Beleidsregels minimabeleid Heemstede 2015 Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Artikel 1. Begripsbepalingen a) wet: De Participatiewet; b) maatschappelijke participatie: het deelnemen aan activiteiten met een sportief, educatief, sociaal dan wel cultureel karakter; c) belanghebbende: de persoon van 18 jaar of ouder die een aanvraag minimabeleid indient; d) voorziening: een vorm van financiële ondersteuning of ondersteuning in natura, gericht op maatschappelijke participatie; e) ouder(s)/verzorger(s): belanghebbende(n) die aanspraak kunnen maken op kinderbijslag voor een eigen of aangehuwd of pleegkind jonger dan 18 jaar; f) kind: ten laste komend kind van een ouder met een laag inkomen; g) gezin: een gezin als bedoeld in artikel 4, eerste lid, sub c van de wet h) schooljaar: een schooljaar loopt van augustus tot en met juli van het daaropvolgende jaar; i) toetsingsinkomen: het verzamelinkomen dat belanghebbende en eventuele gezinsleden hebben ontvangen in de maand waarin de te declareren kosten zijn gemaakt; j) laag inkomen: een inkomen tot 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm; k) bijstandsnorm de norm bedoeld in artikel 5 onderdeel c van de wet; Artikel 2. Toepassingsbereik Het college beschouwt het als haar taak om de maatschappelijke participatie te bevorderen en het aantal personen dat belemmeringen ondervindt in die participatie door hun financiële positie, terug te dringen. Artikel 3. Doel en strekking Om vergroting van de maatschappelijke participatie mogelijk te maken, hebben degene die tot de doelgroep behoren en aan de voorwaarden voldoen, recht op een bijdrage in de kosten hiervan. Hoofdstuk 2. Voorwaarden Artikel 4. Algemene voorwaarden 1 a) De belanghebbende moet ten tijde van het ontstaan van de kosten woonachtig zijn in de gemeente Heemstede. b) De belanghebbende moet beschikken over een laag inkomen. c) Het toetsingsinkomen is het (maand)inkomen op het moment van het ontstaan van de kosten. d) Voor de bepaling van het vermogen en de vermogensgrenzen wordt aangesloten bij het gestelde in artikel 34 van de wet. e) Voor de bepaling van het inkomen wordt aangesloten bij het gestelde in de artikelen 32 en 33 van de wet. f) De vergoedingen worden betaald op declaratiebasis. Hoofdstuk 3. Doelgroep (schoolgaande) kinderen Artikel 5. Schoolkostenregeling a) Ouders/verzorgers met schoolgaande kinderen in het basis- en voortgezet onderwijs of op een beroepsopleiding (MBO) in de leeftijd van 4 tot en met 17 jaar, met een laag inkomen, kunnen in aanmerking komen voor vergoeding van de schoolkosten. b) Voor kinderen in het basisonderwijs geldt een vergoeding van maximaal € 150, - per kind per schooljaar. c) Voor kinderen in het voortgezet onderwijs geldt een vergoeding van maximaal € 300, - per kind per schooljaar. d) Voor kinderen die een beroepsopleiding (MBO) volgen geldt een vergoeding van maximaal € 300,- per kind per schooljaar. Artikel 6. Computerregeling voor gezinnen met kinderen in het voortgezet onderwijs 1. Ouders/verzorgers met schoolgaande kinderen in het voortgezet onderwijs of op een beroepsopleiding (MBO) in de leeftijd van 11 tot en met 15 jaar, met een laag inkomen, kunnen in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de kosten van de aanschaf van een computer met toebehoren. 2. De tegemoetkoming in de kosten van de aanschaf van een computer met toebehoren bedraagt maximaal€ 400, -. Artikel 7. Sociaal-culturele en sportieve participatie voor kinderen 1. Ouders/verzorgers met kinderen in de leeftijd van 0 tot en met 17 jaar, met een laag inkomen, kunnen in aanmerking komen voor een vergoeding voor sociaal-culturele en sportieve participatie. 2. Kosten in verband met deelname aan sociaal-culturele en sportieve activiteiten komen voor vergoeding in aanmerking. 3. De vergoeding bedraagt maximaal € 275, - per kind per kalenderjaar. 2 Hoofdstuk 4. Doelgroep andere belanghebbenden Artikel 8. Sociaal-culturele en sportieve activiteiten 1. Personen die willen deelnemen aan sociaal-culturele en sportieve activiteiten, met een laag inkomen, kunnen in aanmerking komen voor een vergoeding. 2. Kosten in verband met deelname aan sociaal-culturele en sportieve activiteiten kunnen worden vergoed. 3. De vergoeding bedraagt maximaal € 175, - per persoon per kalenderjaar. 4. Studenten die recht hebben op een beurs in de zin van de wet Studiefinanciering 2000 (WSF) zijn uitgesloten van deze regeling. Artikel 9. Gemeentelijke collectieve zorgverzekering minima 1. Personen van 18 jaar en ouder met een inkomen van maximaal 110% van de toepasselijke bijstandsnorm kunnen in aanmerking komen voor deelname aan een collectieve zorgverzekering, aan te bieden door de gemeente. 2. In tegenstelling tot lid 1 bedraagt de inkomensgrens 130% van de toepasselijke bijstandsnorm voor hen die behoren tot de doelgroep ouderen, gehandicapten en chronisch zieken. 3. De gemeentelijke collectieve zorgverzekering is een compleet pakket van basisverzekering en aanvullende verzekeringen, met korting op de maandelijkse premie. Deelnemers aan de gemeentelijke collectieve zorgverzekering ontvangen van de gemeente een maandelijkse bijdrage van € 10,00 per polis. Voor chronische zieken, gehandicapten en 65-plussers bedraagt de maandelijkse bijdrage € 20,00 per polis. Hoofdstuk 5. Overige bepalingen Artikel 10. Aanvraagprocedure a. De aanvraag kan tot uiterlijk drie maanden na afloop van het schooljaar (voor de schoolkostenregeling en computerregeling) en/of kalenderjaar (voor de sociaal-culturele en sportieve activiteiten) worden ingediend. b. Indien bij de aanvraag blijkt dat belanghebbende op geen enkele wijze in staat is de kosten zelf vooruit te financieren, kan in het individuele geval een voorschot worden verstrekt op de uiteindelijke vergoeding voor maatschappelijke participatie. Artikel 11. Voorliggende voorzieningen 3 Er bestaat geen recht op een voorziening voor maatschappelijke participatie als een beroep gedaan kan worden op een voorliggende voorziening in de zin van artikel 15, eerste lid van de wet. Artikel 12. Terugvordering Verstrekkingen die ten onrechte dan wel tot een te hoog bedrag zijn uitgekeerd, kunnen van de belanghebbende worden teruggevorderd. Hoofdstuk 6. Slotbepalingen Artikel 13. Hardheidsclausule Door het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende worden afgeweken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Artikel 14. Citeertitel Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als ”Beleidsregels minimabeleid Heemstede 2015”. Artikel 15. Inwerkingtreding Deze beleidsregels treden in werking per 1 januari 2015. 4 Algemene toelichting Doordat de Wet werk en bijstand met ingang van 1 januari 2015 wordt vervangen door de Participatiewet en de ‘verordening maatschappelijke participatie Wet werk en bijstand Heemstede 2012’ van rechtswege vervalt, moet het vanaf 2015 geldende minimabeleid worden vastgelegd in beleidsregels. Maatschappelijke participatie van kinderen is van groot belang met het oog op een zelfredzame toekomst. In dat verband is het gewenst dat inkomensondersteuning ten behoeve van die participatie rechtstreeks aan zoveel mogelijk minderjarige kinderen van de doelgroep ten goede komt. Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 : In dit artikel worden definities gegeven van begrippen die in de verordening voorkomen en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. Met een laag inkomen wordt bedoeld maximaal 110% van de toepasselijke bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag. Artikel 2: Behoeft geen toelichting Artikel 3: Behoeft geen toelichting Artikel 4: Lid 3 Het toetsingsinkomen is het maandinkomen dat de belanghebbende en de overige gezinsleden hebben ontvangen in de maand waarin de kosten zijn gemaakt . Lid 6 De vergoeding wordt betaald op declaratiebasis. De vergoeding wordt verstrekt wanneer door middel van bewijsstukken is aangetoond dat de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. 5 Artikel 5: Onder schoolkosten worden onder andere verstaan: de ouderbijdrage, de kosten voor een schoolactiviteit, materialen zoals schoolschriften, pennen en evt. sportkleding. De schoolkosten staan beschreven in de lijst schoolkosten zoals die bij de Intergemeentelijke Afdeling Sociale Zaken wordt gehanteerd. Deze lijst betreft geen limitatieve lijst maar de kosten moeten qua soort worden gerekend tot schoolkosten. Kosten voor schoolboeken komen niet in aanmerking voor vergoeding omdat scholen met ingang van het schooljaar 2009-2010 verplicht zijn om gratis schoolboeken te verstrekken aan ouders/verzorgers met kinderen in het basis- en voortgezet onderwijs. Artikel 6: De tegemoetkoming in de kosten van de aanschaf van een computer wordt maximaal één keer per vijf jaar verstrekt. Dit betekent tevens dat wanneer de tegemoetkoming van € 400, - niet in zijn geheel wordt benut, het restant niet alsnog op een ander moment kan worden opgemaakt. Pas na vijf jaar kan men weer in aanmerking komen voor een tegemoetkoming op grond van de regeling. Het budget van € 400, - is voor kosten aanschaf computer en toebehoren. Onder computer en toebehoren wordt verstaan: een desktop, laptop en printer (tablets of mobiele-telefoons en de kosten van internetaansluiting zijn hiervan uitgesloten). Artikel 7: Het wordt noodzakelijk geacht dat kinderen deelnemen aan sociaal-culturele en sportieve activiteiten om zich te ontplooien, te leren gezamenlijk activiteiten uit te voeren en de lichamelijke en psychische gezondheid en ontwikkeling te bevorderen. De hieruit voortvloeiende kosten komen daarmee tot een bepaald bedrag, voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding wordt verleend met betrekking tot de kosten in verband met de maatschappelijke participatie van dat kind. Onder maatschappelijke participatie wordt verstaan: Actieve deelname aan sociaalculturele en sportieve activiteiten in georganiseerd verband. Artikel 8: De vergoeding wordt verleend met betrekking tot de kosten in verband met de maatschappelijke participatie. Onder maatschappelijke participatie wordt verstaan actieve deelname aan sociaal-culturele en sportieve activiteiten in georganiseerd verband. 6 Het gaat om vergoedingen zoals abonnementen, contributies, deelname aan een cursus, lidmaatschap bibliotheek, volkstuinvereniging, Linnaeushof, sportkleding van de vereniging of andere benodigdheden voor de uitoefening van sport en culturele activiteiten. Studenten die recht hebben op studiefinanciering (WSF 2000) worden uitgesloten. De reden hiervoor is dat studenten door deelname aan een studie al voldoende participeren in de samenleving en evt. (door een bijbaantje) ook zelf in deze kosten kunnen voorzien. Artikel 9: Ouderen betreffen die personen die in aanmerking komen voor een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Voorbeelden van de doelgroep chronisch zieken zijn mensen met: cara (astma), diabetes mellitus, epilepsie, reuma, lever- en darmziekten, spierziekten, migraine, nierziekten, hartafwijkingen, hemofilie, cystic fibroses, chronische artritis, Crohn en kanker. Hiernaast worden als chronisch ziek of gehandicapt beschouwd mensen die: a. langdurige thuiszorg behoeven; b. hulpmiddelen hebben voor wonen/werk (bijv. een WMOvoorziening); c. hulpmiddelen hebben voor vervoer en lopen (zoals rolstoel, autovoorziening, invalideparkeerkaart ed.); d. een arbeidsongeschiktheidsuitkering hebben naar een percentage van 80 - 100% arbeidsongeschiktheid; e. aantoonbaar langdurig hoge meerkosten moeten maken als gevolg van ziekte of handicap. Artikel 10: Lid 2 Voorbeelden van ‘het op geen enkele wijze in staat zijn de kosten zelf vooruit te financiëren’ zijn: 1. Roodstand; 2. Hoogte van het te declareren bedrag, voornamelijk bij de computerregeling. Artikel 11: Een voorbeeld van een voorliggende voorziening is het volgende: 7 Kosten voor schoolboeken komen niet in aanmerking voor vergoeding omdat scholen met ingang van het schooljaar 2009-2010 verplicht zijn om gratis schoolboeken te verstrekken aan ouders/verzorgers met kinderen in het basis- en voortgezet onderwijs. Artikel 12: We sluiten hier aan bij de terugvorderingsmethodiek van artikel 58 Participatiewet. In dit artikel staat de bevoegdheid tot terugvordering. Artikel 13: Dit artikel maakt het mogelijk af te wijken van hetgeen in de verordening is vastgelegd. Hierbij moet worden getoetst aan de normen van redelijkheid en billijkheid. Artikel 14: Behoeft geen toelichting Artikel 15: Behoeft geen toelichting 8