Hoofdstuk 3: Op de grens van continenten. Op welke manieren beïnvloeden natuurlijke en menselijke factoren het reliëf en het milieu in het Middellandse Zeegebied? Paragraaf 3.1: Actieve aarde. Als je deze paragraaf hebt doorgewerkt kun je…… -Het ontstaan van het Middellandse Zeegebied in haar huidige vorm verklaren. -De ligging van gebergten, vulkanen en de spreiding van aardbevingen verklaren. -De risico’s van aardbevingen en vulkanisme op verschillende plaatsen op aarde vergelijken Dit doe je met behulp van de theorie van de plaattektoniek. (schuivende continenten). Neem op de ELO de herhaling ‘endogene krachten’ door. Neem daarna de oefentoets ‘herhaling ‘endogene krachten’ erbij. Maak de digitale opdrachten en onderstaande opdrachten 1 t/m 5. 1-Je docent deelt ‘leerkaartjes’ uit. Noteer de definitie van de volgende begrippen op ‘leerkaartjes’: geologische kalender, absolute ouderdom, relatieve ouderdom, endogene krachten, exogene krachten, erosie, verwering, sedimentatie, subductie, slenk, diepzeetrog, lithosfeer, asthenosfeer, convergente breukzone, divergente breukzone, transforme breukzone, convectiestromingen, ridgepush, slabpull, Mid-oceanische rug, stratovulkaan, schildvulkaan, effusief vulkanisme, paleomagnetisme, catastrofe theorie, principe van het actualisme, mantelpluim / hotspot, basalt, graniet, lava, magma, pyroklastische stroom, epicentrum, hypocentrum. Natuurlijk mag je er zelf ook leerkaartjes bijmaken ! 2-a-Wie legde in 1912 de basis voor de theorie van de plaattektoniek? 2-b-Welke twee argumenten had Wegener voor zijn theorie? 2-c-Welk belangrijk deel van zijn theorie kon Wegener niet verklaren? 2-d-Welke verklaring gaf Arthur Holmes in 1927 voor dit deel van de theorie van de plaattektoniek? 2-e-Het door Holmes aangegeven proces bleek later toch niet voldoende te zijn om de schuivende platen te kunnen verklaren. Welke twee andere processen zijn medeverantwoordelijk voor het schuiven van de continenten? Geef bij ieder proces een korte toelichting aan de hand van een tekening. Proces Beschrijving ……………………………………………… ……………………………………………… ……………………………………………… ……………………………………………… ……………………………………………… ……………………………………………… ……………………………………………… ……………………………………………… Tekening 2-f-Tegenwoordig zijn er meer bewijzen ter ondersteuning van de theorie van de plaattektoniek. Wat zijn die andere bewijzen? 2-g-Welke drie bewegingen kunnen de platen (stukken lithosfeer) ten opzichte van elkaar maken? Beschrijf de beweging en noem de vakterm! 3-Wat is het verschil tussen de ‘catastrofeleer / evolutietheorie’ en het ‘principe van het actualisme’? 4-Noem vier verschillen tussen oceanische en continentale aardkorst. Continentale aardkorst Oceanische aardkorst 5-Vulkanisme kent volgens de theorie van de plaattektoniek 3 verschillende oorzaken. Welke drie? Noem de term voor de verschillende oorzaken / ‘locaties’ EN beschrijf kort waarom daar vulkanisme voorkomt. 1 2 3 6-Leg uit waarom een vulkaan als de Mauna Loa heel rustig (effusief) uitbarst en Santorini heel explosief. (Ga uitgebreid in op beide oorzaken) 7-Welke van onderstaande vulkanen kunnen voorkomen op een convergente breukzone. Licht toe waarom je dat denkt. 7-Zowel het Griekse Gytheo als het Turkse Izmit, zijn volgens de Bosatlas in de periode tussen 1995 en 2006 getroffen door zware aardbevingen. 7-a-Op welke kaart in de Bosatlas kun je deze gegevens aflezen? ___________________ 7-b-De oorzaak achter de aardbevingen in Gytheo en Izmit is verschillend. Wat is de beste ( = meest grootschalige) kaart om de tektonische situatie in dit gebied te bestuderen? ________________________________ 8-Een derde gevolg van tektonische bewegingen in het Middellandse Zeegebied is de vorming van de Alpiene gebergtegordel. 8-Leg kort uit hoe deze gebergtegordel ontstaat. Lees de verschillende stukjes tekst van paragraaf 3.1 en maak de bijbehorende vragen. Een supercontinent valt uiteen. 1-Lees dit stukje, en bekijk de gebeurtenissen op BA 193 A. 2-Zie BA 192 E. Als gevolg van deze bewegingen van de platen is de Alpiene gebergtegordel ontstaan. 2-a-In welke geologische periode(s) is de Alpiene gebergte gordel ontstaan? 2-b-Hoeveel jaar geleden was de Alpiene plooiingsfase en hoelang heeft die geduurd? 2-Gebruik de kaart Aarde; geologie. 2-a-Kaart B. Wat valt je op als je de plaatranden en de randen van de continenten met elkaar vergelijkt? 2-b-Vergelijk kaart B met D en 188-189. Welke conclusie kan je trekken als je kijkt naar de ligging / spreiding van zowel gebergten, aardbevingen als vulkanen? 3-Zie figuur 3.1: “Gedurende Jura, Krijt en het begin van het tertiair lagen deze continenten verder uiteen dan tegenwoordig……………… op het oceanische basalt worden klei en kalk gesedimenteerd. Wat gebeurt er met het sediment op de oceaanbodem als de oceanische plaat wegduikt onder een continentale plaat? Het westelijk deel van de middellandse Zee in de knel. 4-“Vanaf de Krijtperiode schoof Afrika weer noordwaarts en werd de westelijke Thetyszee kleiner, (zie figuur 3.2)” 4-a-Leg aan de hand van figuur 3.1 en 3.3 het ontstaan van de Alpiene gebergtegordel uit. 4-b-Leg uit waarom je in de Alpen sedimenten van de (Thetys)zeebodem tegen kan komen. 5-Op verschillende Griekse eilanden kom je antieke tempels tegen die, terwijl ze tegenwoordig enkele meters boven zeeniveau liggen, zijn aangetast door boormosselen. De tempels zijn natuurlijk niet onder water gebouwd. Verklaar dit verschijnsel met behulp van het ‘roll-back’ principe. 6-Maak opdracht 7 van blz 86. Vuurwerk in de oostelijke Middellandse Zee. 7-“Op dat moment breken er stukken af van de Afrikaanse plaat. Op dat moment……….. …………..deel uitmaakt van deze aardschol.” 7-a-Zie BA 126 A. Schrijf de namen op van de twee stukken aardkorst waar het in het bovenstaande citaat over gaat. 7-b-Zie ook vraag 7 c! Waarom ligt de vulkanische boog waarvan Santorini deel uitmaakt parallel aan de Helleense boog? Leg dit uit aan de hand van een eenvoudige doorsnede. (volgende blz) 7-c-Vergelijk de kaarten 126 A en B. Geef de verklaring voor het hoge aardbevingsrisico in het gebied tussen de Helleense boog en Roemenie. Leg dit uit aan de hand van dezelfde doorsnede van vraag 7 b. Doorsnede Helleense boog. Antw 7 b + c. 8-Zie BA 121 A en de tekst op blz 84 en 85 over vulkanisme. 8-a-Waarover gaan de kaarten A4 en A5? 8-b-Bereken de afstand in km langs de lijn van de doorsnede. 8-c-Leg uit hoe een Caldera ontstaat. 8-d-Leg uit hoe Nea Kameni is ontstaan. Het Arabische blok. 9-Zie BA 126 A en BA192 B. 9-a-Wat voor type breuklijn (convergent, divergent, transform) is de Dode Zee breuklijn? 9-b-Waarom is de naam Dode ZEE hier eigenlijk niet correct? 10-a-Wat voor type breuklijn is de Noord-Anatolische breuklijn? 10-b-Leg aan de hand van BA 126 A uit waarom de Anatolische plaat naar het westen schuift. 10-c-Zie figuur 3.8 a + b. Leg aan de hand van BA 126 A uit waarom Griekenland steeds verder in elkaar wordt gedrukt. Vulkanisme. 11-c-Vulkanisme ontstaat in zowel divergente als convergente breukzones. Leg in beide gevallen aan de hand van een eenvoudige doorsnede uit hoe het vulkanisme ontstaat. Vulkanisme bij convergente breuk Vulkanisme bij divergente breuk 12-Waarom zijn de vulkanen in een subductiezone wel explosief en die bij een spreidingszone niet? 13-Waarom zijn de hellingen van vulkanen in subductiezones (stratovulkaan) steiler dan die van vulkanen bij een spreidingszone. (schildvulkaan) 14-Uit het examen van 2013.