Samenvatting voor de toets biologie over hoofdstuk 10, 11, 12 en 13. Toets is op donderdag 27 februari 2014. Brand Om iets te laten branden zijn er drie dingen nodig: 1. iets om te branden (brandstof), zoals papier, hout of benzine. 2. Zuurstof (dit zit in de lucht) 3. Een temperatuur die hoog genoeg is (ontbrandingstemperatuur) bijvoorbeeld een vuurtje van een aansteker. Als je een brand wilt blussen, moet je de zuurstof wegnemen door bijvoorbeeld een deksel op een brandende pan te leggen of met water blussen om de warmte af te koelen. Energie Er zijn verschillende soorten van energie. Aardgas en olie zijn energiebronnen die we uit de grond halen. Deze bronnen raken een keer op. Andere energiebronnen zijn wind en de zon. Door de wind en de zon kan energie worden opgewekt. Deze vormen van energie zijn goed voor het milieu. Spieren Spieren zijn overal in je lichaam te vinden. Vlak onder de huid liggen de skeletspieren. Deze heb je nodig om je te kunnen bewegen. De spieren waarmee je je vingers beweegt, liggen in je onderarm. Elke vinger is verbonden met een spier. De spieren zitten met pezen aan je botten vastgemaakt. Als je je flink inspant, moeten je spieren hard werken. Daarom is het belangrijk je spieren goed op te warmen als je gaat sporten. Dit doe je door een warming-up te doen. Zo maak je je spieren warm.