Matig alcoholgebruik houdt de hersenen evenwichtig Maastricht, 29 januari 2003 Prof. I. Pelc Tegenwoordig weet men dat er drie types alcoholgebruik bestaan die verschillende effecten hebben op de fysische en geestelijke gezondheid. 1. Een normaal « of sociaal » gebruik : dat geen schadelijke gevolgen heeft indien lager ligt dan 3 à 4 glazen per dag voor een man of 2 à 3 voor een vrouw. Men veronderstelt zelfs dat dit een gunstig effect zou hebben. 2. Indien het gebruik hoger ligt, spreekt men over een excessief gebruik : bij medische controle stelt men negatieve gezondheidseffecten vast. Wanneer het gebruik vermindert, verbetert de gezondheid. 3. Wanneer het gebruik buitensporig wordt (meer dan 8 à 10 glazen/dag) treedt er vroeg of laat een fysische verslaving op voor alcohol : - telkens de persoon zijn eerste glas drinkt, kan hij enkel stoppen na het drinken van een zeer grote hoeveelheid – wanneer deze persoon enkele uren stopt met drinken stopt, treden er fysieke ontwenningverschijselen op : zenuwachtigheid, beven, braken, bewustzijnsverlies. Deze symptomen verdwijnen wanneer de persoon opnieuw drinkt. Dit noemt men alcoholafhankelijkheid. In elk geval draagt alcohol er toe bij dat een persoon zich beter voelt. Dit gevoel zet in de hersenen een soort beloningsnetwerk in gang. Bij een persoon die matig drinkt wordt dit netwerk gestimuleerd door alcohol, meer ook door andere aangename dingen. 2 Bij een persoon die overmatig drinkt na verloop van tijd is dit netwerk alleen nog door alcohol te stimuleren en minder en minder door andere vormen van genot. Dit verklaart de alcoholgewenning. Om het verschil te begrijpen tussen een niet alcoholafhankelijke en een alcoholafhankelijke persoon, die het stadium van het fysisch alcoholisme heeft bereikt, moet men weten dat er ter hoogte van de hersenen fundementeel 2 verschillende neurologische systemen bestaan die een tegenovergestelde functie hebben. Deze systemen activeren de productie van 2 types specifieke neurotransmittoren. Het eerste is het zogenaamde « GABA systeem» : dat sedatie en inhibitie geeft wanneer het gestimuleerd wordt. Het tweede is het « glutamaat systeem» : dat stimulatie en excitatie geeft wanneer het geactiveerd wordt. Bij normaal gebruik (+/- 3 glazen per dag) wordt het sedatief systeem geactiveerd. Dit effect is goed gekend : alcohol ontspant, kalmeert, werkt angstwerend en vergemakkelijkt het inslapen. Dit systeem wordt bij normaal gebruik tijdelijk geactiveerd, en keert snel naar zijn basaal functioneren terug. Bij buitensporig gebruik daarentegen dat een fysische afhankelijkheid induceert (alcoholisme), wordt het lichaam en voornamelijk de hersenen chronisch blootgesteld aan dit sedatief effect en treedt er een aanpassingsmechanisme op. Er treedt gewenning op en de persoon voelt de sedatie minder (behalve wanneer het alcoholgebruik wordt opgevoerd). Er treedt in feite een compensatoire excitatie op via het « glutamaat » systeem dat de excessieve sedatie tegengaat. 3 Wanneer de persoon onder deze omstandigheden plots met drinken stopt of gewoon zijn gebruik vermindert dan neemt de sedatie af maar de excitatie blijft hoog. Deze excitatie manifesteert zich door de « zogenaamde » klinische ontwenningsverschijnselen en is verantwoordelijk voor de « craving », het is te zeggen de zin om te drinken. Een nieuwe alcoholinname doet inderdaad de ontwenningsverschijnselen afnemen. Een ontwenningskuur bestaat uit een volledige alcoholstop met toevoeging van sedatieve medikatie die de alcohol vervangt, medicatie waarvan we de dosis kunnen controleren (benzodiazepines). Door de medicamenteuze sedatie, zal de compensatoire excitatie progressief verminderen. Tijdens de behandeling wordt de medicatie progressief afgebouwd, ook de hyperexcitatie en de craving en de zin om te drinken nemen af. De hyperexcitatie van de hersenen echter verdwijnt niet helemaal met deze ontwenningskuur. Tijdens de maand die er op volgt en zelfs tijdens jaren blijven er bij de ontwende persoon vaak angststoornissen, depressie of slaapstoornissen bestaan die een weerspiegeling zijn van een biologisch geheugen van de neurofysiologische veranderingen die bestonden tijdens het alcoholisme. Het aanblijven van deze stoornissen verklaart het hoge risico op herval want de persoon weet dat deze stoornissen verdwijnen bij een nieuwe alcoholconsumptie. Tegenwoordig beschikken we over uitstekende substitutiegeneesmiddelen tijdens de onthoudingsfase. Wij gebruiken hoge dosissen benzodiazepines (Valium) in het begin en verminderen die progressief. In de latere fase wordt de patient geholpen om zich verder te onthouden door het gebruik van Campral (Calcium homotaurinaat), dat reeds meer dan 10 jaar oppuntgesteld is. Dit geneesmiddel vermindert de excitatie te wijten aan de ontwenning, en helpt de patiënt om zich verder te onthouden. 4 Tenslotte zou ik eraan willen toevolgen dat, ook al helpt dit nieuwe geneesmiddel om te weerstand aan de nood om het drinken te verminderen, er eveneens psychologische hulp en de steun van de omgeving noodzakelijk zijn. Op deze laatste « slide » kan men zien dat indien dit actief geneesmiddel wordt gegeven aan een groep patienten na een ontwenning en indien we die vergelijken met een andere, placebo gecontroleerde groep er vier keer meer patienten zich stabiliseren wanneer ze het actief geneesmiddel nemen t.o.v. placebo (een pil die op het actief geneesmiddel lijkt maar het niet bevat). In een andere studie hebben we aangetoond dat indien de 2 groepen hetzelfde medicament (Campral) toegediend kregen maar waarbij de patienten van de eerste groep hulp en psychologische ondersteuning kregen en de tweede groep niet er een veel groter aantal patienten zich stabiliseren in de 1er groep.