Stemmings- en angststoornissen Wijzigingen in DSM- 5 Dr. Hans van den Ameele / Dr. Bernard Vlieghe Angststoornissen Dr. Bernard Vlieghe Angst, obsessieve- compulsieve stoornis en trauma in de DSM-5 Hoofdstuk “ angststoornissen “ van de DSM- IV is opgesplitst in drie hoofdstukken in de DSM- 5: Angststoornissen obsessieve- compulsieve en gerelateerde stoornissen (OCGS) trauma- en stressorgerelateerde stoornissen van 12 naar 27 stoornissen 3. Angststoornissen 1. Paniekstoornis worden gescheiden 2. Agorafobie 3. Specifieke fobie ( dier, natuur, bloed- injectie- verwonding, situationeel, anderszins ) 4. Sociale angststoornis ( niet meer ‘ gegeneraliseerd ‘, wel ‘ performance only ‘ ) 3-4: geen ervaring van overdreven angst nodig ( >18 jaar); duur van 6m voor alle leeftijden 5. Gegeneraliseerde angststoornis 6. Selectief mutisme 7. Separatie- angststoornis nu leeftijdsonafhankelijk EN minstens 6m voor volwassenen ( itt 4w) 8. Angststoornis door een middel of medicatie 9. Angststoornis door een andere medische aandoening 10. NIEUW: ‘ other specified ‘ angststoornis vb. beperktere kenmerken dan bij specifieke angststoornis 11. NIEUW: ‘ unspecified ‘ angststoornis vb. op dienst spoedgevallen NIEUW: toevoeging ‘ met paniekaanvallen ‘ bij alle stoornissen ( negatieve prognose ) 4. Obsessieve – compulsieve en gerelateerde stoornissen (OCGS) nieuwe hoofdstuk is gebaseerd op de visie dat de obsessieve- compulsieve stoornis (OCS) gerelateerd is aan een aantal zogenaamde OCSspectrumstoornissen de DSM-5- commissie wil uitdrukken dat de overeenkomst tss OCS en de OCGS groter is dan tussen OCS en de angststoornissen hoge mate van comorbiditeit van OCS met angst- en depressieve stoornissen, tot wel 70%, is vertaald naar de positie van het hoofdstuk 1. Obsessieve – compulsieve stoornis Nieuw: typering van de mate van inzicht: goed – redelijk- zwakafwezig ( waanachtige obsessies ) Nieuw: tic- gerelateerde OCS 2. Trichotillomanie DSM- IV: onderdeel van ‘ impulscontrolestoornissen ‘ Vermoeden van familiaal verband met OCS 3. Morfodysfore stoornis ( stoornis in de lichaamsbeleving ) DSM- IV: onder ‘ somatoforme stoornissen ‘, maar DSM- 5: vermoeden van familiaal verband met OCS met typering van de mate van inzicht met extra typering ‘ met spierdysmorfie ‘ ( musculodysfoor ) NIEUW: 4-9: 4. Excoriatiestoornis huidpulken, leidend tot laesies Vermoeden van een familiaal verband met OCS 5. Verzamelstoornis ( hoarding ) DSM- IV geen apart onderdeel, als deel van OCS Maar: negatief beloop, moeilijk behandelbaar, frequent samengaan met andere stoornissen ( oa ASS, psychose), zeer beperkt tot afwezig inzicht Met typering van de mate van inzicht en met toevoeging met extreem aankopen 6. OCS en gerel.st. door een middel of medicatie Vb. intoxicatie met stimulantia, metalen 7. OCS en gerel. st. door een ander medische aandoening Vb. cerebellaire tumor die striatale schade veroorzaakt 8. ‘ Other specified ‘ OCS en gerel.st. Vb. obsessieve jaloezie; morfodysmofore stoornis met aanwezig letsel 9. ‘ Unspecified ‘ OCS en gerel. st. Vb. op dienst spoedgevallen 5. Trauma- en stressor- gerelateerde stoornissen Reactieve hechtingsstoornis In DSM- IV: bij kinderpsychiatrische stoornissen DSM- 5: onderdeel van trauma- en stressorgerelateerde stoornissen EN opsplitsing in: 1. Reactieve hechtingsstoornis DSM- IV: geïnhibeerde, emotioneel teruggetrokken type Eerder internaliserend 2. NIEUW: Gedesinhibeerde sociale engagementstoornis DSM- IV: ontremde, willekeurig sociaal type ADHD- like 3. Posttraumatische stressstoornis Criteria voor volwassenen en kinderen > 6j Explicietere beschrijving van een trauma Geen subjectieve reactie op het specifieke traumamoment ( angst, hulpeloosheid, afschuw) meer als criterium DSM- IV: 3 clusters: 1. herbeleving, 2. vermijding- afstomping en 3. verhoogde prikkelbaarheid DSM- 5: 4 clusters: 1. herbeleving, 2. vermijding, 3. negatieve veranderingen in gedachten en stemming en 4. verhoogde prikkelbaarheid ( + irritatie, woedebuien, gevaarlijk gedrag of automutilatie) Ontwikkelingssensitief: lagere drempels als < 18j 3. Posttraumatische stressstoornis NIEUW: Criteria voor kinderen < 6jaar meer aandacht voor spel, nachtmerries, gedragsverandering, verandering in stemming; minder aandacht voor angstreacties Clusters: ‘ Vermijding en negatieve veranderingen in cognities’ blijven samen itt criteria > 6j 4. Acute stressstoornis Onderscheid in trauma- ervaring ( direct, getuige, indirect) Geen subjectieve reactie op het specifieke traumamoment ( angst, hulpeloosheid, afschuw) meer als criterium 9 van 14 criteria van herbeleving, negatieve stemming, dissociatie, vermijding en prikkelbaarheid 5. Aanpassingsstoornissen (DSM- IV: apart hoofdstuk ) Heterogene groep stressklachten na stressor ( al dan niet traumatisch) ( vb. werk- of relationele problemen) niet meer als ‘ restgroep’ cfr DSM- IV NIEUW 6. ‘ Other specified’ trauma- en stressorgerelateerde stoornis Vb. persistente complexe rouwreactie Vb. beperktere kenmerken dan bij specifieke aanpassingsstoornis 7. ‘ Unspecified’ trauma- en stressorgerelateerde stoornis Vb. op dienst spoedgevallen Reflecties ons inzicht in de beschreven beelden wordt niet groter door ze zonder veel consequenties opnieuw in te delen, te splitsen of samen te voegen de herplaatsing van OCS buiten de angststoornissen is enerzijds te verdedigen, maar evenzogoed had men kunnen verdedigen dat deze aandoening wel een plaats binnen de angststoornissen had moeten behouden, gezien de angst, de onrust en de fobische component die we in de klinische praktijk vaak zien, wellicht TE VROEG geweest deze herindeling te maken Naam Voornaam creativiteit van de DSM-5- werkgroep om niet één ( de ‘ niet anderszins omschreven ‘- categorie van de DSM- IV) maar maar liefst twee restcategorieën per hoofdstuk te bedenken is opmerkelijk: Deze toevoeging laat zien dat de DSM- 5 op twee benen hinkt: Enerzijds zou het een stap in de goede richting moeten zijn op weg naar ziekteeenheden in de psychiatrie die gebaseerd zijn op hun eigen psychopathologisch proces, symptomen, behandelbaarheid en beloop. Anderzijds lijkt deze oplossing slechts een praktisch, handig en simpel aanvinksysteem dat bv door een ziektekostenverzekeraar gebruikt kan worden. Dit is jammer en vormt een gemiste kans! Referenties American Psychiatric Association. Diagnostic and statistical manual of mental disorders ( 4de, herz versie). Washington: American Psychiatric Association; 2000. American Psychiatric Association. Diagnostic and statistical manual of mental disorders ( 5de versie). Washington: American Psychiatric Association; 2013. A.J.L.M. van Balkom, L. Gabriëls, O.A. van den Heuvel. Angst, obsessieve- compulsieve stoornis en trauma in de DSM-5, Tijdschrift voor Psychiatrie, 2014, 1, 177- 181. Stemmingsstoornissen Dr. Hans van den Ameele DSM-IV: ‘stemmingsstoornissen’ en ‘angststoornissen’ DSM-5: nieuwe opdeling in: 1. Bipolaire en verwante stoornissen dr. van den Ameele 2. Depressieve stoornissen 3. Angststoornissen 4. Obsessieve- compulsieve en gerelateerde stoornissen dr. 5. Trauma- en stressorgerelateerde stoornissen Vlieghe DSM: ‘diagnostic’ ≠ ‘diagnose’ classificatie – onderzoek, registratie – groepen pat., universeel, statisch, descriptief, dichotoom, categoriaal, etiologievrij, atheoretisch diagnose – begrijpen – individueel, ’verhaal’, procesmatig, symptomen, ernst, stadium, verloop, oorzaken, onderliggende ziektemechanismen, context, dimensioneel, hypothese, theoretisch kader… behandeling, ‘zorgbehoeften’, prognose DSM: ‘diagnostic’ ≠ ‘diagnose’ In de DSM(-5) lijkt ‘major depressive disorder’ of ‘depressieve stoornis: een ‘natuurlijke’ ziekte-entiteit’ ipv een ‘domein diagnose’ de DSM-5 biedt geen fundamentele verschuiving in de richting van een goed gevalideerde psychiatrische diagnostiek Ruissen 2014 Names do not create illness forms; they only comfort the doctors and impress the relatives’ Menninger e.a. 1958 In de geneeskunde is het over het algemeen vanzelfsprekend om eerst een diagnose te stellen, voordat men classificeert. In de psychiatrie ligt dat anders. Daar wordt verschillend gedacht over hoe diagnostiek en classificatie precies samenhangen van Yperen & Giel 1995 Verschillen DSM-IV en DSM-5 de bipolaire stoornissen en de depressieve stoornissen worden nu als aparte categorieën beschreven beter gestroomlijnde classificatie van de bipolaire- en depressieve-stemmingsstoornissen: definities van episodes niet meer gescheiden maar als onderdeel van de stoornissen nieuwe diagnoses: – disruptieve stemmingsdisregulatiestoornis – persisterende depressieve stoornis – premenstruele stemmingsstoornis Het criterium ‘gemengde episode’ is verdwenen uit dsm-5 en vervangen door de specificatie ‘met gemengde kenmerken’ Verschillen DSM-IV en DSM-5 de bipolaire stoornissen en de depressieve stoornissen worden nu als aparte categorieën beschreven beter gestroomlijnde classificatie van de bipolaire- en depressieve-stemmingsstoornissen: definities van episodes niet meer gescheiden maar als onderdeel van de stoornissen nieuwe diagnoses: – disruptieve stemmingsdisregulatiestoornis – persisterende depressieve stoornis – premenstruele stemmingsstoornis Het criterium ‘gemengde episode’ is verdwenen uit dsm-5 en vervangen door de specificatie ‘met gemengde kenmerken’ Verschillen DSM-IV en DSM-5 nieuwe specificaties: – met angstige spanning – met gemengde kenmerken psychotische symptomen ook bij lichte en matige ernst het kenmerk dat wees op een ontstaan van depressie post partum is gewijzigd in peri partum rouwcriterium als exclusiecriterium is verlaten de criteria voor een (hypo)manische episode werden iets strenger: naast de stemmingsverandering gedurende minstens 4 dagen, moet er nu ook sprake zijn van een duidelijke stijging in activiteiten of energieniveau. Verschillen DSM-IV en DSM-5 nieuwe specificaties: – met angstige spanning – met gemengde kenmerken psychotische symptomen ook bij lichte en matige ernst het kenmerk dat wees op een ontstaan van depressie post partum is gewijzigd in peri partum rouwcriterium als exclusiecriterium is verlaten de criteria voor een (hypo)manische episode werden iets strenger: naast de stemmingsverandering gedurende minstens 4 dagen, moet er nu ook sprake zijn van een duidelijke stijging in activiteiten of energieniveau. Naam Voornaam Verschillen DSM-IV en DSM-5 niet anders omschreven (NAO) wordt vervangen door: – andere gespecificeerd stoornis: met de reden waarom – ongespecificeerde stoornis: zonder motivatie waarom belangrijke psychosociale en omgevingsfactoren (vroeger as IV) en beperkingen in functioneren (vroeger as V) afzonderlijk noteren (classificatie los van psychosociale en omgevingsfactoren) Naam Voornaam Prevalentiecijfers bipolaire- en depressievestemmingsstoornissen Bipolaire-I-stoornis: 0,6% (12mnd) – 1% (life time) man/vrouw: 1,1:1 Bipolaire-II-stoornis: 0,3-0,8% (12mnd) – 1% (life-time) Alle bipolaire stoornissen: 1,8% Cyclothyme stoornis: 0,4-1% (life-time) man/vrouw 1:1 Disruptieve stemmingsregulatiestoornis: 2-5 % ? Depressieve stoornis: 5,2 % (12mnd) vrouw/man 2:1 Persisterende depressieve stoornis: DSM IV dysthyme stoornis 0,5-0,9% en chronisch depressieve stoornis 1,5% (12mnd) Premenstruele stemmingsstoornis: 1,3% (12mnd) Naam Voornaam Bipolaire-stemmingsstoornissen Bipolaire-I-stoornis Bipolaire-II-stoornis Cyclothyme stoornis Bipolaire-stemmingstoornis door een middel/medicatie Bipolaire-stemmingstoornis door een somatische aandoening Andere bipolaire-stemmingstoornis Ongespecificeerde bipolaire-stemmingstoornis Manische episode A. Een duidelijk herkenbare periode die gedurende minstens één week en het grootste deel van de dag, bijna elke dag aanwezig is met: – – Een abnormaal en persisterend verhoogde, expansieve of prikkelbare stemming Een abnormaal en persisterend verhoogde doelgerichte activiteit of energie B. Tijdens de periode zijn drie of meer van de volgende symptomen in significante mate aanwezig (vier indien enkel prikkelbare stemming): 1. 2. 3. 4. 5. Opgeblazen gevoel van eigenwaarde of grandiositeit. Verminderde slaapbehoefte. Spraakzamer dan gebruikelijk of spreekdrang. Gedachtevlucht of de subjectieve beleving dat de gedachten gejaagd zijn. Verhoogde afleidbaarheid volgens de betrokkene zelf of door anderen waargenomen. 6. Toename van doelgerichte activiteit of psychomotorische agitatie. 7. Zich excessief bezighouden met activiteiten waarbij een grote kans bestaat op pijnlijke gevolgen. Manische episode C. De symptomen veroorzaken klinisch significant lijden of beperkingen in het functioneren. D. De episode kan niet worden toegeschreven worden aan het fysiologisch effect van een middel of een somatische aandoening. NB: Een volledige manische episode die zich voordoet tijdens een antidepressiva behandeling is bewijs voor classificatie manische episode Hypomanische episode A. Een periode die gedurende minstens vier achtereenvolgende dagen het grootste deel van de dag, bijna elke dag aanwezig is met: – – Een abnormaal en persisterend verhoogde, expansieve of prikkelbare stemming. Een abnormaal en persisterend verhoogde doelgerichte activiteit of energie. B. Tijdens de periode zijn drie of meer symptomen in significante mate aanwezig (vier indien enkel prikkelbare stemming): 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Opgeblazen gevoel van eigenwaarde of grandiositeit. Verminderde slaapbehoefte. Spraakzamer dan gebruikelijk of spreekdrang. Gedachtevlucht of de subjectieve beleving dat de gedachten gejaagd zijn. Verhoogde afleidbaarheid volgens de betrokkene zelf of door anderen waargenomen. Toename van doelgerichte activiteit of psychomotorische agitatie. Zich excessief bezighouden met activiteiten waarbij een grote kans bestaat op pijnlijke gevolgen. Hypomanische episode C. De episode gaat samen met een onmiskenbare verandering in het functioneren. D. De verandering in het functioneren kan waargenomen worden door anderen. E. De episode is niet ernstig genoeg om duidelijke beperkingen in het sociale of beroepsmatige functioneren te veroorzaken. Indien er psychotische kenmerken zijn -> manische episode. F. De episode kan niet worden toegeschreven aan het fysiologisch effect van een middel. NB: Een volledige hypomane episode die zich voordoet tijdens een antidepressiva behandeling is bewijs voor classificatie hypomanische episode. Depressieve episode A. Vijf of meer symptomen zijn binnen dezelfde periode van twee weken aanwezig (dagelijks) met minstens een sombere stemming of verlies van interesse of plezier: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Sombere stemming Verlies van interesse of plezier Significant gewichtsverlies of gewichtstoename zonder dieet. Insomnia of hypersomnia. Psychomotorische agitatie of vertraging. Vermoeidheid of verlies van energie. Gevoelens van waardeloosheid of buitensporige of onterechte schuldgevoelens. Verminderd vermogen tot nadenken of concentreren. Recidiverende gedachten aan de dood of suïcideplanning / poging. B. De symptomen veroorzaken significant lijden of beperkingen in het functioneren. C. De episode kan niet toegeschreven worden aan het fysiologisch effect van een middel of een somatische aandoening. Depressieve episode het criterium “de symptomen voldoen niet aan de criteria gemengde episode” uit DSM-IV vervalt en is vervangen door de specificatie ‘met gemengde kenmerken’ het exclusiecriterium rouwproces uit DSM-IV vervalt: – NB: Bij aanzienlijk verlies (…) kunnen zich reacties voordoen die lijken op een depressieve episode. Op basis van het klinisch oordeel dient de aanwezigheid van een depressieve episode, naast de normale reactie op een aanzienlijk verlies, ook zorgvuldig te worden overwogen. nieuwe specificatie ‘met angstige spanning’. – indien twee of meer van volgende symptomen: gespannenheid, onrust, moeite met concentratie of piekeren, angstige verwachtingen en angst voor controleverlies. Met gemengde kenmerken Bij depressieve episode: minstens 3 (hypo)manische symptomen Bij hypomanische en manische episode: tenminste 3 depressieve symptomen Indien gelijktijdig voldaan is aan de volledige criteria van manische en depressieve episode moet de classificatie: ‘manische episode met gemengde kenmerken’ toegekend worden. ‘gemengde episode’ vs specificatie ‘met gemengde kenmerken’ Prim Care Companion CNS Disord 2014;16(2): Depressieve episode het criterium “de symptomen voldoen niet aan de criteria gemengde episode” uit DSM-IV vervalt en is vervangen door de specificatie ‘met gemengde kenmerken’ het exclusiecriterium rouwproces uit DSM-IV vervalt: – NB: Bij aanzienlijk verlies (…) kunnen zich reacties voordoen die lijken op een depressieve episode. Op basis van het klinisch oordeel dient de aanwezigheid van een depressieve episode, naast de normale reactie op een aanzienlijk verlies, ook zorgvuldig te worden overwogen. nieuwe specificatie ‘met angstige spanning’. – indien twee of meer van volgende symptomen: gespannenheid, onrust, moeite met concentratie of piekeren, angstige verwachtingen en angst voor controleverlies. Met angstige spanning Minstens twee van volgende symptomen gedurende de meeste dagen: – – – – – Opgedraaid of gespannen Uitzonderlijk rusteloos Moeite met concentreren door ongerustheid Vrezen dat er iets verschrikkelijks kan gebeuren Gevoel zelfbeheersing te verliezen Licht (2), matig (3), matig-ernstig (4-5), ernstig (4-5 + motorische agitatie) Bipolaire-I-stoornis A. Er is minstens voldaan aan de criteria voor één manische episode. B. De manische of depressieve episode(n) kunnen niet worden verklaard door: een schizoaffectieve stoornis, schizofrenie, een schizofreniforme stoornis, een waanstoornis of een andere gespecificeerde of ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Bipolaire-I-stoornis Actuele of meest recente episode: – (hypo)manisch, depressief Licht, matig, ernstig Met psychotische kenmerken Specificeer: – met angstige spanning, gemengde kenmerken. rapid cycling, melancholische kenmerken, atypische kenmerken, stemmingscongruente of stemmingsincongruente psychotische kenmerken, katatonie, begin peri partum, seizoensgebonden patroon. Gedeeltelijk, volledig in remissie Ongespecificeerd Bipolaire-II-stoornis A. Er is minstens voldaan aan de criteria voor: A. Eén hypomanische episode. B. Eén depressieve episode. B. Er heeft zich nooit een manische episode voorgedaan. C. De hypomanische of depressieve episode kan niet worden verklaard door een schizoaffectieve stoornis, schizofrenie, een schizofreniforme stoornis, een waanstoornis of een andere gespecificeerde of ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. D. De depressieve symptomen of onvoorspelbaarheid door de frequente afwisseling tussen perioden van depressiviteit en hypomanie veroorzaken significant lijden of beperkingen in het functioneren. Bipolaire-II-stoornis Actuele of meest recente episode: – Hypomanisch, depressief. Specificeer: met angstige spanning, gemengde kenmerken. rapid cycling, stemmingscongruente of stemmingsincongruente psychotische kenmerken, katatonie, begin peri partum, seizoensgebonden patroon. Beloop: – Gedeeltelijk in remissie, volledig in remissie. Ernst: – Licht, matig, ernstig. Depressieve-stemmingsstoornissen Disruptieve stemmingsdisregulatiestoornis Depressieve stoornis Persisterende depressieve stoornis (dysthymie) Premenstruele stemmingsstoornis Depressieve-stemmingsstoornis door een middel/medicatie Depressieve-stemmingsstoornis door een somatische aandoening Andere depressieve-stemmingsstoornis Ongespecificeerde depressieve-stemmingsstoornis Disruptieve stemmingsdisregulatiestoornis A. Ernstige recidiverende driftbuien (temper outbursts) die zich verbaal en/of in het gedrag manifesteren. B. De driftbuien komen niet overeen met het ontwikkelingsniveau. C. De driftbuien treden gemiddeld drie keer of vaker per week op. D. De stemming tussen de driftbuien is persisterend prikkelbaar/boos en door anderen waarneembaar gedurende het grootste deel van de dag. E. Vorige criteria zijn sinds één jaar of langer aanwezig, zonder geheel vrij te zijn van symptomen gedurende drie of meer achtereenvolgende maanden. F. De symptomen zijn in minstens twee van de drie settings (thuis, school, leeftijdsgenoten) aanwezig en in ernstige mate. G. De classificatie dient niet voor de eerste maal vóór de 6-jarige leeftijd of na de 18-jarige leeftijd te worden toegekend. H. Op basis van de anamnese of door observatie kan worden vastgesteld dat vorige criteria voor de 10-jarige leeftijd zijn begonnen. Persisterende depressieve stoornis (dysthymie) A. Sombere stemming gedurende twee jaar, gedurende het grootste deel van de dag. (Kk ook prikkelbare stemming en minstens 1 jaar) B. Minsten twee van vlg kenmerken: – – – – – – slechte eetlust/te veel eten insomnie/hypersomnie weinig energie/vermoeidheid gering gevoel eigenwaarde slechte concentratie of moeilijk beslissen hopeloosheid C. Nooit langer dan 2 maanden symptoomvrij D. Criteria voor depressieve episode kunnen gedurende twee jaar continu aanwezig zijn. E. Er is nooit sprake geweest van een manische of hypomanische episode en er is nooit voldaan aan de criteria voor een cyclothyme stoornis. Persisterende depressieve stoornis (dysthymie) F. De stoornis kan niet beter worden verklaard door een persisterende schizoaffectieve stoornis, schizofrenie, een waanstoornis of een andere gespecificeerde of ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. G. De symptomen kunnen niet worden toegeschreven aan het fysiologisch effect van een middel of een somatische aandoening F. De symptomen veroorzaken klinische significant lijden of beperkingen in het functioneren. Persisterende depressieve stoornis (dysthymie) Specificeer: – met angstige spanning, gemengde kenmerken, melancholische kenmerken, atypische kenmerken, stemmingscongruente of stemmingsincongruente psychotische kenmerken, begin peri partum. Gedeeltelijk, volledig in remissie Vroeg begin < 21 jr, laat begin ≥ 21 jr Speficiceer – zuiver dysthym syndroom – persisterende depressieve stoornis – periodieke depressieve epiodes met of zonder actuele episode Licht, matig, ernstig Premenstruele stemmingsstoornis A. Tijdens de menstruatiecycli dienen minstens vijf symptomen aanwezig te zijn in de laatste week vóór de menstruatie, die binnen een paar dagen na het begin van de menstruatie afnemen en minimaal of volledig afwezig zijn na de menstruatie. B. Eén of meer symptomen dienen aanwezig te zijn: – – – – Duidelijke Duidelijke Duidelijke Duidelijke effectieve labiliteit. prikkelbaarheid of boosheid of toename van interpersoonlijke conflicten. sombere stemming, gevoelens van hopeloosheid, gedachten van zelfdepreciatie. angst of spanning en/of het gevoel opgedraaid of opvliegend te zijn. C. Eén of meer symptomen moeten daarnaast aanwezig zijn om een totaal van vijf symptomen te bekomen. – – – – – – – Verminderde interesse in activiteiten. Subjectief ervaren moeite met concentreren. Lethargie, snel vermoeid of gebrek aan energie. Eetlust verandering Hypersomnia/insomnia. Het gevoel overspoeld te worden met emoties of zichzelf niet in de hand hebben. Lichamelijke klachten. Premenstruele stemmingsstoornis D. Symptomen veroorzaken klinisch significant lijden of beperkingen in het functioneren. E. De episode is niet te verklaren door exacerbatie van een andere aandoening. F. De criteria moeten worden bevestigd door dagelijkse beoordelingsscores, – Daily Record of Severity of Problems cf. Richtlijn premenstrueel syndroom NVOG G. De symptomen kunnen niet toegeschreven worden aan het fysiologisch effect van een middel of een somatische aandoening. http://www.nvog.nl/vakinformatie/default.aspx Tot slot… de veranderingen bij depressieve- en bipolaire-stoornissen zijn eerder beperkt vooral ‘depressieve stoornis’ is een zeer heterogene groep de nieuwe categorieën ‘disruptieve stemmingsdisregulatiestoornis’ en de ‘premenstruele stemmingsstoornis’ stemmen tot nadenken evenals het wegvallen van het ‘rouwcriterium als exclusie’ de nieuwe categorie ‘persisterende depressieve stoornis’ en de specificatie ‘met angstige spanning’ lijken zinvol Tot slot… De DSM(-5) – verkondigt geen ‘waarheid’, maar is eerder een ‘gids’ – geeft geen nieuwe ‘visie’ classificatie is noodzakelijk voor communicatie, onderzoek… DSM classificatie ≠ diagnose classificatie als diagnostiek gaat voorbij aan de realiteit van de individuele mens met z’n psychisch/psychiatrisch lijden, z’n voorgeschiedenis, z’n context, z’n zorgnoden…