De flosjop de kermis

advertisement
VISIE FISCALITEIT
NIEUWE REGELS VOOR VERREKENPRIJZEN
De flosj op de kermis
De budgettaire toestand van de schatkist noopt landen met grote schulden —
zoals de Verenigde Staten en Griekenland — tot een agressieve controle op de
verrekenprijzen (transfer pricing). Nochtans is deze techniek geen fiscale fraude,
maar beantwoordt hij aan de bedrijfseconomische werkelijkheid.
BEL
ERIC POMPEN
I
n hun zoektocht naar extra inkomsten richten verscheidene overheden zich opnieuw naar de
interne verrekenprijzen, de zogenaamde transfer pricing. Dat zijn
de vergoedingen die internationale bedrijven aan zustermaatschappijen in het buitenland aanrekenen voor de levering van
goederen of diensten.
Omdat fiscaliteit aan het territorium
gebonden is, bepalen deze facturen mee
de belastbare grondslag. Als gevolg van
de globalisering kijkt de fiscus steeds
nauwgezetter toe op de onderlinge trans-
DE COÖRDINATIECENTRA REVISITED
De Belgische regering krijgt opnieuw de
kans om fiscale voordelen uit te werken
om specifieke activiteiten aan te trekken.
acties. Hierbij komt hij echter in conflict
met de administraties van het andere land.
In de Verenigde Staten loopt het aantal
geschillen op tot 700 dossiers per jaar.
Daarom heeft president Barack Obama
nu 800 extra ambtenaren aangesteld om
het maximum uit deze mogelijke bron
van inkomsten te halen. Dankzij de dubbelbelastingverdragen kunnen de overheden geen twee keer langs de kassa passeren. Amerika gaat het spel dus agressief spelen. “Transfer pricing is de flosj
op de kermis geworden”, zegt Isabel Verlinden, tax partner bij PwC: “Hierdoor
ontstaan situaties waarbij ondernemingen in verschillende landen op dezelfde
winst dreigen belast te worden. Denken
we bijvoorbeeld aan het dossier van de
farmaceutische groep GSK, die in 2008
een extra heffing van meer dan drie miljard dollar aan haar broek gesmeerd kreeg
in de Verenigde Staten. Nochtans had het
bedrijf voor die transacties al belasting
betaald in het Verenigd Koninkrijk.
Ondertussen komen zulke aanslagen
steeds vaker voor. Transfer pricing gaat
per definitie over kwalitatieve ondernemingsrisico’s. Dat biedt ruimte voor dis-
32 18 AUGUSTUS 2011 | WWW.TRENDS.BE
DocRoom
cussies tussen de belastingplichtigen en
de fiscus.”
Nochtans heeft de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) de spelregels voor dit handelen op zakelijke wijze vastgelegd: het
zogenaamde arm’s length-beginsel. Verlinden: “Voor de verrekening van de
onderlinge leveringen van goederen en
diensten wordt meestal de cost-plusregel
toegepast (kosten plus een percentage).
Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt die
formule dicht aan te leunen bij de reële
marktprijzen. In plaats van een ingewikkelde structuur lost de eenvoudige en
pragmatische maatregel alle problemen
op. Controle achteraf door de administratie blijft natuurlijk noodzakelijk.”
Documentatieplicht
Het grootste probleem is de bewijsvoering die de OESO de betrokken bedrijven oplegt. Om aan te tonen dat een onderneming een marktconforme vergoeding
voor de geleverde goederen of diensten
betaalt, moet ze de fiscus uit de diverse
landen een aantal documenten tonen. In
ons land bestaat deze formele informatieplicht niet.
Daarom pleit Leslie Van den Branden,
transferpricingspecialist en vennoot van
het fiscaal adviesbureau De Witte Viselé
Associates uit Wemmel, voor de invoering van garanties aan bedrijven om het
marktconforme karakter van hun winst
te bewijzen zonder daar documenten voor
te hoeven neerleggen: de zogenaamde safe
harbours. Van den Branden: “België paste
dit gunstregime in het verleden al toe voor
logistieke centra en dienstencentra, maar
Europa veroordeelde de maatregelen als
ongeoorloofde belastingconcurrentie. Nu
de OESO deze optie opnieuw toelaat, krijgt
de Belgische regering de kans om veilige
havens — lees fiscale voordelen — uit te
werken om specifieke activiteiten (onderzoek & ontwikkeling, logistiek, hoofdkwartier en marketing) aan te trekken
zonder dat hier veel administratief werk
bij komt kijken. Politieke en juridische
stabiliteit is een belangrijke factor voor
de internationale ondernemingen. Zo zullen bedrijven opnieuw in ons land gaan
investeren.”
“Het niet toepassen
van transfer
pricing zou pas
illegaal zijn”
Isabel Verlinden (PwC)
Volgens De Witte Viselé Associates moet
België op proactieve wijze gebruikmaken
van verrekenprijzen om economische activiteiten aan te trekken. Van den Branden:
“De Dienst Voorafgaande Beslissingen
(DVB) doet al mooi werk door ‘rulings’
(overeenkomsten tussen fiscus en belastingplichtigen over de concrete belasting,
die op bepaalde transacties betaald moet
worden) voor verrekenprijzen toe te kennen. Sinds de invoering van het arm’s
length-principe in onze vennootschapsbelasting is het bovendien mogelijk om
de belastbare winst — gerealiseerd door
Belgische activiteiten van internationale
groepen — naar beneden te corrigeren als
aangetoond kan worden dat die winst
hoger is dan wat in normale marktomstandigheden zou zijn gerealiseerd (de
zogenaamde excess profit rulings).”
Toch is er nog ruimte voor verbetering,
aldus de transferpricingspecialisten. Hierbij denkt De Witte Viselé Associates aan
de invoering van nieuwe veilige havens
— zoals hoofdkwartieren, onderzoek- en
distributiecentra — terwijl de topvrouw
van PwC een lans breekt voor ‘rulings met
een roll back’ (hierbij zijn bedrijven automatisch gedekt voor gelijkaardige transacties uit het verleden).
Geen belastingontduiking
Voorts verwerpt het lid van Joint EU
Transfer Pricing Forum de beschuldiging
van ACV-vakbondsafgevaardigde Danny
Bruggeman en BBI-directeur Karel Anthonissen dat multinationals met transfer pricing frauderen. Verlinden: “Ten eerste hebben verrekenprijzen principieel
geen enkele fiscale inslag, omdat elke
grensoverschrijdende activiteit noodza-
kelijkerwijze aanleiding geeft tot interne
overdrachten van grondstoffen, halfafgewerkte producten en diensten zoals
onderzoek & ontwikkeling. Multinationals worden dus wettelijk verplicht om
parochiaal te denken. Elke staat waar commerciële activiteiten plaatsvinden, wil om
budgettaire redenen immers een deel van
de winst belasten. Anders zou het land
van de eindconsument alles krijgen. Het
niet toepassen van transfer pricing zou
met andere woorden pas illegaal zijn.”
Bovendien is de PwC-partner van
mening dat het een legitieme en zelfs
gewenste strategie is voor elke voorzichtige manager om de kosten van het zakendoen te beperken. Verlinden: “Belastingen horen daar ook toe. Daarom vragen
zij op voorhand een beslissing over de fiscale gevolgen van hun transacties aan de
rulingdienst (DVB). Bedrijven die in een
fiscale schemerzone opereren, hebben
daar weinig of niets te zoeken. Geloof me
vrij, ik heb daar nog nooit ‘fiscale geschenken’ gekregen. Ook zijn de discussies over
rulings technisch en pittig, maar steeds
met wederzijds respect. Ik vind het dan
ook betreurenswaardig dat de controverse
rond de Total-ruling deze ambtenaren in
een kwaad daglicht stelt, want dat verdienen ze niet.”
Ten slotte vinden zowel De Witte Viselé
Associates als PwC het systeem van verrekenprijzen veel beter dan de suggestie
van de Europese Commissie om een uniforme belastinggrondslag voor alle bedrijven in te voeren. Verlinden: “Dit voorstel
houdt helemaal geen rekening met de
immateriële vaste activa, zoals goodwill
en intellectuele eigendom, noch met financiële activa. Het betreft een louter arbitraire beoordeling op basis van vaste vermogensbestanddelen, tewerkstelling en
verkoopcijfers. Bedrijven zijn echter veel
meer waard dan de louter boekhoudkundige prijs. Kijk maar naar Icewatch.
De verkoop van deze hippe horlogemaker uit België zou maar weinig opleveren
als je enkel rekening houdt met de allocatieformule. De functionele analyse van
de OESO houdt veel meer rekening met
de economische werkelijkheid. Hier zijn
de dubbelbelastingverdragen een godsgeschenk.” z
WWW.TRENDS.BE | 18 AUGUSTUS 2011 33
DocRoom
Download