Karmelitaanse visie op ecologische spiritualiteit

advertisement
De rol van spiritualiteit bij de zorg om de omgeving
door P. Eduardo Agosta Scarel O.Carm.
Pater Scarel heeft een Master gehaald in atmosfeerwetenschap (2000) en een
doctoraat in wetenschappen van de atmosfeer en van de oceanen (2006) aan
de Universiteit van Buenos Aires. Hij heeft enkele postdoctorale studies
verricht op het gebied van de dynamiek van de hogere toposfeer en de lagere
stratosfeer (2008). Hij heeft gepubliceerd in talloze nationale en
internationale tijdschriften. Op dit moment is hij professor aan de Pauselijke
Argentijnse Katholieke Universiteit te Buenos Aires in Argentinië, en is als
onderzoeker verbonden aan de Nationale Technische en Wetenschappelijke
Onderzoeksraad.
Originele tekst in het Engels
Inleiding
Wij hebben vandaag in de Kerk een toenemend gevoel van bewustzijn met
betrekking tot het fenomeen van de aantasting van het milieu als onderdeel
van onze missie op het gebied van de gerechtigheid en van de vrede, een
gevoeligheid die tien jaar geleden niet kon worden voorzien of gerealiseerd.
Gerechtigheid en vrede kan niet langer alleen maar worden gericht op
uitsluitend het bevorderen van en het vechten voor de mensenrechten, zoals
levensruimte, voedsel, vers water, gezondheid, werk en onderwijs, of op de
verdediging van minderheden en het vechten tegen mensenhandel, als
voorbeelden van vele andere problemen waar honderden miljoenen mensen
nog steeds in hoge mate mee te maken hebben. De missie op het gebied van de
gerechtigheid en de vrede opent dus een nieuwe horizon, die we nooit eerder
hebben gezien. Deze richt zich op de zorg voor de schepping en de integratie
van de geschapen dingen als inherente onderdelen van de waardigheid van het
leven van alle mensen. We hebben geleerd, dat het zorg dragen voor de natuur,
als de enige ruimte die het menselijke leven huisvest, en voor de atmosfeer als
de deken die het menselijk leven verwarmt, even belangrijk is voor de
evangelisatie als de zorg voor elk individueel menselijk leven, van haar prilste
1
stadium tot aan de dood. Als Karmeliet leerde ik, dat contemplatie geen
statisch dynamisme is, maar de innerlijke menselijke ruimte waar de
spiritualiteit zich uitstrekt over de schepping.
De hele werkelijkheid, en dus de spirituele werkelijkheid en de fysieke
werkelijkheid, zou kunnen worden beschouwd door middel van het Trinitair
dynamisme: de Goddelijke kracht, de mensheid en de (andere) geschapen
dingen (zowel de zichtbare als de onzichtbare) in wederzijdse intrapenetratie,
waarbij de Goddelijke kracht, de Geest van God, de allesomvattende en
ondersteunende bron van de werkelijkheid is. De contemplatie van zo’n
werkelijkheid is een oproep om de krachtgevende liefde van God in de
mensheid te ontdekken, en zich daarvan bewust te worden, welke tot
vervulling zal komen in elk menselijk wezen en in de geschapen dingen. En
zo’n proces vereist een diepgaande transformatie van het menselijk wezen
door middel van gebed, gemeenschapszin en dienstverlening, welke de wegen
zijn die leiden tot contemplatie.
Daaraan kan worden toegevoegd, dat ecologie (oikos-logie in her Grieks) de
menselijke activiteit is, die zich bezighoudt met het veelomvattende
management van de natuur, zoals de geschapen dingen en de mensheid, om de
interne relaties (logiei) tussen hen en de Aarde, ons huis (oikos), te reguleren.
Dat veelomvattende management betekent dat ook de veelal vergeten
Goddelijke dimensie moet worden beschouwd.
De uitdrukking ecologische crisis, ofwel milieucrisis, betekent dat het
veelomvattende management van zulke relaties een risico loopt. De crisis
ontstaat waarschijnlijk door de impliciete stilte van de Goddelijke dimensie
van de werkelijkheid, welke inherent is aan de handelingswijzen in de
westerse maatschappijen. De ontstaansoorzaak van de huidige ecologische
crisis blijkt gebonden te zijn aan de wijze waarop menselijke relaties worden
ontwikkeld met God en de natuur. Als dit zo is, dan kan contemplatie worden
beschouwd als de essentiële manier om de Goddelijke dimensie van de
werkelijkheid te herontdekken. En aldus kunnen gebed, gemeenschapszin en
dienstverlening in combinatie met elkaar de natuur verbeteren. Dat is de band
tussen spiritualiteit en ecologie.
2
De spirituele wortels van de ecologische crisis
Het begrip van de band tussen ecologie en spiritualiteit vereist op de eerste
plaats het beschouwen van de contemplatie als een spirituele weg, die intens is
verbonden met het proces van consolidatie van het zelfbewustzijn van de
mens, waarbij de donkere en lichte kanten van de persoonlijkheid met elkaar
worden geïntegreerd, in het kader van een eindeloze reis naar de
volwassenheid van de menselijke affectiviteit, de menselijke intelligentie en
de menselijke seksualiteit. Deze drie factoren van het menselijk leven kunnen
worden beschouwd als onderdelen van het menselijke wensendynamisme.
Zo’n integratie vereist en wordt voltooid door middel van een ethisch
levensvoorstel. Bij de Karmelieten, bijvoorbeeld, is dat ethisch levensvoorstel
het voeren van een leven dat trouw is aan Jezus Christus (Regel 1 van de
Karmelieten), en de consequenties daarvan in onze dagelijkse levensregel. Het
is dus een spiritueel traject dat leidt naar een groei in menselijkheid. God heeft
ons hiervoor geschapen: voor een voortgaande groei in menselijkheid, terwijl
wij harmonische relaties onderhouden met alle geschapen dingen en met God
volgens het bovenvermelde Trinitaire dynamisme. Op de tweede plaats
moeten wij begrijpen, dat de ontstaansredenen voor de huidige ecologische
crisis menselijke redenen zijn, en niet alleen maar technische en
wetenschappelijke redenen, alsof elk ecologisch probleem alleen maar een
zaak zou zijn van diepgaande veranderingen in de technologie conform aan
elk milieuthema. Zo is het bijv. niet alleen een zaak van overschakeling naar
nieuwe “schone” technologieën. Als dat zo zou zijn, dan zouden we hier niet
spreken over crisis.
De huidige ecologische crisis, die onder meer wordt aangetoond door de
klimaatsverandering, de uitputting van energiebronnen, en de toenemende
verwijdering tussen de rijkste en armste gebieden, schijnt te zijn begonnen met
een menselijke crisis. Gedurende de laatste honderd jaar consolideerden zich
diepgaande sociale veranderingen. Vooral onze opvatting over het menselijk
wezen veranderde aanzienlijk. Wij gingen van de opvatting over onszelf als
menselijke wezens die zijn uitgerust met redelijkheid en verstand, met
zelfvoorziening en vrijheid, van waaruit wij keuzes konden maken met
3
betrekking tot wat wij beschouwden als het beste en als passend voor eenieder
van ons, naar een opvatting van het menselijk wezen dat eeuwig ontevreden
is; als conditie hieraan voorafgaand het bestaan van de technologie, die als een
zorgzame juffrouw al onze behoeftes en wensen in vervulling laat gaan.
Altijd al had de mens ontevredenheid moeten ondergaan, en deze deed zich
voor in de vorm van endogeen geweld op het sociale niveau, of als een
innerlijk geweld, dat bestond uit rivaliteit en de strijd om te overleven.
Waarschijnlijk moeten maatschappijen veelal zulk geweld indammen door
verschillende mechanismen in het leven te roepen die de gepolariseerde
zelfvernietigende krachten weer in redelijke banen kunnen leiden. De tradities
en religies, bijvoorbeeld, met hun rites en gewoontes, zouden ertoe leiden dat
zulke gewelddadige krachten, die van binnenuit ontstaan, veroorzaakt door de
frustratie van het menselijke wensenpatroon in de seksuele, affectieve en
intellectuele sfeer, worden ingedamd of ingeperkt.
Als ik zeg, dat technologie lijkt op een makkelijke moeder die ons alles geeft
wat wij wensen, zonder enig uitstel, dan bedoel ik ook, dat dankzij die
technologie de mens verschillende doelen heeft bereikt, waardoor wij een
enorme stap voorwaarts konden zetten naar nieuwe menselijke capaciteiten
om onze natuur te transformeren, en aldus de kwaliteit van het leven konden
verhogen en verfraaien. En dat is goed. We genieten nu van een brede
technische ontwikkeling, die onze levens comfortabeler en gezonder maakt,
dankzij de groeiende wetenschappelijke kennis (de lichtende zijde). Maar
economische en culturele modellen hebben zich de technologische
ontwikkeling toegeëigend om daarmee een sociaal en pragmatisch
levensprogramma te consolideren, wat de technische westerse levensstijl kan
worden genoemd. De wetten of de slogans die de westerse maatschappijen aan
de technocratie onderwerpen, zijn bekend bij iedereen: “groei of sterf”, anders
sta je buiten het systeem; “ga naar buiten en koop, om de werkloosheid te
bestrijden”, werkloosheid is nu het grote taboe; “kwantiteit en versnelling”,
alles moet worden gedaan in het tempo van computers en volgens de schaal
van machines; enzovoorts. Aldus worden de traditionele menselijke ritmes en
cycli van de natuur in de nieuwe gedragsregels als illegaal beschouwd;
blijkbaar zijn we er ons niet van bewust, dat het technocratische model van
4
menselijke ontwikkeling een menselijke constructie is. Het is noodzakelijk te
begrijpen dat dit geen ongecontroleerde natuurlijke kracht is, waaraan we ons
moeten onderwerpen, zoals we vaak neigen te geloven, ook binnen onze
communiteiten.
Bovendien behoort de conventionele economie tot het model van
technocratische menselijke ontwikkeling. Het steunt op de logica van
ontevredenheid met betrekking tot ons wensenpatroon of, met andere
woorden, op de logica van het innerlijke geweld. De westerse economie
stimuleert de rivaliteit tussen het menselijke wensenpatroon en de begerigheid
door het produceren van een overvloed aan goederen, die tijdelijk de
spanningen in het wensenpatroon doen afnemen.
Daar komt nog bij, dat de globaliserende maatschappijen, die worden bestuurd
door technocratische wetten, hun eigen mythes hebben gecreëerd, zoals “het
kwaad is niet echt”. De onwerkelijkheid van het kwaad wordt begrepen als de
afwezigheid van materiële goederen, wat niet op een lijn gezet kan worden
met al die andere pijnen en angsten van de dagelijkse werkelijkheid (zoals
ziekte, dood, sociale ongerechtigheid, enz.). Deze mythe impliceert, vanuit het
technocratisch framewerk bezien, dat het menselijke wensenpatroon en de
begerigheid onschadelijk zijn, omdat zij de relatie tussen producent en
consument nastreven.
Andere opvattingen over onze globaliserende maatschappijen zijn: vol is beter
dan leeg, veel is beter dan weinig, groot is beter dan klein. Daarom moeten we
alles vullen, alles hebben en alles weten. Dit wordt vertaald in pragmatische
gedragingen, zoals de sociale vooronderstelling dat iedereen professioneel
succesvol moet zijn, als synoniem voor vervulling. In onze cultuur zijn er geen
plaatsen meer voor ervaringen die men doelloos verricht, zoals die welke we
kunnen ervaren gedurende de naakte houding van het simpelweg rondkijken,
zonder dat we er méér van verwachten dan rond te kunnen kijken; omdat
contemplatie een vreemd woord is.
Tot dusverre hebben we gezien, dat we een sociaal ontwikkelingsmodel
hebben, dat is gebaseerd op de onvervulde wenseneconomie. Op dit punt
5
presenteert zich het eerste ecologische dilemma: de menselijke wens is een
psycho-spiritueel dynamisme dat makkelijk kan worden gemanipuleerd door
externe factoren met betrekking tot de vrijheid en de besluitvorming van elk
individu. Dit feit wordt vaak waargenomen binnen het fenomeen van de
globalisatie, waar de veranderingen in wetgeving aanleiding geven tot sociale
fragmentatie (ik denk persoonlijk, dat de huidige onverwachte sociale wetten,
zoals het huwelijk tussen mensen van hetzelfde geslacht, voor gescheiden
gezinnen, vrije abortus, gemeenschappelijke handel door bevriende landen,
enz., bijdragen tot een sociale fragmentatie die positieve gevolgen heeft voor
de onvervulde wenseconomie), en de gangbare mode van goederen en
diensten, bestemd voor de consumptie, die wordt ingegeven door de
publiciteit, allemaal externe krachten worden die ons op onweerstaanbare
wijze van binnenuit controleren. We consumeren niet langer de dingen die we
nodig hebben, maar alles wat ons wordt aangeboden, zonder enig onderscheid
te maken (hoeveel mobiele telefoons heeft u gehad en weer ingeleverd
gedurende de laatste drie jaar?). We hebben tegenwoordig nieuwe behoeftes
die eerder niet bestonden. De technische nieuwigheidjes lijken op kleine
paradijsjes van illusies, die elke dag worden aangepast, en die zich lenen voor
onze wereld, die in toenemende mate is gefragmenteerd. Aldus is ons het
consumisme opgelegd als de enige wijze van ontwikkeling van de westerse
levensstijl. Deze is ons opgelegd door de grote belangen in de locale economie
van globaliserende ondernemingen. Er wordt ons onderwezen, dat het enige
menselijke doel in het leven het maken van “winst” is, en elk menselijk
handelen is erop gericht om deze te maximaliseren. De maximalisatie van de
winst gaat ten koste van heel veel, bijv. ten koste van mensenlevens en ten
koste van de omgeving. De echte kostprijs van entropie (wat de veerkracht is,
ofwel de capaciteit om zichzelf te herstellen) van een ecosysteem, inclusief dat
van de mensen, is de hypotheek die het legt op het bestaan van de toekomstige
generaties. In de toekomst zullen zij niet voldoende energiebronnen hebben
om van te kunnen leven (omdat wij nu de meeste bronnen aan het consumeren
zijn, tegen de laagste kosten en de maximale winst).
Een tweede menselijk dilemma, dat zit opgesloten in de aard van menselijke
wezens, is het volgende: het menselijke wensenpatroon is onbeperkt. Volgens
de H. Jan van het Kruis, is het hart van het menselijk wezen tevreden met niet
6
minder dan het oneindige. En met dit oneindige bedoelt hij duidelijk God zelf.
Dit is de reden waarom het vrijlaten van het wensensysteem op globale schaal,
leidt tot een situatie waarin de natuurlijke hulpbronnen niet meer in staat zijn
om deze te bevredigen. De Aarde implodeert dan. De fysieke beperkingen van
de planeet, die daarmee vergeleken te groot zijn, worden nu onvermijdelijk de
natuurlijke beperkingen van de onvervulde wenseneconomie.
En er bestaat nog een andere menselijke beperking die zich plaatst tussen het
onbeperkte wensensysteem en de economie die daarop is gebaseerd, en die de
gezondheidstoestand van de Aarde negatief beïnvloedt: onze dagelijkse
concrete handelingen worden op lokaal niveau verricht, maar hun effecten zijn
globaal; en wij zijn ons hiervan niet bewust. Daarom kan de bestaande
ecologische crisis onder het thema van de klimaatsverandering als volgt
worden samengevat:
De globale opwarming is een symptoom van het globale sociaal-economische
model dat eigenlijk vanaf het begin onhoudbaar was. De temperatuur van de
planeet neemt toe, omdat steeds meer broeikasgassen (zoals CO2) in de
atmosfeer worden gepompt. Deze toename van broeikasgassen is te wijten aan
de energieconsumptie, die hoofdzakelijk wordt gevoed door aardolie, aardgas
en kolen. Tegelijkertijd wordt 90 % van de globale energieconsumptie
verschaft door niet-hernieuwbare energiebronnen, die voor een deel op
beginnen te raken (er wordt gezegd, dat de op aardolie gebaseerde energie nog
30 tot 50 jaar beschikbaar zal zijn). De hoge vraag naar energie is afkomstig
van de hoog ontwikkelde maatschappijen (25 % van de wereldbevolking),
waarvan de levensstijlen worden gekenmerkt door een zeer hoge consumptie
(het consumisme). Dit laatste betekent, dat we méér consumeren dan we nodig
hebben, vanwege de manipulatie van het menselijk wensenpatroon door
middel van loyale nieuwigheidjes en suggestieve ervaringen die onze levens
dagelijks bombarderen via de massa media (doe het maar!).
Bovendien is, als gevolg van de tegenwoordige globale ontwikkeling- en
consumptiepatronen, de sociale onrechtvaardigheid gemeengoed in vele delen
van de wereld. Het consumisme is een luxe levensstijl, vergeleken met de
levensstijlen van de helft van de wereldbevolking, en slechts enkele
7
technologisch ontwikkelde maatschappijen genieten dit standaard welzijn door
middel van het uitputten van de globale hulpbronnen. Volgens de FAO
consumeert een kwart van de wereldbevolking 80 % van de aardse
hulpbronnen om daarmee hun hoge standaard-levensstijlen in stand te kunnen
houden.
Daarom beschouw ik de spiritualiteit als een ecologisch voorstel en een
persoonlijk traject om ons te begeven in de richting van een helende
transformatie. De leerstellingen van onze meesters, zoals onder meer Jan van
het Kruis en Theresa van Avila, zijn hoofdzakelijk gebaseerd op het
traditionele en het Karmelitaanse spirituele dynamisme (vacare-deo). Volgens
deze contemplatieve traditie maakt de spirituele reis het menselijke
wensenpatroon volwassen. Met andere woorden, om ons wensensysteem
volwassen te maken, moeten we onze innerlijke krachten indammen en leiden
naar individuele en sociale doelstellingen, die als ‘gezond’ beschouwd kunnen
worden, en die duidelijk helende effecten hebben op de schepping.
Het ecologische en persoonlijke ‘helende’ pad
Het dynamisme van het vacare-deo (letterlijk het zichzelf leegmaken voor
God), ofwel het leven in het dynamisme van Gods aanwezigheid, betekent dat
we de relevante prioriteit van God in onze levens moeten herkennen. Jan van
het Kruis zou zeggen, dat de diepste menselijke wens de wens naar God is.
Daarom heeft het menselijke wensensysteem die vreemde karakteristieken die
de psychologen van de laatste generaties altijd zo hebben verbaasd: het
menselijke wensensysteem is tegelijkertijd oneindig en ledig; en daarmee dus
tevens dubbelzinnig. Het betekent, dat we nu en overal alles willen, maar we
weten tegelijkertijd niet wat het precies is. Het wensensysteem is dat van het
onmogelijke (zie Carlos Dominguez Morano, een Jezuïet en tevens
psycholoog).
Daarom moet het spirituele levenspad van menselijke wezens gedurende hun
hele leven bestaan uit het geven van aandacht en het doen van pogingen om
zich te concentreren op datgene waar het echt om gaat, zoals Maria deed na de
geboorte van Jezus (Lucas 2, 19). Alleen wanneer een persoon zich naar het
8
centrum begeeft, dat wil zeggen, wanneer alle krachten van zijn of haar
wensen zich richten op God, dan is het mogelijk een vredig evenwicht te
bereiken. Het onderricht van Jan van het Kruis is op dit punt zeer duidelijk:
“De discrete lezer heeft er behoefte aan de bedoeling en de doelstelling van dit
boek in gedachte te houden, en dat is de oriëntatie van de ziel, in zijn gehele
natuurlijke en bovennatuurlijke bevattingsvermogen, zonder misleidingen of
beletselen, in de puurheid van zijn geloof, op de Goddelijke eenheid met God
(2A 28,1)”.
Aldus is het voornaamste doel van de Kamelitaanse heilige om mensen te
helpen hun weg naar God te vinden, door in zichzelf te treden, want het
centrum van de ziel is God (Hooglied 1,13). Zijn gedicht “geestelijk hooglied”
definieert keurig het spirituele levenspad van menselijke wezens:
ZIJ (de bruid)
1. Waar houdt Gij u verscholen,
geliefde die mij achterliet, in stenen?
En, vluchtend hert, ging dolen,
van wie uw pijl deed wenen?
Ik liep U na, en riep, maar Gij waart henen.
2. Mocht, herders, welgezinden,
ge in 't langs de kooien naar de hoogte zwerven,
bij toeval Hém daar vinden,
wiens liefde ik niet kan derven,
zegt Hem, hoe 'k wegslink, pijn lijd en moet sterven.
3. Op zoek naar Liefs verrukken,
zal 'k ginds door 't bergland gaan en de oeverstreken,
ik zal geen bloemen plukken,
mij voor geen dier versteken,
voor burcht en sterke grens mijn tocht niet breken.
4. Struwelen, loverbossen,
die Liefste's eigen handen planten deden:
Weiden vol bloemen, mossen,
rijk smalt van heerlijkheden,
O zegt mij, kwamen door uw groen zijn schreden?
9
5. Die gunst na gunst verspreidde,
betrad het haastig om weer snel te ontwijken.
Toch liet Hij hout en weide,
door even rond te kijken,
in 't smetteloze kleed der schoonheid prijken.
Jan van het Kruis’ geestelijk hooglied beschrijft de oorsprong van het
menselijke wensenpatroon: De wonde aangebracht door God (couplet 1 en 2),
die de ziel achterliet in een droog en uitgeput land waar geen water was
(Psalm 63). De wonde van de geliefde stelt de menselijke wezens in staat om
buiten zichzelf te treden, waardoor hun krachten worden ontwikkeld om de
werkelijkheid aan te kunnen (couplet 3 en 4). Psychologen zeggen vaak, dat
één van de functies van het wensen- en ontevredenheidsdynamisme de
geleidelijke ontwikkeling van het menselijke lichaam en de menselijke
persoonlijkheid is, in interactie met de omgeving. In de spiritualiteit proberen
wij de wonde te genezen, rondtrekkend langs de hele schepping, en vragend
aan elk schepsel, elk mens en elk ding: Is Hij, de God, al bij jou
voorbijgekomen? (couplet 4). Het grootste probleem zal zijn, dat wij te veel
van de schepselen vragen, en hen vragen om de plaats van God in te nemen,
omdat we verward raken door hun schoonheid. Dat is altijd de verleiding: om
de geschapen dingen (zowel materiële als spirituele goederen, zoals succes,
plezier, geluk, seks, macht, wetenschap, enz.), alsook de mensen, onze idolen
of goden, geschikt te maken voor onze wensen.
Maar er is niets of niemand op de Aarde die de God die in ons hart woont, kan
overwinnen, die lege ruimte die gereserveerd is voor Hem. De Goddelijke
wonde kan alleen worden dichtgeschroeid door de Geest van God. De
zienswijze van Jan van het Kruis verklaart, dat het menselijke wensensysteem
altijd het risico loopt uiteen te vallen in een veelheid van wensen die
ongematigd zijn gebonden aan dingen en aan mensen. De Karmelitaanse
broeder waarschuwt ons voor deze affectie en adviseert een zuivering van ons
wensenpatroon, dat bestaat uit het oriënteren van de innerlijke krachten van dit
patroon op Hem die ons werkelijk van het menselijke leven kan laten genieten
met harmonie en een overvloed aan vrede. “De donkere nacht van onze ziel”
heeft met dit proces te maken. Gedurende de nacht moeten de verslavingen en
onbewuste wensen niet worden beschouwd als obstakels die verwijderd
moeten worden, maar als entiteiten die moeten worden aangepakt en
overwonnen door middel van het leegmakingsproces van de nacht. De
spirituele leegmaking betekent niet een gebrek aan dingen of materiële en
10
spirituele goederen (die hebben we nodig omdat we geen engelen zijn), maar
betreft het in de hand houden van de overmatige trek in en de overmatige
belangstelling voor deze zaken:
“Om die reden noemen we deze onthechting de nacht van de ziel, want het
gaat hier niet over een gebrek aan dingen, omdat dit van de zijde van de ziel
geen onthechting zou betekenen, indien deze hieraan toch behoefte (wens)
heeft; maar we bedoelen de onthechting hiervan met betrekking tot de smaak
en de wens, want juist dit maakt de ziel vrij en leeg hiervan, alhoewel deze ze
wel bezit; want het zijn niet de dingen van deze wereld die de ziel
binnentreden en deze beschadigen; zij treden deze namelijk nooit binnen; de
wil en de wens naar deze dingen treedt de ziel binnen; de wil en wens die
bewonen de ziel” (1A 3, 4).
Het Karmelitaanse spirituele pad van de ziel betreft het innerlijke van het
menselijke wezen als een omhulsel dat van dingen moet worden ontdaan, dus
moet worden bevrijd van een zware lading, om gevuld te worden door en met
God gedurende de menselijke levensreis. Het doorschrijden gedurende deze
reis van de nachten is het proces van leging en onthechting van goederen en
ladingen, waardoor een persoon volwassen wordt in zijn wensenpatroon.
Zolang de persoon voortgaat in zijn reis, die is gericht op het volwassen
maken van het wensenpatroon, en op de eenheid met God, zal een nieuw
proces van vulling met de verborgen Goddelijke werkelijkheid worden
geactiveerd. De eenheid van de ziel met God is volgens Jan van het Kruis
onze overvloed en onze verwarmende sjaal. Alleen wanneer we onszelf legen
van de menselijke zekerheden (kennis, bezit en macht), dan kunnen we onze
echte waarde ontdekken: die zit niet in kennis, bezit of macht, maar in God
zelf, die het menselijke leven vult.
Maar onze ontheiligde maatschappijen kennen geen andere wegen dan die van
het onbeperkte menselijke wensensysteem met haar stimuleringsproces tot
consumisme. We zien vandaag duidelijk de consequenties die het gevolg zijn
van een mensheid zonder God. De natuurrampen, de klimaatsveranderingen,
de lucht- en waterverontreiniging, sociale ongerechtigheid, verarming van
onze bevolkingen, en andere sociale en milieuvraagstukken: al deze
problemen zijn het gevolg van onhoudbare productie- en consumptiepatronen,
die worden ondersteund door een economie gebaseerd op het onvervulde
menselijke wensenpatroon, waarin geen plaats meer is voor God.
11
Concluderende ecologische opmerkingen
De spirituele oproep tot contemplatie, die wordt gedaan op het geestelijke pad
van Jan van het Kruis, welk leidt naar de volwassenwording van het
menselijke wensenpatroon, is een voorstel tot heling van zowel mensen als
van de planeet. Indien de mensen het geloof laten varen, dat hun volheid kan
worden gevonden in de materiële vulling van alles, zullen zij in staat worden
gesteld de Aarde te bevrijden van de dwingende verplichting om hun wensen
oneindig te bevredigen. Zo’n voorstel is zeker niet makkelijk, want het vereist,
als eerste stap, het geloof in God, een gevoel van transcendentie, en de
acceptatie van menselijke waarden, zoals die van de belangeloosheid en die
van de zelfgave, die buiten de logica van de onmiddellijke bevrediging en
consumptie liggen. Maar de mensen zouden een grotere prikkeling moeten
ervaren door een andere en grotere liefde, welke die van God zelf is; om die
te bereiken, en zichzelf te richten op Hem, en van Hem Zijn kracht te
ontvangen, moet men de moed en de evenwichtigheid hebben om zichzelf alle
andere dingen met gemak te kunnen ontzeggen (1A 14, 2). Aldus kan de
ervaring van de krachtgevende liefde van God helpen om de innerlijke
krachten van het wensensysteem te heroriënteren op een sobere en eenvoudige
levensstijl, waardoor de onmiddellijke behoefte aan plezier en bevrediging
wordt uitgeschakeld. Dit vraagt wel om opoffering op de meest positieve
manier, als een hoop die geduld oefent, en een gelukkige en voldane
onthechting, waarvoor iets in de plaats komt, wat groter en beter is, en wat
onze levens zal binnentreden.
In slechts enkele woorden uitgedrukt, zal het spirituele contemplatieve
transformerende pad door middel van gebed, gemeenschapszin en
dienstverlening een persoonlijk, gemeenschappelijk en planetair helingsproces
tot stand moeten brengen, en wel zolang deze spirituele elementen ons bewust
maken van de navolgende punten:
 Slechts weinig dingen zijn echt belangrijk in onze levens (soberheid
als een persoonlijke en gemeenschappelijke levensstijl);
 Weinig is meestal veel en voldoende (het voldoende zijn: God is
genoeg! Zei Theresa van Avila vaak);
 Ontevredenheid maakt deel uit van onze levensreis (de rustige
acceptatie van dit feit);
 De menselijke aspiraties en wensen zijn oneindig, omdat zij zijn
bestemd voor God.
Er bestaat geen twijfel over, dat de mensheid wordt geconfronteerd met zijn
eigen zelfvernietigende capaciteit, die in het verleden werd ingedamd door het
12
gevoel voor het heilige, maar nu onbeperkt blijkt te zijn. Zonder een groei in
het bewustzijn van de Goddelijke dimensie van de werkelijkheid, lijkt een
ecologische ramp onvermijdelijk. De tijd is aangebroken voor contemplatie
om weer te kunnen ontdekken, dat het onbeperkte, oneindige menselijke
wensensysteem een manifestatie is van de menselijke roeping naar God, via de
mensen en de natuur, met andere woorden van een roeping om te groeien in
onze menselijkheid.
In onze communiteiten moeten wij erkennen, dat ons handelen, alhoewel dit
plaatsvindt op locaal niveau, globale effecten zal hebben. Daarom is het
noodzakelijk de patronen van ons gemeenschapsleven te veranderen, die de
gezondheid van de planeet beïnvloeden. We moeten ook werken aan een
nieuwe economie van menselijke behoeftes, en niet aan een economie van
maximalisatie van de winst, die zich tegen alles en iedereen keert. De
tegenwoordige tijd zet ons ertoe aan om andere mensen bewust te doen
worden van de noodzaak om de kwaliteit van het leven en het bestaan van alle
schepselen op Aarde te behouden, zodat zij en wij kunnen blijven
rondvertellen, dat Hij, de God, bij ons is langsgekomen, en ons ‘in 't
smetteloze kleed der schoonheid liet prijken’.
13
Download