Griffie Commissie voor bestuur en middelen Datum commissievergadering : 4 juli 2003 DIS-stuknummer : Behandelend ambtenaar : Dienst/afdeling : Nummer commissiestuk : Datum : Bijlagen : 925207 drs. H. Immink MCO BM-0010 1 juli 2003 2 Onderwerp: Afronding Horizonplanning 1999-2003 Voorstel van GS aan PS: ter bespreking ter kennisneming ter vaststelling Voorstel van het Presidium/Griffie: ter bespreking ter kennisneming ter vaststelling Griffier der Staten, namens deze, ing. A.J. Brul Bijlage: 1. Samenvattend overzicht eindconclusies Horizonplanning 2. Overzicht onderwerpen stelpost Horizonplanning en daaraan gerelateerde formatie in relatie tot het bestuursakkoord / Bijlage 3 Bouwstenen. Notitie ten behoeve van de commissie voor bestuur en middelen inzake afronding Horizonplanning 1999-2003 Inleiding In 1999 is een start gemaakt met het niet langer structureel ramen van provinciale uitgaven. De vraag ‘waar zetten we beleidsmatig op in?’ is immers aan veranderingen onder hevig; de ene periode vraagt een bepaald beleidsterrein meer aandacht (zoals nu bijvoorbeeld de reconstructie) dan in een andere periode of kan het accent binnen een beleidsonderdeel verschuiven. Iets dat nu actueel is en om een provinciale inzet vraagt, kan over vier jaar minder van belang zijn. Indien de doelstellingen zijn gehaald kan de provinciale inzet worden gestopt of tot een lager niveau worden teruggebracht of wordt de uitvoering overgenomen door andere partijen. Het doel van Horizonplanning is dan ook niet zozeer het vrijspelen van financiële middelen of formatie, maar het opnieuw afwegen van de beleidsmatige prioriteiten. Daaraan is de vraag gekoppeld of het beleid waarop de afgelopen periode is ingezet succesvol is geweest (zijn de gestelde doelen en gewenste maatschappelijke effecten bereikt) en is er ook een moment om het in gang gezette beleid bij te stellen op die punten waar het beter kan. Indien doelstellingen zijn gehaald kan de uitvoering op een gewenst niveau worden gecontinueerd of worden stopgezet; indien ingezet beleid niet succesvol blijkt, kan het worden stopgezet of worden nieuwe mogelijkheden bezien om de doelstellingen alsnog te bereiken. Het idee achter Horizonplanning vergt van de beleidsvoorbereiders en beleidsbepalers een omslag in het denken en werken. Er moet vooraf beter nagedacht worden over het te bereiken doel en de gewenste beleidseffecten, resultaten moeten meetbaar worden geformuleerd en gekoppeld worden aan financiële middeleninzet en formatie. Het achteraf evalueren van de gewenste doelen en effecten is relatief nieuw. Vanzelfsprekend werd ook in het verleden beleid geformuleerd waarbij doelstellingen en resultaten werden benoemd, maar veelal gebeurde dit niet in meetbare termen en het achteraf constateren of doelen waren bereikt, werd veelal overruled door direct nieuw beleid te formuleren. Het benoemen van gewenste resultaten is overigens niet geheel nieuw. Denk hierbij alleen al aan de veranderingen die op subsidiegebied hebben plaatsgevonden de afgelopen jaren in het kader van budgetsubsidiëring waarbij subsidies niet langer als exploitatiedekking worden verstrekt, maar op basis van vooraf benoemde produkten of activiteiten. In de afgelopen bestuursperiode is een eerste poging gedaan bovenstaande uitgangspunten in praktijk te brengen. Dit vergde een behoorlijke inspanning van de organisatie en het toepassen was naast het evalueren van beleid tevens gericht op het zoeken naar de juiste methode en het opdoen van ervaring met Horizonplanning. De evaluatieperiode leverde veel leerpunten op die gebruikt zullen worden om een vervolg te geven aan Horizonplanning in de toekomst. De toepassing van horizonplanning betrof de onderwerpen uit de voorjaarsnota’s 1999 en 2000 (althans voor zover beleidsvoorstellen na 2003 door konden lopen) en acht onderwerpen uit de voorjaarsnota 2001. Deze laatst genoemde voorjaarsnota is een omslagpunt geweest in de keuze onderwerpen wel of niet onder horizonplanning te laten vallen. Van de onderwerpen uit de voorjaarsnota 2002 heeft het accent gelegen op afronding van beleid van de vorige bestuursperiode of zijn voorstellen, indien de aard daar aanleiding toe gaf, structureel geraamd. Reservering op de stelpost zou ook niet zinvol zijn geweest omdat de evaluaties in de tweede helft van 2002 zijn gestart; de periode van uitvoering zou dan te kort zijn om dit beleid te kunnen evalueren. Onderwerpen vallend onder horizonplanning omvatten slechts een zeer beperkt deel van de totale provinciale beleidsuitvoering (in geld uitgedrukt € 25 mln. op een totale begroting van € 500 mln.) Overigens is Horizonplanning slechts één van de instrumenten die te gebruiken is om invulling te geven aan het evalueren en bijsturen van beleid. Ook andere instrumenten kunnen hierin een rol van betekenis spelen. Het jaarverslag/de jaarrekening is het planning en control document bij uitstek om verantwoording af te leggen over in het jaarplan gestelde doelen en prestaties. Ook het toepassen van ‘oud voor nieuw’, dat inmiddels een vast onderdeel is bij integrale afweegmomenten, draagt ertoe bij dat nieuw beleid niet wordt gestapeld op bestaand beleid door kritisch na te gaan welke bestaande taken en/of formatie kunnen vervallen. -2- Het proces tot nog toe Zoals hiervoor reeds vermeld omvat de horizonplanning onderwerpen uit de voorjaarsnota’s 1999, 2000 en 2001. Deze onderwerpen zijn in het derde kwartaal 2002 geëvalueerd op basis van een evaluatiesystematiek ontwikkeld in samenwerking met een extern bureau. Op basis van de zelfevaluaties is een rapport opgesteld ten behoeve van de commissie beleidsevaluatie: ‘Brabant aan de Horizon, conclusies uit de zelfevaluaties van de horizonplanning’ (ABA-0441). De commissie beleidsevaluatie, bestaande naast voorzitter professor Nelissen, uit twee externe leden en zes leden van Provinciale Staten, heeft vervolgens in januari 2003 een visitatieronde gehouden waarbij het doel was te beoordelen of de eindoordelen van de zelfevaluaties de informatie geven die Provinciale Staten nodig hebben om te kunnen besluiten over voortzetting, bijstelling of beëindiging van het beleid dat valt onder de horizonplanning. De commissie concludeerde dat de gekozen zelfevaluatiemethodiek ten aanzien van een (te) groot aantal programma’s onvoldoende objectieve informatie heeft opgeleverd over de concrete doelstellingen en bereikte effecten en dat de evaluaties derhalve niet tot beargumenteerde, consistente, aantoonbare en objectieve informatie geleid hebben (ABA-0475 ‘Brabant achter de Horizon’). Op 28 februari is het rapport van de visitatiecommissie besproken in de commissie ABA waarbij de conclusies uit het rapport zijn overgenomen. Daarbij is tevens afgesproken dat de evaluaties aan de nieuwe statencommissies zullen worden voorgelegd, voorzien van een standpunt van GS om tot besluitvorming te komen over de onderwerpen die vallen onder horizonplanning. Aan die toezegging wordt hierbij uitvoering gegeven. Besluitvorming beleid horizonplanning 1999-2003 Om tot een beargumenteerde besluitvorming te komen over de voortzetting van onderwerpen die onder de horizonplanning vallen, hebben wij een koppeling gelegd met het Bestuursakkoord voor de periode 20032007. Dit akkoord geeft immers aan op welke beleidsonderdelen de komende vier jaar de accenten worden gelegd. Indien beleid uit de vorige periode succesvol is geweest en past binnen de keuzes die in het Bestuursakkoord zijn gemaakt, kan het onderwerp uit de horizonplanning worden voortgezet. Uiteraard is hierbij de eerste voorwaarde dat het beleid, zoals dat in de vorige periode is uitgevoerd, positief scoort in de zelfevaluatie. In de bijlage vindt u de uitwerking en de daaruit voortvloeiende conclusie van alle onderwerpen die onder de stelpost Horizonplanning vallen (totale omvang € 25 mln. op jaarbasis). De eindconclusies zijn opgenomen in het samenvattend overzicht Bijlage 1. Hoe deze slotconclusies tot stand zijn gekomen, is aangegeven in de gedetailleerdere bijlage 2. Hierin is onder A per beleidsonderwerp allereerst aangegeven voor welk specifiek project of activiteit de middelen in de periode 1999-2003 concreet zijn ingezet gevolgd door de uitkomst zoals opgenomen in de zelfevaluatie op basis van de vijftien vragen. De volledige zelfevaluaties liggen ter inzage bij de Griffie. Indien de conclusie van de zelfevaluatie was ‘niet voortzetten’, vallen de middelen op de stelpost Horizonplanning vrij en worden toegevoegd aan de in te zetten begrotingsruimte voor de uitwerking van het Bestuursakkoord. Indien de conclusie uit de zelfevaluatie is ‘voortzetten’, is vervolgens bekeken of er een relatie is te leggen met het Bestuursakkoord en/of de beleidsonderwerpen die opgenomen zijn in bijlage 3 van de Bouwstenen. Indien het beleidsonderwerp terugkomt in deze documenten worden de middelen uit de stelpost Horizonplanning ingezet voor dat onderdeel van het Bestuursakkoord. Zo niet, dan vallen de middelen uit de stelpost vrij ten gunste van de in te zetten begrotingsruimte. Aan de geëvalueerde onderwerpen zijn in sommige gevallen, naast de programmabudgetten, ook formatieplaatsen toegekend in de voorjaarsnota's 1999-2001. Het grootste deel daarvan is structureel geraamd en dus heeft voortzetting van het beleid nu geen financiële gevolgen voor de raming van de personeelslasten. In sommige gevallen betreft het echter tijdelijke formatie (veelal t/m 2003). Indien deze formatieplaatsen verlengd moeten worden of omgezet moeten worden in vaste formatie, zal hiertoe op de gebruikelijke weg een voorstel aan uw staten worden voorgelegd (uitwerking BA). Een overzicht van de met de geëvalueerde onderwerpen samenhangende formatie treft u aan in bijlage 2 onderdeel B. De conclusies die betrekking hebben op het onderdeel formatieplaatsen, zijn direct afgeleid uit de slotconclusie over de programmatische lasten. In de tabel is deze verwijzing ook aangegeven. -3- Zoals reeds bekend, scoren de meeste onderwerpen in de zelfevaluatie positief. Tevens hebben alle geëvalueerde onderwerpen op één na een relatie met het Bestuursakkoord of komt het onderwerp voor in de Bijlage 3 uit de ‘Bouwstenen bestuursperiode 2003-2007’. Dit leidt dan ook tot de slotsom dat slechts 1 van de 46 onderwerpen de eindconclusie ‘Beëindigen’ heeft gekregen en dat alle overige onderwerpen in de komende periode zullen worden voortgezet. De beleidsinhoudelijke uitwerking van de voort te zetten horizonprojecten zal worden meegenomen bij de uitwerking van het Bestuursakkoord. Hierbij gaat het met name om de invulling van de drie W-vragen. De uitwerking van het Bestuursakkoord (bestaande uit voort te zetten horizonprojecten, de structurele component van de Voorjaarsnota 2003 en de nieuwe beleidsonderwerpen in relatie tot het Bestuursakkoord) wordt geagendeerd voor de commissievergaderingen van 10 oktober en de PS-vergadering van 7 november. Toekomst Horizonplanning Reeds eerder is aangegeven dat het proces van horizonplanning zoals dat in de afgelopen periode voor de eerste keer heeft plaatsgevonden vooral een leerproces is geweest en een eerste ervaring met het stellen van een termijn aan beleidsactiviteiten en de daaraan gekoppelde middelen. Achteraf kunnen we constateren dat zowel provinciale medewerkers als bestuur en Staten positief staan tegenover dit aspect van de beleidscyclus en het stellen van een termijn aan de inzet van middelen. Daarnaast is een expliciete beleidsevaluatie in het duale stelsel een onmisbaar instrument voor uw staten om de controlerende taak goed uit te kunnen voeren. De eerste ervaringen met horizonplanning in de afgelopen periode zijn wat dat betreft dan ook een zeer nuttig leerproces gebleken. Mede op basis van de conclusies van de commissie beleidsevaluatie, de behandelingen in de commissie ABA in de vorige bestuursperiode en de ervaringen met de systematiek binnen de organisatie, zijn er een aantal leerpunten naar voren gekomen die in de komende vier jaar gebruikt zullen worden om verder vorm te geven aan beleidsevaluatie. In het Bestuursakkoord is afgesproken om het principe van horizonplanning ook de komende periode voort te zetten. Mede op basis van de ervaringen van de afgelopen periode zal worden bekeken hoe horizonplanning deze periode voortgezet gaat worden. Hiertoe zal als onderdeel van de uitwerking Bestuursakkoord een voorstel aan uw staten worden voorgelegd. Bij de uitwerking van het Bestuursakkoord en in de eerste duale begroting 2004 zullen in ieder geval de te bereiken doelen, de gewenste effecten, de concrete activiteiten en de hieraan gekoppelde middeleninzet een prominente plaats krijgen. 's-Hertogenbosch, 1 juli 2003 Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant. -4-