Het Licht - PrekenWeb

advertisement
Het Licht
Ds. D.W. Tuinier – 2 Korinthe 4:6
(Kerst)
Zingen:
Lezen:
Zingen:
Zingen:
Zingen:
Zingen:
Avondzang: 1, 7
2 Korinthe 4
Lofz. v. Zacharias: 4, 5
Lofz. v. Simeon: 2
Psalm 43: 3
Psalm 68: 2
Het Woord van de Heere ligt op deze kerstdag open bij de tweede brief van de apostel
Paulus aan de gemeente van Korinthe, hoofdstuk 4. Met Gods hulp vraag ik uw aandacht
voor het zesde vers. Daar lezen we het Woord van de Heere:
Want God, Die gezegd heeft dat het licht uit de duisternis zou schijnen, is
Degene Die in onze harten geschenen heeft, om te geven verlichting der kennis
der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Christus.
Het gaat vandaag over: Het Licht (Licht met een hoofdletter).
Als u een blik slaat op onze tekst, dan ziet u dat drie punten vanuit de tekst naar u toe
komen. Drie aandachtspunten:
1. Het Licht schijnt
2. Het Licht verlicht
3. Het Licht verheerlijkt
1. Het Licht schijnt
Gemeente, de apostel Paulus is een echte evangeliedienaar. Wat is kenmerkend voor
een evangeliedienaar? Dat hij blij is met Gods genadewerk. Zo uit Paulus zijn vreugde
voor Gods werk in de grote en in die tijd door en door goddeloze stad Korinthe. Welke
dominee zou niet blij zijn als de Heere werkt, zaligmakend met Zijn Geest? Welke
evangeliedienaar zal niet verheugd zijn als hij vruchten van geloof en bekering opmerkt?
De Heere bevestigt Zijn Woord en Paulus is daar hartelijk verblijd mee: Ik heb veel volk in
deze stad (Hand.18:10).
En dan in Korinthe! U huivert als u daarbij nadenkt. Leven op z’n Korintisch, dat was in
die tijd een gezegde. Dat zegt genoeg… Maar Gods werk gaat door. Laat dat tot
bemoediging zijn, ook nu nog. Ze zullen er komen, dwars door al het kromme en het
zondige van de Korinthiërs ─ en van ons ─ heen.
Maar het Evangelie van vrije genade, het kerstevangelie, is voor de één tot een val en
voor de ander tot een opstanding. Zo is het altijd onder de prediking. Dat weet Gods
www.prekenweb.nl
1/11
Ds. D.W. Tuinier – Het Licht
dienstknecht ook. En dat is de praktijk tot op de dag van vandaag; voor de één is het een
reuke des levens ten leven, en voor de ander is het een reuke des doods ten dode.
Zo is het ook in Korinthe.
Die vijandschap en het verzet tegen het Evangelie van de gekruisigde Christus komt u in
Korinthe ook tegen. Het wordt Paulus op de een of andere manier moeilijk gemaakt.
Gemakkelijk heeft hij het in ieder geval niet. Het is net alsof hij in de eerste verzen van
ons teksthoofdstuk verantwoording aflegt voor zijn prediking. Hij begint: Daarom, dewijl
wij deze bediening hebben, naar de barmhartigheid die ons geschied is, zo vertragen wij
niet. ‘Daaraan zal ik trouw blijven. Hier sta ik, ik kan niet anders. Ik houd daaraan vast.’
Hij zegt: ‘Mensen, het is altijd al zo geweest. We zijn allemaal blind en verblind. De één
zijn ogen worden geopend en de ander handhaaft zich in zijn onbekeerde doodstaat voor
God.’
Paulus vat zijn prediking samen in vers 5: ‘Gemeente van Korinthe, wij prediken niet
onszelf, maar ik preek Christus Jezus, de Heere. Ik ben een dienaar, een dienstknecht om
Zijnentwil. Het gaat niet om mij. Het gaat om mijn Zender. Het gaat om de uitbreiding
van Zijn koninkrijk. Het gaat om de verheerlijking van Zijn Naam.’
Dat er onder de Korinthiërs zijn – en zij zijn er nog – die niet geloven en zich niet bekeren
tot God, dat komt, zo zegt hij in vers 3, omdat het Evangelie voor hun nog bedekt blijft.
Hij zegt in vers 4 ─ en wat is dat actueel, gemeente ─ dat er Korinthiërs zijn die niet tot
bekering komen en die niet buigen voor de Heere; dat komt omdat hun zinnen verblind
worden door de god van deze eeuw. De apostel ziet uit naar hun bekering. Hij weet dat
niemand te verblind is en niemand te ver weg gedwaald is om door God stilgezet te
worden. U voelt dat hij met zielen worstelt. U ervaart dat de zielen van de Korinthiërs op
zijn hart gebonden zijn. Hij zegt in vers 4: ‘En wij bidden dat zij bestraald zullen worden
door de verlichting van het Evangelie der heerlijkheid van Christus, Die het Beeld van
God is.’ Dat is nodig. Dat is kerstfeest vieren.
Hij zegt: ‘Dat is geen mensenwerk, hoor! Dat kan ik niet bewerken.’
Dan volgt onze tekst.
Want… Dat is een redengevend woord. Het is Gods werk. Want God…
Gemeente, wat ben je dan gelukkig! Wat sta je dan op vaste bodem! Wat sta je dan vrij!
Dan ben je verlost van mensenvrees en vervuld met Godsvrees. Waarom? Omdat Paulus
Zijn Koning in het oog heeft! Hij preekt vanuit God. In Hem ligt de ruimte. In Hem ligt de
vastheid en troost van de zaligheid. Daarom spreekt Gods knecht met vrijmoedigheid en
blijdschap.
Want God…
Dan begin je in de eeuwigheid, vanuit het welbehagen. Dan krijg je water onder het
schip, zeiden ze vroeger.
Want God…
www.prekenweb.nl
2/11
Ds. D.W. Tuinier – Het Licht
Dan preek je niet vanuit de mens. Paulus preekt vanuit een drie-enige God. Man, wat
ben je gelukkig! Je hebt een Zender! Hij Die u roept is getrouw, Die het ook doen zal (1
Thess.5:24). Hij neemt het voor je op. Hij staat voor Zijn werk in. Om Hem gaat het.
In Paulus is geen licht, integendeel. In u is ook geen licht! Waarom niet? Omdat we in het
paradijs de duisternis hebben verkozen boven het licht. Daarom is het donker geworden
in ons leven, een inktzwarte duisternis. Paulus zegt: ‘In God is het licht.’ Er is gans geen
duisternis in Hem. Hij is de Vader der lichten. Hij woont en troont in een ontoegankelijk
licht. Als Hij spreekt, dan is er licht.
Dat leest u op de eerste bladzijde van Zijn Woord. In Genesis 1 vers 2 staat: De aarde nu
was woest en ledig, en duisternis was op de afgrond. Zo is het geworden in uw hart en
leven, door de zonde. Een chaos. Een puinhoop. Woest en ledig. Duisternis.
Wat gebeurt er als God gaat scheppen? Als Hij spreekt, dan is het er. Als Hij gebiedt, dan
staat het er. Toen alles zo donker, zo doods en levenloos was en onvruchtbaar, toen
klonk Gods Woord. Daarnaar verwijst de apostel. Hij verwijst naar de scheppende God.
Het eerste wat Hij sprak was: Daar zij licht. En daar werd licht (Gen.1:3). Zijn
machtswoord maakt scheiding tussen licht en duisternis. Paulus wil dat de gemeente van
Korinthe ─ en wij vandaag ─ beseffen dat zonder het scheppende licht van God er geen
leven mogelijk is. Zonder dat licht blijft alles dood en onvruchtbaar. Maar hij zegt:
‘Dankzij het geschapen, het scheppende licht van God, is er leven op aarde mogelijk.’
Want God, Die gezegd heeft dat het licht uit de duisternis zou schijnen…
Hier staat: licht uit de duisternis. Merkwaardig! Hoe kan dat?
Dat kan ook niet naar menselijke berekening. Let op, er staat: uit. Niemand kan dat
maken: licht uit de duisternis. Maar God wel. Zijn Naam is Wonderlijk. Het licht komt uit
de duisternis. Het komt van God. Het licht schijnt in duistere harten en donkere levens.
God heeft gezegd dat het licht uit de duisternis zou schijnen.
Dat licht verdrijft de duisternis.
Van dat licht, op de eerste dag van Zijn schepping, staat geschreven: God zag al wat Hij
gemaakt had, en zie, het was zeer goed (Gen.1:31).
Het was licht, tot… het opnieuw donker wordt in Genesis 3. Want de apostel gaat dieper
graven. Hij blijft niet bij het scheppende licht. Hij heeft het er in onze tekst over dat God,
Die het licht geschapen heeft op de eerste dag, dezelfde God is, Die in onze harten
geschenen heeft. Daar moet het naar toe! Dan wordt het kerstfeest!
Paulus weet dat het donker geworden is in het hart van de Korinthiërs en in zijn eigen
leven. Hij schrijft in zijn brief aan de Efeziërs dat we geestelijk dood zijn in de zonden en
in de misdaden. Dat heeft hij ook in de verzen 2 tot en met 4 met verschillende
bewoordingen omschreven: verblind, arglistigheid en Gods Woord vervalsende. Het
Evangelie is bedekt en we worden verblind door de god dezer eeuw.
Wat een woorden gebruikt hij hier, geïnspireerd door de Heilige Geest.
Wat zijn we diep gevallen!
Wat liggen we verloren!
Wat is het donker geworden, jongens en meisjes!
www.prekenweb.nl
3/11
Ds. D.W. Tuinier – Het Licht
‘Maar’, zegt Paulus, ‘gemeente van Korinthe ─ en dat mag u ook vandaag horen ─ de
dood heeft niet het laatste woord. Het zal niet donker blijven.’ Eeuwig wonder van
Goddelijke genade!
Want God, Die gezegd heeft dat het licht uit de duisternis zou schijnen, is Degene Die in
onze harten geschenen heeft. Hij heeft de geestelijke duisternis in ons hart weggenomen.
De apostel neemt het op voor Gods kinderen in Korinthe. Hij zegt: ‘God heeft het licht
gemaakt. Hij heeft al van licht gesproken. Hij heeft het licht bekendgemaakt.’
Wat is de eerste lichtstraal? De eerste lichtstraal van God in deze donkere wereld is: Ik
zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, tussen uw zaad en tussen haar
Zaad; Datzelve zal u de kop vermorzelen, en gij zult Het de verzenen vermorzelen
(Gen.3:15). Dat is de moederbelofte. Dan wordt het al een klein beetje licht in het
paradijs. Daarna zie je dat de Zon der gerechtigheid door heel het Oude Testament
langzaam maar zeker op gaat komen. Het wordt steeds een klein beetje lichter.
Dat zie je ook als God Abraham, Izak en Jakob, de patriarchen, roept en Zijn
genadeverbond bevestigt en opnieuw belooft Zijn Zoon te zullen zenden. De profetieën
staan vol van Hem. De psalmen staan vol van de komende Messias. De gehele
oudtestamentische ceremoniële eredienst is een schaduwdienst van het Licht der
wereld. Jezus Christus, het Licht der wereld, zal ontstoken worden en verlicht het volk
dat in duisternis wandelt en in de schaduwen van de dood. Dat volk zal een groot Licht
zien. De komst van Jezus Christus in de wereld, de Zaligmaker van zondaren, is de grote
vervulling van het licht.
Gemeente, het is kerstfeest. In de donkere wereld van toen – misschien was het nog wel
donkerder in de kerk, met haar ontzaglijke vormendienst en dode orthodoxie – in die
duisternis gaat het Licht schijnen. Toen is het Licht ontstoken! Gods genade en Gods
barmhartigheid wordt verheerlijkt in zondaarsharten.
Daar zijn de herders. Terwijl heel Bethlehem haar geestelijke doodslaap slaapt, zijn zij
daar. En zie, een engel des Heeren stond bij hen, en de heerlijkheid des Heeren ─ het gaat
in onze tekst ook over heerlijkheid ─ en het Licht van God, God Zelf, Gods gunst, Gods
gemeenschap, Zijn genade, omscheen hen. Het wordt licht! Van buiten, maar vooral van
binnen, in hun ziel.
En zij vreesden met grote vreze (Luk.2:9). Ja, dat ook. Verstaat u dat? Wie zou er voor de
hemelse Majesteit kunnen bestaan? Paulus niet en de herders niet en u niet. Toch is er
het licht in de velden van Efratha. Toch is er licht in hun hart, een onuitsprekelijke
blijdschap en vreugde. Waarom? Omdat Hij, de Engel van het genadeverbond, daar in
het donker ligt. Hij is het Beeld van God. Hij is de heerlijkheid van God.
Over de kribbe van Bethlehem valt de schaduw van Gethsémané, Gabbatha en Golgotha.
Zijn diepe lijdensweg begint in die nederige kribbe. Hij in het donker, borgtochtelijk, en
de herders ontvangen de blijde boodschap, die al den volke wezen zal: ‘Dat u heden
geboren is het Licht, de Zaligmaker, het Licht der wereld!’ Hebt u Hem nodig? Is er plaats
voor in uw hart en leven?
www.prekenweb.nl
4/11
Ds. D.W. Tuinier – Het Licht
We gaan er van zingen zoals Simeon er van gezongen heeft. De Lofzang van Simeon vers
2:
Een licht, zo groot, zo schoon,
Gedaald van ’s hemels troon,
Straalt volk bij volk in d’ ogen;
Terwijl ’t het blind gezicht
Van ’t heidendom verlicht,
En Isrel zal verhogen.
Simeon zingt van het Licht. Hij zingt van de Heere Jezus in zijn armen. ‘Een Licht zo groot,
zo schoon.’ Heb jij dat nu al eens met je hart gezongen, jongens en meisjes? Je hoeft
geen lang bekeringsverhaal te vertellen, hoor! Echt niet! Maar gaat het weleens branden
van binnen? Zo’n vuurtje, zo’n liefdesvuur, door Gods Geest ontstoken, weet je wel?
‘Een Licht, zo groot, zo schoon, gedaald van ’s hemels troon, straalt volk bij volk in
d’ogen.’
Wat is Simeon ruim! Dat word je, hoor, als het kerstfeest in je ziel is. Dan word je
gunnend.
‘Terwijl ‘t het blind gezicht…’ Wat zal dat ook voor Paulus tot bemoediging zijn, als hij
aan de blinde Korinthiërs schrijft!
‘Terwijl ’t het blind gezicht, van ’t heidendom verlicht.’ Gemeente, dan kan het ook voor
u. Het kan ook nog voor jullie, jongelui, zul je daar niet aan twijfelen?
‘En Isrel zal verhogen.’ Ook voor het volk van Israël is er verwachting. Dat staat in Gods
Woord.
2. Het Licht verlicht
Want God, zegt de apostel, Die gezegd heeft...
Paulus gaat van het scheppende licht over naar het herscheppende licht. Daar moet het
naar toe. Het gaat om het wederbarende werk van Gods Geest. God, de scheppende
God, is ook de Herschepper. Hij is Degene Die in onze harten geschenen heeft. Hij heeft
ons hart verlicht, schrijft Gods knecht.
Als er één is die daarvan weet, dan is Paulus dat. We kennen allemaal de bekende
geschiedenis uit Handelingen 9. Als er één verblind was in zijn eigengerechtigheid, dan
was dat Saulus van Tarsen. Tot… het ogenblik van Gods welbehagen aanbreekt. Er komt
een licht op de weg naar Damascus. Een licht van de hemel. Saul, Saul, wat vervolgt gij
Mij? (Hand.9:4) Dat is de stem van de verheerlijkte Christus. Hij, Die alle macht heeft in
de hemel en op de aarde. Hij, Die hem toeroept: ‘Tot hiertoe en niet verder! Ik arresteer
je! Ik roep je een goddelijk halt toe!’
Weet u wat de vrucht is? Saulus komt er dan pas achter hoe donker het in zijn hart is. Hij
dacht in zijn verblindheid dat hij in het Licht wandelde, maar als de Heere zijn hart
verbreekt door Zijn genade en liefde, komt hij aan de weet hoe ontzaglijk verloren hij is.
De rust wordt hem opgezegd. Hij ligt verloren, in zonde en schuld. Zijn lichamelijke ogen
www.prekenweb.nl
5/11
Ds. D.W. Tuinier – Het Licht
gaan dicht. Zijn blinde zielsogen gaan open. In één klap komt hij op de grond terecht. In
zijn ongeluk, in zijn gemis roept hij uit: Wie zijt Gij, Heere? Wat wilt Gij dat ik doen zal?
(Hand.9:5-6).
Gemeente, u hoeft niet hetzelfde te beleven als Saulus van Tarsen, maar het gaat om de
zaak. De blindgeborene zei: Eén ding weet ik, dat ik blind was en nu zie (Joh.9:25). Meer
kon hij niet zeggen. Dat was zijn bekeringsverhaal. Maar het was waar! Het was vrucht
van Gods genadewerk.
Saulus van Tarsen wordt van een wolf een lam. Drie dagen heeft hij daar in zijn
binnenkamer geworsteld, gezucht, gebeden, gevast, geklaagd en zijn zonden en schuld
beleden. Waarom? Omdat God, Die de Schepper is van het licht, ook Degene is Die in zijn
hart heeft geschenen. Daar moet het naar toe. God, Die de Schepper is van het licht,
heeft neergezien op zo’n smekeling, op zo’n kermer, zo’n worstelaar, zo’n nooddruftige,
zo’n arme, zo’n ellendige, zo’n… noem maar op. Hij betoont: ‘Nooddruftigen zal Hij
verschonen, aan armen uit genâ…’
Want de Heere weet wel wat zij nodig hebben. Ananias wordt op hem afgestuurd.
Ananias, die eerst niet durft, maar dan zegt de Heere: ‘Ga maar gerust hoor, Ananias,
want de wolf is een lam geworden. Ik heb geschenen met Mijn Licht in de duisternis van
zijn ziel. Het Licht is opgegaan in zijn leven. Nu het donker is geworden, heeft hij ander
Licht nodig. Hij heeft het Licht nodig van de Heere Jezus Christus. Hij bidt, Ananias. Je
hoeft niet bang te zijn voor hem.’
U kent de geschiedenis. Het Licht is gaan schijnen in zijn ziel. De duisternis moest wijken.
Later schrijft hij hierover: ‘Mensen, weet u wanneer het kerstfeest voor mij geworden is?
Toen het Licht ontstoken is in de duisternis van mijn ziel. Toen heeft het God behaagd
Zijn Zoon in mij te openbaren.’ Toen mocht hij instemmen: Want bij U is de fontein des
levens; in Uw licht zien wij het licht (Ps.36:10).
Welnu, gemeente van Korinthe, die God, de scheppende God, Die wijs ik u aan. Die
predik ik u. Die beveel ik u van harte aan. Hij is ook de Herschepper. Hij is Degene Die in
onze harten geschenen heeft. Om… om wat? Om te geven.
Kerstfeest is het feest van geschenken. Daar doet u toch niet aan mee, gemeente? Hebt
u ook gehoord hoeveel miljoenen er uitgegeven zijn aan kerstcadeaus? Wat een onzin!
Kerstfeest is het feest van hét Geschenk! God wil niet anders, Korinthiërs, dan geven.
Alzo lief heeft God de wereld van de Korinthiërs gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon
gegéven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft niet verderve, maar het eeuwige
leven hebbe.
Ds. Kohlbrugge schrijft: ‘Kerstfeest is het feest van Gods weldadigheid.’ Zo mag u het ook
noemen. Het feest van Gods gaven en van Gods zegeningen. Hij zegt: ‘Kerstfeest is het
feest van de grootste Gave van God.’
Paulus zegt: ‘Eén van die gaven van het Licht is verlichting der kennis der heerlijkheid
Gods. Dan gaat het vooral om het woordje ‘kennis’. Dat heeft alles te maken met het
www.prekenweb.nl
6/11
Ds. D.W. Tuinier – Het Licht
ware geloof. Kennis, toestemmen en vertrouwen, zo leren we onze catechisanten, als
het gaat om het wezen van het ware geloof.
Kennis. Eén van de kerstgeschenken van de geboren Zaligmaker is: verlichting der kennis.
Dat is niet de kennis van uw hoofd. Dat weet Paulus ook. Hij houdt dat ook de Korinthiërs
voor. Al gaat het niet buiten je verstand om. Dat alleen is tekort. Hij zegt: ‘Korinthiërs,
een historisch geloof kan niet worden gemist, maar is ongenoegzaam. Alleen maar
kerstfeest vieren voor de uitwendige vorm kan God niet behagen. Uw kennis moet
worden verlicht. Wil het licht voor u worden, dan moet u eerst weten dat het donker is.’
Als het gaat over kennis in de Bijbel, dan heeft dat te maken met het ware geloof. Dat is
een bevindelijk kennen, dat komt vanuit het diepste van uw bestaan. Dat komt vanuit de
ziel.
Denk aan de jonge Maria. Ze wist meer níet dan wél. Herkent u dat? Hoe ouder u wordt,
des te meer wordt u uzelf een raadsel. Op de school van de Heere Jezus kom je er achter
dat je steeds blinder en steeds dwazer wordt, dat je meer ‘niet weet’ dan ‘wel weet’.
Maar als de Heere door Zijn Geest Maria’s kennis gaat verlichten, dan krijgt ze een helder
licht en zicht op Wie het Kind is, Dat ze onder haar hart draagt. Al moet ze dan nog veel
leren en nog veel meer afleren op de leerschool van Gods Geest, één ding weet ze: als
het geloof in oefening is, dan is het vol. Haar Kind is haar Zaligmaker. Hij is in het oog.
Het wordt kerstfeest voor Maria. Waarom? Omdat Hij haar verlichting der kennis geeft.
Dan gaat zij zingen: Mijn ziel maakt groot de Heere, en mijn geest verheugt zich in God
mijn Zaligmaker (Luk.1:46-47).
Deze verlichting der kennis gaat samen met Godskennis en zelfkennis. Een blik naar
boven en een blik naar binnen, dat is de weg naar de kribbe, waar de Heerlijkheid van
God ligt. Het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn
heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid van God in het aangezicht van de Zoon van
Zijn eeuwige liefde, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader), vol van
genade en waarheid (Joh.1:14).
Godskennis en zelfkennis. Maar de Heilige Geest zal je geen rust gunnen voordat je bij de
kribbe bent. De Heilige Geest gunt je geen rust voordat er ook die geheiligde,
bevindelijke, heerlijke, alles vervullende Christuskennis is. Heeft Hij Zelf niet gebeden in
Zijn hogepriesterlijk gebed: Dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus
Christus, Dien Gij gezonden hebt (Joh.17:3)?
Deze verlichting der kennis leert u niet op een aardse school. Vraag het maar aan
Nicodemus. Vraag het aan Johannes. Johannes schrijft later in hoge ouderdom: En het
was omtrent de tiende ure (Joh.1:40). Dan staat alles nog op zijn netvlies en alles is in zijn
ziel gegrift. Als een diamant, als goud heeft hij het bewaard. Toen is het gebeurd. Toen
heeft Hij, Die het Licht is, geschenen in zijn ziel. Hij heeft hem dieper ingeleid in de
verborgenheden van zalig worden, enkel uit genade. Toen heeft Hij hem beschenen.
Toen kwam ook voor hem de verlichting der kennis der heerlijkheid Gods.
www.prekenweb.nl
7/11
Ds. D.W. Tuinier – Het Licht
En weet je wat Paulus aan het einde van zijn leven uitroept? En wie durft zich met hem
te vergelijken? Paulus, die opgetrokken geweest is tot in de derde hemel? Hij roept het
uit vlak voor zijn sterven: Opdat ik Hem kenne (Fil.3:10).
Ziet u? U raakt nooit uitgeleerd. U wordt op Jezus’ school nooit een groot mens. Je krijgt
nooit titels voor je naam. Je wordt nooit belangrijk. Opdat ik Hem kenne, en de kracht
Zijner opstanding en de gemeenschap Zijns lijdens, Zijn dood gelijkvormig wordende
(Fil.3:10).
Hoe meer je nu de blindheid, de armoede en de dwaasheid van jezelf leert, des te meer
word je uitgedreven naar de kribbe. Want in de kribbe ligt de volle Heerlijkheid van God.
Hij, Die het uitgedrukte Beeld is van Gods zelfstandigheid.
Gemeente, daar heb je wel licht voor nodig. Daar gaan we eerst samen van zingen, Psalm
43 vers 3:
Zend, Heer’, Uw licht en waarheid neder,
En breng mij, door die glans geleid,
Tot Uw gewijde tente weder;
Dan klimt mijn bange ziel gereder
Ten berge van Uw heiligheid,
Waar mij Uw gunst verbeidt.
Het Licht schijnt, het Licht verlicht en:
3. Het Licht verheerlijkt
Het gaat om de heerlijkheid van God. In het Grieks staat er: doxa. Het gaat om de doxa
van God. De heerlijkheid van God is God Zelf. Het is Zijn Wezen. Die heerlijkheid hebben
wij verzondigd, gemeente. Die bezitten wij niet meer. Paulus zegt: ‘We zijn verblind.’
Onze ogen zitten dicht. God woont in een ontoegankelijk licht.
Je hebt wel eens op een zonnige zomerdag, jongens en meisjes, dat je met je blote ogen
niet in de zon kan kijken. Daarvoor heb je een zonnebril nodig. Maar dat is zeker als het
gaat om de heerlijkheid van God. Want als je probeert tot God te naderen, zal Hij je
verteren. Daarom ligt er ook onder het Oude Testament een sluier op de heerlijkheid van
God. De heerlijkheid van God was in de wolkkolom. De heerlijkheid van God was in de
vuurkolom. In een wolk boven de ark.
Als Mozes ─ en wie durft in zijn schaduw te gaan staan? ─ de man Gods, aan de Heere
vraagt: Toon mij nu Uw heerlijkheid (Ex.33:18), dan legt de Heere Zijn hand in het
voorbijgaan op zijn ogen. Want Mozes kan de heerlijkheid van God niet zien. Dat is een
les voor hem. Dat moeten we allemaal leren. Dat hebben de herders ook geleerd. Dat
leren al Gods kinderen. Op het laatste moment laat de Heere Mozes nog iets van Zijn
heerlijkheid zien.
www.prekenweb.nl
8/11
Ds. D.W. Tuinier – Het Licht
Dat hoort ook bij kerstfeest. Kunt u het begrijpen: En zij vreesden met grote vreze? Dat
lees je van Zacharias, dat lees je van Maria, dat lees je van de vrouwen op de eerste
paasmorgen als ze bij het lege graf komen. Al Gods kinderen kennen daar wat van.
Zo Gij in ’t recht wilt treden,
O HEER’, en gadeslaan
Onz’ ongerechtigheden;
Ach, wie zal dan bestaan?
De engelen hebben begerig willen inzien boven het verzoendeksel hoe het mogelijk is
dat de vloekende wet tot zwijgen zou worden gebracht. Hoe kan de heilige en
rechtvaardige God, Die met de zonde en de zondaren geen gemeenschap hebben kan,
werken en wonen in Zijn heerlijkheid onder een onheilig en des doods schuldig volk?
In de kerstnacht laat God het zien. In de volheid van de tijd gaat de hemel open. Zijn
eeuwig liefdeshart gaat open. In de grote duisternis op aarde maakt Hij het licht. Hij legt
Zijn Heerlijkheid in de kribbe. God neemt de sluier weg. Zijn heerlijkheid, Zijn gunst, Zijn
liefde, Zijn genade maakt Hij bekend in de geboorte van Zijn Zoon. Hij legt het Liefste wat
Hij had in een kribbe.
Dat is voor de herders zo’n wonder. In de kribbe, in hun kribbe, die ze dagelijks vullen
met het voer van hun beesten, in hun kribbe ligt hun Zaligmaker. Moest Hij Zich zo diep
vernederen? Ja, Hij moest zo laag afdalen om herders, om Zijn volk op te zoeken en ze
zalig te maken. Zo diep zijn zij en wij, u, jij en ik, gevallen. Zo verloren liggen wij in zonde
en schuld. Zo donker is het geworden in ons hart en leven. Maar God maakt het licht in
en door Zijn Zoon, Jezus Christus. Hij is de Immánuël. Gods heerlijkheid wordt
geopenbaard, bekendgemaakt in het ─ hoe zegt Paulus dat? ─ het aangezicht van Jezus
Christus.
In vers 4 zegt hij: Die het Beeld Gods is. Met Hem is God de Vader tevreden. In Hem heeft
Hij een welbehagen. In de Zoon van Zijn eeuwige liefde.
Straks op Golgotha wordt het helemaal donker, drie uur lang. Dan zal Hij daar hangen in
de bange Godsverlatenheid, van God en van de mensen verlaten. Zijn bitter lijden begint
al hier in de kribbe. Drieëndertig jaar later zal Hij uitroepen het Gode welbehaaglijke
woord, het God verheerlijkende en het reddende woord voor Zijn Kerk: Het is volbracht!
(Joh.19:30). Hij zal Zijn hoofd buigen en Zijn geest geven.
Dan scheurt het voorhangsel in de tempel van boven naar beneden. Een zichtbare preek.
Het wordt licht. Het is licht. Er is een geopende toegang tot de troon van Gods genade.
Daarom staan de herders in het licht. De heerlijkheid van God valt niet op hen, want dan
had het hen verteerd. Maar de heerlijkheid van God omschijnt hen. Ze worden niet
verteerd. Ze hoeven niet om te komen. De Borg zal worden verteerd, in hun plaats. Hij
ligt al in de duisternis als Hij geboren wordt. Daarom zullen de duisternis en alle
schaduwen vlieden. De schaduwen in deze wereld en de donkerheid in mijn eigen hart
en leven, dat is mijn schuld. Die zal ik tot mijn laatste snik moeten betreuren. Het zal me
www.prekenweb.nl
9/11
Ds. D.W. Tuinier – Het Licht
bewaren voor hoogmoed. Het zal me bezetten met ootmoed. Maar in die weg wordt Hij,
Die de Heerlijkheid Gods is, zo dierbaar! Zijn heerlijkheid. Simeon zingt er van, Johannes
schrijft er over, Zacharias heeft er van gezongen, we hebben er samen van gezongen.
Jongens en meisjes, de heerlijkheid van God in de Heere Jezus… Jullie bidden daarom ’s
avonds voordat je naar bed gaat: ‘Om Jezus’ wil.’ De heerlijkheid van God kan er zijn om
Jezus’ wil. Dat hebben de herders ervaren, daar weet de jonge Maria van en Jozef,
Simeon en Anna en straks ook Zijn discipelen.
Wat was het eerste wonder van de Heere Jezus? Hij maakte van water wijn op de bruiloft
te Kana. En wat staat er dan? Wat is de vrucht? Wat is de vrucht van Zijn komst? Wat is
de vrucht van Zijn werk? Wat is de vrucht van Zijn prediking? Hij heeft daar Zijn
heerlijkheid geopenbaard in Zijn wonderen. Hij heeft Zijn heerlijkheid geopenbaard in
Zijn prediking, in Zijn komst. Het begon al op de bruiloft te Kana. Al die jaren, en ten volle
op Golgotha. Op de eerste paasdag. Op Zijn kroningsdag, de Hemelvaartsdag. En die
heerlijkheid maakt Hij nog bekend, als de verhoogde, verheerlijkte Immánuël, zittend
aan de rechterhand van Zijn Vader. Vandaag ook nog…
Het is Zijn heerlijkste werk om… ja, wat? Wat is het heerlijkste werk van de Heere Jezus?
Om het in jouw hart, in uw hart, in mijn hart, waar het zo donker is, licht te maken. U
weet het, hè? Als het licht wordt, dan krijgen we Godskennis, zelfkennis en
Christuskennis. We gaan Jezus missen, Hem zoeken en vinden. Dat is tot eer, tot
heerlijkheid van God. In de veelheid van Zijn onderdanen is de heerlijkheid van de
Koning. Dan hoeft u niet te wanhopen, echt niet.
En als dit Licht je beschijnt, als God in je leven komt, dan word je nooit een groot mens.
Lees maar in vers 7 en 8 en verder. Maar het is wel het rijkste leven dat er is. Vraag het
aan de herders, vraag het aan Paulus, vraag het aan al Gods kinderen.
Weet u wat het grootste wonder is? Als u zelf in het Licht mag wandelen. Als u zoals de
herders bij de kribbe komt en het Licht ziet. In Zijn licht ziet u het licht. Dan wordt u zelf
ook een lichtdrager. Dan gaat u zelf ook schijnen.
Wie zijn de eerste dominees die het kerstevangelie verkondigen? De herders. Zij gaan als
eersten alom, overal, niemand uitgezonderd, vertellen dat het Licht ontstoken is. Ze gaan
vertellen van de geboren Zaligmaker. Van het Licht dat ligt in de kribbe. Ze worden een
lichtdrager, een lamp, een lichtend licht en zoutend zout.
Nee, u hoeft geen groot licht te zijn. Als je maar een klein kaarsje mag zijn, jongens,
meisjes. Je hoeft niet elke dag te preken. Laat het maar zien door je leven, je
levenswandel, je levenshouding. Dan kun je niet meer meedoen met de wereld, hoor.
Dan ga je knielend het oude jaar uit en het nieuwe jaar in. Dan is het licht voor je. Dan
geef je niets om dat vuurwerk! Dat kan je gestolen worden.
Straks in de hemel zal hun blijdschap dan, onbepaald, door ’t licht dat van Zijn aanzicht
straalt (dan is Hij de Kaars!), ten hoogsten toppunt stijgen.
Amen.
www.prekenweb.nl
10/11
Ds. D.W. Tuinier – Het Licht
Slotzang: Psalm 68: 2
Maar ’t vrome volk, in U verheugd,
Zal huppelen van zielenvreugd,
Daar zij hun wens verkrijgen;
Hun blijdschap zal dan, onbepaald,
Door ’t licht dat van Zijn aanzicht straalt,
Ten hoogsten toppunt stijgen.
Heft Gode blijde psalmen aan;
Verhoogt, verhoogt voor Hem de baan;
Laat al wat leeft Hem eren;
Bereidt de weg, in Hem verblijd,
Die door de vlakke velden rijdt;
Zijn Naam is HEER’ der heren.
www.prekenweb.nl
11/11
Download