Commissie voor algemene bestuurlijke aangelegenheden Datum commissievergadering: 21 september 2001 DIS-stuknummer Secretaris Doorkiesnummer Behandelend ambtenaar Dienst/afdeling Nummer commissiestuk Status Datum Bijlagen : : : : : : : : : : : : 776889 ing. A.J. Brul 073 6812057 B. Schemmekes MCO ABA-0254 ter advisering ter bespreking ter kennisneming ter vaststelling 28 augustus 2001 notitie Onderwerp: Effectiviteit en efficientie. Voorstel aan commissie: Notitie bespreken en instemmen met de uitwerking van de daarin voorgestelde aanpak. Eventuele nadere opmerkingen: Bijgevoegde stuk is ter kennisneming gezonden aan de commissie voor financiën. Deze commissie is uitgenodigd bij de behandeling van dit onderwerp in uw commissie aanwezig te zijn. In verband hiermee wordt u verzocht de delegatie van de fracties af te stemmen op het onderwerp. Overeenkomstig het door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant genomen besluit, namens deze, ing. A.J. Brul, secretaris Commissie voor algemene bestuurlijke aangelegenheden Bijlage: 1. Notitie (digitaal beschikbaar) Notitie ten behoeve van de commissies voor algemene bestuurlijke aangelegenheden en voor financiën inzake effectiviteit en efficiëntie. Inleiding. Laatstelijk bij behandeling van de Voorjaarsnota, maar ook daarvoor onder meer bij de behandeling van de notitie “Beleid in balans” en het rapport van de “Commissie Van Bergen” inzake een provinciale rekenkamer is in de Staten(commissies) gesproken over de effectiviteit en efficientie van beleid. Bij de behandeling van de Voorjaarsnota lag de nadruk vooral op het oppakken van nieuwe taken en de vraag of daarvoor uitbreiding van personele formatie noodzakelijk is of dat (een deel van die) nieuwe taken door een efficientere inzet of andere organisatie met bestaand personeel opgepakt zouden kunnen worden. Het belang van een flexibele organisatie en flexibele inzet van personeel werd daarbij onderstreept. Bij de behandeling van de Voorjaarsnota hebben wij Provinciale Staten toegezegd dat wij de betrokken Statencommissie nadere voorstellen over de aanpak van effectiviteit van beleid en de efficientie van de organisatie zullen doen toekomen. Hierbij zullen wij tevens ingaan op de flexibiliteit van de organisatie in relatie tot de inzet van personele capaciteit. In deze notitie geven wij aan op welke wijze wij, aansluitend op de uitgangspunten van het door ons college vastgestelde bedrijfsconcept, structureel aandacht zullen geven aan de effectiviteit van provinciaal beleid en de efficiëntie van de provinciale organisatie. Beleidscyclus en plannings- en verantwoordingscyclus. Voordat wij in het navolgende onze aanpak en voorstellen verder uitwerken, is het van belang dat eerst een (begrippen)kader wordt vastgesteld, zodat duidelijk is wat wij verstaan onder effectiviteit en efficientie. In dit kader is het tevens van belang het onderscheid tussen beleidscyclus en plannings- en verantwoordingscyclus voor ogen te houden. De beleidscyclus heeft betrekking op de voorbereiding, totstandkoming, uitvoering en evaluatie van provinciale beleidsplannen, zoals bijvoorbeeld het streekplan of het verkeers- en vervoersplan. De lengte van de beleidscyclus is variabel maar beslaat in ieder geval meerdere jaren. De plannings- en verantwoordingscyclus beslaat de periode van een jaar en heeft betrekking op de planning van provinciale output/producten in enig jaar, de daarvoor benodigde middeleninzet en de verantwoording van wat in dat jaar daadwerkelijk gerealiseerd is. De plannings- en verantwoordingscyclus krijgt vorm in de plannings- en verantwoordingsdocumenten. Op bestuurlijk niveau in voorjaarsnota, jaarplan/begroting, najaarsnota en jaarverslag/jaarrekening en op ambtelijk niveau in de afdelingsplannen en managementrapportages (maraps). Effectiviteit. Een ander woord hiervoor is doeltreffendheid. Vraag die in dit kader gesteld kan worden is of de doelstelling van het beleid, dan wel het beoogde maatschappelijk effect bereikt wordt en in welke mate. Om dit te achterhalen is beleidsevaluatie het aangewezen instrument. Deze begrippen horen thuis in de beleidscyclus: “beleidsontwikkeling – vaststelling – uitvoering – evaluatie – bijstelling”. Zoals ook vastgelegd in het bedrijfsconcept, is het bestuur in eerste instantie verantwoordelijk voor dit soort processen. De beleidscyclus beslaat doorgaans meerdere jaren en afhankelijk van het soort beleid zijn de gewenste effecten vaak pas op een termijn van meerdere jaren meetbaar. Overigens is een onderdeel van evaluatie-onderzoek de beantwoording van de vraag of de in het beleidsontwikkelingsproces gekozen middelen ook daadwerkelijk leiden tot het gewenste effect. Om beleid op een goede wijze te kunnen evalueren, dient in het begin van de beleidscyclus bij de voorbereiding en vaststelling van beleid reeds aan een aantal voorwaarden voldaan te worden, namelijk het helder formuleren van de beleidsdoelstellingen en de beoogde maatschappelijk effecten. Mede daarom is een systeem van beleidsevaluatie niet iets wat van de ene dag op andere over de gehele breedte van het provinciale takenpakket ingevoerd kan worden, want eerst zal expliciet gemaakt moeten worden welke doelstellingen worden nagestreefd, wat de veronderstelde relatie is tussen het bereiken van deze doelstellingen en de ingezette provinciale instrumenten, zullen die effecten meetbaar gemaakt moeten worden en vervolgens gemeten moeten worden. Dit betreft allemaal aspecten die bij de ontwikkeling, vaststelling en uitvoering van beleid reeds aandacht moeten hebben. Efficientie. Een ander woord hiervoor is doelmatigheid. Vraag die in dit kader gesteld kan worden is of de geplande output met niet meer middelen dan strikt noodzakelijk gerealiseerd wordt. Om dit te onderzoeken kun je organisatie(-onderdelen) doorlichten (bedrijfsdoorlichting). Voor dit soort processen zijn, eveneens volgens de uitgangspunten van het bedrijfsconcept, in eerste instantie de Directieraad en het ambtelijk management verantwoordelijk. Relatie met de plannings- en verantwoordingscyclus. Evaluatie- en doorlichtingsprocessen lopen niet parallel met de plannings- en verantwoordingscyclus, al hebben ze er wel een nadrukkelijke relatie mee. In de beleidscyclus wordt vastgesteld welke maatschappelijke effecten de provincie wil bereiken en welke producten daartoe zouden kunnen bijdragen en derhalve geleverd moeten worden. Voor het jaarplan is dit een uitgangspunt. In relatie tot alle andere provinciale producten en de beschikbare middelen wordt in het jaarplan, gegeven het beleid, eigenlijk alleen bepaald welke hoeveelheid van een product in enig jaar geleverd dient te worden. Op basis van voorlopige inschattingen, ervaringen uit voorgaande jaren en/of doorlichtingsonderzoek worden in het jaarplan middelen beschikbaar gesteld om de aangegeven producten in de aangegeven hoeveelheden te realiseren. In het jaarverslag wordt vervolgens verantwoord of de geplande productie gerealiseerd is en met welke inzet van middelen. Het bovenstaande geeft – weliswaar zeer beknopt en gesimplificeerd – een beeld van een aantal onderlinge verbanden. In dat verband is dan ook een logische conclusie dat verbetering van de plannings- en verantwoordingscyclus, van de individuele plannings- en verantwoordingsdocumenten en van de samenhang tussen die documenten alleen, geen voldoende voorwaarde is voor een hogere effectiviteit en efficientie. Hiervoor zijn een aantal specifieke instrumenten en acties nodig die ervoor zorgen dat effectiviteits- en efficientievraagstukken niet alleen incidenteel en veelal naar aanleiding van incidenten aandacht krijgen, maar een structureel onderdeel worden van onze manier van werken en waarvan de resultaten de basis zijn voor verbetering en verdere ontwikkeling. Wij willen dit vormgeven met de trits “Horizonplanning, beleidsevaluatie en bedrijfsdoorlichting”. Horizonplanning en beleidsevalatie zijn instrumenten die betrekking hebben op de effectiviteit van beleid; bedrijfsdoorlichting op de efficientie van de organisatie. Beleidsevaluatie. In de Voorjaarsnota 2001 (par. 1.5) hebben wij reeds aangegeven dat wij groot belang hechten aan de structurele inbedding van beleidsevaluatie in de beleidscyclus. Vragen die in dit kader aan de orde moeten komen zijn onder meer: - Zijn de doelstellingen van het beleid (de gewenste maatschappelijke effecten) bereikt? - Hebben de ingezette provinciale instrumenten/middelen hiertoe bijgedragen? - Is er reden om het beleid voort te zetten, te intensiveren, te herzien of te beëindigen of anderszins aan te passen? Antwoorden op dergelijke vragen leveren uw Staten input om te bepalen of het noodzakelijk, nuttig en/of wenselijk is om dit beleid voort te zetten. Wanneer structureel aan het eind van de beleidscyclus het beleid geëvalueerd wordt, dan levert dit vrijwel automatisch een besluitvormingsmoment voor uw 2 Staten op waarbij stil wordt gestaan bij de vraag of het beleid al dan niet voortgezet moet worden. Een dergelijk besluit kan dan ook op basis van gefundeerde informatie plaatsvinden en levert tevens input voor de discussie “oud voor nieuw”. In de huidige situatie is het vaak zo dat bij het ontbreken van een dergelijk besluitvormingsmoment beleid zonder expliciete besluitvorming automatisch wordt voortgezet. De vraag of dat beleid leidt tot de gewenste effecten wordt veelal niet gesteld. Wij zijn van mening dat beleidsevaluatie niet alleen een interne bezigheid mag zijn, maar dat daar heel nadrukkelijk een externe, onafhankelijke toets ingebouwd moet worden. Een Commissie voor beleidsevaluatie, bestaande uit in ieder geval een aantal externe leden, kan hierbij in eerste instantie een centrale rol spelen. Ook (leden uit) uw staten zullen hierbij betrokken moeten worden, of door een aantal van hen deel te laten uitmaken van de Commissie voor beleidsevaluatie of door de evaluaties expliciet te behandelen in de betrokken functionele commissie. Op termijn zal in het systeem van beleidsevaluaties een provinciale rekenkamer een centrale rol spelen. Of er dan nog ruimte is voor en behoefte is aan een aparte commissie voor beleidsevaluatie dient t.z.t. in relatie tot de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van een provinciale rekenkamer bezien te worden. In een aantal provincies wordt reeds gewerkt met een Commissie voor beleidsevaluatie. Hoewel er op onderdelen verschillen zijn in de wijze van organisatie en de manier van werken van de commissies, zijn deze commissies in hoofdlijnen als volgt georganiseerd: - gemengde samenstelling, d.w.z. externe leden en statenleden; - externe voorzitter; - ambtelijke ondersteuning vanuit het provinciaal apparaat, alleen verantwoording verschuldigd aan de commissie; - eigen werk- en onderzoeksbudget; - maximaal 3 à 4 onderzoeken per jaar. Deze onderzoeken beslaan dan vaak een vrij breed terrein (bijvoorbeeld Bodemsanering, Investeringen in infrastructuurhet waterbeleid); - te onderzoeken beleidsterreinen worden vastgesteld door Provinciale Staten. Een variant hierop is dat de commissie zelf haar onderzoeksonderwerpen bepaalt; - Provinciale Staten stellen de evaluatieresultaten vast. Tot het eind van deze bestuursperiode zullen wij prioriteit geven aan het instrument Horizonplanning dat in de volgende paragraaf uitgewerkt wordt en dat specifiek gericht is op besluitvorming voor de verkiezingen in 2003. Het instrument van beleidsevaluatie willen wij, mede gelet op de capaciteit en energie die gaat zitten in toepassing van het instrument Horizonplanning, daarom eerst aan het begin van de volgende bestuursperiode invoeren. Voor die tijd (2e helft 2002) zullen wij u een nader uitgewerkt voorstel over de aanpak van beleidsevaluatie voorleggen. Horizonplanning. Horizonplanning zien wij als een bijzondere vorm van beleidsevaluatie, gericht op met name die beleidsonderdelen die in de eerste helft van deze bestuursperiode in gang zijn gezet. T.a.v. deze beleidsonderdelen willen wij voor het begin van de volgende bestuursperiode zicht hebben op de effecten van dat beleid, zodat gefundeerd besluiten kunnen worden genomen over het al dan niet voortzetten van dat beleid. Overigens kan in dit proces een Commissie voor beleidsevaluatie reeds een belangrijke rol spelen. In dit proces doen zich wel een aantal complicerende factoren voor, zoals: - Zijn de gewenste effecten gedefiniëerd en meetbaar te maken en zijn doelmiddel-relaties voldoende uitgewerkt? - Is het reëel te veronderstellen dat na een relatief korte periode op alle onderdelen reeds beleidseffecten meetbaar zijn? Daarbij komt dat in relatief korte tijd (1,5 jaar) een groot aantal beleidsonderdelen/beleidsinitiatieven met een groot middelenbeslag onderzocht moet worden. Inmiddels valt voor een bedrag van ruim € 28 miljoen (ruim f 62 3 miloen) sinds het begin van deze bestuursperiode nieuw ingezet beleid onder de horizonplanning. Gelet op de grote omvang voor wat betreft het aantal onderwerpen en het middelenbeslag enerzijds en de beperkte beschikbare tijd anderzijds is het noodzakelijk deze evaluatie-operatie systematisch aan te pakken. Wij zijn van mening dat om goed te evalueren enerzijds externe betrokkenheid een belangrijke voorwaarde is om een onafhankelijk en objectief oordeel te verkrijgen en anderzijds interne betrokkenheid zeer wenselijk is vanuit een oogpunt van efficientie (gebruik maken van de aanwezige kennis) en draagvlak (acceptatie van de uiteindelijke resultaten). Bovendien is een punt van overweging dat volledig door externen uitgevoerde evaluaties een zeer kostbare operatie zou worden. Wij willen dit proces daarom op de volgende wijze, vergelijkbaar met de visitaitecommissies Grote Stedenbeleid, aanpakken: 1. Na behandeling van dit voorstel in de betrokken statencommissie, zullen wij een nader te selecteren extern bureau/externe deskundige opdracht geven een evaluatiesystematiek te ontwikkelen en op basis daarvan, bijvoorbeeld één proefevaluaties per portefeuille uit te voeren (4e kwartaal 2001). 2. Deze evaluatiesystematiek, gecombineerd met de resultaten en ervaringen van de proefevaluaties, dient de basis te kunnen vormen voor een systematiek van zelfevaluaties. De betreffende organisatie-onderdelen dienen zelf hun beleidsonderdeel te evalueren volgens deze systematiek (1e helft 2002). 3. De evaluatieresultaten worden getoetst door een in te stellen externe visitatiecommissie, waarin ook een aantal statenleden zitting hebben (2e helft 2002). 4. De evaluatieresultaten, voorzien van de bevindingen van de externe visitatiecommissie, worden vervolgens behandeld in de functionele commissies uit Provinciale Staten en vastgesteld door Provinciale Staten (voor eind 2002). Bedrijfsdoorlichting. Bovenstaande instrumenten zijn met name gericht op het structureel inbedden van beleidsevaluatie, d.w.z. de vraag naar de effectiviteit van beleid, in de beleidscyclus. De vraag of de provinciale organisatie haar taken op een efficiente wijze uitvoert, is daarmee nog niet beantwoord. Om aan dit aspect structureel aandacht te besteden, willen wij een doorlichtingssystematiek (laten) ontwikkelen waarbij ieder organisatie-onderdeel periodiek wordt doorgelicht op doelmatigheids- en rechtmatigheidsaspecten. Ook hier kiezen wij – op basis van vergelijkbare argumenten als aangehaald bij horizonplanning – voor een systematische aanpak, waarbij externe deskundigheid en onafhankelijkheid wordt gecombineerd met interne kennis, betrokkenheid en inzet van capaciteit. Belangrijk verschil met evaluatie-onderzoek is dat voor de efficiëntie van de organisatie in eerste instantie het ambtelijk management verantwoordelijk is; de Directieraad voor de organisatie als geheel en ieder afdelingshoofd voor zijn eigen afdeling. Een aandachtspunt hierbij is de relatie met het INK-traject, waarmee een continue kwaliteitsverbetering wordt nagestreefd. INK is – in de fase waarin onze organisatie verkeert – onder meer gericht op procesverbetering en – beheersing; dit kan onder meer leiden tot verhoging van efficiëntie. Anderzijds kunnen de resultaten van bedrijfsdoorlichting leiden tot verdere kwaliteitsverbetering. De resultaten van bedrijfsdoorlichtingen zijn ook een nuttige aanvulling op de eigen positiebepalingen van afdelingen. Wij zullen een externe deskundige een doorlichtingssystematiek gericht op onze organisatie laten ontwikkelen. Bedoeling is dat organisatie-onderdelen deze systematiek, eventueel met geringe (externe) begeleiding, toe kunnen passen. Een gemengd samengestelde commissie beoordeelt vervolgens de resultaten van het doorlichtingsonderzoek. Over de resultaten van deze doorlichtingen en naar aanleiding daarvan getroffen maatregelen zullen wij in eerste instantie de Rekeningcommissie informeren. 4 Aandachtspunt is de vraag of op termijn een provinciale rekenkamer in dit doorlichtingsproces een rol dient te spelen. Planning is om het komende half jaar een doorlichtingssystematiek te (laten) ontwikkelen en die vanaf het tweede kwartaal van 2002 te gaan implementeren. Effectiviteit en efficientie op korte termijn. Beleidsevaluatie, bedrijfsdoorlichting en in mindere mate horizonplanning zijn voor ons instrumenten waarmee wij op een structurele wijze aandacht willen besteden aan de effectiviteit van provinciaal beleid en aan de efficientie van de organisatie. Een consequente toepassing van deze instrumenten levert informatie op over de effectiviteit van beleid en efficiëntere werkwijzen. De resultaten hiervan zullen echter pas op de iets langere termijn zichtbaar worden. Om ook op de korte termijn reeds resultaten te boeken, willen wij de organisatie aanzetten na te denken over effectiviteit en efficiëntie. In dit kader dienen afdelingen met ingang van het afdelingsplan 2002 in dit afdelingsplan expliciet aan te geven op welke wijze zij – al dan niet systematisch – werken aan een efficiëntere tot stand koming van de door hen te leveren producten (in INK-termen, herinrichting werkprocessen, ICTtoepassingen), welke efficientieverbetering zij hiermee verwachten te bereiken en voorstellen te doen voor aanwending van de vrijkomende middelen. Met betrekking tot effectiviteit zullen wij in de komende Voorjaarsnota naast voorstellen voor nieuw beleid en beleidsintensivering tevens aandacht besteden aan voorstellen tot beleidsextensivering en /of beleidsbeëindiging. Relatie met Voorjaarsnota/discussie personele formatie. Door de hierboven uitgewerkte maatregelen ontstaat een organisatie die kritisch is t.a.v. de taken die zij uitvoert en de middelen die hiervoor worden ingezet. Overbodig beleid en taken komen te vervallen en de middeleninzet t.b.v. bestaande taken wordt periodiek kritisch beoordeeld. Hierdoor ontstaat op het niveau van de organisatie als geheel ruimte voor het oppakken van nieuw beleid en/of intensivering van bestaand beleid. Wanneer bestaande taken worden afgestoten en nieuwe taken dienen te worden opgepakt, is flexibele inzetbaarheid van provinciale medewerkers van groot belang. In de Memorie van Antwoord bij de Voorjaarsnota is reeds aangegeven op welke wijze wij hierop in ons personeels- en organisatiebeleid inspelen. Mogelijkheden om een en ander verder te flexibiliseren blijven wij onderzoeken. Voorstel. Instemmen met de in deze notitie geschetste aanpak om middels de instrumenten beleidsevaluatie en horizonplanning structureel aandacht te gaan besteden aan (het onderzoeken van) effectiviteit van beleid en om middels het instrument van bedrijfsdoorlichting structureel aandacht te gaan besteden aan mogelijkheden tot efficientieverbetering. 's-Hertogenbosch, 28 augustus 2001 Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant. 5