Gelijke kansen op werk, ook voor mensen in

advertisement
Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen vzw
Aromagebouw / Vooruitgangstraat 323 bus 6 (3de verdieping) / 1030 Brussel /
tel. 02-204 06 50 / fax : 02-204 06 59
[email protected] / http://www.vlaams-netwerk-armoede.be
Artikel : Gelijke kansen op werk, ook voor mensen in armoede?
(geschreven voor het Vlaamse ACV,
ikv hun vierjaarlijks congres met als thema: " Banen voor de toekomst". )
Gelijke kansen op werk, een principe waar niemand tegen is, maar in de realiteit blijven veel
mensen met hun kop tegen de muur lopen in hun zoektocht naar werk. In september 2011
telde de VDAB 200.140 niet-werkende werkzoekenden, maar liefst drie vierde van hen
behoort tot minstens één kansengroep, waaronder vijftigplussers, allochtonen,
laaggeschoolden, personen met een arbeidshandicap1. Hoewel ‘leven in armoede’ geen
criterium is bij de VDAB om tot een kansengroep te horen, kijken mensen in armoede even
goed aan tegen hoge drempels op de arbeidsmarkt. Een job vinden en behouden blijkt een
moeilijke opgave. Bovendien moeten heel wat mensen in armoede werken in precaire
arbeidsomstandigheden. Die laatste groep wordt nog vaker vergeten dan de eerste, aldus
het Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen (verder : Vlaams
Netwerk).
Armoede als werkloosheidsval
Armoede is een complex gegeven, het is niet louter een inkomensprobleem, maar impliceert
uitsluiting op verschillende (maatschappelijke) domeinen, zoals onderwijs, welzijn,
gezondheid, huisvesting, gezin, sociale contacten… Die uitsluiting manifesteert zich niet
enkel in de levensomstandigheden, in de zin van een lage scholing, een slechte gezondheid,
een te kleine, onveilige en/of dure woonst, een klein netwerk, maar evenzeer psychologisch.
De veelvuldige ervaringen met uitsluiting, afwijzing, falen… laat mensen in armoede niet
onaangeroerd. Ze missen vaak zelfvertrouwen, hebben onvoldoende zicht op hun kennis en
vaardigheden, zien geen perspectief, wantrouwen anderen, voelen zich hulpeloos… Die
impact van armoede op de binnen-en buitenkant van mensen verzwakt hun
arbeidsmarktpositie.
Bovendien worden mensen in armoede in hun alledaagse leven vaak geconfronteerd met
diverse onopgeloste problemen en zorgen.
“Ik heb 3 kinderen die naar het buitengewoon onderwijs gaan, mijn vrouw staat te zwak om
alleen een huishouden te doen. De jeugdrechtbank heeft ons onder begeleiding gezet. Nu ik
werkloos ben, kan ik mee zorgen dat de afspraken opgevolgd worden. Ik vrees dat als ik nu
ga werken, mijn kinderen binnen het jaar geplaatst zijn.”
1
Conjunctuur& Arbeidsmarkt: Bijna 45.000 kwetsbare werknemers in Vlaamse inschakelingsmaatregelen,
geraadpleegd op 19 november 2011, www2.vlaanderen.be/werk/Werkzin-e/20111019/ConjunctuurArbeidsmarkt.htm
Die moeilijke leefsituatie, die vaak reeds zoveel energie en tijd opslorpt, is een zwaar
onderschatte drempel voor mensen in armoede in hun zoektocht naar werk.
Activering: hefboom of obstakel
Een succesvol traject naar werk, vergt meer dan het louter vinden van een job, het vereist
een integrale benadering met aandacht voor werk- en welzijnsgerelateerde aspecten.
Vandaar ons pleidooi voor de verankering van werk- en welzijnstrajecten voor mensen in
armoede. De meerwaarde ervan is de beschikbaarheid en continuïteit van één vaste
vertrouwenspersoon, de tijd en ruimte om zowel aandacht te hebben voor werk- als
welzijnsaspecten…. Iets wat in het standaard aanbod alsnog ontbreekt. Belangrijk is wel dat
werkzoekenden hier vrijwillig in kunnen stappen. Bovendien geloven we dat deze trajecten
vooral voor mensen uit generatie-armoede het verschil kunnen betekenen, vermits ze binnen
het bestaande activeringsaanbod vaak uit de boot vallen. Het Vlaams Netwerk vraagt dan
ook dat deze trajecten expliciet worden ingezet ter begeleiding van de meest kwetsbaren
onder mensen in armoede.
Ondanks het positieve signaal dat deze integrale trajecten verankerd worden, zien we
andere beleidsplannen, die de weg naar werk voor mensen in armoede eerder zal
bemoeilijken dan bevorderen. We denken dan aan de eerder blinde focus op activering van
werklozen, met bijvoorbeeld plannen om enerzijds de werkloosheidsuitkeringen te beperken
in de tijd, anderzijds om vrijwilligerswerk en arbeidszorg als activeringsinstrumenten in te
zetten.
Met het beperken van de werkloosheidsuitkeringen, vreest het Vlaams Netwerk dat vooral
mensen met een zwakke arbeidsmarktpositie getroffen zullen worden. Amper de helft (57 %)
van de bedrijven neemt namelijk allochtonen in dienst. Ook langdurig werkzoekenden (37 %)
en mindervaliden (28 %) worden slechts in beperkte mate aangeworven 2. Zij, die reeds
uitgesloten worden van de arbeidsmarkt, dreigen nu ook het recht op een
werkloosheiduitkering te verliezen. Voor deze groep van ‘outcasts’ impliceert dergelijke
maatregel in plaats van activering tot werk, eerder activering in armoede. Dat het ACV hier
een strijdpunt van maakt, juichen we als Vlaams Netwerk ten volle toe. We geloven dat het
daarbij niet alleen van belang is om de beleidsmakers te overtuigen, maar ook de eigen
achterban. Het rechten-plichten-discours viert hoogtij, met daarbij vooral aandacht voor
plichten. In naam van het bewaken van plichten, dreigt men rechten uit te hollen en de
bescherming van de meest kwetsbaren op te heffen.
We zien dit gevaar ook bij de invulling van het recht op werk. In het activeringsbeleid gaan
nu stemmen van beleidsmakers op om vrijwilligerswerk en arbeidszorg (vorm van
onbetaalde arbeid) op te nemen als activeringsinstrumenten. Op zich vindt het Vlaams
Netwerk het positief dat vrijwilligerswerk en arbeidszorg worden erkend als zinvol alternatief
voor mensen met een té grote afstand tot de arbeidsmarkt. Het is echter een ander verhaal
wanneer de activering van werklozen en leefloners nu ook kan resulteren in vrijwilligerswerk
en arbeidszorg. Voor mensen die een job willen, is dit geen volwaardige participatie op de
arbeidsmarkt. Het verzekert geen menswaardig inkomen, een arbeidscontract met extralegale voordelen, sociale bescherming, een pensioen… Iets wat toch juist voor mensen die
op het einde van de maand met moeite de eindjes aan elkaar kunnen knopen, essentieel is.
In plaats van arbeidszorg en vrijwilligerswerk op te nemen in activeringstrajecten, eist het
Vlaams Netwerk dat er nog meer wordt ingezet in de creatie van jobs in de sociale én
reguliere economie en de bestrijding van discriminatie bij werkgevers. Zeker dit laatste wordt
nog te veel met zachte hand aangepakt. Na jaren een beleid van evenredige
arbeidsdeelname (EAD) te voeren, met de daarbij horende projectontwikkelaars diversiteit,
2
Tempo-Team wil engagement bedrijven tegen discriminatie, geraadpleegd op 29 november via www.tempoteam.be/nl/over-tempo-team/nieuws/news-detail?n=8a5124c7-48da-42cf-b705-65e4757563a0
diversiteitsplannen, toolboxen, sensibiliseringscampagnes... blijft discriminatie en uitsluiting
op de arbeidsmarkt schering en inslag.
“Na mijn opleiding solliciteerde ik in een schoonmaakbedrijf. Daar kreeg ik te horen dat ik
eerst moest afvallen en iets aan mijn tanden moest doen vooraleer ik er werk kon krijgen.”
“Ik hoorde dat ze bij … mensen zochten. Ik ging langs om me aan te bieden. Ze vroegen of
ik werk had of dopte. Ik zei dat ik op het OCMW stond. Toen antwoordden ze me: dat is een
slecht begin. En dan dat ze nog zouden bellen.”
Meer bindende maatregels dringen zich op zoals een verplicht diversiteitsplan, het gebruik
van streefcijfers of quota’s mbt de tewerkstelling van kansengroepen... Specifiek voor
mensen in armoede, vragen we dat deze kansengroep wordt opgenomen binnen het EADbeleid. De opname ervan kan leiden tot een toenemende bewustwording van armoede bij
werklozen en werknemers en de impact ervan op werk. Ook het ACV kan hier met zijn
diversiteitsconsulenten een rol in spelen, namelijk door in het eigen ondersteuningswerk voor
werknemers en vakbondsafgevaardigden, voor beroepssecretarissen en intern personeel
aandacht te besteden aan werknemers in armoede, de impact van armoede op de werkvloer,
de wijze waarop werkgevers en collega’s hier adequaat mee kunnen omgaan…
Arbeid, geen wondermiddel
Wanneer mensen aan de slag gaan, dan gaat men ervan uit dat alles wel van een leien
dakje loopt. Toch is werk geen instant oplossing tegen armoede, in eerste instantie
bemoeilijkt een job vaak de leefsituatie van mensen in armoede. Sociale voordelen zoals
voedselpakketten, abonnement voor het openbaar vervoer, cultuurpas vallen van de ene op
de andere dag weg. Schuldeisers en deurwaarders staan bij het eerste loon terug aan de
deur. Afspraken met dienst- en hulpverleners zoals de schuldbemiddelaar, een
thuisbegeleider, school… kunnen overdag niet meer.
Andersom kan ook de armoedesituatie een negatieve impact hebben op de tewerkstelling.
Mensen in armoede zijn immers vaak afhankelijk van het openbaar vervoer, met lange of
moeilijke reistijden naar het werk tot gevolg. Door het beperkte sociaal netwerk kan men
weinig tot niet rekenen op steun en opvangmogelijkheden (voor de kinderen). Door de
onzekerheid over de eigen capaciteiten, durft men geen initiatief nemen. Dergelijke zaken
kunnen (on)rechtstreeks een invloed hebben op het functioneren van de werknemer op de
werkvloer.
Werkende mensen in armoede staan dus onder grote druk. Die verhoogde belasting dient
erkend en opgevangen te worden, zodat ze niet onder die druk breken. Iets wat zowel voor
de werknemer als werkgever nefast is. Daarom vragen we dat de huidige maatregelen die de
combinatie van werk en privé verbeteren, zoals tijdskrediet, loopbaanonderbreking,
dienstencheques… specifiek worden ingezet voor mensen met een grote afstand tot de
arbeidsmarkt, zoals alleenstaande ouders, zorgdragers, mensen met een zware
armoedeproblematiek…. Het is immers niet logisch dat de zwakste schouders de zwaarste
lasten moeten dragen.
Bovendien zijn bijkomende ondersteuningsmaatregelen nodig die (de start van) de
tewerkstelling vlotter doet verlopen. We denken bijvoorbeeld aan een systeem van
geleidelijke opbouw van werk, zodat bij de start van een nieuwe job mensen in armoede de
tijd en ruimte krijgen om ook de rest van hun leven op de rails te zetten. Meer concreet om
hun papierwerk in orde brengen, om afspraken na te komen met diensten en actoren, om
problemen inzake huisvesting, schulden, opvoeding… aan te pakken. Na verloop van tijd kan
dit systeem dan leiden tot voltijdse tewerkstelling. Ook time-outdagen zouden omwille van
bovenstaande problemen soelaas kunnen brengen, des te meer voor werknemers die
langdurig werkloos waren, vermits zij geen betaald verlof hebben in hun eerste jaar
tewerkstelling.
Verder is begeleiding op of naast de werkvloer essentieel. Het probleem stelt zich dat de
begeleiding door OCMW of VDAB doorgaans stopt, wanneer men aan de slag gaat. Er
bestaan daarnaast wel enkele begeleidingsinitiatieven voor werknemers zoals peter- en
meterschap, jobcoaching… De grote lacune is echter dat indien een werkgever begeleiding
niet nodig acht, de werknemer er geen beroep op kan doen. We vinden dat ook werknemers
recht hebben op ondersteuning en vragen dat er voor mensen met een grote afstand tot de
arbeidsmarkt, garanties zijn op begeleiding, bij voorkeur op de werkvloer (indien de
werkgever het toelaat), anders naast de werkvloer.
Deze maatregelen ontbreken vooralsnog in het huidige beleid. We geloven echter dat het
Vlaamse rugzakprincipe kansen biedt om deze hiaten en tekorten in het huidige pakket van
ondersteuningsmaatregelen op te vangen. Het rugzakprincipe laat de VDAB toe om voor
elke werkzoekende, op basis van diens afstand tot de arbeidsmarkt, ondersteuning op maat
te voorzien, bestaande uit begeleiding, opleiding, loonpremie en aanpassing van de
werkomgeving. Dit wordt ook wel een rugzakje genoemd. Momenteel blijft het gebruik van de
ondersteuning een keuze van de werkgever. Werkgevers die inspanningen willen doen om
kansengroepen tewerk te stellen, maken meestal gretig gebruik van de maatregelen. Er blijft
echter een grote groep werkgevers die (kansengroepen en dus) de
ondersteuningsmaatregelen links laat liggen. We bepleiten daarom dat die rugzak ook
bestaat uit ondersteuningsmaatregelen, specifiek gericht naar de werknemer. De
inspanningen van werknemers met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, waaronder ook
mensen in armoede, verdienen ondersteuning. Zo niet (en in het geval dat de werkgever niet
bereid is om ondersteuning te voorzien), en dat is een realiteit, blijft de tewerkstelling voor
heel wat mensen in armoede van korte duur.
Jobkwaliteit, voorwaarde voor levenskwaliteit
Naast het nodige begrip en steun, is de jobkwaliteit ook een noodzakelijke voorwaarde voor
duurzame tewerkstelling. Dit geldt des te meer voor mensen in armoede, vermits een job dan
pas kan resulteren in een verbetering van de leefsituatie en een uitweg uit de armoede kan
bieden. Toch worden mensen in armoede vaak geactiveerd naar interimwerk,
dienstencheques en knelpuntberoepen. Hoewel het ongetwijfeld tewerkstellingskansen biedt
voor bepaalde werklozen, zijn de arbeidsomstandigheden- en voorwaarden vaak
onvoldoende om het armoedebestrijdend potentieel van werk waar te maken.
Zo leren we uit de ervaringen van mensen in armoede, dat interimwerk moeilijk te
combineren is met een leven in armoede, door de vereiste flexibiliteit van de interimkracht,
de onzekerheid en onvoorspelbaarheid van interimwerk (ook op vlak van het te verwachte
inkomen), de administratieve rompslomp… Dergelijke factoren van interimwerk zorgen dus
voor een extra belasting van de werknemer in armoede. Bovendien gaat het potentieel van
interimwerk, namelijk als opstap naar duurzaam werk, vaak niet op voor mensen in armoede.
“Ik heb veel interimopdrachten gedaan en dat varieerde van poetsen tot arbeider in de
fabriek. Dat heb ik dus wel lang gedaan, van mijn 16de tot mijn 24ste, maar ja dat was dan
twee weken wel werken, dan weer heel lang niks en dan was dat weer werken, en dan daar
nog eens 2 dagen, daar een paar dagen. Tegenwoordig vind je ook geen interimwerk meer
waar je naar een vast contract kunt toe werken. Nee, dat is echt mensen vervangen, of als
het druk is, dan halen ze iemand van interim binnen, dat is een paar weken werken maar
tegen dat je het gewoon waart, had je al gedaan.”
Ook knelpuntberoepen zijn niet automatisch heiligmakend voor de duurzame tewerkstelling
van mensen in armoede. De grote vraag naar werkkrachten in dergelijke beroepen, vergroot
de kans op tewerkstelling voor werkzoekenden in armoede. Tegelijkertijd stellen we echter
vast dat de jobkwaliteit van verschillende knelpuntberoepen (op vlak van verloning, uren,
arbeidsomstandigheden, combinatie werk en privé…) te wensen overlaat. De loutere
activering van mensen in armoede naar knelpuntberoepen, zonder versterking van de
jobkwaliteit, zal niet bijdragen tot armoedebestrijding
Tot slot bieden ook dienstencheques (in navolging van PWA’s), voor mensen in armoede
geen duurzame tewerkstellingsmogelijkheden. De lage verloning (vooral bij
alleenverdieners), het belastende werk, de vereiste verplaatsing tussen verschillende
klanten… maken tewerkstelling via dienstencheques voor heel wat mensen in armoede
onrealistisch.
Willen we dat werk en armoedebestrijding hand in hand gaan, dan zijn kwaliteitsvolle jobs
voor mensen in armoede een absolute noodzaak. Acties zoals de creatie van kwaliteitsvolle
jobs, het streven naar werkbaar werk, het optrekken van de minimumlonen, het garanderen
van jobzekerheid… kunnen hiertoe bijdragen. Ook vakbondsafgevaardigden spelen
ongetwijfeld een belangrijke rol, in het verbeteren van de werksituatie. Naast het algemeen
belang van alle werknemers, vragen we ook dat er aandacht is voor zekere kwetsbare
werknemers, zoals interimkrachten, werknemers met een tijdelijk contract, deeltijdse
werknemers, werknemers van uitbestede bedrijfsactiviteiten ….
Conclusie
Met deze uiteenzetting hopen we de lezer wat meer inzicht te verschaffen in de
armoedeproblematiek, en de verhouding met arbeid. Mensen in armoede blijken een
beperktere toegang tot de arbeidsmarkt te hebben, minder kans op een duurzame
tewerkstelling maar kunnen vaak ook minder genieten van de voordelen van werk. Duidelijk
is dat werk niet dé oplossing is voor armoede. De relatie tussen arbeid en armoede is
complexer dan voorgesteld. Beide beïnvloeden elkaar en spelen op elkaar in, maar daarom
niet in positieve zin. Armoede drijft mensen niet per definitie naar werk, integendeel vaak
vormt het een werkloosheidsval. Werk op zijn beurt verbetert niet automatisch de leefsituatie
van mensen in armoede, een onzekere, slecht betaalde en/of zware job maakt van hen
werkende armen. Deze complexe relatie eist dan ook een slim beleid, met een integrale
benadering, waarin kwalitatief, duurzaam werk als één van de vele instrumenten wordt
ingezet om armoede te bestrijden.
Dat inzicht is essentieel, wil ACV acties uitdenken, uitwerken en verdedigen die maken dat
werk en armoedebestrijding elkaar versterken. Het ACV vergroot dit inzicht reeds door
dialoog aan te gaan met armoede-actoren, door samenwerkingsverbanden op te zetten en
vorming te organiseren. Die inspanningen moeten verder versterkt worden, op alle niveaus.
Een armoedeproblematiek blijft ook binnen de vakbondskringen nog te vaak onopgemerkt of
misvat als een louter inkomensprobleem. De tewerkstelling van opgeleide
ervaringsdeskundigen in armoede kan binnen ACV-kringen dat inzicht zeker nog vergroten.
Ook vormingen over armoede blijven onmisbaar. De vorming over armoede, gegeven door
het Vlaams Netwerk en de verenigingen waar armen het woord nemen (binnen het project
Armoede In-Zicht) zijn hier een goed voorbeeld van3. Deze vorming maken reeds enkele
jaren deel uit van het vormingsaanbod Spoor 21 van de VDAB. Bijzonder is dat deze
vormingen worden geboden samen met mensen in armoede. Zij zijn voor ons diegene die de
expertise hebben over het leven in armoede. We vinden het dan ook belangrijk dat mensen
in armoede mee in gesprek gaan tijdens de vormingen, dat hun ervaringen een rode draad
vormen door het ganse vormingsproces. Hun inbreng is voor ons essentieel.
Verder dient ACV inspanningen te doen op vlak van ledenwerving bij mensen in armoede.
3
www.vlaams-netwerk-armoede.be/vorming
De vakbond kan een belangrijke ondersteunende rol spelen voor mensen in armoede, maar
dan moeten ze wel aangesloten zijn. Het is daarbij niet alleen het lidgeld dat een obstakel
vormt maar nog meer het wantrouwen van mensen in armoede. RVA, VDAB, vakbond,
OCMW … voor mensen in armoede is het vaak één pot nat. Het bereiken van deze mensen
en het doorbreken van dat wantrouwen is dan ook een essentieel actiepunt.
Tot slot kan het ACV zijn dienstverlening (naast en op de werkvloer) optimaliseren en
afstemmen, zodat er oog is voor mensen in armoede, voor hun noden en vragen…
Inspanningen voor de herkenning van armoede, begeleiding op of naast de werkvloer,
vermindering van de administratieve rompslomp samenwerkingsverbanden met andere
diensten voor een snelle en correcte doorverwijzing voor niet-werkgerelateerde aspecten ….
Ze kunnen een wereld van verschil maken.
Indien het ACV hier blijft werk van maken, dan is en blijft het ongetwijfeld een belangrijke
bondgenoot in onze strijd tegen armoede.
Samira Castermans is stafmedewerker armoedebeleid bij het Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord
nemen. In het Vlaams Netwerk werken 51 verenigingen samen met het uiteindelijke doel armoede en sociale uitsluiting uit
te bannen. In de verenigingen staan mensen die in armoede leven centraal. Zij nemen er op alle niveaus het woord. Meer
info: www.vlaams-netwerk-armoede.be
Download