Raf VAN DYCK Persdienst Vrije Universiteit Brussel Tel. +32 (0)2 629 21 37 Edgard Eeckman Communicatiemanager AZ-VUB Tel. 02 477 80 81 www.az.vub.ac.be Informatie aan de pers Datum: 04 oktober 2006 Betreft: Doctoraatsonderzoek naar de factoren die de kwaliteit van embryo's beïnvloeden bij het invriezen Embryo trager invriezen zorgt voor grotere kans op een betere overleving van de embryo's Bij het invriezen van embryo’s komt het erop aan om de biologische tijdsklok van het embryo stil te leggen. Dit kan gebeuren door het embryo af te koelen tot extreem lage temperaturen (-196°C). Maar omdat het embryo voor 80% uit zuiver water bestaat, is er een risico dat het embryowater bevriest waardoor het embryo niet meer voor kunstmatige bevruchting geschikt is. Etienne Van Den Abbeel bracht voor zijn doctoraatsonderzoek de factoren in kaart waarmee men rekening moet houden bij het invriezen van embryo's. Om de doorgroei capaciteit in-vitro en in-vivo maximaal te garanderen wordt het best gebruik gemaakt van een procedure die het embryo buitengewoon zorgvuldig afkoelt (0.3°C per minuut min tot minimaal –80°C) en dit in de aanwezigheid van dimethylsulfoxide (DMSO) als beschermende stof (antigel). Na afkoelen tot –80°C kan het embryo bewaard worden in vloeibare stikstof op –196°C. Deze methode wordt ook wel “equilibrium” koeling genoemd. Gebruik makend van deze technologie overleven 4-cellige menselijke embryo’s na ontdooiing voor 60% met alle cellen intact. Het is evident dat een embryo met 100% celverlies na vriezen en dooien ook alle implantatiekansen verliest. Het invriezen van menselijke jonge embryo’s (4-cellig) heeft ogenschijnlijk geen invloed op de verdere ontwikkeling van het embryo wanneer al de cellen (blastomeren) van het embryo intact zijn na dooien. Een intact embryo heeft een kans van om en bij de 15% om zich na terugplaatsing te ontwikkelen tot een gezond kind. Wanneer sommige cellen (blastomeren) van het embryo echter de vries-dooi procedure niet overleefd hebben, resulteert dit in een gevoelige daling van de implantatiekansen van het embryo. Het exacte mechanisme waarom celverlies in ontdooide embryo’s de slaagkansen doet dalen moet nog verder onderzocht worden. Onderzoek toonde ook aan dat voor terugplaatsing van ontdooide embryo’s, al of niet met celverlies na dooi, een bijkomende kweek in-vitro dat embryo kan selecteren met de beste slaagkansen. Dus zowel celverlies als doorgroeicapaciteit in vitro van de embryo’s na dooi kunnen als belangrijke merkers fungeren van hun vitaliteit. Maximale slaagkans zou ook kunnen gerealiseerd worden door enkel die embryo’s in te vriezen met een hoge implantatiekans. De introductie van “verbeterde” in-vitro kweekmilieu’s voor menselijke embryo’s laat volgens recente litteratuur toe om menselijke embryo’s langer te kweken en om oudere embryo’s (blastocysten) te verkrijgen in voldoende aantal en van voldoende kwaliteit. Onderzoek op hun invriesbaarheid bracht echter aan het licht dat deze niet hoger was voor blastocysten in vergelijking met jongere embryo’s (4- tot 8-celligen) ondanks de selectie (en dus het invriezen van minder embryo’s voor de patiënt) van die embryo’s met een “verhoogde” ontwikkelingscapaciteit. Het is dan ook op dit ogenblik helemaal niet zeker of de gecumuleerde resultaten (verse cyclus en vries-dooicyclus gecombineerd) beter zijn indien oudere embryo’s (blastocysten) dan wel jongere embryo’s (4- tot 8-celligen) gebruikt worden in de behandelingscyclus van patiënten. Sinds de introductie van het invriezen van menselijke embryo’s in het IVF gebeuren (1983) heeft deze techniek steeds aan belang gewonnen, vooral nu men minder probeert om embryo’s terug te plaatsen en zo het risico op meerlingzwangerschappen drastisch te verlagen. Het is echter algemeen bekend dat de slaagkansen na terugplaatsing van ingevroren embryo’s lager zijn dan de slaagkansen van niet-ingevroren embryo’s. Het is dan ook duidelijk dat het invriezen van menselijke embryo’s verder geoptimaliseerd moet worden. Met het onderzoek werd geprobeerd om enerzijds beter de redenen te begrijpen waarom schade optreedt in menselijke embryo’s na vriezen en dooien en anderzijds om de gevolgen te karakteriseren van deze schade elementen voor de viabiliteit van het ontdooide embryo. Er werden embryologische parameters bestudeerd op menselijke embryo’s en er werden methodologische parameters bestudeerd op zowel menselijke als muis embryo’s. Deze onderzoeksresultaten dragen substantiëel bij tot het beter begrijpen van oorzaken en gevolgen van schade aan menselijke embryo’s na vriezen en dooien. Embryo vriezen in IVF zou sterk aan belang winnen mochten procedures ontwikkeld worden die toelaten dat 100% van de embryo’s de procedure overleven met alle blastomeren intact en met behoud van hun vitaliteit. Of vitrificatietechnieken (volledige verglazing) deze doelstelling in de nabije toekomst kunnen realiseren is helemaal nog niet zeker en de efficiëntie, veiligheid en klinische haalbaarheid moet nog aangetoond worden. Meer informatie : (enkel voor pers) : Centrum voor reproductieve geneeskunde Academisch Ziekenhuis Vrije Universiteit Brussel Tel. 02/ 477 66 94 E-mail: [email protected]