoretic Field-Flow Fractionatie (DEP-FFF) in
microfluïde flow kamer
ODEP
optisch-geïnduceerde-diëlectrophoretische krachten op microfluïdics
• Hoge vangst efficiëntie
• Ab-onafhankelijk
• Zeer snelle methode: 3mL op 30min-1h. 7,5 ml op 10
minuten voor de nieuwste types als RBC gebroken worden.
• De CTC’s zijn nog bruikbaar voor cultivatie
• Contaminatie en celverlies worden beperkt als men geen
voorafgaande processen toepast.
• Betaalbaar 100 dollar per chip.
• Kan aangepast worden om ook andere zeldzame cellen te
isoleren.
• 3D morfologie blijft behouden
• Detectie onafhankelijk van EpCAM expressie
de scheiding gebeurt op basis van biofysieke verschillen tussen normale
• Cellen zijn bruikbaar voor analyse en cultuur
bloedcellen en tumorcellen: morfologie en geleidingsverschillen
• Hoge doorvoer door continue stroming
• Continue methode
• Geen celbeschadiging
• Hoge zuiverheid
Epic (Epic Sciences)
RBC lyse, daarna IF for CK, CD45, en DAPI, of andere specifieke merkers,
daarna high-definition beeldvorming
• Geen verrijkingstechnieken, dus ook geen celverlies.
• Opslag van staal op -80°C laat latere analyse toe op een
Screening zonder bias van alle genucleerde cellen in bloed, met detectie later tijdstip
voor CTC en CTC clusters.
• Eens de plaats van de cel op het plaatje opgetekend is kan
deze later onderzocht worden op mutaties met NGS
• Ook mogelijk voor het isoleren van andere zeldzame cellen
FASTcell (SRI)
Fiber optic array scanning technology (FAST): localiseren van
immunofluorescent gelabelde cellen
Laat simultane detectie van meerdere tumor specifieke biomerkers toe
via multiplexing, RBC lysis verbetert resultaten
Toepassing= op mCRC
3. DIRECTE BEELDVORMING
•Membraan kan verstoppen
• WBC contaminatie +/- 500/sample
• 2D
• Niet alle tumorcellen zijn groter dan bloedcellen
• Er is geen perfecte scheiding van de cellen (per ml blijven
nog 440 WBC’s aanwezig)
Eerst negatieve selectie nodig
• Lage doorvoersnelheid door dipoolinteracties
•Geen nood aan labels
• Tot 40% celverlies
• Combinatie met voor verrijking via CellSearch geeft goede • Bruikbaarheid beperkt tot metastatische kanker met hoge
resultaten
CTC aantallen
• Voorafgaande verrijking nodig
• Isolatie van individuele zuivere CTCs voor dowstream analyse
•Toepassing: getest voor CRC, cervicCa,BC
•Geen verrijking of zuivering, dus ook geen celverlies.
• Breed onderzoeksveld, kan heel het plaatje tegelijk
onderzoeken
Payne2012
R: 90%
• Geen labels nodig
• Levende cellen
• Clusters ontdekt
Chip, Bewegende dielectrophoretic kooien, gebruik van elektrische velden om
cellen te scheiden, individuele cellen worden gevangen. IF voor tumormerkers
DEPArray (Silicon Biosystems)
Moeilijk uit te voeren in labo
• Deze methode duur lang: voor een staal van 7,5 ml heeft
men 12 slides, en per slide heeft men 2,5h nodig voor
analyse, wat voor een staal van 7,5 ml betekent dat men 30h
nodig heeft
• Cellen zijn niet meer levensvatbaar na vangst
• Niet commercieel verkrijgbaar
Geen link met klinische resultaten
R: 98%
2 min
neen
R: 98% ± 2% for fixed
MCF-7
cells
3 min
neen
R>75%
Adams2011
neen
Sequist2009
R:>80%
Z:>57%
7,5 ml/20 min
Sollier2014
R: >70%
Z:99% WBC scheiding
>10ml/h
nee
Gupta2012
R>61% afh v celtype
Z>64%
0,36 ml/h
nee
Huang2013
R: 92%
Z: 7,5%
1,2ml/h
nee
Fernandez2014
R:>75%
0,25ml/h
nee
Bethel2014
Sensitiviteit 98% na
bloedcellyse
5ml/h
nee
Lustberg2012
Pagina | 33 VERRIJKINGSMETHODE
TECHNOLOGIE
OPMERKINGEN
ACIS
automated cellular imaging system,laat sneller onderzoek van glazen plaatjes
toe. Na de initiele scan zal de onderzoeker de gevonden cellen morfologisch
onderzoeken.
VOORDELEN
NADELEN
volledig geautomatiseerd scanning microscopen
Analyse van alle fluorescentiesignalen binnen de cel
Definitie CTC: EpCAM+, CK7 en 8+
• Volledig geautomatiseerd,
• Realtime beeldvorming en analyse
Verschillende stappen gaan het proces vooraf:
• Centrifugatie
• Filtering
• Kleuring
• FISH
Ikoniscope® Robotic
microscope (Ikonisys)
geautomatiseerde beeldvorming
platform: isolatie gebaseerd op grootte
Maintrac (Simfo)
RBC lyse;IF voor EpCAM+/CD45− cells,Laser-scanning cytometrie (LSC)
correctie voor achtergrond fluorescentie, verplaatsing van de gevonden
cel is mogelijk voor visuele bevestiging
• Grote kans op levende celvangst door gebruik van tubes
zonder stabilisator
• Enkel levende cellen worden gedetecteerd
• Weinig merkers nodig
RECOVERY:R
ZUIVERHEID: Z
DUURTIJD
EPCAM
REFERENTIES
nee
Ntouroupi
R: >98%
10 ml/h
ja
R: 80%
Z: 0,9%
25000 cellen/h
ja
24-48h incubatietijd
neen
Alix-Panabieres2015
neen
Friedlander2014
4. FUNCTIONELE ANALYSE: PROTEÏNE OF CEL ADHESIE
EPISOT
CD45 depletie en kortdurende incubatie. IF voor verschillende merkers.
Negatieve CD 45 selectie, CXCR4 verrijking (chemokinereceptor voor
metastatische cel aantrekking), gesecreteerde proteines worden opgevangen op
een membraan en geanalyseerd.
Detectie gebaseerd op proteïne secretie
Vita-Assay (Vitatex)
Dichtheidsgradient centrifugatie, waarna de cellen aan een collageen adhesie
matrix worden aangebracht, IF
Detectie gebaseerd op invasie eigenschappen, nl CAM ingestie
Kan clusters opsporen
Photoacoustische flow cytometrie, maakt gebruik van absorptie spectra
Toegenomen sensitiviteit bij onderzoek van WB in vivo
Kan grote volumes bloed bekijken
5. IN VIVO DETECTIE
PAFC
• Nog geen bewijs van klinische relevantie
• Proteïnes moeten actief uitgescheiden worden
• Geen verdere identificatie of isolatie van CTC's mogelijk
• lange incubatietijd nodig (24-48h)
Tabel 2: CTC Onderzoeksmethoden, op basis van (10, 23, 57)
Pagina | 34 4.2.1
Selectie op grootte
Deze vorm van selectie is merker onafhankelijk, zodat er ook geen problemen zijn bij het onderzoek
naar CTC’s die EMT hebben ondergaan (45). Er is ook gebleken dat de effectiviteit van deze methoden beter is in vergelijking met CellSearch (63). Bij deze vorm van selectie werd echter een
grote overlap gevonden tussen de grootte van de kleinste CTC’s en WBC ‘s. Dit heeft negatieve
weerslag heeft op de sensitiviteit van de op grootte gebaseerde methodes.
Bovendien is gebleken dat CTC ’s onderling kunnen variëren in grootte, zelfs bij eenzelfde patiënt.
Een bijkomend probleem is dat filters kunnen verstoppen door de grote hoeveelheid aan cellen. De
doorvoer van grote hoeveelheden cellen kan leiden tot een grotere hemodynamische stress waardoor
er lyse of beschadigingen kunnen optreden. De filtratie technieken worden verbeterd, maar deze
technieken lijkt het best te gebruiken bij kankertypes met grotere tumorcellen.
4.2.2
Immuno-affiniteit
Immunocytochemie wordt gebruikt om bloed en beenmerg te analyseren. In de oudere methodes
gebruikt men geen of minimale aanrijking. De gevonden cellen worden geteld door visuele zoektocht door middel van een microscoop(44). Bovendien kan men verschillende antigenen tegelijk instellen als detectie-doelwit.
Om bepaalde cellen te selecteren maakt men gebruik van antilichamen gericht tegen bepaalde antigenen. Als men deze antilichamen koppelt aan fluorescente stoffen dan kan men gebruik maken van
verschillende immunofluorescentie methoden zoals eerder besproken. Heel vaak worden antilichamen gekoppeld aan magnetische microkralen welke in het bloedstaal worden gebracht. Hierna worden de gelinkte cellen verwijderd uit het staal via magnetische velden.
De hierop gebaseerde methodes zijn algemeen genomen zeer tijdsintensief en de kwaliteit is afhankelijk van de onderzoeker. Er worden ook vaak vals positieven gevonden. De gevonden cellen kunnen meestal ook niet meer worden gecultiveerd voor verder onderzoek. Een bijkomend nadeel is dat
de getagde cellen gebonden zijn door een covalente Ab-Ag binding, waardoor hun 3D morfologie
verloren zal gaan.
Het voordeel t.o.v. andere filtratiemethodes is dat de cellen minder schade zullen ondervinden.
Daarnaast hebben methodes die gebruik maken van magnetisme als algemeen voordeel dat ze kunnen worden toegepast op zowel macro- als microschaal.
4.2.2.1 Positieve selectiemethodes
Deze methodes zijn al vaak onderzocht geweest en zijn dus goed gekend. Daardoor worden zij ook
vaker toegepast dan de andere besproken methodes. Bovendien zijn ze kost effectiever omdat er
Pagina | 35
minder antilichaam voor nodig is, dan voor de negatieve selectiemethoden (32).
Om deze zeldzame cellen te kunnen opsporen, heeft men gepoogd om bepaalde oppervlaktemerkers
van deze epitheliale cellen te benutten. De meeste methodes gebruiken hiervoor EpCAM. Het grote
nadeel dat hieraan verbonden is dat men met deze methoden de CTC die EMT ondergaan zal missen. Net deze EMT wordt als een obligaat onderdeel van de stap naar hematogene metastasen aanzien. Bij deze EMT gebeurt EpCAM neerregulatie (76). De EpCAM expressie vermindert t.o.v. de
cellen in de primaire en in de metastatische solide tumoren. Hierdoor kunnen CTC’s gemist worden.
Zo werd bij verschillende studies bij 70% van patiënten met metastatische borst en prostaatkanker
CTC’s terug gevonden met het CellSearch systeem. Maar in andere studies werden de CTC’s maar
gevonden bij 20-40%(77). Het is ook mogelijk dat de binding met anti-EpCAM Ab andere effecten
heeft op de CTC’s, wat de resultaten van biologische karakterisatie zou kunnen beïnvloeden (54).
Bovendien blijkt dat er verschillende resultaten worden behaald naargelang het type Ab dat men gebruikt om EpCAM te binden (78). Ook cytokeratine expressie vermindert bij het ontstaan van metastasen (44). Hierdoor lijkt belangrijke informatie over de mogelijke aanwezigheid van metastasen
bij een groot deel van de detectiemethodes die gebaseerd zijn op het vinden van oppervlaktemerkers, verloren te gaan.
Een bijkomende probleem is nog dat er tot op heden geen uniforme definitie over het gegeven ”circulerende tumorcel” bestaat (64). Dit is ook te zien in tabel 1 (kolom opmerkingen). Er bestaat namelijk een zeer grote heterogeniteit aan circulerende tumorcellen, niet enkel tussen verschillende
kankerpatiënten onderling, maar ook binnen eenzelfde patiënt. Deze verschillen zijn zowel op het
gebied van cel dichtheid, expressie van proteïnemerkers als celgrootte (56). Dit gebrek aan een eenduidige definitie kan ervoor zorgen dat een bepaalde detectiemethode bepaalde bias zal vertonen
t.o.v. bepaalde CTC’s terwijl het biologisch relevante subpopulaties van CTC’s zal missen (56).
Positieve selectie methodes behalen over het algemeen een hogere zuiverheid dan negatieve selectie
en selectie op basis fysische eigenschappen. Daarentegen is hun doorvoersnelheid vaak lager, waardoor het langer zal duren om de samples te analyseren(79).
4.2.2.2 Negatieve selectie
Deze methode zal de cellen welke CD45+ zijn eerst weghalen. Hierdoor zullen de leukocyten die
zeker CD45+ zijn, uit het staal worden gehaald. Dit heeft als voordeel dat de aanwezige CTC’s minder wrijfkrachten zullen ondervinden, waardoor zij vaker intact kunnen worden onderzocht. Methodes die gebaseerd zijn op negatieve selectie zullen ook EpCAM negatieve cellen kunnen detecteren,
Pagina | 36
maar de samples blijven vaak gecontamineerd door WBC. Door de RBC lysis is er vaak ook schade
aan de CTC’s en zal er celverlies optreden(54). Er is momenteel nog discussie over het effect op de
zuiverheid. Volgens bepaalde bronnen is de zuiverheid hier gecompromitteerd, anderen beweren dat
de zuiverheid net zal verbeteren (44). Bij negatieve selectie moet men ook opletten dat het aanrijkingsniveau hoog genoeg blijft om de abnormale cellen te kunnen detecteren.
Qua resultaten hebben de methodes die gebaseerd zijn op negatieve selectie ook uitgewezen dat zij
de aanwezigheid van CTC’s kunnen aantonen in alle stadia van borstkanker. Een bijkomend voordeel is dat bij een selectie op grootte na het toepassen van negatieve selectie, de kleinere CTC’s,
welke niet veel verschillen van grootte van leukocyten, ook zullen worden afgescheiden.
4.2.3
CellSearch
Een groot voordeel van CellSearch is dat deze methode semi-geautomatiseerd verloopt, wat de snelheid gunstig beïnvloedt. Deze methode is effectief en reproduceerbaar maar levert slechts kleine
aantallen CTC’s op, bovendien blijft zij kostelijk. De oorzaak hiervan is het verlies van deze zeldzame cellen via de zuivering in een proces met meerdere stappen, maar ook een inefficiënte scheiding van de gelabelde cellen tussen de grote aantallen niet-gelabelde cellen(21).
De aanwezigheid van CTC’s is getest door Allard et al. in 2004 waarbij de aantallen werden vergeleken bij gezonde deelnemers en patiënten met kanker, zowel benigne als metastatische carcinomen.
Bij meer dan 36% van de kankerpatiënten was het CTC-aantal >=2. Verschillende onderzoeken
hebben al aangetoond dat een hoger CTC aantal gecorreleerd is met een slechtere prognose, zowel
bij borst, colorectale, prostaat en longkanker. Dit geldt zowel voor als na behandeling. De afkapwaarde voor de gunstige en ongunstige groepen werd gesteld op 5 CTC’s op 7.5ml. Bovendien
werd gezien dat een overgang naar de gunstige groep na behandeling kon gebruikt worden als een
meting voor therapiedoeltreffendheid. De correlatie is duidelijk zichtbaar wanneer men de CTC
waarden uitzet ten opzichte van de prognose.
Pagina | 37
Figuur 5: Verband tussen CTC aantallen en Overlevingskans uit (29)
4.2.4
Microfluïdics
Methodes die gebaseerd zijn op microfluïdics hebben als voordeel dat zij weinig bloedvolume nodig is voor het uitvoeren van de test. Dit kan een voordeel zijn bij het testen van neonaten. Bovendien is een telling van CTC’s mogelijk en zijn deze methodes vaak goedkoop(79).
De recovery en sensitiviteit van de CTC-ichip zou volgens onderzoek hoger liggen dan deze van
CellSearch (52). Bij een te hoge doorvoer vermindert de efficiëntie van de vangst. Bovendien wordt
het oogsten van de cellen bemoeilijkt door de covalente binding tussen de Ab en de cel (45).
4.2.5
Besluit detectiemethodes voor CTC’s
Een definitief vergelijkende studie blijft momenteel nog moeilijk aangezien de gebruikte methodes
niet alleen verschillen in de onderliggende technologie, het aantal ml bloed nodig voor het onderzoek, maar ook in het aantal onderzochte patiënten en controlegroepen en de kwaliteit van het onderzoek naar de sensitiviteit en specificiteit van de methodes (22).
4.3
CFDNA
Het grootste voordeel van het gebruik van cfDNA in kankeronderzoek is dat deze methodes niet invasief zijn. Men zou een specifieke monitoring kunnen uitvoeren van progressie aan de hand van
Pagina | 38
gen mutaties in bepaalde genen. Zo is de monitoring van stadium IV patiënten, waarbij biopsie niet
altijd mogelijk is, mogelijk met deze technieken.
Een tweede voordeel van deze methode is dat de isolatie van cfDNA uit bloed eenvoudiger is dan
de isolatie van CTC (8). cfDNA zou dan ook kunnen gebruikt worden als bron voor biomerkers
voor het opsporen van preneoplastische laesies. Het niveau aan DNA in plasma zou kunnen gebruikt worden om het effect van therapie na te gaan.
Deze methodes zijn kosteneffectief, met een hoge specificiteit en sensitiviteit. De kosten voor NGS
analyses zijn namelijk gedaald naarmate deze technieken meer en meer ingeburgerd zijn geraakt.
Deze kosteneffectiviteit stijgt als men deze testen meer gecentraliseerd uitvoert in specialistische
laboratoria (80). De terugbetaling van deze testen door het RIZIV zou dan inderdaad mogelijk worden.
Er bestaan echter nog geen standaard procedures, noch voor afname en kwantificatie, noch voor de
analyse (81). De testen zijn vaak nog te laag in specificiteit en sensitiviteit. Een groot nadeel is dat
veel van de methodes gebruik maken van gekende mutaties in DNA om het staal te bestuderen, zodat bijkomende mutaties soms over het hoofd worden gezien.
4.3.1
cfDNA concentratie
De gevonden concentraties aan cfDNA zijn zeer afhankelijk van de gebruikte methode. Er zijn weinig vergelijkende studies te vinden voor de verschillende extractiemethoden. In vele studies worden
kits gebruikt, zoals deze van QIAGEN. Bij de meeste methodes voor het opsporen van celvrije nucleïnezuren heeft men een hoge sensitiviteit, maar men boet in aan specificiteit door de aanwezigheid van ruis (7). Vooral PCR is hiervoor gevoelig (41). Zo kan er bij het gebruik van buffers tot
40% van het cfDNA verloren gaan (60). Volgens een bepaald onderzoek zou CNA kit > DBM kit >
NS kit > FA kit (81), Zie tabel 3.
Er is een grote (niet-normale) verdeling van concentraties aan cfDNA in bloed en plasma. Desondanks lijkt het gebruik van concentratie aan cfDNA een mogelijk goede merker voor de aanwezigheid van maligniteit. Er is namelijk verschillende keren opgemerkt dat er een significant hogere
concentratie aanwezig is bij mensen met een maligniteit(36). Maar er is ook gezien dat er een hogere waarde is bij andere ziektes, zoals SLE, myocard infarct en weefselschade, zodat deze stijging
niet specifiek is voor kanker. Men kan ook niet het type kanker bepalen met enkel informatie over
de cfDNA concentratie (41).
Er is aangetoond dat deze DNA integriteits index significant hoger is bij maligniteit in vergelijking
Pagina | 39
met gezonde patiënten en ook bij benigne letsels (36). Bij verschillende stadia van kanker is deze
index hoger in stadium III-IV zodat deze index ook voor stadiëring kan worden ingezet. Andere onderzoeken hadden echter tegenstrijdige resultaten: de ctDNA fragmenten bleken korter te zijn (82).
Deze tegenstrijdige resultaten kunnen eventueel te wijten zijn aan het gebruik van andere technieken.Uit onderzoek bleek dat de uitgangswaarde van cfDNA een significante prognostische factor voor PFS en OS bij NSCLC (70).
METHODE
TECHNOLOGIE
1. NIET COMMERCIÊLE METHODES
10 min koken 58°C , gevolgd door chloroform:isoKoken
amyl alcohol en isopropanol precipitatie
Alcohol precipitatie
centrifugatie en lysis met proteïnase K
1.1 organische extractie: beter zuiverheid dan koken
proteinase K , dehydratie and precipitatie van of proteïnes met een saturated NaCl oplossing gevolgd door,
Conventionele methode
phenol:chloroform:isoamyl alcohol extractie en ethanol
precipitatie
THP protocol
Verhitting van plasma met Triton-X-100 en zuivering
met phenol en chloroform
2. COMMERCIELE METHODES
2.1 Silica-membraan technologie: duurder, duurt langer, hoge zuiverheid
QIAamp DNA blood
kit (DBM)
Binding van DNA aan siliciumgel membraan in kolommen, gericht op extractie van hoog-integriteit
cfDNA,spin-column of 96-well-plate procedures
QIAmp circulating nucleic acid (CNA) kit
Deze methode bestaat uit 4 stappen (breken, binden,
wassen en uitwassen).
Nucleospin (NS)
Absorbtie van DNA in 'chaotropric salts'
VOORDELEN
Gemakkelijke en snelle
methode
Gemakkelijke en snelle
methode
Gemakkelijke en snelle
methode
• Hoge zuiverheid>38,7%
• Lage kost
• Goede kwaliteit
Medium tot hoog moleculair gewicht DNA
Hoge zuiverheid: Z:18,7%,
R>20%
Gemakkelijk en snelle methode
R>80%
•Kleine DNA fragmenten kunnen ook gevonden worden
R: +/- 20%
• Snelle methode
2.2 Anion-uitwisseling methode: medium kost, hoge zuiverheid
2.3 Magnetic-particle technologie: makkerlijk dan methodes met centrifugatie, specifieke collectie en opslag
nodig om contaminatie te vermijden
Beads, Emulsion, Amplification an Magnetics: combiHoog moleculair gewicht DNA
BEAMing
natie van emulsie PCR met magnetische kralen en FC
Hoge zuiverheid
voor detectie en kwantificatie van mutant tumor DNA
Tabel 3: CFDNA extractie op basis van (41)
Pagina | 40
4.3.2
cfDNA karakterisatie
De zoektocht naar gekende mutaties kent bepaalde nadelen. Er worden vaak slechts enkele van deze
puntmutaties gezocht. Sommige worden hierbij gemist. Hersequenering biedt dan een mogelijkheid
om gekende mutaties in bv. Tumorsupressie genen op te zoeken. Om tumor specifieke mutaties op
te sporen werd het “tagged-amplicon deep sequencing” gebruikt. Hiermee kon men zelfs laag frequente mutaties opsporen (sn en sp>97%). De gevoeligheid van de methodes is daarbij nog afhankelijk van het opgezochte gen(41). WGS methodes hebben een lage analytische gevoeligheid en een
hoge sensitiviteit.
4.3.3
Besluit cfDNA
CfDNA zou kunnen worden gebruikt om hoog risico patiënten te screenen, als prognostische methode of als intermediaire eindpunten in chemopreventie en therapeutische experimenten. De verschillen in extractie methodes, voorbereiding van stalen, analysemethodes, etc. beperken de reproduceerbaarheid en dus de klinische bruikbaarheid van deze methodes. Het is nog niet duidelijk
welke van deze methodes het beste is voor klinische toepassingen (43). Verder onderzoek is hier
dus aangewezen.
4.4 CTC’S
VERSUS CFDNA
Zowel CTC als ctDNA blijken valabele onderzoeksmethoden te zijn in de strijd tegen kanker. Beide
methodes kunnen zowel primaire als secundaire mutaties onder invloed van kankertherapie opsporen (34). De grote medische bedrijven wijzen er echter op dat deze methoden nog niet in alle gevallen toepasbaar zijn (83). De klinische bruikbaarheid lijdt o.a. onder het gebrek aan gestandaardiseerde staalafname, bewaar en analysemethodes.
Bloedanalyses zijn zeer welkom in een tijd waarin er nieuwe doelwit specifieke therapieën voorhanden zijn. Ook wanneer de tumor niet bereikbaar is om een biopsie te nemen, kan CTC en ctDNA
genotypering gebruikt worden voor de therapiebepaling. Zij kunnen immers snel de respons op de
therapie weergeven, zodat zo snel mogelijk kan worden overgeschakeld naar de meest specifieke
therapie, zonder daarbij te moeten wachten op radiologisch zichtbare veranderingen in de tumor.
Bij het nakijken van de respons op therapie werd zowel in ctDNA als CTC grote waardeverschillen
gezien voor en na een correcte therapie in prostaatkanker. Bij longkanker zouden enkel de begin-
Pagina | 41
waarden van cfDNA prognostisch zijn voor PFS en OS (70). De uitgangswaarde van CTC zou volgens deze onderzoekers geen informatie geven over de uitkomst. Om een uitspraak te doen over OS
zou beter een vergelijking worden gebruikt van CTC waarden na therapie en de uitgangswaarde(66). Een significante prognose over PFS blijkt echter alleen mogelijk bij patiënten met een
hogere baseline CTC telling(70). Uit een bepaald onderzoek blijkt het gebruik van CTC in thoracale
maligniteiten effectiever dan het gebruik van ctDNA (84). Uit onderzoek naar CRC is gebleken dat
cfDNA prognostisch is voor OS (85).
De grootste impact van deze technieken ligt echter op het gebied van een snelle diagnosestelling.
De meeste huidige onderzoeken gebeuren vaak bij mensen bij wie een gekende metastatische kanker aanwezig is. CTC en ctDNA zouden kunnen worden gebruikt om recidieven op te sporen en om
residuele kankers te vinden.
Recent is meer en meer onderzoek naar mutaties binnen CTC en ctDNA, welke een voorspellende
waarde kunnen hebben voor de respons op bepaalde doelwit specifieke inhibitoren. Beide technieken zijn niet invasief, specifiek en zouden de heterogeniteit van kanker zowel in de ruimte als in
de tijd kunnen onderzoeken. Als nadeel hebben ze ook beiden dat er een veel ruis is door hun lage
aantallen. Ook heeft de manier waarop het staal wordt verkregen een grote impact, en zou standaardisatie hiervan een uitkomst bieden (57).
CTC methoden hebben als voordeel dat zij analyses kunnen uitvoeren van proteïne expressie. Bovendien kunnen zij functionele analyses uitvoeren ex vivo. Hun nadeel tov cfDNa is dat de heterogeniteit van de tumor de opzoekingsmethoden kan beïnvloeden. cfDNA is ook sensitiever.
Hoewel deze scriptie de bedoeling had een vergelijking te maken tussen het gebruik van circulerende tumorcellen en circulerend tumor DNA, bleek uit verdere onderzoeken dat het gecombineerde
gebruik van beide zou leiden tot betere resultaten voor de bepaling van een goede respons op kankertherapie(50). Sommige onderzoekers hebben deze combinatie reeds toegepast: zo heeft het bedrijf Cynvenio (86) een methode uitgewerkt waarbij bij onderzoeken gelijktijdig zouden kunnen gebeuren op een periode van 7 dagen.
Voor de patiënten is het uiteraard van levensbelang om de juiste diagnose te krijgen en voor die bepaalde diagnose de juiste therapie te bekomen. Daarom is het als oncoloog noodzakelijk om op de
hoogte te blijven van de recente ontwikkelingen op dit gebied. Dit wordt echter bemoeilijkt door de
Pagina | 42
snelheid van ontwikkelingen in dit veld, en de veelheid aan publicaties hierover. Permanente vorming is dan ook een noodzaak. Met het gebruik van de voornoemde technieken zou men deze therapieën kunnen aanpassen aan een specifieke vorm van tumor bij een individuele patiënt. Deze
nieuwe therapievormen, gericht tegen bv. heel specifieke afwijkingen in proteïnes, receptoren ed.
zijn echter ook vaak heel duur, wat het belang van een correcte diagnose met de juiste techniek en
een minimum aan vals positieven nog verder benadrukt (80).
Terugbetalingscriteria voor deze nieuwe technieken moeten ook besproken worden. Het zou immers
van weinig nut zijn om perfect aangepaste medicijnen te ontwikkelen als de patiënt de onderzoeken
naar de best aangepaste therapie onmogelijk kan betalen.
Pagina | 43
5 BESLUIT
Het gebruik van CTC’s en ctDNA in kankeronderzoek blijft een belangrijk onderzoeksonderwerp.
De interesse blijft hoog, ondanks de vele tegenslagen, net omdat de mogelijkheden van deze methodes zo veelbelovend zijn.
De afgelopen jaren is er reeds veel vooruitgang geboekt. De grote verscheidenheid aan methodes
hebben elk hun eigen mogelijk toepassingsdomein. Zowel CTC’s als ctDNA geven bijvoorbeeld
informatie over de prognose (OS en PFS) bij patiënten met verschillende types kanker. Het gebruik
van deze technieken maakt ook de opvolging van kankertherapie beter mogelijk. Desondanks blijft
het gebrek aan specifieke tumormerkers en sensitieve analyses een struikelblok. Door het ontbreken
van een consensus over de exacte definitie van een circulerende tumorcel is het moeilijk een vergelijking te maken tussen de verschillende methodes. Elk van de methodes heeft dus verschillende
voor- en nadelen, maar de perfecte methode voor het creëren van de vloeibare biopsie is tot op heden nog niet gevonden.
Een veelbelovende piste is het gebruik van technieken die CTC’s en ctDNA combineren. Dit leidt
bijvoorbeeld tot betere resultaten voor de bepaling van een goede respons op kankertherapie en zou
eventueel op andere gebieden ook vooruitgang kunnen betekenen. Bijkomende vooruitgang zou
eveneens gefaciliteerd kunnen worden door standaardisatie en protocollering inzake bloedafnames
en opslag van stalen. Dit zou een betere vergelijking tussen verschillende technieken mogelijk maken.
De verschillende artikels, ondermeer over het gebruik van microfluïdics en diëlektroforese, de aanmaak van microchips, het opsporen van kanker-specifieke wijzigingen in DNA,… bestrijken erg
veel verschillende takken van de wetenschap. Elk van deze gebieden vergt een zekere kennis en inzicht om doelgericht onderzoek te kunnen verrichten. Men kan dus stellen dat een breed interdisciplinair team en duidelijk overleg zeker geen overbodigheid zijn, om tot een verder en beter begrip
van deze technieken te komen.
Verder onderzoek is eveneens aangewezen om te bepalen hoe CTC en cfDNA karakterisatie een rol
kan spelen in het personaliseren van kankertherapie aan de hand van bepaalde moleculaire fenotypes. In deze thesis werd nog geen kostenanalyse gemaakt van deze technieken door een tekort aan
correcte data. Gezien het kostenplaatje en de mogelijk grote impact op de patiënt, zou een kosten
baten analyse een nuttige oefening zijn.
Pagina | 44
Bibliografie
Boeken
1.
Lodish HF. Molecular cell biology. New York, NY: Freeman; 2008.
2.
Robbins Stanley Leonard CRS, Kumar Vinay, Abbas Abul K., Fausto Nelson. Robbins and Cotran pathologic
basis of disease. Philadelphia, Pa: Elsevier Saunders; 2010.
8.
Jain KK. Applications of Biotechnology in Oncology: Springer New York; 2014.
11.
Pinkhof HEJJEv. Geneeskundig woordenboek. Houten: Bohn Stafleu van Loghum; 2006.
12.
Kumar PJ, Clark ML. Clinical medicine: Philadelphia (Pa.) : Saunders; 2002.
41.
Gahan PB. Circulating Nucleic Acids in Early Diagnosis, Prognosis and Treatment Monitoring: an
Introduction. Golubnitschaja O, editor: Springer Netherlands; 2015. 476 p.
44.
Lustberg M, Jatana KR, Zborowski M, Chalmers JJ. Emerging Technologies for CTC Detection Based on
Depletion of Normal Cells. In: Ignatiadis M, Sotiriou C, Pantel K, editors. Minimal Residual Disease and Circulating
Tumor Cells in Breast Cancer. Berlin, Heidelberg: Springer Berlin Heidelberg; 2012. p. 97-110.
49.
Lorente D, Mateo J, de Bono JS. Molecular characterization and clinical utility of circulating tumor cells in the
treatment of prostate cancer. American Society of Clinical Oncology educational book / ASCO American Society of
Clinical Oncology Meeting. 2014/05/27 ed2014. p. e197-203.
79.
Fan KCaZH. Introduction to Microfluidic. In: Vitha MF, editor. Circulating Tumor Cells: Isolation and
Analysis. Chemical analysis: A series of Monographs on Analytical Chemistry and Its Applications: Wiley; 2016. p.
464.
Scriptie
7.
Mostert B. Circulation Tumor Cells: counts and characteristics 2012.
Artikel uit een tijdschrift
4.
Bork U, Grutzmann R, Rahbari NN, Scholch S, Distler M, Reissfelder C, et al. Prognostic relevance of
minimal residual disease in colorectal cancer. World journal of gastroenterology. 2014;20(30):10296-304.
5.
Wicha MS, Hayes DF. Circulating tumor cells: not all detected cells are bad and not all bad cells are detected.
Journal of clinical oncology : official journal of the American Society of Clinical Oncology. 2011;29(12):1508-11.
6.
Kelly B, Madelyn SL, Samir D, Anand K, Rachelle L, Mohsen S-G, et al. Fluid phase biopsy for detection and
characterization of circulating endothelial cells in myocardial infarction. Physical Biology. 2014;11(1):016002.
9.
Ashworth T. A case of cancer in which cells similar to those in the tumours were seen in the blood after death.
Aust Med J. 1869;14(3):146-9.
10.
Hyun K-A, Kim J, Gwak H, Jung H-I. Isolation and enrichment of circulating biomarkers for cancer screening,
detection, and diagnostics. Analyst. 2016;141(2):382-92.
Pagina | 45
13.
Fernandez SV, Bingham C, Fittipaldi P, Austin L, Palazzo J, Palmer G, et al. TP53 mutations detected in
circulating tumor cells present in the blood of metastatic triple negative breast cancer patients. Breast cancer research :
BCR. 2014;16(5).
14.
Hanahan D, Weinberg Robert A. Hallmarks of Cancer: The Next Generation. Cell. 2011;144(5):646-74.
15.
Hanahan D, Weinberg RA. Hallmarks of cancer: the next generation. Cell. 2011;144(5):646-74.
16.
Fidler IJ. The Biology of Human Cancer Metastasis. Acta oncologica. 1991;30(6):669-75.
17.
Dawson MIS-J. Circulating Tumor Cells and Circulating Tumor DNA for Precision Medicine. Dream or
Reality? Ann Oncol. 2014;25(12):2304-13.
18.
Whiteside TL. Immune responses to malignancies. The Journal of allergy and clinical immunology.
2010;125(2 Suppl 2):S272-83.
19.
Yoon HJ, Kozminsky M, Nagrath S. Emerging role of nanomaterials in circulating tumor cell isolation and
analysis. ACS nano. 2014;8(3):1995-2017.
20.
Whiteside TL. Immune suppression in cancer: effects on immune cells, mechanisms and future therapeutic
intervention. Semin Cancer Biol. 2006;16(1):3-15.
21.
Haber DA, Velculescu VE. Blood-Based Analyses of Cancer: Circulating Tumor Cells and Circulating Tumor
DNA. Cancer Discovery. 2014;4(6):650-61.
22.
Paterlini-Brechot P, Benali NL. Circulating tumor cells (CTC) detection: Clinical impact and future directions.
Cancer Letters. 2007;253(2):180-204.
23.
Harouaka R, Kang Z, Zheng SY, Cao L. Circulating tumor cells: advances in isolation and analysis, and
challenges for clinical applications. Pharmacology & therapeutics. 2014;141(2):209-21.
24.
Castle J, Shaker H, Morris K, Tugwood JD, Kirwan CC. The significance of circulating tumour cells in breast
cancer: A review. The Breast. 2014;23(5):552-60.
25.
Pesta M, Kulda V, Narsanska A, Fichtl J, Topolcan O. May CTC technologies promote better cancer
management? The EPMA Journal. 2015;6(1).
26.
Gradilone A, Raimondi C, Nicolazzo C, Petracca A, Gandini O, Vincenzi B, et al. Circulating tumour cells
lacking cytokeratin in breast cancer: the importance of being mesenchymal. Journal of Cellular and Molecular
Medicine. 2011;15(5):1066-70.
27.
Hoshino A, Costa-Silva B, Shen TL, Rodrigues G, Hashimoto A, Tesic Mark M, et al. Tumour exosome
integrins determine organotropic metastasis. Nature. 2015;527(7578):329-35.
28.
Engell HC. Cancer cells in the circulating blood; a clinical study on the occurrence of cancer cells in the
peripheral blood and in venous blood draining the tumour area at operation. Acta Chir Scand Suppl. 1955;201 (1955):1–
70.
29.
A.J. Leather NCG, G. Kocjan, F. Savage, C.S. Smales, W. Hu, P.B. Boulos, J.M. Northover, R.K. Phillips.
Detection and enumeration of circulating tumour cells in colorectal cancer. Br J Surg. 1993;80 (1993):777–80.
30.
Deneve E, Riethdorf S, Ramos J, Nocca D, Coffy A, Daures JP, et al. Capture of viable circulating tumor cells
Pagina | 46
in the liver of colorectal cancer patients. Clinical chemistry. 2013;59(9):1384-92.
31.
Yap TA, Lorente D, Omlin A, Olmos D, de Bono JS. Circulating tumor cells: a multifunctional biomarker.
Clinical cancer research : an official journal of the American Association for Cancer Research. 2014;20(10):2553-68.
32.
Cristofanilli M. CTC in Advanced Breast Cancer Prognosis, Monitoring, and Clinical Utility. In: Cote JR,
Datar HR, editors. Circulating Tumor Cells. New York, NY: Springer New York; 2016. p. 257-70.
33.
Gorges TM, Tinhofer I, Drosch M, Rose L, Zollner TM, Krahn T, et al. Circulating tumour cells escape from
EpCAM-based detection due to epithelial-to-mesenchymal transition. BMC cancer. 2012;12:178.
34.
Alix-Panabieres C, Pantel K. Clinical Applications of Circulating Tumor Cells and Circulating Tumor DNA as
Liquid Biopsy. Cancer Discov. 2016.
35.
Allard WJ, Terstappen LWMM. CCR 20th Anniversary Commentary: Paving the Way for Circulating Tumor
Cells. Clinical Cancer Research. 2015;21(13):2883-5.
36.
Kamel AM, Teama S, Fawzy A, Deftar M. Plasma DNA integrity index as a potential molecular diagnostic
marker for breast cancer. Tumor Biology. 2015:1-8.
37.
Schwarzenbach H, Hoon DS, Pantel K. Cell-free nucleic acids as biomarkers in cancer patients. Nature reviews
Cancer. 2011;11(6):426-37.
38.
Zhang R, Shao F, Wu X, Ying K. Value of quantitative analysis of circulating cell free DNA as a screening
tool for lung cancer: A meta-analysis. Lung Cancer. 2010;69(2):225-31.
39.
Scher HI, Heller G, Molina A, Attard G, Danila DC, Jia X, et al. Circulating Tumor Cell Biomarker Panel As
an Individual-Level Surrogate for Survival in Metastatic Castration-Resistant Prostate Cancer. Journal of Clinical
Oncology. 2015.
40.
Breitbach S, Tug S, Simon P. Circulating Cell-Free DNA. Sports Medicine. 2012;42(7):565-86.
42.
Madhavan D, Wallwiener M, Bents K, Zucknick M, Nees J, Schott S, et al. Plasma DNA integrity as a
biomarker for primary and metastatic breast cancer and potential marker for early diagnosis. Breast Cancer Research
and Treatment. 2014;146(1):163-74.
43.
Heitzer E, Ulz P, Geigl JB. Circulating tumor DNA as a liquid biopsy for cancer. Clinical chemistry.
2015;61(1):112-23.
45.
Earhart CM, Hughes CE, Gaster RS, Ooi CC, Wilson RJ, Zhou LY, et al. Isolation and mutational analysis of
circulating tumor cells from lung cancer patients with magnetic sifters and biochips. Lab on a chip. 2014;14(1):78-88.
46.
Ma Y, Hao S, Wang S, Zhao Y, Lim B, Lei M, et al. A Combinatory Strategy for Detection of Live CTCs
Using Microfiltration and a New Telomerase-Selective Adenovirus. Molecular cancer therapeutics. 2015;14(3):835-43.
47.
Pethig R. Review Article—Dielectrophoresis: Status of the theory, technology, and applications.
Biomicrofluidics. 2010;4(2).
48.
Gupta V, Jafferji I, Garza M, Melnikova VO, Hasegawa DK, Pethig R, et al. ApoStream(™), a new
dielectrophoretic device for antibody independent isolation and recovery of viable cancer cells from blood.
Biomicrofluidics. 2012;6(2).
Pagina | 47
50.
Rothwell DG, Smith N, Morris D, Leong HS, Li Y, Hollebecque A, et al. Genetic profiling of tumours using
both circulating free DNA and circulating tumour cells isolated from the same preserved whole blood sample.
Molecular Oncology. 2015.
51.
Hansen C, Quake SR. Microfluidics in structural biology: smaller, faster… better. Current Opinion in
Structural Biology. 2003;13(5):538-44.
52.
Sequist LV, Nagrath S, Toner M, Haber DA, Lynch TJ. The CTC-chip: an exciting new tool to detect
circulating tumor cells in lung cancer patients. Journal of thoracic oncology : official publication of the International
Association for the Study of Lung Cancer. 2009;4(3):281-3.
53.
Nagrath S, Sequist LV, Maheswaran S, Bell DW, Irimia D, Ulkus L, et al. Isolation of rare circulating tumour
cells in cancer patients by microchip technology. Nature. 2007;450(7173):1235-9.
54.
Lin PP. Integrated EpCAM-independent subtraction enrichment and iFISH strategies to detect and classify
disseminated and circulating tumors cells. Clinical and Translational Medicine. 2015;4.
55.
Marrinucci D, Bethel K, Kolatkar A, Luttgen M, Malchiodi M, Baehring F, et al. Fluid Biopsy in Patients with
Metastatic Prostate, Pancreatic and Breast Cancers. Physical Biology. 2012;9(1):016003.
56.
Shannon L. Werner RPG, Mark Landers, David T. Valenta, Matthew Schroeder, Stephanie B. Greene, Natalee
Bales, Ryan Dittamore and Dena Marrinucci. Analytical Validation and Capabilities of the Epic CTC Platform:
Enrichment-Free Circulating Tumour Cell Detection and Characterization. J Circ Biomark. 2015;4(3).
57.
Ignatiadis M, Lee M, Jeffrey SS. Circulating Tumor Cells and Circulating Tumor DNA: Challenges and
Opportunities on the Path to Clinical Utility. Clinical cancer research : an official journal of the American Association
for Cancer Research. 2015;21(21):4786-800.
58.
Bulfoni M, Gerratana L, Del Ben F, Marzinotto S, Sorrentino M, Turetta M, et al. In patients with metastatic
breast cancer the identification of circulating tumor cells in epithelial-to-mesenchymal transition is associated with a
poor prognosis. Breast cancer research : BCR. 2016;18(1):30.
59.
Kirkizlar E, Zimmermann B, Constantin T, Swenerton R, Hoang B, Wayham N, et al. Detection of Clonal and
Subclonal Copy-Number Variants in Cell-Free DNA from Patients with Breast Cancer Using a Massively Multiplexed
PCR Methodology. Translational oncology. 2015;8(5):407-16.
60.
Breitbach S, Tug S, Helmig S, Zahn D, Kubiak T, Michal M, et al. Direct Quantification of Cell-Free,
Circulating DNA from Unpurified Plasma. PloS one. 2014;9(3).
62.
Prentice RL. Surrogate endpoints in clinical trials: definition and operational criteria. Statistics in medicine.
1989;8(4):431-40.
63.
Kaifi JT, Kunkel M, Das A, Harouaka RA, Dicker DT, Li G, et al. Circulating tumor cell isolation during
resection of colorectal cancer lung and liver metastases: a prospective trial with different detection techniques. Cancer
Biology & Therapy. 2015;16(5):699-708.
64.
Andree KC, van Dalum G, Terstappen LW. Challenges in circulating tumor cell detection by the CellSearch
system. Mol Oncol. 2015.
65.
Aktas B MV, Tewes M, Zeitz J, Kasimir-Bauer S, Loehberg CR, et al. Comparison of estrogen and
progesterone receptor status of circulating
tumor cells and the primary tumor in metastatic breast cancer patients. Gynecol Oncol. 2011;122:356-60.
Pagina | 48
66.
Helissey C, Berger F, Cottu P, Dieras V, Mignot L, Servois V, et al. Circulating tumor cell thresholds and
survival scores in advanced metastatic breast cancer: the observational step of the CirCe01 phase III trial. Cancer Lett.
2015;360(2):213-8.
67.
Smerage JB, Barlow WE, Hortobagyi GN, Winer EP, Leyland-Jones B, Srkalovic G, et al. Circulating tumor
cells and response to chemotherapy in metastatic breast cancer: SWOG S0500. Journal of clinical oncology : official
journal of the American Society of Clinical Oncology. 2014;32(31):3483-9.
68.
Wulfing P, Borchard J, Buerger H, Heidl S, Zanker KS, Kiesel L, et al. HER2-positive circulating tumor cells
indicate poor clinical outcome in stage I to III breast cancer patients. Clinical cancer research : an official journal of the
American Association for Cancer Research. 2006;12(6):1715-20.
69.
Sastre J, Vidaurreta M, Gomez A, Rivera F, Massuti B, Lopez MR, et al. Prognostic value of the combination
of circulating tumor cells plus KRAS in patients with metastatic colorectal cancer treated with chemotherapy plus
bevacizumab. Clinical colorectal cancer. 2013;12(4):280-6.
71.
Bidard FC, Mathiot C, Delaloge S, Brain E, Giachetti S, de Cremoux P, et al. Single circulating tumor cell
detection and overall survival in nonmetastatic breast cancer. Ann Oncol. 2010;21(4):729-33.
72.
Bidard F-C, Peeters DJ, Fehm T, Nolé F, Gisbert-Criado R, Mavroudis D, et al. Clinical validity of circulating
tumour cells in patients with metastatic breast cancer: a pooled analysis of individual patient data. The Lancet
Oncology. 2014;15(4):406-14.
73.
Ge F, Zhang H, Wang DD, Li L, Lin PP. Enhanced detection and comprehensive in situ phenotypic
characterization of circulating and disseminated heteroploid epithelial and glioma tumor cells. Oncotarget.
2015;6(29):27049-64.
74.
Kirby BJ, Jodari M, Loftus MS, Gakhar G, Pratt ED, Chanel-Vos C, et al. Functional characterization of
circulating tumor cells with a prostate-cancer-specific microfluidic device. PloS one. 2012;7(4):e35976.
75.
Konigsberg R, Obermayr E, Bises G, Pfeiler G, Gneist M, Wrba F, et al. Detection of EpCAM positive and
negative circulating tumor cells in metastatic breast cancer patients. Acta oncologica (Stockholm, Sweden).
2011;50(5):700-10.
76.
Zborowski M, Chalmers JJ. Rare Cell Separation and Analysis by Magnetic Sorting. Analytical chemistry.
2011;83(21):8050-6.
77.
Nora Dickson M, Tsinberg P, Tang Z, Bischoff FZ, Wilson T, Leonard EF. Efficient capture of circulating
tumor cells with a novel immunocytochemical microfluidic device. Biomicrofluidics. 2011;5(3):034119--15.
78.
Antolovic D, Galindo L, Carstens A, Rahbari N, Büchler MW, Weitz J, et al. Heterogeneous detection of
circulating tumor cells in patients with colorectal cancer by immunomagnetic enrichment using different EpCAMspecific antibodies. BMC Biotechnology. 2010;10(1):1-8.
81.
Devonshire AS, Whale AS, Gutteridge A, Jones G, Cowen S, Foy CA, et al. Towards standardisation of cellfree DNA measurement in plasma: controls for extraction efficiency, fragment size bias and quantification. Analytical
and bioanalytical chemistry. 2014;406(26):6499-512.
82.
Mouliere F, Robert B, Arnau Peyrotte E, Del Rio M, Ychou M, Molina F, et al. High fragmentation
characterizes tumour-derived circulating DNA. PloS one. 2011;6(9):e23418.
84.
Freidin MB, Freydina DV, Leung M, Montero Fernandez A, Nicholson AG, Lim E. Circulating Tumor DNA
Outperforms Circulating Tumor Cells for KRAS Mutation Detection in Thoracic Malignancies. Clinical chemistry.
2015;61(10):1299-304.
Pagina | 49
85.
Spindler KLG, Pallisgaard N, Andersen RF, Brandslund I, Jakobsen A. Circulating Free DNA as Biomarker
and Source for Mutation Detection in Metastatic Colorectal Cancer. PloS one. 2015;10(4):e0108247.
Elektronische bronnen
3.
Belgium ADS-S. Kanker verantwoordelijk voor meer dan één overlijden op vier. 2016.
61.
Ashford M. Promise of Liquid Biopsy as Clinical Tool Continues to Grow Among Cancer Researchers 2015.
Available from: https://www.genomeweb.com/cancer/promise-liquid-biopsy-clinical-tool-continues-grow-amongcancer-researchers.
80.
(KCE) FKvdG. Nieuwe generatie DNA-analyse-technieken brengt gepersonaliseerde kankerbehandeling in
stroomversnelling. 2015.
83.
Karow J. Foundation Medicine CSO Calls for Caution on Clinical Use of ctDNA Assays, CTC Test
Development 2015. Available from: https://www.genomeweb.com/molecular-diagnostics/foundation-medicine-csocalls-caution-clinical-use-ctdna-assays-ctc-test.
86.
Dempsey P. A head-to-head comparison of whole blood derived samples (cfDNA vs CTC DNA) for cancer
research using next-generation sequencing. Cancer: Research, Discovery and Therapeutics 2015.
Abstract
70.
Genova C, Truini A, Rijavec E, Barletta G, Biello F, Dal Bello MG, et al. The role of circulating free DNA
(cfDNA) and circulating tumor cells (CTC) in advanced non-small cell lung cancer (NSCLC) patients receiving
platinum-based chemotherapy (CHT). Journal of Clinical Oncology. 2015;33(15).
Pagina | 50
APPENDIX A: AFKORTINGEN
Ab: Antibody, antilichaam
Ag: antigeen
BC: breast cancer, borstkanker
CAM: Cel Adhesie Molecule
CD: cluster van differentiatie
cDNA: complementair DNA
CEC’s: circulerende endotheel cellen
CK: cytokeratin
CRC: colorectal cancer
CRPC: castration resistant prostate cancer, castratie resitente prostaat kanker
CTCs: circulerende tumor cellen
DAPI 4’,6-diamidino-2-phenylindole
dsRNA: double-stranded RNA
DTCs: disseminated tumor cells
EDTA: ethyleendiamine tetra-acetate
EGFR: epithelial growth factor receptor
EMT: Epithelial-to-Mesenchymal Transition
EpCAM: Epithelial Cell Adhesion Molecule
ER: estrogen receptor
FDA: Food and Drug Administration
FISH: fluorescence in situ hybridization
FU: follow-up
gDNA: genomic DNA
HER2: human epidermal growth factor receptor 2
H(B)D healthy (blood) donor
HR: hazard ratio
ICC: immunocytochemistry
Ig: immunoglobuline
mBC: metatstatische borstkanker
mCRC: metatstatische CRC
miRNA: micro ribonucleic acid
mRNA: messenger ribonucleic acid
I
NA: nucleic Acid
NPV: negative predictive value, negatief voorspellende waarde
NSCLC: non-small cell lung cancer
OS: overall survival
PD: progressive disease
PFS: progression-free survival, ziekteverloop zonder verdere progressie
PR: progesteron receptor
pre-miRNA: precursor miRNA
pri-miRNA: primary miRNA
qRT-PCR: quantitative reverse transcribed polymerase chain reaction
RT: reverse transribed
SCLC: small cell lung cancer
TNBC: Triple-negative breast cancer =geen ER of PgR, en geen HER2
vs.: versus
WB: whole blood, vol bloed
II
APPENDIX B: NOMENCLATUUR : (2),(7)
-oma: benigne weefseltumor (uitz: lymphoma, melanoma)
Adenoma: benigne tumor uit klierweefsel
Benigne: zal niet spreiden, blijft gelokaliseerd, de microscopische en macroscopische karakteristieken zijn onschuldig. Dit betekent echter niet dat zij niet kunnen zorgen voor ernstige
ziektebeelden.
Carcinoma: maligne tumor van ectodermale of epidermale oorsprong. (epitheel of neuraal
epitheel)
Cysteadenoma: benigne cystische tumor
Maligne: kan invaderen in naburige structuren en kan zorgen voor uitbreiding op afstand.
Metastasering: uitzaaiing van tumorcellen die dan op een andere plaats dan de primaire tumor hun celdeling voortzetten.
Neoplasma: nieuwe groei, nieuwvorming
Sarcoma: maligne tumor uit mesenchymaal weefsel (spier, bloed, bindweefsel precursoren)
III
APPENDIX C: IMPACT FACTOREN
Naam journaal
IF
World journal of gastro enterology
2,430
BMC Cancer
3,319
Gynecologic Oncology
3,687
Acta oncologica
3,710
International Journal Of Cancer
5,007
Cancer Letters
5,016
Lab on a Chip
6,115
Cancer and Metastasis Reviews
6,449
Annals Of Oncology
6,578
Critical Reviews in Clinical Laboratory Sciences
7,000
Biochimica Et Biophysica Acta-Reviews On Cancer
7,584
Pharmacology And Therapeutics
7,745
Clinical Chemistry
7,768
Current Opinion In Genetics & Development
8,568
Journal Of Cell Biology
9,688
Cancer Discovery
15,929
Journal Of Clinical Oncology
17,879
Cancer Cell
23,893
Science
31,477
Cell
33,116
Nature Reviews Cancer
37,912
Tabel 4 Impact factoren van gebruikte journals
IV
Download