De Haagse Hogeschool Academie voor Gezondheid Opleiding HBO-Verpleegkunde Duaal Verkort Studiejaar: Jaar/periode: 2015-2016 jaar 2, periode 3 en 4 Blokboek 2.7 en 2.8 Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 1 Bestelinformatie Bestelnummer/prijs: Titel: ‘Innoveren en implementeren’ Studiejaar: 2015-2016 Jaar/periode: 2e jaar periode 3 en 4 Opleiding: HBO-Verpleegkunde Tijdsduur: 20 weken Jaar van uitgave: 2016 Auteurs: Kitty Martens Wendy Waijboer e.a. Versiedatum: februari 2016 Copyright: 2016, De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-Verpleegkunde. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en /of openbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de afdeling HBO-Verpleegkunde. Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 2 VOORWOORD “Wij leren niet voor de school, maar voor het leven”. Seneca. Beste student, Dit blokboek is bestemd voor blok 2.7 en 2.8. Het onderwerp van blok 2.7 is organiseren en implementeren. De rode draad van blok 2.8 wordt gevormd door een aantal actuele ontwikkelingen in de veranderende zorg: ‘De paricipatiesamenleving’. Het blokboek bestaat uit de volgende onderdelen: - de integrale leerlijn, - de leerlijn beroepsvaardigheden - leerlijn persoonlijke ontwikkeling/SLB - ervarings- en reflectielijn Alle criteria en beoordelingslijsten zijn op Blackboard terug te vinden. Blok 2.7 en 2.8 is een blok van 20 weken tijdens periode 3 en 4. Op basis van evaluatie van de studenten studiejaar 2014-2015 heeft een aantal aanpassingen plaats gevonden voor dit blok. Concreet betekent dit dat de praktijkleeropdracht voor blok 2.7 en 2.8 een ontwerpplan voor een onderzoek is, eenevidence based onderzoeksplan, als voorbereiding op proeve 2 van de afstudeerfase. Op deze wijze kunnen wij meer aandacht besteden aan een evidence based opzet van jullie voorstel voor een onderzoek en aansluiten bij jullie leerervaring in blok 2.5. In blok 2.5 hebben jullie in een groep een ontwerpplan gemaakt. Nu is dit een individuele opdracht. In de training beroepsvaardigheden en de werkcolleges van blok 2.8 worden jullie ook tijdens de lesdagen ondersteund bij deze opdracht. De ‘Capita Selecta’ van blok 2.8 zijn geactualiseerd,verdiept en bijgesteld op basis van de studentenevaluaties. Een aantal actuele ontwikkelingen komen in dit blok aan bod. Dit blok zal ‘anders’ zijn dan de blokken die jullie tot nu toe gewend zijn. In plaats van een centraal onderwerp zullen meerdere thema’s aan bod komen, verbonden door actuele ontwikkelingen in de participatiesamenleving. Het team verkort duaal jaar 2 wenst je een goed vervolg van de opleiding! Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 3 Inhoud PROGRAMMASCHEMA BLOK 2.7 EN 2.8 VERKORT: ......................................................... 5 Competenties............................................................................................................................. 6 Rollen en competenties ............................................................................................................. 6 DE INTEGRALE LEERLIJN ..................................................................................................... 7 De werkwijze in de Integrale leerlijn .......................................................................................... 7 Programma schema periode 3/Blok 2.7 .................................................................................... 8 Programma schema periode 4/Blok 2.8 .................................................................................... 8 BLOK 2.7 ................................................................................................................................... 9 Week 1 Week 2 Week 3 Week 4 Week 5 Week 6 Week 7 Week 8 BLOK 2.8 Week 1. Week 2. Week 3. Week 4. Week 5 Week 6: Week 7 Week 8. Organisatiestructuur ........................................................................................ 10 Organisatiekunde en implementatie ................................................................ 12 Organisatiekunde en implementatie ................................................................ 13 Organisatiekunde en implementatie ................................................................ 15 Innoveren en Implementeren ........................................................................... 16 Innoveren en implementeren ........................................................................... 18 Innoveren en Implementeren ........................................................................... 19 Innoveren en implementeren ........................................................................... 20 DE PARTICIPATIESAMENLEVING ................................................................ 21 Veranderingen in het veld van gezondheidszorg… ......................................... 22 Collegiale Consultatie: Het ontwerpplan/ Voorstel proeve 2 ........................... 23 Mantelzorg: utilitair of fundamenteel? .............................................................. 24 Mantelzorg: In den beginne is de relatie (Buber) ............................................. 25 Zelfmanagement: een visie 27 Zelfmanagement: een visie 29 Zorgethiek .................................................................................. 30 _ Zorgethiek ......................................................................................................... 30 Programmaschema Periode 3 Beroepsvaardigheden ....................................................... 31 Les 1 Leidinggeven, besturen en coachen ................................................................ 32 Les 2 Samenwerken en onderhandelen .................................................................... 34 Les 3 Conflicthantering .............................................................................................. 34 Les 4 Innoveren en implementeren 34 Programmaschema Periode 4 Beroepsvaardigheden ....................................................... 37 Week 1 en 2 Kwantitatieve data-analyse ..................................................................... 38 Week 3 en 4 Kwalitatieve data-analyse ....................................................................... 38 Week 5 en 6 Het netwerkgesprek ................................................................................ 39 Week 7 en 8 Implementeren en innoveren .................................................................. 40 DE WERKPLAATS ................................................................................................................. 41 ERVARINGS & REFLECTIE LEERLIJN ................................................................................ 43 LEERLIJN PERSOONLIJKE ONTWIKKELING/SLB ............................................................ 48 Toetsing en Evaluatie .................................................................................................. 50 ' Toelichting Toets integrale leerlijn periode 3: Het implementatieplan ..................................... 51 Toelichting Toets integrale leerlijn periode 4: Voorstel proeve 2/het ontwerpplan .................. 51 Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 4 Programmaschema blok 2.7 en 2.8 Verkort: VK du Jaar 2 Onderwijseenheid 1 Blokken 2 3 Competenties 4 I Elementen B O S Werkvorm (*aanwezigheidsplicht) Contact -uren Zelfstudieuren Studie punte n Toetsvorm Cijfer V/O Toetsduur Wegin gsfactor VP-INT78VKD-15 Verslag 1: paper Verslag 2: Proeve van bekwaamheid 2 Toets01:Participatie OWG’s Toets02:Participatie Werkplaats X X 3.1; 3.2; 3.3; 5.1; 5.2 X X 48 176 Toetsmomen t/ Herkan sings momen t 8 Werkcolleges Werkcolleges Werkcolleges* Werkplaats* verslag 40% (C) Proeve 2 3.9/4.5 4.8/4.13 60% (O/V) Participatie 0% (O/V) 0% (O/V) 4.9/4.13 4.9/4.13 Praktijkleren 100% (O/V) 4.10/- Portfolio 100% O/V) 4.8/4.13 Participatie Participatie 0%(O/ V) 0%(O/ V) 4.9/4.13 4.9/4.13 Participatie VP-PRAK78VKD-14 Stage1: Praktijkleren X VP-SLB78VKD-13 Verslag1: Portfolio SLB Toets01: Participatie SLB Toets02:Participatie CoVa X X X 1.1; 1.2; 1.3; 2.1; 2.2, 3.1; 3.2; 3.3 4.1;4.2, 5.1; 5.2 1.1; 1.2; 1.3; 2.1; 2.2, 3.1; 3.2; 3.3 4.1;4.2, 5.1; 5.2 Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 X X 18 374 14 Praktijkleren X 8 SLB Bijeenkomsten * Practica BV* 206 8 5 COMPETENTIES In dit blok werk je aan de volgende kerncompetenties: ROL: Ontwerper Kerncompetentie 3.2: Om de zorgverlening op de afdeling zo efficient, effectief en goed mogelijk te laten verlopen, levert de HBO-Verpleegkundige een bijdrage aan de totstandkoming van verpleegbeleid. Deze rol en competentie is ook gekoppeld aan het ontwerpplan/voorstel proeve 2 als praktijkleeropdracht voor blok 2.7 en 2.8. Kerncompetentie 3.3: om de kwaliteit van zorg te bewaken en te waarborgen participeert de verpleegkundige in het ontwerpen van kwaliteitszorg op afdelingsniveau. Deze rol en competentie is ook gekoppeld aan het ontwerpplan/voorstel proeve 2 als praktijkleeropdracht voor blok 2.7 en 2.8. ROL: Beroepsbeoefenaar Kerncompetentie 5.1: om het beroep van verpleegkundige te ontwikkelen tot een professie die aansluit bij maatschappelijke ontwikkelingen van de eenentwintigste eeuw, vervult de verpleegkundige een actieve rol in de vernieuwing van het beroep en het bevorderen van het beroepsbewustzijn. Deze rol en competentie is ook gekoppeld aan het ontwerpplan/voorstel proeve 2 als praktijkleeropdracht voor blok 2.7 en 2.8. Kerncompetentie 5.2: om de kwaliteit van het verpleegkundig beroep op het vereiste peil te houden, zodat het kan voldoen aan de maatschappelijke criteria, werkt de verpleegkundige actief mee aan de bevordering van de deskundigheid van het beroep. Deze rol en competentie is ook gekoppeld aan het ontwerpplan/voorstel proeve 2 als praktijkleeropdracht voor blok 2.7 en 2.8. ROL: Zorgverlener Kerncompetentie 1.1: om de last van ziekte, handicap of sterven te verlichten, verleent de HBO- verpleegkundige op een professioneel verantwoorde wijze verpleegkundige zorg op menselijke maat. ROL: Regisseur Kerncompetentie 2.1: Om de zorg te laten verlopen als een continu en integraal proces dat gericht is op het welzijn van de zorgvrager coordineert de HBO-Verpleegkundige de zorg. ROL: Coach Kerncompetentie 4.1: Om de doelen van het verpleegbeleid en de zorgprogramma’s te realiseren kan de verpleegkundige andere verpleegkundigen en verzorgenden helpen en steunen bij het uitvoeren van vastgestelde taken en functies Rollen en competenties De HBO- verpleegkundige treedt op als ontwerper, regisseur, coach, beroepsbeoefenaar en zorgverlener. Een aantal generieke competenties van de rol van regisseur, beroepsbeoefenaar,ontwerper en coach zal als leidraad gehanteerd worden bij de integrale leerlijn in blok 2.7 en 2.8. Daarnaast zal de rol van zorgverlener geïntegreerd aan bod komen en zijn de rollen van ontwerper en beroepsbeoefenaar gekoppeld aan jullie praktijkleeropdracht: het ontwerpplan/voorstel proeve 2. Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 6 De integrale leerlijn DE WERKWIJZE IN DE INTEGRALE LEERLIJN Werkwijze werkcolleges In de werkcolleges zul je aan de hand van vragen de theorie verwerken. De werkcolleges bereid je voor door middel van zelfstudie. Een andere manier van werken in de werkcolleges is het probleemgestuurd onderwijs (PGO). Via de zevensprong worden beroepsgerichte taken voor- en nabesproken. Het evalueren en elkaar feedback geven neemt een belangrijke plaats in in het leerproces. Tijdens alle onderwijsactiviteiten is het voor een goede voortgang van belang regelmatig te kijken naar hoe je met elkaar werkt. Daarom evalueren we elke bijeenkomst. Hoor- en responsiecolleges Regelmatig zal er door een docent een hoorcollege gegeven worden, ter ondersteuning van de bestudering en verwerking van de theorie. Ook zullen er responsiecolleges gepland worden. Dit zijn colleges die gegeven worden aan de hand van vragen van jullie. Je dient dan uiterlijk 3 dagen voor het responsiecollege je vraag aan de docent te mailen. Vermeld hierbij wat je tot nu toe gevonden hebt, je concrete vraag en welke bronnen je tot nu toe geraadpleegd hebt. Je kunt ook aan het eind van een werkcollege de vragen die onvoldoende beantwoord zijn verzamelen en aan de tutor voorleggen/mailen met een concrete vraag en vermelding van de door jou/jullie geraadpleegde bronnen; deze vragen zullen dan besproken worden in het responsiecollege. Inhoudsdeskundigen Voor elk onderdeel van de integrale leerlijn zijn inhoudsdeskundige docenten beschikbaar. Dit betekent dat wanneer je een specifieke, vakinhoudelijke vraag hebt je deze vraag, via de tutor, kunt stellen aan de inhoudsdeskundige docent. Verzamel op het eind van het werkcollege je vragen, zet deze duidelijk en concreet op papier en geef je vraag/vragen aan de tutor. Het is belangrijk dat je ook vermeld, wat je gevonden hebt met betrekking tot de vraag die je wilt stellen en welke bronnen je geraadpleegd hebt. Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 7 PROGRAMMA SCHEMA PERIODE 3/BLOK 2.7 Week Week 1 Onderwerp Organisatiekunde en implementatie Week 2 Organisatiekunde (structuur) en implementatie Week 3 Organisatiekunde (cultuur) en implementatie Week 4 Organisatiekunde en implementatie Week 5 Innoveren en implementeren Week 6 Innoveren en implementeren Week 7 Innoveren en implementeren Week 8 Responsie college week 1 t/m 7 PROGRAMMA SCHEMA PERIODE 4/BLOK 2.8 Week Week 1 Onderwerp Veranderingen in het veld van gezondheidszorg… Week 2 Collegiale Consultatie: Het ontwerpplan/ Voorstel proeve 2 Week 3 Mantelzorg: utilitair of fundamenteel? Week 4 Mantelzorg: In den beginne is de relatie (Buber) Week 5 Zelfmanagement: een visie Week 6 Zelfmanagement: een visie Week 7 Zorgethiek Week 8 Zorgethiek Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 8 Blok 2.7 Inleiding Organisatiekunde, innoveren en implementeren Verpleegkundigen werken allemaal in een organisatie voor gezondheidszorg. Inzicht in de organisatie en de organisatiedoelen kan helpen om te begrijpen waarom zaken soms zo gaan als ze gaan. Kennis van de werking van organisaties is ook belangrijk bij het invoeren van veranderingen en het regisseren van veranderingsprocessen. Voor het goed kunnen beoefenen van je rollen als verpleegkundige op niveau vijf is het van belang dat je bezit over basiskennis met betrekking tot organisatiekunde. In week 1 en 2 ligt het accent binnen de organisatiekunde op de organisatiestructuur en in week 3 en 4 op organisatiecultuur. In week 5 t/m 8 zal specifiek aandacht besteed worden aan innoveren en implementeren. In het gehele blok wordt een relatie gelegd tussen organisatiekundie, innoveren en implementeren. Leerdoelen organisatiekunde (structuur) De student kan: - zich een beeld te vormen van de manier waarop instellingen functioneren, de aard van de problemen die zich kunnen voordoen en de mogelijkheden van het management om organisaties te veranderen - een analyse maken van de organisatie waarin de verpleegkundige werkt - de relatie leggen tussen organisatiedoelen en organisatiestructuur - aangeven, in een organisatie, hoe bij differentiatie van taken de coördinatie plaatsvindt - de voor- en nadelen benoemen van zelfsturende tams - de voorwaarden benoemen die nodig zijn om tot zelfsturende teams over te gaan Leerdoelen organisatiekunde (cultuur) De student kan: - de verschillende elementen van een organisatiecultuur herkennen - benoemen welke rollen van belang zijn in een organisatie en specifiek bij implementatie - het proces van cultuurveranderingen en -ontstaan benoemen - de verschillende elementen van een organisatiecultuur herkennen - benoemen wat de invloed is van de afdelingscultuur op het functioneren van een verpleegkundige en op implementatie Leerdoelen innoveren en implementeren De student kan: - benoemen wat innoveren/een innovatie is - benoemen wat het belang is van innoveren in de gezondheidszorg - benoemen wanneer er sprake is van een geslaagde innovatie - benoemen welke type mensen te onderscheiden zijn bij innoveren - benoemen op welke manier het perspectief van de zorgvrager betrokken wordt bij innovaties - benoemen wat implementeren is - aan de hand van een oefensituatie aangeven op welke wijze een richtlijn/kwaliteitsopdracht geïmplementeerd kan worden - in een oefensituatie een implementatie volgens de eerste vier stappen van het model van Grol beschrijven en keuzes beargumenteren Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 9 Week 1 Organisatiestructuur Literatuur/Bonnen voor week 1 en 2 - Jong de, J. H. J., Kerstens, J. A. M., & Vermeulen, M. M. (2003). hoofdstuk 10. Verpleegkundig management. In Handboek verpleegkunde (1 ed.). Houten: BSL. Paragrafen: 10.1 t/m10.4 - Visser W. (2003) Leren organiseren (derde druk). Bussum: Coutinho, hoofdstukken 1, 2, 5, 6 , 7 - Grol, R. & Wensing, M., (2013). hoofdstuk 4, paragraaf 10.6. In Implementatie, effectieve verbetering van de patientenzorg. Amsterdam: Reed Business Education. - Rapport Toekomstbestendige beroepen in verpleging en verzorging (BB) - Bachelor Nursing 2020 (BB) Act. 1.1 Duur: 2 SBU D+ Werkvorm Hoorcollege In dit hoorcollege wordt een inleiding op blok 2.7 en 2.8 en op het onderwerp organisatiekunde gegeven. Act.1.2 Werkcollege Duur: 2 SBU D+ Werkvorm Werkcollege In dit werkcollege wordt taak 1 voorbesproken Taak 1 Kantelen van de organisatie Erdal is een verpleegkundige die werkt in een grote organisatie voor geestelijke gezondheidszorg. Hij werkt daar al lang met veel plezier. De laatste tijd heeft Erdal het niet meer zo naar zijn zin, hij ervaart minder voldoening in zijn werk en is daarom begonnen met een managementopleiding. Hij vindt het allemaal erg interessant. Voor de opleiding moet hij deze week het organogram van zijn instelling analyseren, en dit naast de verschillende organisatie modellen van Mintzberg leggen. In welk type organisatie opdracht werkt hij? Thuis is Erdal al begonnen zich te verdiepen in de verschillende organisatievormen. Tijdens het werk vindt hij het leuk te merken dat hij zaken uit de theorie terugziet. Hij heeft er nooit zo bij stil gestaan, maar de organisatie is erg hiërarchisch van structuur en bestaat uit veel ‘lagen’. Erdal is hier geen voorstander van, volgens hem zou een plattere organisatie – ondanks de nadelen- beter passen bij de organisatie waarin hij werkt. Gelukkig heeft hij laatst in het beleidsplan van de instelling gelezen dat de organisatiestructuur binnenkort gaat veranderen. Hij las dat er sprake gaat zijn van een divisiestructuur. Erdal besluit een organogram te maken van zijn instelling, maar dan als divisiestructuur. Waar zou zijn eigen afdeling dan komen te staan? Past de divisiestructuur wel bij de doelstelling van de organisatie?. Ook las Erdal in het beleidsplan dat de Raad van Bestuur overwoog om zelfsturende teams in te gaan voeren, waarschijnlijk volgend jaar al. Zo snel ?, dacht Erdal, jan dat zomaar, een team zonder leiding laten functioneren. Moet er dan niet eerst aan een aantal voorwaarden voldaan zijn ? Act. 1.3 Zelfstudie binnenschools/buitenschools Duur: 3 SBU DWerkvorm Individueel/groepsverband naar keuze Opdracht 1 Maak een organogram van de instelling waar je werkt, of zoek deze op. Analyseer dit organogram: welke organisatiestructuur kent de instelling en wat zijn hiervan de voor- en nadelen voor jou als verpleegkundige? Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 10 Opdracht 2 1. Beschrijf wat het begrip differentiatie inhoudt. Maak onderscheid tussen horizontale en verticale differentiatie. 2. Arbeidsverdeling leidt tot het verbreken van de samenhang van de arbeid. Coördinatiemechanismen dienen om de samenhang weer te herstellen. Er zijn verschillende mogelijkheden om dat te doen. In de functie van verpleegkundige is er sprake van controle door je leidinggevende. Zelf zal je, in je rol als coach, niet alleen coördinerende activiteiten uitvoeren, maar ook controlerende. Geef aan wat het verschil is tussen controle en coördinatie activiteiten. Beschrijf vervolgens voor de volgende 6 coördinatiemechanismen wat ze inhouden en op welke wijze jij er als verpleegkundige mee te maken krijgt. 1. Onderling regelen 2. Rechtstreeks toezicht 3. Standaardiseren van processen 4. Standaardiseren van resultaten 5. Standaardiseren van vaardigheden 6. Standaardiseren van normen en waarden. Opdracht Beschrijf wat horizontale en verticale differentiatie betekent voor jouw (toekomstig) beroep als HBO-Verpleegkundige (de regieverpleegkundige) in de samenwerking met collega verpleegkundigen niveau 4 (de basisverpleegkundige) en verzorgenden. Raadpleeg hiervoor het rapport Toekomstbestendige beroepen in de verpleging en verzorging en Bachelor Nursing 2020 op Blackboard. Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 11 Week 2 Organisatiekunde en implementatie Act. 2.1 Werkcollege Duur: 2 SBU D+ Werkvorm Werkcollege In dit werkcollege wordt taak 1, opdracht 1 en 2 nabesproken. Act 2.2 Zelfstudie Duur: 3 SBU DWerkvorm: Individueel/groepsverband naar keuze Opdracht 3 Bestudeer het implementatiemodel van Grol en Wensing in het boek ‘ Implementatie’ van Grol en Wensing (2013), paragraaf 3.2 en 3.3. Formuleer wat jouw vragen zijn en neem deze vragen mee naar het werkcollege in week 3. Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 12 Week 3 Organisatiekunde en implementatie Inleiding Tijdens de eerste twee weken hebben we ons vooral bezig gehouden met de structuur van een organisatie. Naast de structuur heb je, wanneer je in een instelling werkzaam bent, ook te maken met de cultuur van een organisatie. Kenichi Ohmae heeft van het begrip cultuur een heel kort en krachtige omschrijving gegeven: 'Culture is the way we do things around here’ Deze week gaan we ons tevens verdiepen in de verschillende vormen van en opvattingen over cultuur waarbij een relatie wordt gelegd met implementatie. Literatuur voor week 3 en 4 Boeken - Jong de, J. H. J., Kerstens, J. A. M., & Vermeulen, M. M. (2003). hoofdstuk 10. Verpleegkundig management. In Handboek verpleegkunde (1 ed.). Houten: BSL. Paragraaf: 10.7 - Visser W. (2003) Leren organiseren (derde druk). Bussum: Coutinho, hoofdstukken 3 en 6. - Grol, R. & Wensing, M., (2013). hoofdstuk 10, paragraaf 10.6. In Implementatie, effectieve verbetering van de patientenzorg. Amsterdam: Reed Business Education. Sites http://www.markensteijn.com/verandering.htm (7 krachten model) ………. Act.3.1 Hoorcollege organisatiecultuur Duur: 2 SBU D+ Werkvorm Hoorcollege In dit college wordt het onderwerp ‘organiseren en ‘organisatiecultuur’ besproken. Act.3.2 Werkcollege Duur: 2 SBU D+ Werkvorm Werkcollege In dit werkcollege wordt taak 2 voorbesproken en opdracht 3 nabesproken. Taak 2 Nelleke en Salima werken allebei in een verschillende organisatie binnen de geestelijke gezondheidszorg. Onlangs is bekend geworden dat de organisaties gaan fuseren. Nelleke en Salima weten – uit de verhalen die zij elkaar vertellen – dat de organisaties nogal verschillen wat cultuur betreft. Nelleke vindt de instelling van Salima veel ‘gezelliger’ klinken. De manier waarop er met zorgvragers wordt omgegaan is veel gemakkelijker dan bij haar. Ook is in haar instelling de sfeer onderling tussen personeelsleden heel anders, het lijkt minder collegiaal. Salima, die in haar organisatie werkzaam is als clustermanager heeft Nelleke onlangs verteld dat de fusie nogal wat voeten in de aarde gaat hebben. Er is onder het personeel veel weerstand door alle onzekerheid, het personeel van beide organisaties is toch bang de eigen identiteit te verliezen. De directie heeft op de laatste vergadering aangekondigd dat zij ‘een nieuwe cultuur’ zullen gaan vormen. Een beetje lacherig heeft Salima verteld over het nieuwe logo dat is ontwikkeld. Hiermee moeten de twee instellingen zich 1 gaan voelen, en moet de gezamenlijke cultuur tot uiting komen. Alsof cultuur veranderen zo makkelijk gaat. Salima weet nog uit haar managementopleiding dat er verschillende veranderingsmodellen zijn, zoals een 7-krachten model, waarmee cultuurveranderingen tot stand gebracht kunnen worden. Het is een langdurig proces. Salima en Nelleke moeten er samen wel om lachen, een ander logo en alles is opgelost. Toch zijn ze ook bezorgd. De cultuur van een instelling heeft toch ook invloed op de manier waarop er veranderingen worden ingevoerd, en een fusie zal zeker veranderingen met zich mee brengen. Welk model is geschikt om veranderingen te koppelen aan een afdelingscultuur? Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 13 Nelleke vraagt zich af in wat voor cultuur zij eigenlijk werkzaam zijn. Salima geeft haar wat literatuur over de verschillende cultuur indelingen. Dan kan Nelleke zelf eens kijken welke vorm het beste past bij haar organisatie: machts-, taak-,persoon-, of rolcultuur……. Richt de afdeling zich vooral naar binnen toe en wat zijn de belangrijkste waarden en opvattingen……….? Act.3.3 Duur: Werkvorm: Zelfstudie binnenschool/buitenschool 2 SBU DIndividueel/groepsverband naar keuze Opdracht 4 In deze opdracht ga je je verdiepen in de verschillende rollen die mensen binnen een team kunnen innemen. Een bekende indeling zijn de ‘Belbin rollen’ en de ‘ rollen van Rogers’ (Green 1989, Grol 1992, Rogers 2003). Bekijk op sites en met behulp van literatuur de verschillende rollen en wat zij inhouden. En/of: zoek nog eens de stof op die je eerder gehad hebt over de ‘Belbin rollen’ bij beroepsvaardigheden. - http://www.leren.nl/cursus/professionele-vaardigheden/teamrollen/ - http://www.12manage.com/methods_belbin_team_roles_nl.html Maak de test op www.123test.nl/belbin en bekijk welke rol jij binnen een team kunt vervullen. Hoe kom jij zelf uit de test naar voren en herken jij jezelf hierin? Bestudeer (minimaal) hoofdstuk 4, paragraaf 10.6 en de ‘ rollen van Rogers’ uit het boek van Grol en Wensing (2013). Leg een relatie tussen de rollen van Belbin, de benodigde competenties voor invoering van een implementatie, de groepen ‘ voorlopers-middengroepachterblijvers’ en de ‘ rollen van Rogers’. Opdracht 5 Werk onderstaande vragen uit. - Beschrijf de rol die jij in een team vervult volgens ‘ Belbin’ en ‘ Rogers’ Vraag twee studiegenoten om feedback op deze rollen. Worden deze rollen door je studiegenootjes herkend. Waarin wel en waarin niet? Wat heeft een team nodig om op een goede wijze te implementeren en welke rol vervul jij hierbij (Belbin en Rogers)? Wat heb jij nodig om een goede bijdrage te leveren aan implementatie? Welke rollen zijn aanwezig in het team waarin jij werkt? Wat betekent dit voor implementatie in het team waarin jij werkt? Wat heeft het team waarin jij werkt nodig om te implementeren? Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 14 Week 4 Organisatiekunde en implementatie Act.4.1 Werkcollege Duur: 2 SBU D+ Werkvorm Werkcollege In dit werkcollege wordt taak 2 en opdracht 4 en 5 nabesproken. Act.4.2 Duur: Werkvorm: Zelfstudie binnenschool/buitenschool 2 SBU DIndividueel Opdracht 6 Deze opdracht gaat over het implementeren van richtlijnen. Gebruik hiervoor een richtlijn die gehanteerd wordt op je afdeling of zoek een richtlijn op in de literatuur of op de website van het CBO (of andere kwalitatieve goede website). Je kunt ook je kwaliteitsopdracht van blok 1.4 gebruiken. Bestudeer het implementatiemodel zoals beschreven in Grol en Wensing, Implementatie; effectieve verandering in de patiëntenzorg; hoofdstuk 3. Beschrijf op welke wijze jij de door jou gekozen richtlijn/kwaliteitsopdracht blok 1.4 wilt implementeren binnen het team waarin jij werkt en onderbouw je keuzes. Werk concreet stap 1 t/m 3 uit. Benoem je dilemma’s en formuleer vragen die jij wilt bespreken in het werkcollege van week 5. Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 15 Week 5 Innoveren en Implementeren Inleiding Innoveren en Implementeren In deze weken gaan we verder met innoveren en implementeren: het begeleiden van veranderingen en veranderingsprocessen, een uitdagende klus! Als verpleegkundige op niveau 5 is het belangrijk dat je verbeteringen in de zorg kunt bewerkstelligen; o.a. op basis van (verplegings)wetenschappelijk onderzoek (ebn), richtlijnen en protocollen. Literatuur voor week 5 t/m 8 Boeken: - Grol, R., & Wensing, M. (20013).Implementatie; effectieve verandering in de patientenzorg (3 ed., pp. 123). Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg. - Jong de, J. H. J., Kerstens, J. A. M., & Vermeulen, M. M. (2003). hoofdstuk 5, paragraaf 4; zorginnovatie. In Handboek verpleegkunde (1 ed.). Houten: BSL. Sites: - www.kiesbeter.nl - www.V&VN - www.cbo.nl - ……………….. Act. 5.1 Hoorcollege Duur: 2 SBU D+ Werkvorm Hoorcollege De inhoud van dit hoorcollege wordt nog nader bepaald. Act.5.2 Werkcollege Duur: 2 SBU D+ Werkvorm Werkcollege In dit werkcollege wordt taak 3 voorbesproken en opdracht 6 nabesproken. Taak 3 Hardlopers en dwarsliggers De werkgroep waar Marijke lid van is, is een paar maanden bezig. Leo heeft inmiddels de werkgroep verlaten omdat zijn stage beëindigd is. Voor hem in de plaats is Gerard gekomen. Gerard is een derde jaars HBO-V student. Marijke heeft het programma ‘ medicatieveiligheid’ uit het Veiligheidsprogramma bestudeerd en ze is er erg enthousiast over. Om de kwaliteit van zorg te verbeteren is het belangrijk dat zij en haar collega’s op een andere, betere, manier omgaan met medicatie: innovatie. Gerard is erg enthousiast over het project en staat te trappelen om nieuwe dingen te introduceren. Zijn motto is; “innoveren is mijn lust en mijn leven” Kees herkent zichzelf wel in Gerard. De overige werkgroep leden zijn ook erg enthousiast, al zijn ze blij dat Kees en Gerard een richting uitzetten. Wat de werkgroep wel lastig vindt, dat zijn de overige personeelsleden op de afdeling. Er zijn er een paar die altijd lopen te mopperen. Zo heb je Thea, ze werkt al 12 jaar op de afdeling van Marijke en Gerard. Ze ziet het werk van de werkgroep met lede ogen aan. “Ach” zegt ze, nu is het dit, dan is het dat. Er is altijd wel wat te verbeteren. Ik vind het best hoor. Ik wil best mee doen. maar verwacht van mij geen bijzondere inspanningen.” Fatima en Kees herkennen dit wel van Thea. Ze moppert wel, maar als het puntje bij paaltje komt, doet ze altijd gewoon mee met wat er is afgesproken. Nee dan Jochem. Die loopt altijd te zeuren. Niets is goed, wil nergens aan mee doen. Jochem gaat er vanuit dat wat hij 20 jaar geleden geleerd heeft nog prima is. Volgens hem gingen de patiënten vroeger ook gewoon naar huis na de revalidatie. En waren ze toen soms ontevreden? Wel nee, de patiënten waren toen ook heel blij dat ze zo goed geholpen werden. Cliënten vindt hij ook maar een raar woord, alsof de patiënt een klant is, die kan kiezen voor een instelling. Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 16 Marijke vindt het wel interessant, al die verschillende types die anders reageren op een innovatie. De een gaat ervoor, terwijl het voor de ander helemaal niet hoeft. Het heeft misschien wel te maken met de cultuur op een afdeling. Ze vraagt zich af of er in de literatuur iets over te vinden is. Act.5.3 Duur: Werkvorm Zelfstudie buitenschool 2 SBU DIndividueel Opdracht 7 Deze opdracht is een vervolg van opdracht 6. Beschrijf op welke wijze jij de door jou gekozen richtlijn/kwaliteitsopdracht blok 1.4 wilt implementeren binnen het team waarin jij werkt en en onderbouw je keuzes. Werk concreet stap 1 t/m 4 uit van het implementatiemodel van Grol en Wensing. Bereid een presentatie voor van maximaal 10 minuten per persoon. In deze presentatie presenteer je je implementatieplan en leg je vragen en dilemma’s voor aan je groepsgenoten en de docent. Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 17 Week 6 Innoveren en implementeren Act.6.1 Werkcollege Duur: 2 SBU D+ Werkvorm: Werkcollege In dit werkcollege wordt taak 3 nabesproken en taak 4 opgestart. Taak 4 Implementeren is een kunst Marijke wordt overgeplaatst. Ze vindt het erg jammer want vooral de werkgroep waar ze deel vanuit maakt vindt ze erg stimulerend. Ze heeft er veel van geleerd. Het laatste waar zij zich mee bezig heeft gehouden is het opstellen van een implementatie plan. Ze wist in eerste instantie niet waar ze moest beginnen. Gelukkig leverde de literatuur haar een model voor ‘effectieve implementatie’. Ze heeft daar veel aan gehad. Ze heeft bij het schrijven van haar plan rekening gehouden met de verschillende stappen. Interessant vond ze vooral hoe er onderscheid werd gemaakt tussen disseminatie en implementatie. Ze had er nooit echt bij stilgestaan dat het om twee verschillende zaken gaat. Samen met Gerard en Kees heeft ze een keuze gemaakt voor de juiste interventies om de implementatie vorm te geven. Dat viel niet mee, er moest met een hoop zaken rekening gehouden worden. Marijke kwam zelf alleen met de ‘klinische les’. Kees was hier wel enthousiast over. Maar, zei hij, we moeten niet alleen een educatieve interventie doen en dan denken dat iedereen de verandering overneemt. We moeten zorgen dat we verschillende interventies combineren. Uiteindelijk hebben ze zowel educatieve als professional gerichte interventies gekozen. Marijke vindt het jammer dat zij niet meer op de afdeling zal zijn als de interventies uitgevoerd gaan worden. Vooral het proces van borging heeft haar interesse. Hoe kan je er nu voor zorgen dat, nadat je al implementatie interventies hebt uitvoert, iedereen de nieuwe werkwijze als vanzelfsprekend gaat ervaren? Gelukkig heeft ze goed contact opgebouwd met Gerard, die trouwens op dezelfde HBO-V zit als zij. Gerard zal haar regelmatig via de email op de hoogte houden van de ontwikkelingen. Zo zal hij haar vertellen welke problemen bij de invoering van de nieuwe zorg zij ervaren. Ook zal hij dan vertellen hoe ze er mee omgegaan zijn. Marijke is daar erg blij mee, ze wil de zorg verbeteren en weet dat innoveren en implementeren betekent….een uitdagende klus! Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 18 Week 7 Innoveren en Implementeren Act. 7.1 Werkcollege Duur: 2 SBU D+ Werkvorm Werkcollege In dit werkcollege wordt taak 4 nabesproken. Act. 7.2 Zelfstudie binnenschool/buitenschool Duur: 1 SBU DWerkvorm Individueel/groepsverband naar keuze Dit is de laatste week waarin aandacht wordt besteed aan organisatiekunde, innoveren en implementeren. Neem de stof nog eens door, bijvoorbeeld aan de hand van de geformuleerde leerdoelen en formuleer vragen voor het afsluitend responsiecollege. Verzamel, indien nodig, per onderwijsgroep de vragen voor het responsiecollege. Stuur de vragen per onderwijsgroep gezamenlijk op aan de docent die het responsiecollege verzorgt. Formuleer datgene wat je tot nu toe gevonden hebt, de bronnen die je geraadpleegd hebt en de concrete vraag. Stuur de vragen tijdig op, in overleg met de docent die het hoorcollege geeft. Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 19 Week 8 Innoveren en implementeren Act.8.1 Responsiecollege Duur: 2 SBU D+ Werkvorm Responsiecollege In dit responsiecollege wordt ingegaan op jullie vragen over het onderdeel organisatiekunde, innoveren en implementeren. Stuur tijdig je leervragen per onderwijsgroep aan de docent ter voorbereiding van dit responsiecollege. Act.8.3 Werkcollege Duur: 2 SBU D+ Werkvorm: Collegiale Consultatie Zie voorbereiding werkcollege activiteit 7.1. Voer het werkcollege volgens planning uit. Act 8.4 Zelfstudie Duur: 4 SBU DWerkvorm: Individueel Opdracht 1 Lees goed de inhoud van blok 2.8 door, dit ter voorbereiding van het hoor/werkcollege in week 1 van blok 2.8 en om te anticiperen op de aan jullie gevraagde voorbereiding/zelfstudieactiviteiten in dit blok (zie vooral ook de voorbereiding en inhoud van werkcollege 2 in blok 2.8) Opdracht 2 Bereid je voor op het hoor- en werkcollege in week 1 van blok 2.8 door het Rapport ‘Toekomstbestendige beroepen in de verpleging en verzorging’ (BB) (nog eens) door te nemen. Het is een belangrijk, maar ook lang rapport. Lees in ieder geval bladzijde 1-21, 6062 en 66-71 goed door. Lees ook nog eens het document ‘Bachelor Nursing 2020’ (BB) door. Beantwoord de volgende vragen: Wat betekent dit rapport voor de uitoefening van jouw beroep als toekomstig verpleegkundige op niveau 5? Wat betekent dit rapport voor jouw professional handelen als verpleegkundige nu en in de toekomst? Denk bijvoorbeeld aan de patiënten/cliëntencategorie waarmee jij werkt, aan de samenwerking met de patiënt/cliënt, zijn naasten en zijn netwerk, aan het klinisch redeneren en aan concepten als participatiesamenleving, zelfmanagement, zelfregie, zelfredzaamheid en…. Wat betekent dit rapport voor jouw samenwerking/coaching van collega’s zoals mboverpleegkundigen en verzorgenden? Wat heb jij nodig om goed te anticiperen op de veranderingen in jouw professioneel handelen? Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 20 Blok 2.8 De Participatiesamenleving ‘ Geef een man een vis en hij heeft eten voor één dag; Leer een man vissen en hij heeft eten voor heel zijn leven.’ Chinees Spreekwoord Inleiding Blok 2.8 bevat een aantal belangrijke en actuele thema’s vanuit de gezondheidszorg. Er zijn veel ontwikkelingen gaande in de gezondheidszorg en het verpleegkundig beroep onder het motto: ‘Op weg naar een participatiemaatschappij’. Een aantal maatschappelijke ontwikkelingen bespreken we in dit blok waarbij de rol van de verpleegkundige als regisseur een belangrijke verbindende rol speelt: De HBOVerpleegkundige als regieverpleegkundige (rapport toekomstbestendige beroepen in verpleging en verzorging).Onderwerpen als samenwerking met de zorgvrager, mantelzorger(s) en het sociale netwerk van de zorgvrager, zelfregie, zelfmanagement en zorgethiek zullen aan bod komen. In de rol van zorgverlener bespreken we, in aansluiting bij het concept ‘zelfmanagement’ morele en ethische dilemma’s in de gezondheidszorg. Om de veranderingen te realiseren in jullie werk wordt bij beroepsvaardigheden nogmaals aandacht besteed aan het onderwerp innoveren en implementeren in de rol van coach. In de rol van ontwerper en beroepsbeoefenaar, en in aansluiting bij jullie praktijkleeropdracht, wordt in de integrale leerlijn en in de leerlijn beroepsvaardigheden aandacht besteed aan voorstel proeve 2/het ontwerpplan. De rol van beroepsbeoefenaar is een overkoepelende rol, we bespreken de verschillende onderwerpen in de context van het verpleegkundig beroep en met het oog op de Bachelor Nursing 2020! Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 21 Week 1. Veranderingen in het veld van gezondheidszorg… Inleiding De veranderende samenleving en de invloed hiervan op het veld van de gezondheidszorg, het beroep en de rol van de HBO-Verpleegkundige staat centraal in dit blok. Een oriëntatie en bezinning hierop zal de rode draad zijn van dit blok. Deze week maken wij een start hiermee door middel van een algemene verkenning van deze veranderingen en de consequenties hiervan. Leerdoel De student kan: zich een beargumenteerde mening vormen over de veranderingen in het maatschappelijk veld, het veld van gezondheidszorg en beroepenveld van verpleging en verzorging en haar rol als hbo-verpleegkundige hierin. Literatuur/Bronnen Rapport Toekomstbestendige beroepen verpleging en verzorging (BB) Bachelor Nursing 2020 (BB) Themanummer Podium voor Bio-ethiek: De zorgperikelen van de participatiesamenleving. Nederlandse Vereniging voor Bio-ethiek (BB) www.venvn.nl www.vilans.nl Act. 1.1 Hoor/werkcollege Duur: 2 SBU+ Dit is een inleidend college waarbij aandacht is voor de ontwikkelingen in het verpleegkundig beroepenveld, wetgeving en financiering. Act 1.2 Werkcollege Duur: 2 SBU+ Bespreek met elkaar of in subgroepen, in overleg met de begeleiden docent, de vragen van opdracht 2 van zelfstudie activiteit 8.4. Act 1.3 Zelfstudie Duur: 3 SBUWerkvorm: Individueel Bereid je voor op het werkcollege van week 2 door een korte presentatie (maximaal 10 minuten per persoon) van jouw ontwerpplan. Presenteer: de achtergrond/aanleiding; literatuurstudie (hoofdlijn); hoofdvraag- en deelvragen; doelstelling en de methode die je wilt gaan gebruiken voor je dataverzameling en –analyse. Formuleer je leervragen die je met de groep en de docent wilt bespreken. Zie deze presentatie vooral als een leerervaring, een gelegenheid om je leervragen voor te leggen en je ontwerpplan te verbeteren. Let op: Verhoeven gebruikt in het boek ‘Wat is onderzoek’ (2007, paragraaf 3.5.1., blz. 85) de term onderzoeksplan in plaats van ontwerpplan! Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 22 Week 2. Collegiale Consultatie: Het ontwerpplan/ Voorstel proeve 2 Inleiding Jullie zijn in blok 2.7 gestart met het schrijven van een evidence based ontwerpplan/voorstel voor proeve 2. Deze week bespreken de voortgang van dit ontwerpplan. Dit doen we met behulp van een presentatie en collegiale consultatie. Zorg ervoor dat je al een gedegen literatuurstudie hebt gedaan op basis waarvan je de hoofdvraag, deelvragen, het doel en dataverzameling en –analyse kunt verantwoorden en hierop feedback kunt vragen. Leerdoelen De student kan: een onderzoekontwerp/voorstel proeve 2 opstellen volgens geldende richtlijnen; gerichte feedback vragen aan medestudenten en docent op tussenproduct; gerichte feedback geven aan medestudenten ten aanzien van leervragen en tussenproduct Literatuur/Bronnen: Verhoeven, N. (2007-2014)Wat is onderzoek? Praktijkboek methoden en technieken voor het hoger onderwijs. Den Haag: Boom Lemma uitgevers Beoordelingscriteria voorstel proeve 2/het ontwerpplan (BB) Act 2.1 Werkcollege Duur: 2 SBU+ Werkvorm: Presentatie ontwerpplan/voorstel proeve 2 Ieder presenteert zijn ontwerpplan/voorstel proeve 2 en bespreekt haar/zijn leervragen. Een individuele presentatie inclusief bespreken van leervragen van maximaal 10 minuten per persoon. Act 2.2 Zelfstudie Duur: 2 SBU+ Werkvorm: Individueel In week 3 en 4 zal het thema ‘Samenwerken in de zorgtriade: zorgprofessional-zorgvrager en mantelzorger’ centraal staan. Lees ter voorbereiding op week 3 en 4 de volgende artikelen goed door (webiste lectoraat Mantelzorg) van de Haagse Hogeschool (website HHS/lectoraten en onderzoek/lectoraat Mantelzorg/publicaties rechts bovenaan op de site). Beneken genaamd Kolmer, D.M. (2014). Mantelzorg: smeerolie of gouden schroef? In: ‘Perspectieven op ouder worden en de sociale professional’. Redactie: J. van Vliet en J. Jukema. Amsterdam: Boom/Lemma. Beneken genaamd Kolmer, D.M. (2015). Het fundament van mantelzorg: ontmoeting en emoties.Vakblad voor Contextuele Hulpverlening, 20(1), 14-17. Beneken genaamd Kolmer, D.M. (2015). Op weg naar een landelijke welzijnsstandaard. De Eerstelijns, 9, 18-19. Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 23 Week 3. Mantelzorg: utilitair of fundamenteel? Inleiding week 3 en 4 Van de zorgprofessional wordt al lang gevraagd om samen te werken met de zorgvrager en zijn naasten/familie. Door actuele maatschappelijke ontwikkelingen en veranderend politieken gezondheidsbeleid wordt hier de laatste tijd steeds meer nadruk op gelegd. Dit vraagt van de verpleegkundigen om samen te werken met de zorgvrager en zijn naasten/familie en doet een groot beroep op de rol van de verpleegkundige als samenwerker en communicator. Ook vraagt dit van de verpleegkundige om goed inzicht te hebben in familieverhoudingen en de relaties die de zorgvrager en zijn familie met elkaar onderhouden. Wat betekent deze relatie voor de zorgsituatie en de samenwerking tussen de zorgprofessional, de zorgvrager en de mantelzorger in de zorgtriade? In week 3 en 4 zullen we ons hierin verdiepen. Leerdoelen week 3 en 4 De student kan: benoemen wat haar grondslag is in de samenwerking binnen de zorgtriade; de fundamenten van contextueel-relationeel werken in de zorgtriade benoemen en toepassen; de betekenis van de zorgtriade voor de zorgprofessional, zorgvrager en mantelzorger benoemen; haar visie op samenwerken in de zorgtriade benoemen Literatuur/Bronnen week 3 en 4 literatuur/bronnen genoemd bij zelfstudie 2.2. en de website van het lectoraat Mantelzorg aan de Haagse Hogeschool. www.vilans.nl www.movisie.nl www.mezzo.nl Act 3.1 Hoor/werkcollege Duur: 2 SBU+ In dit hoor/werkcollege zal de lector Mantelzorg, verbonden aan de Haagse Hogeschool, een workshop geven over de zorgtriade: de samenwerking tussen de zorgprofessional, de zorgvrager en de mantelzorger. Act 3.2 Werkcollege Duur: 2 SBU+ Werkvorm: Workshop In deze workshop gaan we in op de betekenis van de samenwerking van jou als zorgprofessional met de zorgvrager en de mantelzorger. Wij gaan ervan uit dat je de in studieactiviteit 2.2 genoemde artikelen goed bestudeerd hebt. Act 3.3 Zelfstudie binnenschools/ buitenschool Duur: 2 SBU DWerkvorm: Individueel Zie studieactiviteit 2.2. en neem een kijkje op de website van de Haagse Hogeschool bij het lectoraat Mantelzorg. Opdracht Beschrijf een casus waarin jij samenwerkt met de mantelzorger en de zorgvrager. Beschrijf de zorgsituatie en verwerk in globale termen de vijf fundamenten vanuit het artikel ‘Mantelzorg: smeerolie of gouden schroef’ van Dr. D.M. Beneken genaamd Kolmer. Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 24 Week 4. Mantelzorg: In den beginne is de relatie (Buber) Act. 4.1 Wercollege Duur: 2 SBU D+ Werkvorm Casusbespreking Aan de hand van casuïstiek en het artikel van Dr. D.M. Beneken genaamd Kolmer (2014) Mantelzorg: smeerolie of gouden schroef? gaan we met elkaar in gesprek over de samenwerking van de zorgprofessional met de zorgvrager en de mantelzorger: de zorgtriade. Act 4.2 Zelfstudie Duur: 3 SBU DWerkvorm Individueel Lees ter voorbereiding op het thema ‘Zelfmanagement’ in week 5 en 6 de volgende artikelen en documenten (BB) goed door: Been-Dahmen, Janet M.J., Dwarswaard, Jolanda., Hazes, Johanna M.W., Staa van, AnneLoes & Ista, Erwin (2015). Nurses’views on patient self-management: a qualitative study. In: JAN :Original Research: Empirical Research-Qualitative Dwarswaaard, Jolanda., Bakker, Ellen J.M., Staa, van AnneLoes & Boeije, Hennie R.(2015). Self-management support from the perspective of patients with a chronic condition: a thematic synthesis of qualitative studies. John Wiley & Sons Ltd, Health Expectations Beneken genaamd Kolmer, D.M. (2014). Zelfredzaamheid bevorderen: innovatief of ouderwets? Op zoek naar mensbeelden in de samenleving. In: ‘Onderzoekend op weg: een essaybundel over opdrachten voor de toekomst’. Redactie: I. van der Meule. De Haagse Hogeschool Hooft, van AnneLoes., Dwarswaard, Jolanda. & Staa van, AnneLoes. (2015) Ondersteunen van zelfmanagement: wat vraagt dit van verpleegkundigen? In: Nederlands Tijdschrift voor Evidence Based Practice 10(1):17-20 Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 25 Week 5 Zelfmanagement: een visie Inleiding week 5 en 6 Een belangrijk concept in de veranderende samenleving is ‘zelfmanagement’. Zelfmanagement, zelfregie, zelfredzaamheid…termen die vaak in een adem genoemd worden. In week 5 en 6 gaan we ons verdiepen in het concept ‘zelfmanagement’ en de betekenis hiervan voor de verpleegkundige, de patiënt/cliënt en voor zijn naasten. Leerdoelen week 5 en 6 De student kan: betekenis geven aan het concept zelfmanagement; vragen en dilemma’s in relatie tot zelfmanagement en zelfregie (h)erkennen; ethische aspecten in relatie tot het concept zelfmanagement (h)erkennen; zich een mening vormen over haar rol als verpleegkundige in relatie tot zelfmanagement, zelfregie en participatie van de cliënt/patiënt en zijn naasten/familie Literatuur/Bronnen week 5 en 6 Zie genoemde literatuur/bronnen bij zelfstudieactiviteit 4.2 www.zelfmanagement.nl Website van de Hogeschool van Rotterdam/zorginnnovatie/projecten/Zelfmanagement-en-Participatie/Nurse-cc Act 5.1 Hoor/werkcollege Zelfmanagement Duur: 2 SBU+ In dit hoor/werkcollege wordt het concept zelfmanagement en de rol van de verpleegkundige besproken. Act 5.2 Werkcollege Duur: 2 SBU+ Werkvorm: Activerend In dit college krijgen jullie een aantal ‘statements’ over zelfmanagement voorgelegd. Op basis hiervan ontwerpen jullie je visie op zelfmanagement en je rol als verpleegkundigen. Act 5.3 Zelfstudie Duur: 3 SBUWerkvorm: In tweetallen Gebruik bij deze opdracht de volgende artikelen/documenten: Dwarswaaard, Jolanda., Bakker, Ellen J.M., Staa, van AnneLoes & Boeije, Hennie R.(2015). Self-management support from the perspective of patients with a chronic condition: a thematic synthesis of qualitative studies. John Wiley & Sons Ltd, Health Expectations Hooft, van AnneLoes., Dwarswaard, Jolanda. & Staa van, AnneLoes. (2015) Ondersteunen van zelfmanagement: wat vraagt dit van verpleegkundigen? In: Nederlands Tijdschrift voor Evidence Based Practice 10(1):17-20 Opdracht Ontwerp zelf een casus (gebruik voor de beschrijving input vanuit het artikel managementsupport van Dwarswaard e.a. , 1e artikel hierboven genoemd) van een chronisch zieke patiënt/cliënt of gebruik onderstaande casus: Erica is verpleegkundige en werkt op een nierdialyseafdeling. Ze vindt dat ze haar patiënten invloed moet geven op de keuzes die worden gemaakt in de zorg. Haar patiënten zijn immers degenen die de gevolgen van deze zorg ondervinden in hun dagelijks leven. Om patiënten te ondersteunen in hun keuzeproces bespreekt ze daarom de voor- en nadelen van verschillende vormen van dialyse, probeert ze poli afspraken zoveel mogelijk te plannen op een moment dat voor de patiënt goed uitkomt en besteedt ze veel aandacht aan het aanleren van leefstijlveranderingen (zoals een aangepast dieet en voldoende beweging) die de gezondheid van haar patiënten kunnen bevorderen. Soms maken patiënten echter keuzes die ze niet goed begrijpt. Richard bijvoorbeeld, een 21-jarige nierpatiënt die keurig op zijn dialyse afspraken komt, gaat iedere twee weken stappen met zijn vrienden en drinkt daarbij ook de nodige biertjes. Erica heeft al meerdere keren uitgelegd dat dit slecht is voor zijn gezondheid Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 26 en welke effecten dit kan hebben. Richard raakt hierdoor enigszins geïrriteerd door Erica (en trouwens ook door zijn ouders die blijven zeuren dat hij niet te veel mag drinken, zijn vriendin vindt dit ook). Het is namelijk een bewuste keuze van hem om wel te gaan stappen: hij is jong, leeft maar een keer en voor hem is er meer in het leven dan nierpatiënt zijn). Zijn vrienden waarmee hij wekelijks gaan stappen denken er verschillend over…. Gebaseerd op casus in: Ethische dilemma’s zelfmanagementondersteuning, een handreiking voor verpleegkundigen, (Dwarswaard, J. & Bovenkamp, van de H.). p. 10. Beschrijf op basis van de casus op welke wijze jij als verpleegkundige het zelfmanagement van Richard ondersteunt en werk dit uit aan de hand van de competenties voor het ondersteunen van zelfmanagement uit het document Ondersteunen van zelfmanagement: wat vraagt dit van verpleegkundigen? Bereid je casus en de uitwerking zodanig voor dat jullie dit kunnen bespreken in het werkcollege van week 6. Ga ervan uit dat jullie 3 kwartier de tijd hebben om deze casus met elkaar te bespreken. Bedenk dus ook de manier waarop je deze casus wilt bespreken met je groepsgenoten. Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 27 Week 6: Zelfmanagement: een visie op Act. 6.1 Werkcollege Duur: 2 SBU+ Werkvorm Activerend In dit werkcollege gaan we 2 casuïstiek bespreken die jullie zelf hebben voorbereid in zelfstudieactiviteit 5.3 Act 6.2 Zelfstudie Duur: 2 SBU+ Werkvorm Individueel Lees op BB de volgende artikelen/documenten door: Dwarswaard, J., & Bovenkamp, van de H,. (2015). Self-management support: A qualitative study of ethical delemmas experienced by nurses. In: Patient Education and Counseling 98 (2015) p 1131-1136 Dwarswaard, J. & Bovenkamp van de H. Ethische dilemma’s zelfmanagementondersteuning. Een handreiking voor verpleegkundigen Opdracht Formuleer drie tot vier subgroepen, in overleg met de begeleidend docent. Schrijf gezamenlijk een casus die als uitgangspunt kan dienen voor een werkcollege ethiek. Ga uit van de dilemma’s zoals genoemd in bovenstaand artikel en document (ondersteuning van zelfmanagement) en zorg ervoor dat een van de dilemma’s opgenomen wordt in de casusbeschrijving. Beschrijf tevens globaal het perspectief vanuit de patiënt/cliënt, familie, jij als verpleegkundige, collega’s en gezondheidsbeleid. Zie voor inspiratie de casuïstiek in het document over Ethische dilemma’s zelfmanagementondersteuning, een handreiking voor verpleegkundigen. De casus dient bij bestandsuitwisseling op BB gezet te worden, uiterlijk maandagochtend voor 9.00uur na deze lesdag in week 6. Voor het werkcollege in week 7 hebben jullie alle casussen gelezen. Uit een of meerdere casussen wordt gezamenlijk een keuze gemaakt en gebruikt in het werkcollege van week 7. Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 28 Week 7 Zorgethiek Inleiding week 7 en 8 Het beroep van verpleegkundigen brengt veel dilemma’s met zich mee. Vragen waar we elke dag, bewust of onbewust, mee worden geconfronteerd. Onze keuzes zijn vaak gebaseerd op waarden en normen. We zijn ons niet altijd bewust van deze waarden en normen en nemen niet altijd de tijd om hier eens bij stil te staan. In week 7 en 8 oriënteren we ons op de zorgethiek, het belang hiervan in de uitoefening van het verpleegkundig beroep, de ethische dilemma’s die we ervaren en oefenen we ons in een ethisch gespreksmodel. Leerdoelen week 7 en 8 De student kan: een ethisch dilemma op het gebied van zelfmanagementondersteuning in de vorm van een casus beschrijven; een algemeen ethisch dilemma in de vorm van een casus beschrijven; een, vanuit verpleegkundig optiek beschreven, standpunt innemen in een ethisch dilemma; een ethisch dilemma bespreken aan de hand van een ethisch gespreksmodel Literatuur/Bronnen Artikelen/Bronnen zoals genoemd bij zelfactiviteit 6.2 Themanummer Podium voor Bio-ethiek: De zorgperikelen van de participatiesamenleving. Nederlandse Vereniging voor Bio-ethiek (BB) www.zorgethiek.nl Act 7.1 Hoor/werkcollege Duur: 2 SBU+ Dit hoor/werkcollege is een inleidend college op zorgethiek. Act 7.2 Werkcollege Duur: 2 SBU+ Werkvorm: Ethische gespreksvoering Aan de hand van het ethisch gespreksmodel op blz 29 van het document Ethische dilemma’s zelfmanagementondersteuning, een handreiking voor verpleegkundigen wordt een ethisch dilemma op het gebied van zelfmanagementondersteuning met elkaar besproken. Act. 7.3 Zelfstudie binnenschools Duur: 2 SBU DWerkvorm: Groepsverband Opdracht Formuleer drie tot vier subgroepen, in overleg met de begeleidend docent. Schrijf gezamenlijk een casus die als uitgangspunt kan dienen voor een werkcollege ethiek. Ga uit van een ethisch dilemma en zorg ervoor dat een van de dilemma’s opgenomen wordt in de casusbeschrijving. Beschrijf tevens globaal het perspectief vanuit de patiënt/cliënt, familie, jij als verpleegkundige, collega’s en gezondheidsbeleid. De casus dient bij bestandsuitwisseling op BB gezet te worden, uiterlijk maandagochtend voor 9.00u na deze lesdag in week. Voor het werkcollege in week 8 hebben jullie alle casussen gelezen. Uit een of meerdere casussen wordt gezamenlijk een keuze gemaakt en gebruikt in het werkcollege van week 8. Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 29 Week 8. Zorgethiek Act 7.2 Werkcollege Duur: 2 SBU+ Werkvorm: Ethische gespreksvoering Aan de hand van het ethisch gespreksmodel op blz. 29 van het document Ethische dilemma’s zelfmanagementondersteuning, een handreiking voor verpleegkundigen wordt een ethisch dilemma met elkaar besproken. In dit college reserveren we enige tijd om met elkaar dit blok en het tweede jaar af te sluiten! Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 30 Beroepsvaardighedenlijn PROGRAMMASCHEMA PERIODE 3 Les 1 Voorbereidende activiteit 3 SBU DZie Act 1.1 2 Zie Act 2.1 3 Zie Act 3.1 4 Zie Act 4.1 Uitvoerende activiteit 2 SBU D+ (training) Leidinggeven, besturen en coachen. Zie Act 1.2 Samenwerken en onderhandelen Zie Act. 2.2 Conflicthantering Zie Act 3.2 Innoveren en implementeren Zie Act. 4.2 Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 31 Programmabeschrijving periode 3 Les 1 Leidinggeven, besturen en coachen Inleiding In Met het oog op de toekomst, beroepscompetenties van hbo-verpleegkundigen, van Aart Pool e.a. (2001) en in Doordacht verplegen, beroepsrollen van de bachelorverpleegkundige (Aart Pool, 2007) wordt de rol van coach beschreven als één van de vijf rollen die de hboverpleegkundige vervult. Het kenmerkende van de rol van coach is stimuleren en motiveren als ook feedback geven en ontvangen. Coachen is een doel- of resultaatgerichte vorm van begeleiden gericht op het zelfstandig functioneren in het werk of gericht op het (verder) leren van het individu of het team. Het accent kan liggen op meer persoonlijke of op meer vakmatige doelen, of op een combinatie daarvan. Met deze definitie, één van de vele in de rij, kan gericht gekeken worden naar de volgende kerncompetentie voor de rol van coach: ‘ om stagiaires en collega-verpleegkundigen en –verzorgenden te steunen in hun professionele identiteit, staat de hbo-verpleegkundige de collega met raad en daad ter zijde.’ (met het oog op de toekomst, 2001) Coachen gebeurt zowel tussen medewerkers van hetzelfde functieniveau als van een verschillend functieniveau. Bij coaching mag er echter geen sprake zijn van een machtverhouding of een persoonlijk belang. Coachend leiding geven is een mogelijkheid, maar je manager kan niet je coach zijn, omdat deze andere belangen heeft dan zijn/haar medewerkers. Jullie zullen zien dat begrippen als leidinggeven, besturen en coachen op verschillende wijzen benaderd worden. De opgegeven literstuur is in eerste instantie richtinggevend. Leerdoelen De student: - neemt kennis van de niveaus van leiding geven, het omgaan met machtsverschillen, stijlen van leidinggeven en management, coachen en zelfmanagement; - wisselt ervaringen m.b.t. het zelf leidinggeven en coachen uit; - onderzoekt de eigen, persoonlijke stijl van leidinggeven (en coachen); - wisselt ervaringen uit m.b.t. een probleem met eigen leidinggevende; - toepassen van nieuw opgedane kennis in rollenspel Te gebruiken literatuur Boeken - Visser, W., (2003) Leren organiseren (derde druk). Bussum: Coutinho. Hoofdstuk 12 Aanbevolen literatuur - Pool, A., (2007) Doordacht verplegen, beroepsrollen van de bachelorverpleegkundige. Den Haag: Lemma BV. Hoofdstuk 6: De rol van coach. Activiteiten Act. 1.1 Voorbereiding op leidinggeven, besturen en coachen Duur: 3 SBU DWerkvorm Zelfstudie - Bestudeer hoofdstuk 12 Leidinggeven, bestuderen en coachen uit Leren organiseren (Visser) zodanig dat je hier vragen over kunt beantwoorden tijdens een formatieve toets (Act 1.2). Act. 1.2 Leidinggeven, besturen en coachen Duur: 2 SBU D+ Werkvorm: Training - Formatieve toets over Act. 1.1 Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 32 Les 2 Samenwerken en onderhandelen Inleiding In de verpleegkundige beroepspraktijk worden om zeer diverse redenen patiënten, cliënten of bewoners nogal eens als lastig ervaren. Bijvoorbeeld een cliënt of een familielid die op en zeer eisende manier zijn wensen over de te leveren zorg kenbaar maakt. Een ander voorbeeld hierin kan zijn dat er op een meer of minder subtiele wijze kritiek op je collega(‘s) wordt gegeven. Ook ervaren verpleegkundigen het wel eens als lastig dat patiënten niet te motiveren zijn tot bepaalde zorg. Kortom: verpleegkundigen hebben regelmatig te maken met belangen tegenstellingen binnen of buiten de patiëntsituatie. Als probleem oplossen niet werkt, ligt onderhandelen voor de hand. Onderhandelen is een manier om conflicten op te lossen zonder dat er verliezers of winnaars hoeven te zijn. M.a.w. onderhandelen is een strategie waarbij gesprekspartners, teamleden of beroepsgroepen naar maximale winst of minimaal verlies streven zonder daarbij de andere partij buiten spel te zetten. Leerdoelen De student: - neemt kennis van de drie fasen in samenwerking en spanningen in het samenwerken volgens Visser (2003); - kan onderbouwd discussiëren over vijf kenmerken van samenwerken; - kan zodanig observeren dat de samenwerking bevordert; - neemt kennis van de fasen in het onderhandelingsproces en onderhandelingsstijlen; - kan nieuw opgedane kennis m.b.t. onderhandelen toepassen op eigen casus; - kan reflecteren op leeropbrengst. Te gebruiken literatuur Boeken - Visser, W., (2003) Leren organiseren (derde druk). Bussum: Coutinho. Hoofdstuk 9 (9.1 t/m 9.3) en hoofdstuk 10 (10.1 t/m 10.2). Activiteiten Act. 2.1 Duur: 3 SBU DWerkvorm Zelfstudie - Bestudeer de hoofdstukken 9.1t/m 9.3 uit Leren organiseren (Visser) zodanig dat je er een discussie over kunt voeren met je medestudenten. - Bestudeer de hoofdstukken en 10.1 t/m 10.2 uit Leren organiseren (Visser) zodat je gedegen bent voorbereid om een onderhandeling te gaan voeren. Act. 2.2 Onderhandelen Duur: 2 SBU D+ Werkvorm Training - YouTube filmpje kijken (pinguïns) over samenwerken - Piramidediscussie over samenwerken - Samenwerk spel (moderne stoelendans) - Onderhandel spel (geneeskrachtige sinaasappel) - Toepassen nieuwe kennis m.b.t. onderhandelen op eigen casus - Reflectiemoment (wat neem je van deze bijeenkomst mee voor je implementatieplan) - Evaluatie Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 33 Les 3 Conflicthantering Inleiding In het managen van de verpleegsituatie, de zogeheten regiefunctie, wordt van je gevraagd om in direct contact met mensen uit eigen en andere disciplines nauw samen te werken. In deze samenwerking kunnen er door allerlei oorzaken wrijvingen of conflicten ontstaan, omdat er verschillende belangen spelen. Dit kan leiden tot een grondig of langdurig verstoorde samenwerkingsrelatie waarin macht en emoties een rol spelen, wat ongetwijfeld effect heeft op de patiëntenzorg. Het kunnen hanteren van verschillende stijlen van conflicthantering, aangepast aan de situatie, is een belangrijke vaardigheid voor bachelorverpleegkundigen. Leerdoelen De student: - kan in eigen woorden uitleggen hoe samenwerken, onderhandelen en conflicthantering samenhangen volgens Visser (2003); - kan in eigen woorden uitleggen hoe een conflict kan ontstaan volgens Visser (2003); - kan in eigen woorden uitleggen welke vier conflicthanteringsstijlen er zijn volgens Visser (2003); - kan in korte tijd, door efficiënt samen te werken, extra informatie opzoeken over - het ontstaan, de soorten en kenmerken van conflicten (verschil tussen een meningsverschil en een conflict); - conflicthanteringsmodellen/stijlen en testen (Thomas Kilmann, Glasl, Maynard Smit); - praktische tips (lijst) voor het omgaan met conflicten. - kan een minicollege geven over extra gevonden informatie; - kan nieuw opgedane kennis m.b.t. conflicthantering toepassen in een rollenspel; - kan reflecteren op leeropbrengst. Te gebruiken literatuur Boeken - Visser, W., (2003) Leren organiseren (derde druk). Bussum: Coutinho. Hoofdstuk 9: 9.4 (conflicthantering) Activiteiten Act. 3.1 Voorbereiding op conflicthantering Duur: 3 SBU DWerkvorm Zelfstudie individueel - Bestudeer uit Leren organiseren (Visser) hoofdstuk 9.4 dusdanig dat je hier vragen over kunt beantwoorden tijdens een formatieve toets; - Zoek op internet een site waar je gratis de Thomas Kilmann test kunt doen, doe de test en neem je uitslag mee naar de beroepsvaardigheden training over conflicthantering. Act. 3.2 Conflicthantering Duur: 2 SBU D+ Werkvorm Training - Quiz/ toets over samenwerken, onderhandelen en conflicthantering; - Actief op zoek naar extra informatie over conflicthantering; - Minicolleges over extra informatie over conflicthantering; - Nabespreking op basis van observatiepunten; - Toepassen van kennis m.b.t. conflicthantering in rollenspel; - Reflectie op leeropbrengst. Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 34 Les 4 Innoveren en implementeren Inleiding Als je als HBO-verpleegkundige (een onderdeel van de) patiëntenzorg wilt verbeteren, dan kun je dat niet alleen voor elkaar krijgen. Je hebt het team nodig om de innovatie te kunnen implementeren. Niet iedereen zal even enthousiast zijn over jouw ideeën; je zult weerstand ondervinden. Er zijn binnen een team voorlopers, een middengroep en achterblijvers (naar het model van Rogers). De verschillende subgroepen vragen elk een andere benadering. Daarnaast heeft ieder persoon een eigen gedragsstijl. Als je een tegenovergestelde gedragsstijl hebt, dan kan dat nog wel eens botsen. Bij innoveren en implementeren is het belangrijk dat je de ander kunt bereiken. Je zit immers tijdens het implementatieproces in de rol van coach. Door de ander te bereiken kan het nodig zijn je eigen gedrag aan te passen, zodat je de ander meekrijgt. Leerdoelen De student: - ervaart weerstand tijdens een rollenspel; - ervaart zelf letterlijk weerstand (spel); - neemt kennis van theorie m.b.t. veranderen en weerstand (o.a. omgaan met en voorkomen van) ; - neemt kennis van de relatie tussen het ASE model, motiverende gesprekvoering en weerstand; - kan nieuw opgedane kennis toepassen op een casus; - kan kennis toepassen op eigen implementatieplan; - kan reflecteren op leeropbrengst. Te gebruiken literatuur Boeken - Grol R. , Wensing M. (2013). Implementatie: Effectieve verbetering van de patiëntenzorg, Maarssen: Elsevier gezondheidszorg. Activiteiten Act. 4.1 Voorbereiding op innoveren en implementeren Duur: 3 SBU DWerkvorm Zelfstudie - Bestudeer het ASE model (zoek zelf op internet). - Besteedt de overige tijd aan het verder schrijven van je implementatieplan. Welke weerstand verwacht je bij het implementeren? Hoe zou je deze weerstand op een leuke manier kunnen overkomen? Act. 4.2 Innoveren en implementeren Duur: 2 SBU D+ Werkvorm: Training omgaan met weerstand bij verandering - Terugblik op conflicthantering (Thomas Kilmann model); - Rollenspel “de woestijn”; - Spel “handpalmen”; - Spel “zoek de verschillen”; - Theorieblok “implementeren/ veranderen”; - Toepassen nieuwe theorie op casus; - Toepassen nieuwe theorie op eigen implementatieplan; - Reflectie op leeropbrengst; - Evaluatie van het blok. Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 35 PROGRAMMASCHEMA PERIODE 4 Wk 1 Voorbereidende activiteit 3 SBU DVoorbereiding op week 1-2: Voer zelfstudieactiviteit 1.1 uit: Uitvoerende activiteit 2 SBU D+ (training) Kwantitatieve Analyse Bestudeer Verhoeven, N. (2011), Wat is onderzoek? hoofdstuk 6 t/m 6.4.hoofdstuk 7 t/m 7.2 Opdracht kwantitatieve analyse uitvoeren (BB) 2 Voorbereiding op week 3-4: Voer opdracht 1 en 2 uit zelfstudieactiviteit 3.1: Kwalitatieve analyse Bestudeer Verhoeven, N. (2014), Wat is onderzoek? hoofdstuk 6.5.en hoofdstuk 8 Opdracht kwalitatieve analyse uitvoeren (BB) 3 4 Voorbereiding op week 5-6: Voer zelfstudieactiviteit 5.1 uit Het netwerkgesprek Voorbereiding op week 7-8: Implementeren en Innoveren 5 6 Voor opdracht 1 en 2 van zelfstudieactiviteit 7.1 uit 7 Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 36 Beroepsvaardigheden Periode 4 Week 1 en 2 Kwantitatieve data-analyse Inleiding In blok 2.5 is een start gemaakt met het onderdel onderzoek. Daarin zijn het formuleren van een onderzoeksvraag en de verschillende vormen van dataverzameling aan bod gekomen. In dat kader zijn enquetes en interviews opgesteld en afgenomen. Wil je een onderzoeksvraag kunnen beantwoorden, zoals in Proeve 2 van je geraagd wordt zullen ook de laatste stappen gezet moeten worden: het analyseren van de verkregen data, de zgn. data-analyse en het trekken van conclusies. Allereerst besteden we aandacht aan kwantitatieve data-analyse. Uit schriftelijke vragenlijsten/enquêtes of meetinstrumenten verkregen data (cijfermatig) dienen geanalyseerd te worden om er uiteindelijk conclusies uit te kunnen trekken. Deze analyse kun je met behulp van Excel uitvoeren. Deze week zal in het kader staan van kwantitatieve data- analyse met behulp van Excel Leerdoelen Na het volgen van dit onderdeel kun je: - met behulp van Excel een beschrijvende analyse van kwantitatieve data uitvoeren - met behulp van Excel figuren maken om de beschrijvende analyse te ondersteunen - de uitkomsten van beschrijvende analyse en bijbehorende figuren juist interpreteren Literatuur Verhoeven, N. (2011), Wat is onderzoek, hoofdstuk 6 t/m 6.4.hoofdstuk 7 t/m 7.2 Blackboard: Basistraining kwantitatieve data-analyse met Excel Act. 1.1 Werkvorm: Zelfstudie - Bestudeer de literatuur. Zorg ervoor dat je de betekenis kent van begrippen als media, gemiddelde en standaarddeviatie - Bestudeer de basistraining kwantitatieve data-analyse met Excel, zoals deze op Blackboard staat. - Maak de opdrachten uit de basistraining kwantitatieve data-analyse met Excel, zoals deze op Blackboard staat. - Bereid je voor op een kort presentatie waarin je de staafdiagram en de conclusies uit de grafiek van de thuiswerkopdracht toelicht. Act. 1.2 Duur: 3 SBU D+ Werkvorm: Practicum Deze activiteit bestaat uit het nabespreken van activiteit 2.3 in de vorm van korte presentaties. Knelpunten in het uitvoeren van bewerkingen in Excel worden besproken en toegelicht. Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 37 Week 3 en 4 Kwalitatieve data-analyse Inleiding In blok 2.5 is aandacht besteed aan het lezen en ontwerpen van onderzoek. Daarin zijn het formuleren van een onderzoeksvraag en de verschillende vormen van dataverzameling aan bod gekomen. In dat kader zijn enquêtes en interviews opgesteld en afgenomen. Wil je een onderzoeksvraag kunnen beantwoorden, zoals in Proeve 2 van je geraagd wordt zullen ook de laatste stappen gezet moeten worden: het analyseren van de verkregen data, de zgn. data-analyse en het trekken van conclusies. Leerdoelen Na het volgen van dit onderdeel kun je aan de hand van een uitgeschreven interview data coderen, groeperen en een hiërarchie aangeven. Literatuur Verhoeven, N. (2014), Wat is onderzoek?, hoofdstuk 6.5.en hoofdstuk 8 Blackboard Voorbeeld van onderzoekvraag, topiclijst en uitgeschreven interview Act. 3.1 Werkvorm: Zelfstudie Opdracht 1 Bestudeer de literatuur. Vorm je een goed oordeel van de 8 stappen die Verhoeven beschrijft om kwalitatieve data te analyseren.: 1. Lees de gegevens goed door; verdeel de gegevens in kleine fragmenten 2. Evalueer gebruikte termen; waarden van de termen en je interpretatie. 3. Codeer de fragmenten 4. Groepeer termen 5. Sorteer de gecodeerde begrippen en breng een hiërarchie aan 6. Zoek naar verbanden tussen begrippen; maak hoofd en subgroepen 7. Breng structuur aan in je begrippen; maak verbanden in een model/ codeboom 8. Het gevonden model in verband brengen met de probleemstelling Opdracht 2 Op Blackboard vind je een onderzoeksvraag, de geconstrueerde topiclijst en de volledige versie van een interview. Op dit interview ga je de eerste stappen van Verhoeven uitvoeren Werk nu stap 1 t/m 4 uit van het stappenplan van Verhoeven. Vervolgens ga je de volgende stappen zetten van het stappenplan van Verhoeven Ga nu aan de hand van alle gecodeerde onderzoeksdata de volgende stappen verder uitwerken: 5. Sorteer de gecodeerde begrippen en breng een hiërarchie aan 6. Zoek naar verbanden tussen begrippen; maak hoofd en subgroepen 7. Breng structuur aan in je begrippen; maak verbanden in een model/ codeboom Act. 3.2 Duur 3 DBU D+ Werkvorm Practicum In subgroepen bespreken jullie de codering,verbanden, hoofd- en subgroepen en de codeboom. Wissel met elkaar uit op welke wijze je tot de codeboom bent gekomen. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen? Op basis waarvan ben je tot deze overeenkomsten en verschillen gekomen? Wat zijn jullie conclusies? Bespreek je dilemma’s in de subgroep, vat deze samen en bespreek deze met de begeleidend docent/trainer. Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 38 Week 5 en 6 Het netwerkgesprek Leerdoelen De student: is zich bewust van het belang van een goed netwerkgesprek in een sociaal wijk zorgteam; kan aandachtspunten benoemen bij het voeren van een netwerk gesprek; kent zijn eigen valkuilen t.a.v. het voeren van een netwerkgesprek; leert samenwerken met andere disciplines en wordt zich bewust van aandachtpunten voor de verpleegkundige. Literatuur QueZ. Vragen naar zelfregie, een instrument voor professionals en vrijwilligers die willen werken vanuit zelfregie ( BB) Hoe voer je een keukentafelgesprek (ww.movisie.nl) www.movisie.nl/kennisdossiers Act. 5.1 Zelfstudie Duur: 2 SBU DWerkvorm: individueel groepsverband naar keuze Verdiep je in de documenten op Blackboard onder week 3 over netwerkgesprekken. Bestudeer de casus van mevrouw Jansen. Tijdens de beroepsvaardigheden les gaan we oefenen met een netwerkgesprek. Act. 5.2 Het netwerkgesprek Duur: 3 SBU D+ Werkvorm: Practicum Naar aanleiding van de werkcolleges over het sociale wijkzorgteams weten we inmiddels dat het zogenaamde “ keukentafelgesprek” een belangrijk en cruciaal gesprek is. Om te constateren welke zorg of ondersteuning een cliënt nodig heeft, wijt hij/zij zelf nog kan en waar hij of zij recht op heeft zullen we moeten onderzoeken hoe zijn of haar netwerk er uit ziet. Dit belangrijke gesprek vraagt om sociale vaardigheden en motiverende vaardigheden. Door vragen te stellen over de zeven leefgebieden (wonen, financiën, sociale relaties, fysieke gezondheid, psychische gezondheid, werk en activiteit, zingeving) wil je een zo compleet mogelijk beeld van de zorgvrager krijgen.De professional en de cliënt samen op zoek naar de werkelijke zorgvraag en naar eigen oplossingen. Klinkt mooi, maar makkelijker gezegd dan gedaan….. Uitgangspunt is de volgende casus: Mevrouw Jansen van 81 is vergeetachtig en laat soms het gas aan staan, maar wil heel graag zelfstandig thuis blijven wonen. Door haar vergeetachtigheid brengt ze zichzelf en haar omgeving in gevaar. Ook is een ze een tijdje geleden gevallen in huis. Haar buren en familie maken zich terecht zorgen. Kan mevrouw Jansen bepalen wat goed voor zichzelf is? Hoe kun je als professional mevrouw Jansen keuzes respecteren en de veiligheid in oog houden? Wat is zelfregie? Zelfregie betekent zelf bepalen. Eigen keuzes maken en het leven invullen zoals dat bij de persoon past. Als professional kun je iemand daarbij ondersteunen. De vier elementen van zelfregie kunnen hierbij helpen: eigenaarschap, motivatie, kracht en contacten. Meer informatie over zelfregie: www.movisie.nl/zelfregie. Hoe werk je vanuit zelfregie in de situatie van mevrouw Jansen? Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 39 Week 7 en 8 Implementeren en innoveren Inleiding Het implementeren van een nieuwe werkwijze kan op vele verschillende wijzen geschieden. Soms verloopt dit heel succesvol en op een ander moment word je geconfronteerd met weerstanden die je niet had verwacht. Deze les geeft je inzicht welke mogelijke redenen er kunnen zijn waarom iets niet verloopt zoals je bedacht had en geeft mogelijke interventies om het “tij te keren”. Verdonschot, Keursten en van Rooij (2009) beschrijven elf ontwerpprincipes. Dit zijn voorbeelden van lastige situaties en werkvormenkaarten om inzichtelijk te krijgen wat het probleem is (lastige situatie), waar dit mogelijk mee te maken heeft (ontwerpprincipes) en hoe het probleem vlot getrokken kan worden door inzet van een werkvormkaart. Leerdoelen De student: heeft inzicht in mogelijke beïnvloedende factoren op veranderingen; kan voor zijn casus beïnvloedende factoren benoemen; kan een of meerdere ontwerpprincipes zoals door Verdonschot (2009) is omschreven beschrijven; kan aan de hand van de ontwerpprincipes acties benoemen en uitvoeren zodat verandering beter geïmplementeerd kan worden. Literatuur Verdonschot, S., Keursten, P. Ontwerpen van leeromgevingen voor leren en innoveren. M&O Tijdschrift voor Management en Organisatie, 64 (4), 36-51 Act. 7.1 Zelfstudie Duur: 2 SBU DWerkvorm: Individueel/groepsverband naar keuze Opdracht 1 Beschrijf in een half a4-tje het probleem waar je mee te maken hebt in het kader van een verandering of implementatie van de verandering. Benoem het probleem, wie betrokken zijn, waarom je doel uitblijft en welk resultaat niet behaald wordt. Stuur het a4-tje 3 werkdagen voor de les naar je medestudenten. Lees voor de les alle a4-tjes die je van je medestudenten hebt ontvangen en bedenk wat de kern van het probleem is. Schrijf dit op en neem je eigen casus en de probleem definiëringen van de andere casussen mee naar de les. Opdracht 2 Bestudeer het artikel over de 11 ontwerpprincipes (BB) en kies een of meerdere ontwerpprincipes die mogelijk voor jouw casus van toepassing zijn. Act. 7.2 Duur: Werkvorm: Implementeren en Innoveren 3 SBU D+ Practicum Kies voor de casussen een of meerdere relevante ontwerpprincipes. Kies per groep 2 casussen die je verder gaat uitwerken in de les. Maak vervolgens 2 kleine groepjes. Per groepje ga je aan de slag met een casus. Hiervoor lees je op de achterkant van de kaart van de genoemde ontwerpprincipe (in bezit van docent) over tips voor deze ontwerpprincipe. Werk deze tips samen in de kleine groep uit. De student van de ingebrachte casus vertegenwoordigt de situatie. De andere studenten bevragen de inbrenger in eerste instantie, op een later moment mag je een advies geven. De casusinbrengen presenteert aan het einde van de les in 5 minuten wat zijn ingebrachte probleem was en wat hij of zij na deze les met het probleem gaat doen waarbij helder wordt hoe de tips van het ontwerpprincipe hierin geïntegreerd zijn. Wanneer er tijd over is: Lees een of twee werkvormkaarten goed door en bedenk of je deze ook zou kunnen toepassen bij jouw implementatievoorstel. Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 40 De werkplaats De werkplaats is bedoeld om studenten de gelegenheid te geven hun eigen leren en afstuderen als Hbo-verpleegkundige vorm en richting te geven. De werkplaats is dé omgeving waar samen met medestudenten gewerkt wordt aan de eigen professionele ontwikkeling. In de werkplaats wordt gewerkt en actief geleerd op basis van eigen inbreng met ondersteuning van medestudenten en docenten. De inhoud van de begeleide werkplaatsbijeenkomsten wordt door de studenten, in overleg met de begeleidende docent, vastgesteld. Dié onderwerpen en thema’s die de studenten zelf belangrijk vinden in hun verdere leerontwikkeling vormen de rode draad. De eigen leerbehoeften staan dus centraal. De begeleidende docent bewaakt het niveau en de samenhang met de kerncompetenties, toegespitst op de betreffende afstudeerrichting. De thema’s die aan de orde komen, kunnen zowel door de studenten zelf als door de docent verzorgd worden. Wat betreft de invulling door studenten kan gedacht worden aan: - Een presentatie, een referaat of een workshop over een onderwerp waar een student(engroep) zich specifiek in heeft verdiept - Een stellingendiscussie - Een verslag van een congres of symposium Focus onderwerpen werkplaats blok 2.7 en 2.8 Tijdens blok 2.7 en 2.8 ligt de focus op het meso- en macroniveau. Dit betekent dat de onderwerpen die in de werkplaats aan bod komen betrekking hebben op ontwikkelingen op afdelings- of instellingsniveau en op landelijke niveau. Hierbij kun je denken aan: - Politieke ontwikkelingen (bv. transities in de zorg) - Maatschappelijke ontwikkelingen (bv. individualisering, demografische ontwikkelingen, ongelijkheid in de samenleving en in de zorg) - Ontwikkelingen binnen de beroepsgroep (VenVN, nieuwe beroepsprofiel, nieuwe beroepscode - Veranderingsprocessen binnen de organisatie - Innovatie en implementatie binnen de afdeling/ instelling. - etcetc Werkwijze begeleide werkplaats De werkwijze om tot invulling van de begeleide bijeenkomsten te komen is als volgt: Tijdens de eerste bijeenkomst van een periode worden de onderwerpen, thema’s die aan de orde kunnen komen met elkaar besproken. Er wordt een planning gemaakt. De onderwerpen/thema’s worden verdeeld en tijdens de niet begeleide bijeenkomsten kunnen studenten individueel of in groepen de eigen presentaties voorbereiden. Het voorbereiden van de presentaties: 1. De voorbereiding start met het formuleren van doelstellingen. Voor de inhoudelijke voorbereiding kunnen studenten terecht in de bibliotheek, al dan niet virtueel (Picarta, www.kb.nl, Cinahl, Medpub ed.) voor boeken en tijdschriftartikelen. Boeken en tijdschriften die niet in de bibliotheek van de Haagse Hogeschool staan maar wel bij andere bibliotheken aanwezig zijn, kunnen via het IBL (Interbibliothecair Leenverkeer) geleend worden. Het is ook interessant om te kijken naar onderzoekspublicaties, rapporten en projectverslagen. 2. Formuleer persoonlijke leerdoelen. Deze kunnen bijvoorbeeld gaan over de voorbereiding zoals het selecteren van literatuur, op de uitvoering zoals onderdelen van de presentatie, sociale vaardigheden, het stimuleren van groepsgenoten, het bewaken van de rode draad. Grijp hierbij terug op eerdere onderdelen van de opleiding over deze onderwerpen en probeer je te herinneren welke punten je toen moeilijk vond. Ook vanuit je dagelijkse praktijk kun je wellicht leerpunten halen waar je tijdens het werkcollege aan kunt werken. 3. Brainstorm over een bij de doelstelling passende werkwijze. Zorg ervoor dat jij niet te hard hoeft te werken maar dat je vooral bezig bent met het in beweging krijgen van je groepsgenoten! Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 41 4. Ga na welke middelen en materialen ondersteunend kunnen zijn aan het bereiken van de doelstelling van de les. Maak een concrete opzet en tijdsplanning. 5. Bedenk evaluatiepunten waar je feedback op wilt hebben na afloop van de werkplaats. 6. Formuleer voor de medestudenten een lesopzet/ workshopopzet inclusief leervragen en literatuur om zich op de les/workshop voor te bereiden. Kopieer deze tijdig voor de docent en de medestudenten. Werkwijze onbegeleide werkplaats De invulling van de onbegeleide werkplaatsuren gebeurt door de studenten zelf. In de werkplaats staan leren van elkaar en het eigen leerproces centraal. Studenten hebben eigen ideeën en leerbehoeften. Ervaringen die in de praktijk worden opgedaan, zijn zowel voor de student zelf als voor de medestudenten heel waardevol om met elkaar te delen en verdiepen. Waar het in de werkplaats over gaat, bepaalt de groep in belangrijke mate zelf. Vanaf de eerste week worden uren voor de werkplaats ingeroosterd, die de groep in onderling overleg invult. De invulling kan op verschillende manieren en hoeft ook niet steeds op school, in een leslokaal plaats te vinden. Het gaat er maar om dat er met elkaar het optimale uit de werkplaatsuren wordt gehaald. Een belangrijk onderdeel dat verplicht is tijdens de onbegeleide bijeenkomsten is het elkaar van actuele ontwikkelingen op de hoogte houden. Tijdens de onbegeleide bijeenkomsten informeren studenten elkaar over de meest actuele ontwikkelingen binnen de afstudeerrichting. Om van die ontwikkelingen op de hoogte te blijven, wordt gewerkt met het “adoptieprincipe”: - Iedereen adopteert een tijdschrift en/of een website - Iedereen is uiteraard de ambassadeur van zijn eigen praktijkinstelling Tijdens de onbegeleide uren van de werkplaats wordt in ieder geval steeds ‘een rondje’ gemaakt om elkaar te informeren. Wat stond er in de tijdschriften; Welke nieuw informatie is op de website geplaatst; Wat is er gebeurd in de verschillende praktijkinstellingen: Denk aan: - Projecten - Verbeteringstrajecten - Nieuw ontwikkelde richtlijnen, protocollen, standaarden enzovoort. Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 42 ERVARINGS & REFLECTIE LEERLIJN Inleiding De ervarings- reflectieleerlijn voor deze praktijkleerperiode bestaat uit de volgende onderdelen: - Voorbereiding op de praktijkleerperiode - Begeleiding tijdens de praktijkleerperiode - Maken van een praktijkleerplan volgens format PLP (Blackboard) - Proeve van bekwaamheid 2 In de leerlijn leer je : - hoe je voor te bereiden op de praktijk - een planning maken voor je leerproces in de praktijk - te reflecteren op je handelen in de praktijk Na afloop van de praktijkleerperiode kun je: - beschrijven welke leerpunten voor jou relevant zijn bij de voorbereiding op praktijk - je ontwikkeling ten aanzien van de verpleegkundige competenties op niveau 5 beschrijven - activiteiten selecteren, die bijdragen aan het ontwikkelen van de competenties voor periode 3 en 4 - onderdelen van behandelde theorie in de praktijk herkennen - noodzakelijke bronnen raadplegen om zicht te krijgen op het functioneren van de verpleegafdeling - deelnemen aan relevant overleg, zodat je het verpleegkundig handelen optimaal voorbereidt, uitvoert en evalueert; - je leerervaringen schriftelijk vast leggen - praktijksituaties analyseren Literatuur Je maakt gebruik van verplichte aangeschafte boeken en readers en andere, voor je praktijkleren en proeve van bekwaamheid 1 relevante literatuur. Groen, M., (2008). Effectief handelen door reflectie. Houtem: Wolters&Noordhoff. Voorbereiding op de praktijkleerperiode Inleiding Om effectief te kunnen leren tijdens de praktijkleerperiode ga je je voorbereiden op de in het format genoemde items (Blackboard). Voorbereidingsopdrachten Onderdeel A wordt voorafgaand aan de stage gemaakt. Onderdeel B,C en D worden opgestart voorafgaand aan de stage en afgerond in de eerste twee weken van de stage. A: Informatie uitzoeken over de instelling Voordat je start met je praktijkleerperiode is het belangrijk om een beeld te hebben van de setting waarin deze plaatsvindt. Zoek antwoord op de volgende vragen: - Is het een particuliere of een overheidsinstelling? - Valt de instelling onder een stichting/koepelorganisatie? - Welke functie heeft de instelling in deze regio? - Welke doelgroep kun je verwachten? - Wat is het doel van de instelling (behandelen, revalideren, wonen, preventie)? - Wat is de visie van de instelling? - Hoeveel zorgvragers worden bediend? Hoeveel, bedden, behandelplaatsen, wooneenheden? - Hoeveel locaties telt de instelling? - Hoe is de samenstelling van het verplegend personeel (helpende, verzorgende, verpleegkundigen, gespecialiseerde verpleegkundigen, nurse practioners)? De informatie kun je op de volgende manieren verkrijgen: - opzoeken op internetsites Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 43 - folders van je instelling en afdeling - in een kennismakingsgesprek met je begeleider in de instelling Verzamel de informatie en maak hiervan een overzichtelijk verslag (niet in de vorm van beantwoorden van de vragen), dat je opneemt in je praktijkleerplan. Benoem wat jij belangrijk vindt bij het verplegen van de doelgroep van je werkplek (max. 3 pagina’s). B. Relevante ontwikkelingen in de gezondheidszorg Politieke besluiten of tendensen binnen de gezondheidszorg kunnen invloed hebben op de vormgeving van de zorg binnen de instelling. Ga op zoek naar vraagstukken, die op dit moment van invloed zijn op de setting waar jij werkt. Gebruik hiervoor tijdschriften, kranten of internet. Beschrijf de relevante ontwikkelingen, die van toepassing zijn, in een kort overzichtelijk verslag (max. 2 pagina’s), voeg minimaal 1 artikel toe en neem het geheel op in je praktijkleerplan. C. Organisatie van de begeleiding op de praktijkleerplaats Breng in kaart hoe de begeleiding op de praktijkleerplaats is georganiseerd. Punten die van belang zijn: - Hoe wordt de begeleiding vormgegeven? - Wie geeft de begeleiding (werkbegeleider, praktijkbegeleider, alle medewerkers van de afdeling)? - Hoe zijn de taken tussen de verschillende begeleiders verdeeld en wie is waarvoor verantwoordelijk? - Welke rol verwacht de begeleiding van jou in je rol van HBOV- student? - Wie wordt op de hoogte gesteld van ziekte of niet kunnen nakomen van afspraken m.b.t. het leerproces? - Wie kan als rolmodel dienen voor jou als HBOV- student? - Hoe kun jij je leerproces zichtbaar maken (schriftelijk, mondeling, dagevaluatie, aangeven van leerdoelen per dag)? Neem de afspraken, die je met je begeleiders hebt gemaakt op in je praktijkleerplan (max. 1 pagina). D. Algemene oriëntatie op de afdeling Als je optimaal wilt functioneren op een afdeling, dan is kennis van en inzicht in de organisatie van groot belang. Gebruik de eerste twee weken van de praktijkleerperiode om informatie uit te zoeken over de afdeling door het stellen van vragen, informatie op de afdeling te lezen, medewerkers te observeren en meelopen met je begeleider. De volgende punten zijn van belang om te weten: - Hoe is de afdeling georganiseerd, hoe is de besluitvormingsprocedure, welke verantwoordelijkheden hebben de verschillende functionarissen? - Welke disciplines zijn op de afdeling en wat zijn hun taken? - Welke diensten hebben verpleegkundigen en welke draai jij als student? - Vanuit welke visie wordt verpleegd en hoe wordt dit zichtbaar in het zorgorganisatiemodel? - Hoe is de afdeling ingedeeld en welke procedures zijn van belang (ruimten, telefoon/oproepsysteem, alarmsysteem, overlegmomenten, opnameprocedures, ontslagprocedures, logistiek)? - Hoe vindt de personeelsplanning plaats en door wie (units, diensten, roosters, pauzes, coördinatie)? - Hoe ziet de dagindeling eruit (welke werkzaamheden, wanneer, door wie en met welk doel)? - Hoe is het verpleegdossier opgebouwd (welke ordening, structuur wordt gehanteerd bij het verpleegplan, verslaglegging)? - Welke werkprocedures, protocollen en richtlijnen zijn aanwezig en hoe wordt de actualiteit/kwaliteit hiervan bewaakt? - Met welke disciplines, afdelingen wordt samengewerkt (bv. polikliniek, geriater, huisarts, psycholoog, arbeidstherapeut, keuken, magazijn)? Inventariseer punten, die je aanspreken, zijn opgevallen, die je moeilijk vindt en twee punten, die volgens jou beter anders kunnen en bespreek deze bevindingen aan het eind van de eerste twee weken met je begeleider. Bespreek hierbij ook je eigen leerhouding in de eerste twee weken wat betreft initiatief nemen, vragen stellen en observeren. Maak een verslag van de resultaten van dit gesprek, laat dit ondertekenen door je begeleider en neem het op in je praktijkleerplan als kritisch bewijs (Max.1 pagina) Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 44 E: Oriëntatie op de zorgcategorie Tegelijkertijd met het kennismaken met de afdeling, begin je je een beeld te vormen over de zorgcategorie. Om de zorgvrager goed te kunnen verplegen en begeleiden heb je kennis nodig over ziektebeelden en behandeling, zowel medisch als verpleegkundig. Verdiep je hierin en sla je studieboeken er op na. Vervolgens participeer je in de zorgverlening. De volgende informatie is minimaal nodig: - Kennis van de meest voorkomende ziektebeelden/gezondheidsverstoringen (minimaal 5), die van belang is voor het observeren en uitvoeren van de zorg aan de toegewezen zorgvragers - Dossiers toegewezen zorgvragers lezen: onbekende begrippen opzoeken en onduidelijkheden navragen - Welke zorg geboden wordt (meest voorkomende verpleegkundige diagnoses en interventies, verpleegtechnische vaardigheden, communicatieve vaardigheden) - Kennis van medicatie toegewezen zorgvrager (werking, bijwerking, observatie) - Hoe vindt informatie-uitwisseling over de zorgvrager plaats ( overdrachtsmomenten, visites, overleggen)? - Activiteiten van andere bij de zorg van de toegewezen zorgvrager betrokken disciplines (onderzoek, therapie, gesprekken, ingrepen, dieetvoorschriften, behandelvoorschriften) Maak een verslag van de verzamelde resultaten en voeg dit toe aan je praktijkleerplan (max. 5 pagina’s). De beoordelingscriteria van de opdracht zijn te vinden op BB. Begeleiding tijdens de stage Inleiding Je krijgt tijdens de praktijkleerperiode begeleiding vanuit de opleiding en de zorginstelling. Hierdoor wordt de integratie theorie en praktijk bevorderd en het reflecteren op het verpleegkundig handelen en het leerproces gestimuleerd. Hieronder wordt de begeleiding toegelicht en komen de onderdelen evaluatie en de bewaking van continuïteit van het leerproces aan de orde. Begeleiding vanuit de opleiding tijdens SLB bijeenkomsten Binnenschools word je tijdens de SLB- bijeenkomsten begeleid door je docent/ SLB ‘er. Tijdens deze bijeenkomsten zal de SLB’er samen met jou en je groepsgenoten aandacht besteden aan het stagelopen en de ervaringen die je daarbij opdoet. Centraal staat de manier waarop je ervaringen kunt gebruiken bij je groei als professional. Begeleiding in de instelling Binnen de instelling krijg je begeleiding van een werkbegeleider, praktijkopleider (begeleidt op afstand en is verantwoordelijk voor de leervoorwaarden op een afdeling). De werkbegeleider is je eerste aanspreekpunt bij vragen en onduidelijkheden. De begeleider zorgt er op die manier voor dat je kunt werken aan het behalen van je (persoonlijke) doelen en de opdrachten. Contact stage-instelling en de Haagse Hogeschool Wanneer er tijdens de praktijkleerperiode problemen of vragen zijn bij je praktijkbegeleider neemt deze, na overleg met jou, contact op met je SLB-er. Vermeld daarom altijd de naam (en het telefoonnummer) van je SLB-er en praktijkbegeleider op je praktijkleerplan. Wanneer de situatie daar aanleiding toe geeft, kan de SLB-er besluiten ‘derden’ in te schakelen. Beoordeling praktijkleerperiode De praktijkopleider geeft voor jouw functioneren in de praktijk aan de hand van de competentiekaart (zie BB) een advies voor beoordeling aan je SLB’er. Halverwege de praktijkleerperiode (week 10) vindt een tussenbeoordeling plaats. Criteria voor de tussenbeoordeling Om voor een voldoende tussenbeoordeling in aanmerking te komen dient de student: Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 45 - het definitieve praktijkleerplan (periode 3 en 4) uiterlijk in week 5 afgerond en ingeleverd te hebben bij de praktijkopleider te kunnen verwoorden welke resultaten bereikt zijn m.b.t. het behalen van persoonlijke leerdoelen en het vereiste competentieniveau en toegelicht met concrete voorbeelden waaruit groei blijkt. De studiepunten voor de praktijkleerperiode blok 3 en 4 worden toegekend, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: - De competentiekaart/het beoordelingsformulier is als voldoende ingevuld en ingeleverd bij de SLB’er in week 10 van periode 4. - Praktijkleerplan, inclusief voorstel proeve 2/het ontwerpplan (periode 3 en 4) is ingeleverd bij de SLB’er op maandag voor 12.00uur in week 3 van blok 3. - De definitieve uitwerking van voorstel proeve 2/het ontwerpplan is ingeleverd bij de SLB’er op maandag voor 12.00uur in week 8 van blok 4 via Ephorus op Blackboard. - Voldoende aanwezigheid van en actieve participatie tijdens de SLB- bijeenkomsten. Het maken van het praktijkleerplan Inleiding Aan het begin van de praktijkleerperiode maak je na bestudering van de ervaringsreflectieleerlijn een praktijkleerplan. Hierin beschrijf je waar jij de komende tien weken aan gaat werken. Het praktijkleerplan is een hulpmiddel om je leerproces goed te laten verlopen. Het maakt je leerproces inzichtelijk voor jou en je begeleiders. Vanaf de eerste lesdag start je met het maken van een praktijkleerplan. Zie voor het format PLP op Blackboard. In het format PLP is ook het voorstel van jouw proeve 2 geïntegreerd. De bewijsstukken voor je stage zijn bijvoorbeeld een literatuurstudie, een reflectieverslag, een kopie van een overdrachtsrapportage die je hebt gedaan, notulen van je inbreng tijdens een multidisciplinair overleg ( MDO) etc. ROLLEN EN COMPETENTIES PERIODE 3 EN 4 Ro l Nr. Competentie Zorgverlener 1.1 Om de last van ziekte, handicap op sterven te verlichten, verleent de hboverpleegkundige op een professioneel verantwoorde wijze verpleegkundige zorg op maat. Om de risico’s voor de gezondheid en complicaties van onderzoek en behandeling te verminderen, past de hbo-verpleegkundige primaire, secundaire en tertiaire preventie toe. Om een gezonde leefstijl van patiënten en hun familie te bevorderen geeft de hbo-verpleegkundige op basis van een programmatische aanpak informatie voorlichting en advies aan individuen en groepen. Om de zorg te laten verlopen als een continu en integraal proces dat is gericht op het welzijn van de zorgvrager, coördineert de hboverpleegkundige de zorg. Om te zorgen dat de doelen van een preventieprogramma worden gerealiseerd, coördineert de hbo-verpleegkundige de afgesproken activiteiten. Om verpleegkundige deskundigheid te waarborgen in een integrale aanpak van zorg, behandeling en voorlichting werkt de hbo-verpleegkundige mee aan ontwikkeling en vaststelling van nieuwe zorgprogramma’s. 1.2 1.3 Regisseur 2.1 Ontwerper 3.1 2.2 3.2 3.3 Gekoppeld aan voorstel proeve 2/het ontwerpplan. Om de zorgverlening op de afdeling zo efficiënt en goed mogelijk te laten verlopen levert de hbo-verpleegkundige een bijdrage aan het tot stand komen van het verpleegbeleid. Gekoppeld aan voorstel proeve 2/het ontwerpplan. Om de kwaliteit van de zorg te bewaken en te waarborgen participeert de hbo-verpleegkundige in het ontwerpen van kwaliteitszorg op Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 niveau 4 4 4 3/4 3/4 3/4 3/4 3/4 46 afdelingsniveau. Coach 4.1 4.2 Beroepsbeoefenaar 5.1 5.2 Gekoppeld aan voorstel proeve 2/het ontwerpplan Om de doelen van het verpleegbeleid en de zorgprogramma’s te realiseren kan de hbo-verpleegkundige andere verpleegkundigen en verzorgende helpen en ondersteunen bij het uitvoeren van de vastgestelde taken en functies. Om stagiaires en collega verpleegkundigen en ziekenverzorgenden te steunen in hun professionele identiteit, staat de hbo-verpleegkundige de collega met raad en daad ter zijde. Om het beroep van verpleegkundige te ontwikkelen tot een professie die aansluit bij maatschappelijke ontwikkelingen van de 21-ste eeuw, vervult de hbo-verpleegkundige een actieve rol in de vernieuwing van het beroep en het bevorderen van het beroepsbewustzijn. 3/4 3/4 4 Gekoppeld aan voorstel proeve 2/het ontwerpplan Om de kwaliteit van het verpleegkundig beroep op het vereiste peil te houden zodat het kan voldoen aan de maatschappelijke criteria, werkt de hbo-verpleegkundige actief mee aan de bevordering van de deskundigheid van de beroepsgroep. 4 Gekoppeld aan voorstel proeve 2/het ontwerpplan Toelichting uitwerking competenties - je werkt minimaal aan de bovenstaande rollen, kern- en deelcompetenties en laat hierbij ook minimaal het gedrag zien dat beschreven is bij niveau 4 resp. niveau 3/4 van de competentiekaart (zie BB ) - je bepaalt in overleg met je begeleider in de praktijk met welke activiteiten je de competenties wilt behalen - je neemt de uitwerking hiervan op in je praktijkleerplan. - aan het eind van de praktijkleerperiode dien je bovengenoemde kerncompetenties wat betreft vakbekwaamheid, samenwerken en oordeelsvorming minimaal op niveau 3 uitgevoerd te hebben. Ook de HBO-eisen effectieve leerhouding en reflecteren dienen op 4 resp. niveau 3/4 behaald te worden Beoordeling praktijkleerperiode Jouw functioneren in de praktijk wordt aan de hand van de competentiekaart (zie BB) beoordeeld door je praktijkbegeleider. Het vereiste eindniveau is 4 resp 3/4.. Halverwege de praktijkleerperiode (na 10 weken) vindt een tussenbeoordeling plaats. Criteria voor de tussenbeoordeling Om voor een voldoende tussenbeoordeling in aanmerking te komen dien je : - Het concept praktijkleerplan uiterlijk in week 2 afgerond te hebben en ingeleverd bij de werk/praktijkbegeleider. In week 3 lever je het, op basis van feedback van je begeleider bijgestelde, praktijkleerplan in bij je SLB-er. - Te kunnen verwoorden welke resultaten bereikt zijn m.b.t. het behalen van je persoonlijke leerdoelen en het vereiste competentieniveau en dit toe te kunnen lichten aan de hand van concrete voorbeelden, waaruit groei blijkt. De studiepunten voor de praktijkleerperiode worden toegekend, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: - Het functioneren in de praktijk is met een voldoende beoordeeld - De originele competentiekaart/het beoordelingsformulier is ingeleverd in week 10 van periode 4. - De slb-er positief heeft geadviseerd over de praktijkbeoordeling. Zie voor het format praktijkleerplan Blackboard. Herkansing De herkansing vindt plaats conform de regels van het tentamenreglement,die zijn beschreven in het OER 2015-2016. Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 47 Leerlijn persoonlijke ontwikkeling/SLB Inleiding Studieloopbaanbegeleiding (SLB), de leerlijn van de persoonlijke ontwikkeling, zal ook in het tweede studiejaar worden voortgezet. Er vindt één keer in de twee weken een SLBbijeenkomst plaats onder begeleiding van je studieloopbaanbegeleider (coach). Tijdens de SLB- bijeenkomsten sta je met je medestudenten stil bij je persoonlijk professionele ontwikkeling. Evenals het vorig studiejaar krijg je, in een veilige omgeving, de kans om je te ontwikkelen op een manier die bij jou past, vanuit de kwaliteiten die jij hebt. Daarbij krijg je ondersteuning van je groepsgenoten en je coach (studieloopbaanbegeleider). Het uitgangspunt van de opzet van SLB is dat je zelf op proactieve wijze de verantwoordelijkheid neemt voor je leerproces. Het gaat het erom dat je via een plan, dat je opstelt, aan leerdoelen werkt die jou uitdagen om jezelf verder te ontwikkelen tot de beste verpleegkundige die je in je hebt. Er zijn drie manieren waarop je je professionele ontwikkeling verder zichtbaar kunt maken, afhankelijk van je leerdoelen en competenties. Je kunt bepaald gedrag (a) demonstreren en je kunt er ook over (b) rapporteren of (c) communiceren. Het uitgangspunt voor de omschrijving van professionaliteit en professioneel handelen is als volgt verwoord: ‘Professioneel gedrag is observeerbaar gedrag waarin de waarden en normen van de beroepsuitoefening zichtbaar zijn. Het komt tot uitdrukking in woord, gedrag en uiterlijk en is van groot belang voor het basisvertrouwen dat een patiënt in een beroepsbeoefenaar moet kunnen stellen. Binnen professioneel gedrag worden drie dimensies onderscheiden, te weten: omgaan met beroep en (studie)werk, omgaan met anderen en omgaan met zichzelf’. Deze drie dimensies accentueren gedragingen die zich richten op een kwalitatief hoogwaardige hulpverlening, een constructieve samenwerking (met de patiënt en andere professionals die bij de hulpverlening betrokken zijn) en de ontwikkeling op langere termijn (Life- long- Learning). Daarmee vormen zij het “persoonlijk professioneel profiel“ van de verpleegkundige. In het tweede studiejaar ga je dus verder met je persoonlijke ontwikkeling aan de hand van jouw Persoonlijk Professioneel Profiel (PPP). Tijdens de 1e bijeenkomst van de SLB zal er in samenwerking met je medestudenten en je studieloopbaanbegeleider gekeken worden hoe er invulling gegeven gaat worden aan de SLB-bijeenkomsten. INHOUD/WERKWIJZE Studieloopbaanbegeleiding (SLB), de leerlijn van de persoonlijke ontwikkeling, zal ook in deze periode worden voortgezet. Tijdens de SLB-bijeenkomsten sta je met je medestudenten stil bij je persoonlijke professionele ontwikkeling. Evenals in jaar 1 krijg je, in een veilige omgeving, de kans je te ontwikkelen op een manier die bij jou past en vanuit de kwaliteiten die jij hebt. Daarbij krijg je ondersteuning van je groepsgenoten en je coach (studieloopbaanbegeleider). Coach (studieloopbaanbegeleider) Tijdens dit studiejaar heb je een coach die zowel de groep waarin je wordt ingedeeld als jou persoonlijk begeleidt gedurende deze periode. De coach begeleidt jou als student, maar ook het groepsproces. Een groot deel van vragen of problemen die je tegenkomt in de loop van je studie kan je in coachingsbijeenkomsten bespreken. Soms is het nodig om een individuele afspraak met je coach te maken. Coachingsbijeenkomsten Eén keer per twee weken heb je een coachingsbijeenkomst waarin je met je medestudenten stil staat bij je persoonlijke professionele ontwikkeling en het groepsproces. Op basis van intervisie wordt elke bijeenkomst ingericht. Dit is een methode waarin je met elkaar op een Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 48 gestructureerde manier praat en nadenkt over vragen en problemen tijdens je studie. Doel hiervan is het leren van je ervaringen om zodoende je persoonlijk professionele ontwikkeling te bevorderen. Als er tussentijds problemen zijn bespreek je deze met elkaar. Onderwerpen Binnen het onderwijs van de opleiding wordt veel nadruk gelegd op groepswerk, omdat samenwerken een belangrijke vaardigheid is van verpleegkundigen. Daarom zal het groepsproces elke keer aan bod komen als leerinhoud, waarin communicatie en feedback een centrale rol spelen. Daarnaast brengen jullie je eigen verhalen met leervragen in. Competenties De verpleegkundige beroepscompetenties zijn leidend voor de invulling en formulering van je leerdoelen. Je wilt bijvoorbeeld leren om een empathische houding aan te nemen of je wilt leren hoe jij je eigen grenzen bewaakt. Aan het eind van het blok stel je via de competentiekaart vast hoever je bent met je competenties. Op basis hiervan bepaal je waar je in het volgende blok mee verder gaat. Uiteraard ga je dat dan weer verbinden met de nieuwe verwachtingen uit het komende blok ten aanzien van je competenties. In de SLB ga je aan het werk met het ontwikkelen van de Dublin Descriptoren die je nodig hebt om professioneel te kunnen functioneren als HBO- verpleegkundige. Tijdens deze periode werk je met de Dublin Descriptoren; Effectieve leerhouding, Reflecteren, Vakbekwaamheid, Kritisch denken en Samenwerken). Je formuleert 3 persoonlijke leerdoelen om op het gewenste niveau van de Dublin Descriptoren te komen. Een belangrijk hulpmiddel daarbij is reflectie, dat wil zeggen dat je stilstaat bij je eigen handelen en dit kritisch onderzoekt. Vervolgens ga je experimenteren met nieuw gedrag. De SLB is er om meer uit jezelf te halen, om uiteindelijk de beste verpleegkundige te worden die je in je hebt. Tweewekelijkse reflectieverslagen Naar aanleiding van elke coachingsbijeenkomst maak je een individueel reflectieverslag, dat je steeds uiterlijk twee werkdagen voor de volgende coachingsbijeenkomst inlevert bij je coach en groepsgenoten. Gebruik bij het schrijven van het reflectieverslag de volgende aandachtspunten: - Hoe ben je de afgelopen weken met je leerdoelen bezig geweest? - Wat is er de afgelopen weken gebeurd dat van belang is voor jouw persoonlijke professionele ontwikkeling? - Welke betekenis heeft wat er gezegd wordt/gebeurd is voor jou? - Welke betekenis heeft de behandelde theorie/literatuur voor jou? Selecteer die dingen die voor jou persoonlijk van betekenis zijn en geef die zoveel mogelijk kernachtig weer. Het verslag dient over jezelf te gaan, niet over je groepsgenoten. Uiteraard mag je je groepsgenoten wel noemen, maar het is de bedoeling dat je reflecteert op je eigen functioneren. Houd voor het verslag een lengte aan van 1 à 2 A4’tjes. Aan het begin van elke intervisie komen de verslagen aan de orde. Om zicht te houden op je ontwikkelingsproces in de loop van je studie is het belangrijk om een portfolio aan te leggen waarin je al je verslagen en andere documenten met betrekking tot de SLB bewaart. Condities Tijdens de eerste coachingsbijeenkomst zal de coach met de groep afspraken maken over de manier van werken en omgaan met elkaar. Ten aanzien van het hele coachingstraject geldt dat wederzijds vertrouwen, respect en veiligheid essentiële voorwaarden zijn. Een absolute voorwaarde is dat alles wat in de coachingsbijeenkomsten wordt besproken, vertrouwelijk blijft en niet aan anderen wordt doorverteld. Dit betekent dat ook de coaches de informatie uit gesprekken en verslagen vertrouwelijk behandelen. Organisatie van de coaching Je hebt steeds één keer per twee weken een coachingsbijeenkomst, begeleid door je coach. Voor sommige groepen is dit in de oneven weken en voor sommige groepen in de even weken. De derde en laatste bijeenkomst van een blok staat in het teken van de evaluatie en beoordeling van je leerproces. Werken in peergroepen en peerassessment is een belangrijk onderdeel van de coaching. Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 49 Toetsing en Evaluatie DE INTEGRALE LEERLIJN De toetsing van de integrale leerlijn bestaat uit 2 onderdelen: - Implementatieplan periode 3 (BB) - Voorstel proeve 2/het ontwerpplan periode 4 (BB) - Participatie OWG’s en presentie - Participatie Werkplaats en presentie De Werkplaats De student wordt beoordeeld op actieve participatie/participatieregeling en presentie. De student levert een positieve bijdrage aan de bijeenkomsten door actief aan discussies deel te nemen en feedback te leveren. De student verzorgt gedurende periode 3 en 4 minimaal één inbreng. De beoordeling wordt uitgevoerd door de begeleidende tutor. DE LEERLIJN PERSOONLIJKE ONTWIKKELING/SLB Bij de beoordeling van je leerontwikkeling wordt gelet op wat je demonstreert, rapporteert en communiceert met betrekking tot je persoonlijk professionele ontwikkeling. Onderdelen toetsing: 1) Actieve participatie/participatieregeling en presentie 2) Portfolio (BB) 3) Actieve participatie/participatieregeling en presentie Invullen competentiekaart Je vult je behaalde niveaus op de competentiekaart in en geeft aan waarom je deze op deze wijze ingevuld hebt (BB) ERVARINGSREFLECTIELEERLIJN Beoordeling van de stage Jouw functioneren in de praktijk wordt aan de hand van de competentiekaart beoordeeld door je praktijkbegeleider. Criteria voor de tussenbeoordeling Om voor een voldoende tussenbeoordeling in de praktijk in aanmerking te komen dient de student: - Het definitieve praktijkleerplan uiterlijk week 5 afgerond te hebben en ingeleverd bij de begeleider - Te kunnen verwoorden welke resultaten bereikt zijn m.b.t. het behalen van persoonlijke leerdoelen en het vereiste competentieniveau en dit toe te kunnen lichten aan de hand van concrete voorbeelden, waaruit voldoende groei blijkt.in de richting van het te behalen eindniveau, De studiepunten voor de praktijkleerperiode worden toegekend, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: - Het functioneren in de praktijk is met behulp van de competentiekaart als voldoende beoordeeld - De originele competentiekaart/het beoordelingsformulier is ingeleverd in week 10 van periode 4. - De SLB-er heeft een positief advies uitgebracht. HERKANSING - De herkansing vindt plaats conform de regels van het tentamenreglement, die zijn beschreven in het OER 2015-2016 Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 50 Toelichting Toets integrale leerlijn periode 3: Het implementatieplan Het implementatieplan Met betrekking tot het implementatieplan worden de volgende stappen beschreven door Wensing en anderen in Pool (2007) 1. Implementeerbaarheid van een vernieuwing: bepaal de kans op succesvolle implementatie 2. Diagnose van de situatie: identificeer factoren die implementatie beïnvloeden 3. Implementatiestrategie: maak een programma voor de implementatie 4. Evaluatie: bepaal het verloop en het effect van de implementatie en stel het plan zo nodig bij (in dit geval beschrijven hoe en wanneer er geëvalueerd gaat worden). De uitwerking van deze stappen zijn terug te vinden in het implementatiemodel van Grol (Grol R. en Wensing, M. (2013) In dit implementatiemodel worden de volgende stappen beschreven: 1. Ontwikkeling voorstel voor verandering 2. Analyse feitelijke zorg, concrete doelen voor verbetering 3. Probleemanalyse doelgroep en setting 4. Ontwikkelen en selectie van interventies/strategieën 5. Ontwikkeling, testen en uitvoering van implementatieplan 6. (Continue) evaluatie en (indien nodig) bijstellen van plan Je beschrijft: - de context van de afdeling - de opdracht kwaliteitszorg uit blok 1.4. of een richtlijn waarmee je gewerkt hebt in opdracht 5 van dit blok. - Stap 1 t/m 4 van het implementatiemodel van Grol en Wensing (2013) Context van het implementatieplan De afdeling waar je werkt vormt de context voor je implementatieplan. De opdracht kwaliteitszorg uit blok 1.4 of een richtlijn (opdracht 5 blok 2.7) is de aanleiding voor het implementatieplan. Deze opdracht/richtlijn heeft als kenmerk dat deze een bijdrage aan verbetering of vernieuwing van verpleegkundige zorg in de praktijk levert. Je beschrijft stap 1 t/m 4 van het implementatiemodel van Grol en Wensing (2013). Zie beoordelingsformulier op Blackboard. Toelichting Toets integrale leerlijn periode 4: Voorstel proeve 2/het ontwerpplan Het voorstel proeve 2/het ontwerpplan is de praktijkleeropdracht voor blok 2.7 en 2.8/periode 3 en 4 van het 2e jaar. De kerncompetenties, behorende bij de rol van ontwerper en beroepsbeoefenaar (niveau 3 of 4 van de Dublin Descriptoren) vormt de verantwoording en het kader van deze praktijkleeropdracht. Deze praktijkleeropdracht is ondersteunend voor het behalen van deze competenties in de praktijk, deze praktijkleeropdracht is niet vervangend voor het behalen van deze competenties in de praktijk. Zie beoordelingsformulier op BlackBoard. Blok 2.7 en 2.8; Periode 3 en 4 Verkort Duaal 2 Studiejaar 2015-2016 51