Chemie Interactief Light Leo Bergmans & Julien Van paemel Atoombouw Stapstenen in de evolutie van het atoommodel Atoomtheorie van Dalton Aristoteles 384-322 v.C. Democritus 460-380 v.C. Alle materie is opgebouwd uit zeer kleine niet meer verder te splitsen deeltjes, vandaar de naam atomen. Grieks: ’ (onsplitsbaar); ’ (niet meer te snijden); ’ (ondeelbaar). Antoine Lavoisier 1743-1794 John Dalton 1766-1844 Atoomtheorie van Dalton Alle materie is opgebouwd uit massieve niet meer te delen bollen, de atomen. De atomen van de verschillende elementensoorten (toen 36) onderscheiden zich van elkaar door verschillende straal en massa. Atomen van verschillende elementen kunnen zich in eenvoudige verhoudingen met elkaar binden tot bouwstenen van nieuwe stoffen. Wanneer zulke verbindingen worden ontbonden, vinden we de dezelfde atomaire bouwstenen terug. Ontdekking van de elementaire deeltjes Sir William Crookes 1832-1919 James Chadwick 1891-1974 Elementaire deeltjes Symbool Lading Massa Elektron e -1 0,000549 u Proton p +1 1,007276 u Neutron n 0 1,008665 u Atoommodel van Rutherford – Bohr Joseph J. Thomson 1856-1940 Ernest Rutherford 1871-1934 Bijna alle massa is geconcentreerd in de kern (diameter slechts het 1/100000 van die van het gehele atoom): massarijke protonen en neutronen. De elektronenmantel is een grote ijle ruimte met daarin rond de kern bewegende elektronen. De draaiende beweging is nodig opdat anders de elektronen op de kern zouden vallen. Niels Bohr 1885-1962 Postulaten van Bohr Hoofdenergieniveaus – Hoofdkwantumgetal n De elektronen kunnen zich overeenkomstig de kwantumtheorie slechts op bepaalde hoofdenergieniveaus (schillen) bevinden waar ze geen energie uitstralen. Wanneer een elektron overgaat van een hogere naar een lagere schil gebeurt dit door het uitzenden van straling met een golflengte en een frequentie overeenkomstig de energie van de uitgestuurde straling. Volgens Bohr waren er zeven schillen. Hij noemde ze K- , L- , M- , … , Q-schil. De nummers van de schillen noemen we nu hoofdkwantumgetallen n (1 , 2 , … , 7). Subniveaus Nevenkwantumgetal l De hoofdenergieniveaus, uitgezonderd het eerste, bevatten een aantal subniveaus waarvan de energieën lichtjes verschillen. Hoofdniveau n Subniveaus Naam Aantal Naam 1 K 1 2 L 2 3 M 3 4 N 4 5 O 5 6 P 6 7 Q 7 1s 2s 2p 3s 3p 3d 4s 4p 4d 4f 5s 5p 5d 5f 6s 6p 6d 7s 7p Hoofdkwantumgetal Nevenkwantumgetal 0 0 1 0 1 2 0 1 2 3 0 1 2 3 0 1 2 0 1 l Magnetische niveaus of banen - Magnetisch kwantumgetal ml In elk subniveau hebben de elektronen een aantal banen ter beschikking. Elektronen die verschillende banen volgen in een bepaald subniveau hebben alle dezelfde energie (tenzij in een sterk magneetveld). magneetveld Subniveau Aantal banen Magnetische kwantumgetallen s 1 0 p 3 -1 , 0 , +1 d 5 -2 , -1 , 0 , +1 , +2 f 7 -3 , -2 , -1 , 0 , +1 , +2 , +3 Pieter Zeeman 1865-1943 Spin van het elektron - Spinkwantumgetal In elke baan (magnetisch niveau) kunnen maximaal twee elektronen. Ze hebben een antiparallelle spin. ms Golfmechanisch atoommodel Louis-Victor de Broglie 1892-1987 In het golfmechanisch model beschouwt men het elektron niet als een snel bewegend materiedeeltje, maar wel als een energiegolf (vergelijk met radiogolven) die men op bepaalde plaatsen rond de kern gewaarwordt. De ruimte rond de kern waarin men het elektron voldoende sterk gewaarwordt, noemt men een orbitaal. Elektronen in een s-subniveau zijn te voelen in alle mogelijke richtingen rond de kern. Een s-orbitaal heeft de vorm van een bol. Elektronen in een psubniveau hebben een preferentiële richting: volgens die richting is de gewaarwording van het elektron het grootst. p-orbitalen hebben de vorm van een halter. In elk p-subniveau zijn er drie halters, elk gesitueerd volgens een as van het rechthoekige assenkruis. Elektronenconfiguratie Atoomnummer Z = aantal protonen in de kern = aantal elektronen in de elektronenmantel. Regel van de minimale energie Er zijn geen elektronen aanwezig in een bepaald subniveau als niet alle voorgaande subniveaus opgevuld zijn. In een bepaald subniveau wordt eerst één elektron in elke baan/orbitaal geplaatst alvorens elektronenparen te vormen : regel van de maximale multipliciteit. (Regel van Hund) De twee elektronen in een zelfde baan/orbitaal hebben een tegengestelde spin. (Pauli-verbod: In een atoom komen geen twee elektronen voor met vier gelijke kwantumgetallen.) Dus in een baan/orbitaal maximaal twee elektronen met tegengestelde spin. Energievolgorde van de subniveaus De subniveaus moeten volgens stijgende energie-inhoud opgevuld worden. 1H 1s1 2He 1s2 3Li 1s2 2s1 4Be 1s2 2s2 5B 1s2 2s2 2p1 6C 1s2 2s2 2p2 7N 1s2 2s2 2p3 8O 1s2 2s2 2p4 9F 1s2 2s2 2p5 We schrijven eerst de naam van het subniveau (1s), gevolgd door het aantal elektronen in het subniveau (1), geschreven als een exponent. Regel van de maximale multipliciteit Regel van de maximale multipliciteit 2 2s2 2p6 10Ne 1s 11Na 1s2 2s2 2p6 3s1 Na het 3p-subniveau volgt niet het 3d- maar wel het 4s-subniveau (lagere energie-inhoud). 11Na 1s2 2s2 2p6 3s1 12Mg 1s2 2s2 2p6 3s2 13Al 1s2 3s2 14Si 1s2 2s2 2p6 3s2 3p2 15P 1s2 2s2 2p6 3s2 3p3 16S 1s2 2s2 2p6 3s2 3p4 17Cl 1s2 2s2 2p6 3s2 3p5 18Ar 1s2 2s2 2p6 3s2 3p6 19K 1s2 2s2 2p6 3s2 3p6 4s1 20Ca 1s2 2s2 2p6 3s2 3p6 4s2 21Sc 1s2 2s2 2p6 3s2 3p6 2s2 2p6 Regel van de maximale multipliciteit 3p1 Regel van de maximale multipliciteit 4s2 3d1 Na het 3p-subniveau volgt het 4s-subniveau dat we eerst opvullen. Nadien volgt het 3dsubniveau. Nochtans schrijven we (bij voorkeur) het 4s-niveau achteraan, zodat de subniveaus van een zelfde hoofdniveau gegroepeerd blijven. Dit biedt in veel gevallen bepaalde voordelen. Elementen & Isotopen Kern Massagetal Nucleonengetal A Voorstelling ? % voorkomen 17 protonen en 18 neutronen = 35 nucleonen 17 protonen en 20 neutronen = 37 nucleonen 35 37 35Cl 17 37Cl 17 of of 35Cl 37Cl 75,4 % 24,6 % 35 x 75,4 + 37 x 24,6 = 35,45 100 Een nuclide is een atoomsoort met een welbepaald aantal protonen en neutronen. Gaat het om nucliden van een zelfde elementensoort dan kan men de term isotopen of isotope nucliden gebruiken. Dus atomen met dezelfde plaats in het P.S. of atomen met een zelfde Z en een verschillende A noemt men isotopen. Van alle elementen bestaan twee of meer isotopen. Beeldschermen CRT-beeldscherm (Cathode Ray Tube) LCD-beeldscherm (Liquid Crystal Display) Plasmascherm (PDP = Plasma Display Panel) Koolstofdatering 12 C geen verval 6 14 C 14N + 0 e (of ) 7 -1 6 Zolang een organisme leeft is er in dat organisme een constante verhouding tussen beide isotopen. Na afsterven van het organisme neemt die verhouding af omdat de hoeveelheid 12C constant blijft terwijl de hoeveelheid 14C vermindert. Door die verhouding in het fossiel te meten kan men het tijdstip van overlijden bij benadering bepalen. Radio-isotopen -verval A X A -4 Y + 4 Z Z -2 2 238U 234 Th + 4 92 90 2 Radio-isotopen -verval A X A Y + 0 e ( ) Z Z -1 +1 21Na 21Ne + 0 e+ (β+ ) 11 +1 10 AX A Y + 0 e ( ) Z Z +1 -1 170 Tm 170 Yb + 0 e- (β- ) -1 69 70 g-straling A X A X + 0g Z Z 0 99m Tc 99 Tc + g 43 43