Financiering: beslissing van de Europese Commissie

advertisement
EUROPESE COMMISSIE
C:\Documents and Settings\stobiag\Local Settings\Temporary Internet Files\OLKF\Let.clean.doc
Brussel, ……2005
63733/AGR/05-FR – 21.10.2005
Betreft:
Staatssteun/België Steunmaatregel nr. N 9/2005: Ontwerp van koninklijk besluit
betreffende heffingen bepaald bij artikel 4 van de wet van 9 december
2004 houdende de financiering van het Federaal Agentschap voor de
Veiligheid van de Voedselketen (FAVV)
Steunmaatregel nr. N 10/2005: Ontwerp van koninklijk besluit
betreffende retributies bepaald bij artikel 5 van de wet van 9 december
2004 houdende de financiering van het Federaal Agentschap voor de
Veiligheid van de Voedselketen (FAVV)
Excellentie,
De Commissie heeft de eer aan België mee te delen dat zij, na onderzoek van de
inlichtingen die uw autoriteiten over de bovengenoemde maatregelen hebben
verstrekt, heeft besloten geen bezwaar tegen deze maatregelen te maken.
I
Procedure
(1)
Bij brieven van 24 december 2004, die op 7 januari 2005 zijn geregistreerd, heeft
de permanente vertegenwoordiging van België bij de Europese Unie de betrokken
maatregelen aan de Commissie gemeld op grond van artikel 88, lid 3, van het
Verdrag.
(2)
Als antwoord op de vragen die de diensten van de Commissie bij faxen van 2
maart 2005 en 16 juni 2005 en tijdens een vergadering van 6 september 2005
heeft gesteld, zijn aanvullende gegevens overgelegd bij brieven van 26 april 2005,
19 augustus 2005 en 13 september 2005.
Zijne Excellentie de heer Karel DE GUCHT
Minister van Buitenlandse Zaken
Karmelietenstraat 15
B - 1000 Brussel
Wetstraat 200, B-1049 Brussel - België
Tel.: centrale 32 (0) 2 299.11.11- Telex: COMEU B 21877. Telegramadres: COMEUR Bruxelles.
(3)
Aangezien uit de ingediende informatie blijkt dat de twee apart aangemelde
maatregelen samen het nieuwe financieringssysteem voor het Federaal
Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) vormen, is besloten
de twee dossiers samen te voegen en één besluit voor beide vast te stellen.
II
Beschrijving
(4)
Met de twee aangemelde ontwerpbesluiten wordt de financiering van het Belgisch
Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) geregeld.
(5)
Na de dioxinecrisis in 1999 heeft de Belgische overheid besloten dat alle controleen keuringsdiensten die zich met voedselveiligheid bezighouden, met het oog op
een grotere efficiëntie moesten worden gereorganiseerd Dit besluit heeft geleid tot
de oprichting van het FAVV bij wet van 4 februari 20001. De verschillende
diensten die vroeger bevoegd waren voor de controle van één of meerdere
aspecten van de voedselketen, werden hierbij samengevoegd tot één agentschap.
Deze diensten beschikten elk over hun eigen financieringssysteem. Als gevolg
daarvan wordt het FAVV momenteel voornamelijk gefinancierd met een
rechtstreekse overheidsdotatie en de bestaande financiële bijdragen die de
marktdeelnemers van de verschillende sectoren van de voedselketen moeten
betalen in de vorm van rechten, heffingen en retributies.
(6)
Met de aangemelde maatregelen willen de Belgische autoriteiten een nieuw
systeem
instellen
waarin
rekening
wordt
gehouden
met
de
2
financieringsbepalingen die zijn vastgesteld bij Richtlijn 85/73/EEG inzake de
financiering van de keuringen en sanitaire controles van levende dieren en
bepaalde dierlijke producten en bij Verordening (EG) nr. 882/20043 inzake
officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en
levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn.
(7)
Het voorgestelde financieringssysteem is gebaseerd op een duidelijk onderscheid
tussen:
–
een rechtstreeks aan de gecontroleerde marktdeelnemer
aangerekende retributie voor de prestaties die het FAVV aan hem
levert;
–
een aan alle betrokken bedrijven aangerekende heffing om de
kosten van de programma’s voor aselecte controles te dekken.
Het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen
(8)
1
2
3
Het toezicht op de veiligheid van de voedselketen is één van de bevoegdheden
van het ministerie van Volksgezondheid. Deze bevoegdheden zijn binnen het
ministerie verdeeld tussen de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid,
Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, enerzijds, en het FAVV,
anderzijds.
Belgisch Staatsblad van 18.2.2000, blz. 5053. Wet betreffende de financiering van het FAVV:
Belgisch Staatsblad van 17.1.2005, blz. 1213.
PB L 32 van 5.2.1985, blz. 14.
PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.
2
(9)
Het FAVV is dus een verzelfstandigde overheidsinstantie die openbare taken
verricht op het gebied van risicobeoordeling (via het Wetenschappelijk Comité),
risicobeheer (uitwerken en ten uitvoer leggen van het controlebeleid) en
risicocontrole.
(10)
Overeenkomstig artikel 4, lid 1, van de reeds genoemde wet van 4 februari 2000
heeft het FAVV als doel “de veiligheid van de voedselketen en de kwaliteit van
het voedsel teneinde de gezondheid van de consumenten te beschermen”.
(11)
De belangrijkste taken van het FAVV zijn:
 de controle, het onderzoek en de keuring van de voedselproducten
en hun grondstoffen in alle stadia van de voedselketen,
 de controle en de keuring van de productie, de verwerking, de
bewaring, het vervoer, de handel en de invoer, en de uitwerking
van traceer- en identificatiesystemen van de voedselproducten en
hun grondstoffen en van de plaatsen waar deze activiteiten
plaatsvinden,
 het verlenen van erkenningen en vergunningen om bepaalde
activiteiten in de voedselketen te verrichten,
 de integratie en de uitwerking van traceer- en
identificatiesystemen van de voedselproducten en hun
grondstoffen in de voedselketen, en de controle erop,
 verspreiding van informatie aan de verschillende sectoren en de
consumenten.
(12)
Uit de ingediende informatie blijkt dat alle door het FAVV verrichte activiteiten
en controles een rechtsgrond hebben in de Belgische of de
Gemeenschapswetgeving. Voorts wordt benadrukt dat de meeste analyses en
controles die het FAVV uitvoert, betrekking hebben op de nationale productie en
dat de voorgestelde financiering geen invloed heeft op de intracommunautaire
handel. De retributies dienen voor de financiering van activiteiten die het FAVV
op het nationale grondgebied verricht en de heffingen worden alleen betaald door
bedrijven die zich op dat grondgebied bevinden.
(13)
In de brief van de Belgische autoriteiten d.d. 26 april 2005 staat dat het FAVV
voor de verlening van bepaalde diensten een beroep zal moeten doen op
particuliere bedrijven. Zij garanderen daarbij dat de selectie zal gebeuren in het
kader van een open, transparante en niet-discriminerende procedure. Het gaat met
name om:
–
dierenartsen met opdracht: de sollicitatieoproep zal worden
gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad krachtens het Koninklijk
besluit van 20 december 2004 tot vaststelling van de voorwaarden
waaronder het FAVV taken door zelfstandige dierenartsen kan
laten verrichten;
3
–
privé-laboratoria: in het kader van het controleplan doet het FAVV
voor bepaalde analyses een beroep op externe privé-laboratoria. De
Belgische autoriteiten garanderen dat deze laboratoria zullen
worden geselecteerd in het kader van een open, transparante en
niet-discriminerende procedure en dat de communautaire
wetgeving inzake overheidsopdrachten in de toepasselijke gevallen
in acht zal worden genomen.
(14)
In hun brief van 26 april 2005 wijzen de Belgische autoriteiten er voorts op dat
het optreden van het FAVV maar op één gebied kan worden beschouwd als
afwijkend van dat van een overheidsinstantie die bevoegd is voor de veiligheid
van de voedselketen. Het gaat dan met name om de uitvoering van
laboratoriumanalyses die het FAVV tegen betaling voor derden verricht.
(15)
Vaak betreft het in dergelijke gevallen analyses waarvoor de laboratoria van het
FAVV erkend zijn en die bepaalde privé-laboratoria niet kunnen of mogen
uitvoeren.
(16)
De Belgische autoriteiten onderstrepen in dit verband dat voor dergelijke
werkzaamheden niet is voorzien in overheidsfinanciering, dat het FAVV altijd het
markttarief aanrekent, dat de prijzen in het staatsblad worden gepubliceerd en dus
openbaar zijn (met berekening van de kostprijs) en dat de prestaties steeds op
verzoek van de marktdeelnemer worden verricht.
(17)
Volgens de Belgische autoriteiten zijn de prijzen voor deze analyses vergelijkbaar
met die van concurrerende marktdeelnemers die onder normale
marktomstandigheden werken. Ter staving voegen zij een niet-volledige,
vergelijkende tabel van analysetarieven bij:
Parameter
Prijs privé-lab Prijs
(euro)
(euro)
Aflatoxine B1, B2, G1, G2
85
125
Ochratoxine
85
125
DON
85
125
PB, Cd, Hg, As
150
200
125
230
Tilmicosine
76
75
Carbadox
83
80
Aflatoxine B1
75
100
Vitamine A
84.5
90
Diermeel
109
100
Gepolymeriseerde triglyceriden
109
250
Dioxines en furanen, met behulp van de
Calux-methode
4
FAVV
(18)
Ruwe eiwitten
17.87
17.85
Ruw vet
20.85
29.75
Sulfieten
50
123.95
Zetmeel
28.09
49.58
Chlooramfenicol
90
123.95
Nitrofuranen en metabolieten
140
123.95
Thyreostatica
117.95
185.92
Hormonen
123.95
123.95
Aflatoxine M1
65
125
De Belgische autoriteiten verklaren dat het FAVV voor zijn verschillende
activiteiten een aparte interne boekhouding voert en dat alle opbrengsten en
kosten overeenkomstig de beginselen van de analytische boekhouding worden
geboekt. Zij verbinden zich ertoe alle gegevens betreffende de financiële
betrekkingen tussen het FAVV en de FAVV-laboratoria ter beschikking van de
Commissie te houden en onderstrepen dat de inkomsten die de FAVV-laboratoria
voor dit soort dienstverlening aan derden ontvangen, niet meer dan 0,01 % van de
totale inkomsten van het FAVV zouden uitmaken.
Financiering van de activiteiten van het FAVV
(19)
Het FAVV is een parastatale instantie die onder de bevoegdheid van het
ministerie van Volksgezondheid valt en over een eigen begroting beschikt. De
inkomsten van het FAVV moeten in evenwicht zijn met de uitgaven. De
inkomsten van het FAVV zijn afkomstig van een overheidsdotatie en de heffingen
en retributies die aan sector worden aangerekend.
(20)
De heffingen en de dotatie dekken alle activiteiten van het FAVV, met
uitzondering van het werk dat op verzoek van de marktdeelnemers door het
FAVV wordt verricht en waarvoor een retributie moet worden betaald. Krachtens
de Belgische wetgeving moeten de retributies altijd en uitsluitend de kosten van
de geleverde prestaties dekken.
(21)
Het financieringssysteem dat nu voor het FAVV wordt voorgesteld, is gebaseerd
op de volgende elementen:
 een dotatie uit de begroting van de Federale Overheidsdienst
Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu,
 rechtstreeks aan de bedrijf aangerekende retributies voor de
prestaties die het FAVV aan hem levert,
5
 heffingen die de sectoren moeten betalen voor prestaties die niet
aan individuele bedrijven kunnen worden aangerekend,
 andere inkomsten, zoals EU-bijdragen, opbrengsten uit boetes en
beleggingen, enz.
De “retributies”
(22)
Voor de door het FAVV geleverde diensten wordt de reële prijs van de prestatie
aangerekend overeenkomstig de reeds genoemde Richtlijn 85/73/EEG en
Verordening (EG) nr. 882/2004.
(23)
De marktdeelnemer ontvangt een factuur voor de prestaties die het FAVV aan
hem heeft geleverd en betaalt voor de geleverde prestatie de daarin aangegeven
retributie. Het betreft:
–
controles die rechtstreeks betrekking hebben op de activiteit van
het bedrijf. Zonder de verlening van deze diensten (o.a. afgifte van
certificaten, keuring van vlees, opsporing van residuen,
gedeeltelijke vergoeding van de kosten van de BSE-tests,
erkenningen, controles op aanvraag) zou het bedrijf zijn activiteit
niet kunnen uitoefenen.
–
aanvullende controles en analyses die voortvloeien uit de
vaststelling van onregelmatigheden, overeenkomstig artikel 54 van
Verordening (EG) nr. 882/2004.
(24)
De prestaties worden aangerekend op basis van een algemeen uurtarief dat geldt
per persoon, per begonnen half uur en met inachtneming van het – voor die
prestatie geschikte – diploma van degene die de controle verricht. Voor tijdens
het weekend, ‘s nachts en op feestdagen verricht werk worden de tarieven
vermenigvuldigd met een in de regelgeving vastgestelde factor (dit geldt niet voor
keuringsretributies).
(25)
De Belgische autoriteiten geven aan dat alle in Richtlijn 85/73/EEG bedoelde
activiteiten zijn opgenomen in het ontwerp van koninklijk besluit inzake de
retributies. Zij wijzen er bovendien op dat met de inkomsten uit de heffingen en
andere activiteiten worden betaald dan met de retributies. De heffingen dienen ter
financiering van andere prestaties dan de in Richtlijn 85/73/EEG bedoelde
controles en keuringen.
(26)
Op die manier wordt uitgesloten dat het cumuleren van heffingen en retributies
die een marktdeelnemer op grond van de ontwerpen van koninklijk besluit moet
betalen, leidt tot een inbreuk op artikel 5, lid 4, van Richtlijn 85/73/EEG, waarin
is bepaald dat de geïnde retributies in de plaats komen van alle andere sanitaire
belastingen of bijdragen die worden geheven voor de onder het toepassingsgebied
van de richtlijn vallende keuringen en controles.
De “heffingen”
(27)
De Belgische autoriteiten zijn van mening dat het onmogelijk is de kosten voor de
programma’s inzake algemene aselecte controles rechtstreeks aan te rekenen aan
6
de gecontroleerde marktdeelnemers. Aangezien dergelijke programma’s tot doel
hebben de hele voedselketen te controleren en aan alle marktdeelnemers ten goede
komen, hebben de Belgische autoriteiten besloten de kosten voor deze
programma’s te dekken met een door alle marktdeelnemers te betalen forfaitaire
heffing. (Een deel van de kosten van de BSE-tests wordt eveneens met deze
heffing betaald.)
(28)
De heffingen worden rechtstreeks door het FAVV geïnd en worden niet
opgenomen in de algemene begroting van de federale overheid. Alleen bedrijven
die zich op het Belgische grondgebied bevinden, hoeven de heffing te betalen. De
heffing wordt niet op basis van de hoeveelheid of de oorsprong van de producten
vastgesteld.
(29)
Voor de verdeling van de totale heffingsopbrengst over de verschillende sectoren,
worden de bedrijven in 7 categorieën ingedeeld: toelevering landbouw, primaire
productie, verwerking, groothandel, detailhandel, horeca en transport.
(30)
Een bedrijf wordt op basis van zijn hoofdactiviteit in één van de categorieën
ondergebracht. De verdeling van de totale heffingsopbrengst over de verschillende
sectoren vindt plaats aan de hand van 3 parameters:
-
de toegevoegde waarde;
-
het bruto bedrijfsoverschot;
-
het aantal controlepunten. Dit aantal wordt gebaseerd op de bestaande
databanken van het FAVV. Het aantal controlepunten wordt aangepast op
basis van de gemiddelde duur van de controle in een bepaalde sector. Voor
sommige sectoren ligt het aantal controlepunten namelijk hoger (bijv. in de
landbouw en de horeca), maar duren de controles minder lang dan in andere
sectoren (bijv. de verwerking).
(31)
Deze 3 parameters gelden elk voor 33,33 %. De Belgische autoriteiten zijn van
mening dat dankzij dit systeem rekening wordt gehouden met de economische
middelen van de betrokken sector (toegevoegde waarde), het belang van de factor
arbeid (bruto bedrijfsoverschot) en de zwaarte van controle-inspanningen die het
FAVV moet leveren (aantal controlepunten en gemiddelde controleduur).
(32)
Wat de verdeling binnen elke sector betreft, heeft het FAVV bilaterale
overlegrondes met de vertegenwoordigers van de beroepsorganisaties gehouden
om samen tot een werkbare en billijke verdeling te komen.
(33)
In alle sectoren bestaat de heffing per bedrijf uit een forfaitaire en een variabele
component.
–
de forfaitaire component: 100 euro, behalve voor de transportsector
(25 euro);
–
de variabele component: afhankelijk van de sector waartoe het
bedrijf behoort. Bij wijze van uitzondering is, op verzoek van 3
7
landbouworganisaties, voor alle bedrijven van de primaire sector
dezelfde variabele component vastgesteld.
Andere garanties
De retributies
(34)
Bij brief van 13 september 2005 hebben de Belgische autoriteiten aanvullende
garanties verstrekt waaruit moet blijken dat de methode voor de berekening van
de retributies, die is vastgesteld bij het ontwerp van koninklijk besluit betreffende
retributies bepaald bij artikel 5 van de wet van 9 december 2004, in
overeenstemming is met Richtlijn 85/73/EEG.
 De Belgische autoriteiten zijn van plan het financieringssysteem “op
termijn” te herzien om na te gaan of het strookt met de communautaire
eisen en met name om de geconstateerde kosten aan te passen. Bij een
dergelijke herziening moet er met name op worden toegezien dat de
bepalingen van Verordening (EG) nr. 882/2004 die met ingang van 1
januari 2007 van toepassing zijn, volledig worden nageleefd.
 De Belgische autoriteiten hebben de diensten van de Commissie verzekerd
dat de communautaire retributies die niet expliciet in het ontwerp van
koninklijk besluit worden vermeld, automatisch en impliciet vallen onder
het horizontale artikel 3, lid 1, waarin is vastgesteld dat een algemeen tarief
per gewerkt uur wordt toegepast.
 Wat de verhoging van het uurtarief voor tijdens weekends, ’s nachts en op
feestdagen geleverde prestaties betreft, staat in het aangemelde ontwerp dat
die verhogingen niet gelden voor de specifieke retributies die zijn
vastgesteld in hoofdstuk II van bijlage 2, behalve voor wat betreft de
keuring bij de invoer (artikel 3, laatste alinea). De Belgische autoriteiten
hebben beloofd om in de aangemelde tekst de passage over de
discriminerende behandeling ten aanzien van de tarieven voor de keuringen
bij invoer te schrappen. Zij hebben bovendien bevestigd dat de verhoging
zal worden toegepast in alle gevallen waarin de controleautoriteiten extra
kosten maken.
 De Belgische autoriteiten hebben eveneens bevestigd dat de kosten van het
werk dat de deskundigen in het kader van de microbiologische analyses en
de opsporing van trichinen verrichten, zijn verrekend in de specifieke, in
bijlage 2 van het ontwerpbesluit opgenomen retributies.
Financiering van de BSE-tests
(35)
Wat de gedeeltelijke financiering van de BSE-tests met de in artikel 4 van de wet
van 9 december 2004 bedoelde heffingen betreft, hebben de Belgische autoriteiten
bij brief van 26 april 2005 garanties verstrekt waaruit moet blijken dat de
bepalingen van de richtsnoeren inzake staatssteun betreffende TSE-tests,
gestorven dieren en slachthuisafval worden nageleefd.
8
(36)
Volgens de Belgische autoriteiten voldoet de voorgestelde financiering aan de
punten 23, 24 en 25 van de communautaire richtsnoeren inzake staatssteun
betreffende TSE-tests, gestorven dieren en slachthuisafval.
(37)
In dit geval kost een BSE-test in totaal 44,08 euro.

monsterneming
12,00 euro

laboratoriumtest
32,08 euro

Totaal
44,08 euro
(38)
Het slachthuis neemt 10,70 euro voor zijn rekening op grond van het ontwerp van
koninklijk besluit betreffende retributies bepaald bij artikel 5 van de wet van 9
december 2004 houdende de financiering van het FAVV.
(39)
De resterende 33,38 euro wordt betaald met een deel van de heffingen die zijn
vastgesteld bij het ontwerp van koninklijk besluit betreffende heffingen bepaald
bij artikel 4 van de wet van 9 december 2004 houdende de financiering van het
FAVV. De Belgische autoriteiten beklemtonen dat dit bedrag van 33,38 euro
onder de toegestane maximumgrens van 40 euro blijft.
(40)
Met de opbrengst uit de heffing worden de kosten die de laboratoria voor de
analyse van de monsters aanrekenen (32,08 euro), volledig gedekt. Het
verschuldigde bedrag van 32,08 euro wordt rechtstreeks door de bevoegde
autoriteit aan de laboratoria betaald. De laboratoria rekenen de betrokken
marktdeelnemers dus geen analysekosten aan.
(41)
De kosten voor de monsterneming in het slachthuis bedragen 12 euro. Met de
opbrengst uit de heffing wordt 1,30 euro van dat bedrag gefinancierd. De
marktdeelnemer (in casu het slachthuis) neemt de resterende 10,70 euro voor zijn
rekening op grond van het ontwerp van koninklijk besluit betreffende retributies
bepaald bij artikel 5 van de wet van 9 december 2004 houdende de financiering
van het FAVV (bijlage 2, hoofdstuk II). Via deze procedure willen de Belgische
autoriteiten ervoor zorgen dat het volledige bedrag van de staatssteun bij de
marktdeelnemer terecht komt.
III
Beoordeling
1.
(42)
Kenmerken van de steun. Toepasselijkheid van artikel 87, lid 1, van het
Verdrag.
In artikel 87, lid 1, van het Verdrag is bepaald dat, behoudens de afwijkingen
waarin het Verdrag voorziet, steunmaatregelen van de staten of in welke vorm
ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van
bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen,
onverenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt, voorzover deze steun het
handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.
9
(43)
Overeenkomstig de ingediende informatie is het systeem dat in de aangemelde
ontwerpen wordt voorgesteld voor de financiering van het FAVV, gebaseerd op
een dotatie uit de staatsbegroting, retributies die de bedrijven moeten betalen voor
prestaties van het FAVV, forfaitaire aan de verschillende sectoren opgelegde
heffingen ter financiering van activiteiten die niet aan de bedrijven kunnen worden
aangerekend, en andere inkomsten, zoals EU-bijdragen of de opbrengst van
administratieve boetes.
(44)
De dotatie uit de staatsbegroting moet zonder enige twijfel als “staatsmiddelen”
worden beschouwd. Wat de kenmerken van de heffingen betreft, is de Commissie
er steeds vanuit gegaan dat de opbrengst van heffingen die op grond van het
nationaal recht worden opgelegd, als staatsmiddelen in de zin van artikel 87, lid 1,
van het Verdrag moeten worden beschouwd. Uit de bepalingen van het
onderhavige ontwerpbesluit komt duidelijk naar voren dat de Belgische staat in
die zin interveniërend optreedt. Derhalve worden de heffingsopbrengsten als
staatsmiddelen aangemerkt. Wat de retributies betreft, is het mogelijk dat de staat
inkomsten derft en er dus sprake is van gebruik van staatsmiddelen, indien blijkt
dat de retributies niet volstaan om de reële kosten van de prestaties die ermee
moeten worden gefinancierd, volledig te dekken.
(45)
Aangezien in het onderhavige geval overheidsmiddelen worden gebruikt om
voordelen te financieren ten gunste van de levensmiddelensector (met zijn
levendige intracommunautaire handel), moeten de maatregelen op grond van
artikel 88, lid 3, van het Verdrag aan de Commissie worden gemeld.
(46)
Voor de financiering van de activiteiten en diensten van het FAVV zal gebruik
worden gemaakt van staatsmiddelen (de dotatie en de heffingsopbrengsten). Er
moet worden nagegaan of het voorgestelde financieringsmechanisme de
mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde
producties vervalst of dreigt te vervalsen. Hierbij moet worden gekeken naar:
1.1.
–
het FAVV;
–
de marktdeelnemers aan wie het FAVV diensten verleent, en
–
derden die diensten verlenen aan het FAVV.
Het bestaan van een met staatsmiddelen bekostigd selectief voordeel
1.1.1.
Het FAVV
(47)
Om uitsluitsel te krijgen over de vraag of er al dan niet sprake is van een
economisch voordeel voor het FAVV, moet eerst worden nagegaan of deze
instantie een onderneming is overeenkomstig artikel 87, lid 1, van het Verdrag.
(48)
Uit de ingediende informatie komt naar voren dat het FAVV een verzelfstandigde
overheidsinstantie is die openbare taken verricht op het gebied van
risicobeoordeling (via het Wetenschappelijk Comité), risicobeheer (uitwerken en
ten uitvoer leggen van het controlebeleid) en risicocontrole in België.
10
(49)
De Commissie constateert dat, zoals wordt uiteengezet in de punten 14 en
volgende van de beschrijving, het FAVV tegen marktprijzen laboratoriumdiensten
mag verlenen aan derden.
(50)
In de desbetreffende jurisprudentie van het Hof is steeds gestipuleerd dat het
begrip onderneming elke eenheid omvat die een economische activiteit uitoefent,
ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd4. Onder
economische activiteit wordt verstaan iedere activiteit bestaande in het aanbieden
van goederen en diensten op een bepaalde markt. De belangrijkste maatstaf is
derhalve of het FAVV een activiteit uitoefent die althans in beginsel door een
particuliere onderneming zou kunnen worden uitgeoefend met het oog op het
maken van winst5.
(51)
Anderzijds is artikel 87 niet van toepassing wanneer de staat handelt in de
“uitoefening van overheidsgezag”6 of wanneer het tot het centrale bestuur
behorende orgaan in zijn “hoedanigheid van overheid”7 optreedt. Een eenheid
handelt in de uitoefening van haar overheidsgezag, wanneer de betrokken
activiteiten een taak van algemeen belang zijn die behoren tot de kerntaken van
de staat of die wegens hun aard en hun doel en de regels waaraan zij zijn
onderworpen, neerkomen op het uitoefenen van prerogatieven die typisch
overheidsprerogatieven zijn8.
(52)
De aard van de in punt 11 van de beschrijving vermelde activiteiten van het
FAVV is duidelijk terug te voeren op het uitoefenen van prerogatieven die typisch
overheidsprerogatieven zijn.
(53)
Gezien de ingediende informatie is de Commissie van mening dat het FAVV bij
de uitoefening van de hierboven bedoelde activiteiten niet als particuliere
marktdeelnemer, maar als overheidsorgaan optreedt en er dus in dit verband geen
sprake is van staatssteun.
(54)
Dit geldt evenwel niet voor bepaalde laboratoriumdiensten die het FAVV aan
derden verleent.
(55)
In dit verband moet enerzijds worden vastgesteld of en in welke mate de
levensmiddelensector in België voor dergelijke prestaties bij particuliere
bedrijven terecht zou (moeten) kunnen, mocht het FAVV deze prestaties niet
leveren, en anderzijds in hoeverre de toegepaste prijzen overeenstemmen met de
reële economische kosten van de geleverde prestaties.
(56)
De Commissie meent dat bepaalde laboratoriumanalyses ook door andere
marktdeelnemers kunnen worden verricht en behoren tot de activiteiten die een
particuliere onderneming kan uitoefenen met het oog op het maken van winst. Het
FAVV treedt op de markt dus op als dienstverlenende onderneming.
4
5
6
7
8
Arrest van het Hof van 23.4.1991, punt 21 (Zaak C-41/90; Höfner en Elser).
Gevoegde conclusies van 28.1.1999, punt 311 (Zaken C-67/96, C-115/97 t/m C-117/97, C-219/97).
Arrest van 16.6.1987, punten 7 en 8 (Zaak 118/85; Commissie tegen Italië).
Arrest van 4.5.1988, punt 18 (Zaak 30/87; Bodson).
Arrest van 19.1.1994, punt 30 (Zaak C-364/92; SAT Fluggesellschaft).
11
(57)
Gezien de door de Belgische autoriteiten ter beschikking gestelde informatie over
het voeren van een aparte interne, analytische boekhouding (zie punt 18) en over
de transparantie van de financiële betrekkingen tussen het FAVV en de
FAVV-laboratoria, bestaat er geen gevaar dat kruissubsidies worden verstrekt. De
Commissie neemt er voorts nota van dat de prijzen die het FAVV voor zijn
prestaties aanrekent, vergelijkbaar zijn met die van andere concurrerende
marktdeelnemers die onder normale marktomstandigheden werken9 (zie punt 17
van de beschrijving).
1.1.2
Voordeel voor de partijen waaraan het FAVV diensten verleent
(58)
Los van de vraag of het FAVV voor de financiering van zijn activiteiten
staatssteun ontvangt, dient te worden onderzocht of de prestaties en diensten (met
name de controles) die het FAVV voor de levensmiddelensector in België
verricht, kunnen worden beschouwd als staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1,
van het Verdrag. Het lijdt geen twijfel dat de betrokken marktdeelnemers
(producenten, verwerkers, groothandelaren, detailhandelaren, invoerders, enz.)
ondernemingen zijn die een economische activiteit uitoefenen.
(59)
Volgens de jurisprudentie van het Hof moeten met name maatregelen die, in
verschillende vormen, de lasten verlichten die normaliter op het budget van een
onderneming drukken en daardoor - zonder subsidies in de strikte zin van het
woord te zijn - van gelijke aard zijn en tot identieke gevolgen leiden, als steun
worden aangemerkt10.
(60)
Daarom moet in de tweede plaats een antwoord worden gegeven op de vraag of en
in welke mate de activiteiten die met deze staatsmiddelen worden bekostigd (in
casu de door het FAVV aan de sector aangeboden diensten) de marktdeelnemers
van de sector een economisch voordeel bezorgen.
(61)
Zo moet worden onderzocht in welke mate het bedrag van de retributies en
heffingen overeenstemt met de reële economische kosten van de door het FAVV
geleverde prestaties.
(62)
De Commissie wijst erop dat het krachtens de Gemeenschapsregelgeving
verplicht is retributies te innen voor een aantal controles als bedoeld in Richtlijn
85/73/EEG en, met ingang van 1 januari 2007, in hoofdstuk VI van Verordening
(EG) nr. 882/2004.
(63)
Voor de andere verplichte of officiële controles die niet onder deze maatregel
vallen, mogen de lidstaten algemene belastingmiddelen, parafiscale heffingen of
bij de sector geïnde retributies gebruiken voor de financiering van maatregelen ten
gunste van die sector.
(64)
De Commissie neemt nota van de garanties die de Belgische autoriteiten met
betrekking tot de naleving van Richtlijn 85/73/EEG hebben geboden. De
Commissie neemt er eveneens nota van dat alle in de genoemde
Gemeenschapsregels bedoelde activiteiten en controles zullen worden
9
10
Arrest van 3.7. 2003 in de gevoegde zaken C-83/01, C-93/01 en C-94/01 “Chronopost SA”.
Arrest van 1.12.1998, punt 34 (Zaak C-200/97 ; “Ecotrade”) en Arrest van 17.6.1999, punt 23 (Zaak
C-75/97; België/Commissie)
12
gefinancierd met retributies en dat de Belgische autoriteiten hebben besloten de
resterende verplichte controlewerkzaamheden te betalen met de opbrengsten uit
een heffing die aan de betrokken sector wordt opgelegd.
(65)
Met betrekking tot de vraag of de retributies volledig overeenstemmen met de
reële economische kosten van de door het FAVV geleverde prestaties, dient erop
te worden gewezen dat krachtens Richtlijn 85/73/EEG de keuze van de methode
ter berekening van de reële kosten van de controleactiviteiten aan de lidstaten
wordt overgelaten en dat in artikel 5 van die richtlijn alleen de kostenelementen
die in de berekening moeten worden meegenomen, worden vermeld. Deze
elementen kunnen ook als referentie voor de berekening van het heffingsbedrag
worden gebruikt.
(66)
Gezien de kenmerken van het onderhavige geval en de gegevens en garanties die
de Belgische autoriteiten hebben verstrekt, concludeert de Commissie dat de door
de Belgische autoriteiten voorgestelde berekeningsmethode in overeenstemming
is met de bepalingen van Richtlijn 85/73/EEG.
(67)
De Commissie neemt er nota van dat de Belgische autoriteiten hebben beloofd om
op termijn het voorgestelde financieringssysteem te herzien. Zij verzoekt hen dit
voor 1 januari 2007 te doen, zodat kan worden gegarandeerd dat de betrokken
methode in overeenstemming is met Verordening (EG) nr. 882/2004.
(68)
De Commissie concludeert dat er dus geen sprake is van een economisch voordeel
voor de marktdeelnemers waaraan het FAVV diensten verleent die met de in het
ontwerp van koninklijk besluit bedoelde retributies worden gefinancierd, en dat er
dus geen sprake is van staatssteun ten voordele van die marktdeelnemers.
(69)
Wat de uitvoering van laboratoriumanalyses voor derden betreft, neemt de
Commissie er nota van dat het FAVV deze diensten verleent tegen betaling en dat
de prijzen vergelijkbaar zijn met de prijzen die worden aangerekend door
concurrenten die onder normale marktomstandigheden werken. Er wordt dus geen
staatssteun aan deze partijen verleend.
(70)
Wat de financiering van de algemene aselecte controles met de opbrengsten uit de
forfaitaire heffing betreft, hebben de Belgische autoriteiten de Commissie
verzekerd dat deze controles en keuringen verplicht zijn en dat de aldus
gefinancierde algemene controles controles zijn die niet rechtstreeks aan een
individueel bedrijf kunnen worden aangerekend omdat zij gericht zijn op de
controle van de hele voedselketen.
(71)
Volgens de ingediende informatie komen deze controles ten goede aan alle
marktdeelnemers en hebben zij tot doel de gezondheid en de voedselveiligheid in
België te beschermen.
(72)
De Commissie concludeert dat er geen sprake is van een specifiek economisch
voordeel voor de marktdeelnemers op wie algemene, aselecte, met heffingen
gefinancierde controles worden toegepast en dat er bijgevolg geen steun aan hen
wordt verleend.
(73)
De Commissie is daarentegen steeds van mening geweest dat, wanneer een staat
de kosten van verplichte controles financiert die rechtstreeks betrekking hebben
13
op de productie of de afzet van een product, dit als een selectief voordeel voor de
betrokken ondernemingen moet worden beschouwd.
(74)
In dit verband merkt de Commissie op dat de heffingen worden gebruikt om een
deel van de kosten van de BSE-tests te financieren. Door op die manier (via het
opleggen van een heffing) te interveniëren, verlicht de staat de lasten die
normaliter op het budget van een onderneming drukken en bezorgt hij de
begunstigde een selectief voordeel.
(75)
De Commissie concludeert derhalve dat de financiering van BSE-tests met de
opbrengst uit de heffing gelijkstaat aan het verlenen van een economisch voordeel
aan de betrokken marktdeelnemers.
(76)
De Commissie kan bovendien niet uitsluiten dat in de programma’s inzake
controles die met deze heffingen worden gefinancierd, nog andere controles
voorkomen die, zoals bij de BSE-tests, rechtstreeks betrekking hebben op de
productie en/of afzet van een bepaald product.
(77)
Om als staatssteun in de zin van artikel 87 te worden beschouwd, moet de met
staatsmiddelen bekostigde compensatie de onderneming een economisch voordeel
bezorgen dat zij onder normale marktomstandigheden niet zou hebben gekregen
en moet dat voordeel selectief zijn. Aan het selectiviteitscriterium is voldaan,
wanneer het voordeel alleen aan bepaalde ondernemingen of een bepaalde
economische sector wordt verleend. Het onderhavige geval voldoet aan die
voorwaarden, aangezien het bepaalde controles betreft die rechtstreeks betrekking
hebben op de productie en/of de afzet van bepaalde producten.
1.1.3
Voordeel voor partijen die diensten verlenen aan het FAVV
(78)
Uit de door de Belgische autoriteiten ingediende informatie blijkt dat het FAVV
voor bepaalde diensten een beroep doet op derden (zie o.a. punt 13 van de
beschrijving), met name voor de uitvoering van bepaalde laboratoriumanalyses en
voor de verlening van diensten door zelfstandige dierenartsen.
(79)
Het is duidelijk dat een particulier laboratorium een onderneming is die een
economische activiteit verricht en daarvoor een bedrag ontvangt (in casu van het
FAVV).
(80)
Om te kunnen beoordelen of deze betaling als steunverlening moet worden
beschouwd, moet worden onderzocht of de steun de betrokken dienstverlener een
economisch voordeel heeft bezorgt dat hij tegen normale marktvoorwaarden niet
zou hebben gehad. Om dit te kunnen vaststellen, moet eerst worden bekeken hoe
het betalingsniveau is bepaald. Op die manier kan met name worden nagegaan of
het betaalde bedrag hoger ligt dan de kosten die de onderneming voor dergelijke
activiteiten moet maken.
(81)
De Commissie is steeds van mening geweest dat, indien de selectie van de
dienstverlener heeft plaatsgevonden in het kader van een open, transparante en
niet-discriminerende procedure die vergelijkbaar is met aanbestedingsprocedures
als bedoeld in de richtlijnen over overheidsopdrachten, dat feit op zich erop wijst
dat er geen overcompensatie heeft plaatsgevonden.
14
(82)
De Commissie neemt er nota van dat de Belgische autoriteiten garanderen dat de
selectie van de dienstverleners gebeurt in het kader van open, transparante en
niet-discriminerende procedures. Zij is bovendien van mening dat, aangezien het
bedrag dat aan de dienstverleners wordt betaald, overeenstemt met de kosten van
de geleverde dienst, er geen sprake is van de verlening van een economisch
voordeel aan de dienstverleners.
1.2
Gevolgen voor het handelsverkeer en de mededinging
(83)
Alleen steun die het handelsverkeer tussen de lidstaten en de mededinging
ongunstig beïnvloedt, valt onder het toepassingsgebied van artikel 87. Uit de
jurisprudentie blijkt dat het feit dat de steun dreigt de mededinging te vervalsen en
het handelsverkeer ongunstig te beïnvloeden, volstaat om de steun onder artikel
87 te laten vallen. In het geval van steunmaatregelen van de staten zijn deze twee
voorwaarden doorgaans onlosmakelijk met elkaar verbonden11.
(84)
Als sommige van de hierboven uiteengezette maatregelen (het gebruik van de
opbrengst van de heffingen voor de financiering van kosten van BSE-tests en
andere controles die rechtstreeks betrekking hebben op de productie en/of afzet
van een product) een economisch voordeel opleveren aan bepaalde begunstigden,
mag men ervan uitgaan dat ze het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig
kunnen beïnvloeden in de zin dat ze de nationale productie bevoordelen ten
nadele van de productie van andere lidstaten. Om een voorbeeld te geven: de
rundvleessector wordt gekenmerkt door een bijzonder hoge mate van concurrentie
op communautair niveau12 en is bijgevolg erg gevoelig voor maatregelen die de
productie van deze of gene lidstaat bevorderen.
(85)
De financiering van kosten van BSE-tests en andere controles die rechtstreeks
betrekking hebben op de productie en/of afzet van bepaalde producten, is
bijgevolg een maatregel die onder artikel 87, lid 1, van het Verdrag valt. Artikel
87, lid 1, van het Verdrag is daarentegen niet van toepassing op de door het
FAVV uitgevoerde activiteiten en controles die met de retributies worden
gefinancierd, de algemene aselecte controles die met de heffingen worden betaald,
de laboratoriumdiensten die het FAVV aan derden levert en de diensten die
derden voor het FAVV verrichten.
2.
(86)
11
12
Wettigheid van de steun
De Belgische autoriteiten hebben de twee ontwerpen van koninklijk besluit
betreffende de financiering van het FAVV aan de Commissie gemeld
overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het Verdrag. De Commissie stelt bijgevolg
vast dat, aangezien de maatregelen nog niet van kracht zijn, de Belgische
autoriteiten hebben voldaan aan de in artikel 88, lid 3, van het Verdrag
vastgestelde meldplicht.
Arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 15.6.2000, punten 80 en 81 (Zaak T-298/97; Alzetta
Mauro).
In 2003 is binnen de Europese Unie 2 111 000 ton rundvlees verhandeld in het kader van het
inkomende verkeer en 2 272 000 ton in het kader van het uitgaande verkeer (Bron: Europese
Commissie, Eurostat).
15
(87)
3.
Verenigbaarheid van de steun
(88)
In bepaalde gevallen kan worden afgeweken van het in artikel 87, lid 1, van het
Verdrag vastgelegde principe van de onverenigbaarheid van steun met de
gemeenschappelijke markt.
(89)
De afwijkingen die zijn vastgesteld in artikel 87, lid 2, en betrekking hebben op
steunmaatregelen van sociale aard en steunmaatregelen tot herstel van schade die
is veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen, zijn
duidelijk niet van toepassing op dit geval.
(90)
De afwijkingen waarin artikel 87, lid 3, van het Verdrag voorziet, moeten bij het
onderzoek van een regionaal of sectoraal steunprogramma of van een individueel
geval van toepassing van een algemene steunregeling strikt worden
geïnterpreteerd. Zij mogen slechts worden toegestaan, wanneer de Commissie
zich ervan kan vergewissen dat de steun noodzakelijk is voor de verwezenlijking
van één van de betrokken doelstellingen.
(91)
De enige afwijking die op het onderhavige geval kan worden toegepast, is
vastgesteld in artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag. Daar is bepaald dat
steunmaatregelen om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische
bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken, als
verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kunnen worden beschouwd, mits
de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig
worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad.
(92)
Verordening (EG) nr. 1/2004 van de Commissie van 23 december 2003
betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op
staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten
produceren, verwerken en afzetten13, en met name de artikelen 13 en 15, is hier
niet van toepassing, aangezien er niet voldoende gegevens voorhanden zijn om te
concluderen dat de begunstigden KMO’s zijn.
(93)
Om in aanmerking te komen voor toepassing van de in artikel 87, lid 3, onder c),
vastgestelde afwijking, moeten de steunmaatregelen in overeenstemming zijn met
de volgende bepalingen:
–
de communautaire richtsnoeren inzake staatssteun betreffende
TSE-tests, gestorven dieren en slachthuisafval14, en met name de
punten 23, 24 en 25 voor wat het gebruik van de heffingen voor de
gedeeltelijke financiering van de BSE-tests betreft,
–
de communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de
landbouwsector15, en met name punt 13.4 voor wat betreft het
gebruik van de heffingen voor de financiering van controles die
rechtstreeks betrekking hebben op de productie en/of afzet.
Financiering van de kosten van de BSE-tests
13
14
15
PB L 1 van 3.1.2004, blz. 1.
PB C 324 van 24.12.2002, blz. 2.
PB C 28 van 1.2.2000, blz. 2.
16
(94)
De voorgestelde financiering van de kosten van de BSE-tests moet voldoen aan de
communautaire richtsnoeren inzake staatssteun betreffende TSE-tests, gestorven
dieren en slachthuisafval16, en met name aan de punten 23, 24 en 25, waarin het
volgende is bepaald:
– het totaal van de directe en de indirecte overheidssteun voor verplichte
BSE-tests van voor menselijke consumptie geslachte runderen mag niet
meer bedragen dan 40 euro per test (punt 24);
– de staatssteun moet worden betaald aan de marktdeelnemer bij wie de
monsters voor de tests moeten worden genomen. De steun mag echter ook
aan laboratoria worden uitgekeerd, op voorwaarde dat naar behoren kan
worden aangetoond dat het volledige bedrag van de staatssteun aan de
marktdeelnemer wordt doorgegeven (punt 24).
(95)
Aan punt 24 van de richtsnoeren is in dit geval voldaan, aangezien met de
heffingen maar 33,38 euro van de totale kosten van de BSE-test, die 44,08 euro
belopen, wordt gefinancierd.
(96)
Wat punt 25 van de richtsnoeren betreft, blijkt uit de ingediende informatie dat
met de opbrengst uit de heffing de kosten die de laboratoria voor de analyse van
de monsters aanrekenen, volledig worden gedekt. De kostprijs van 32,08 euro
wordt rechtstreeks door de bevoegde autoriteit aan de laboratoria betaald. De
laboratoria rekenen de betrokken marktdeelnemer dus geen analysekosten aan.
(97)
Gezien de gegevens die de Belgische autoriteiten hebben overgelegd (zie de
punten 35 t/m 41 van de beschrijving), concludeert de Commissie dat is voldaan
aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in de communautaire richtsnoeren inzake
staatssteun betreffende TSE-tests, gestorven dieren en slachthuisafval.
Financiering van de kosten van andere verplichte controles die rechtstreeks betrekking
hebben op de productie en/of de afzet
(98)
De Commissie sluit niet uit dat met de heffingen ook controles worden
gefinancierd die te vergelijken zijn met de BSE-tests en dus rechtstreeks
betrekking hebben op de productie en/of afzet.
(99)
De Commissie wijst er evenwel op dat overeenkomstig punt 13.4 van de
communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector (de
doorberekening van de kosten van verplichte controles die op grond van
communautaire of nationale wetgeving worden verricht), steun tot 100 % van de
kosten van deze controles mag worden verleend, tenzij de voor de
controlemaatregelen door de producenten te betalen bedragen in de
Gemeenschapswetgeving
zijn
vastgesteld.
Wanneer
in
de
Gemeenschapswetgeving is bepaald dat de controlekosten door de producenten
moeten worden gedragen zonder dat de feitelijke hoogte van de retributies is
aangegeven, zal de Commissie alleen steun toestaan indien deze wordt betaald in
het kader van een uit parafiscale heffingen gefinancierde steunregeling die
garandeert dat de volledige economische kosten van de controles voor rekening
van de producenten komen.
16
PB C 324 van 24.12.2002, blz. 2.
17
(100) Gezien de in de beschrijving verwerkte gegevens van de Belgische autoriteiten, is
de Commissie van mening dat is voldaan aan de voorwaarden voor de toepassing
van punt 13.4 van de richtsnoeren.
Financiering van de steunmaatregel
(101) Overeenkomstig de jurisprudentie van het Hof van Justitie17 is de Commissie
doorgaans van oordeel dat de financiering van staatssteun uit verplichte heffingen
van invloed kan zijn op de steun voor zover er een beschermend effect van uitgaat
dat verder reikt dan de steun zelf. In het onderhavige geval dient de forfaitaire
heffing als een verplichte, door de marktdeelnemers te betalen heffing te worden
beschouwd.
(102) Overeenkomstig dezelfde jurisprudentie is de Commissie van mening dat steun
voor nationale producenten slechts mag worden gefinancierd uit parafiscale
heffingen die ook worden geheven op de invoer door producenten van hetzelfde
product uit andere lidstaten, voor zover er garanties zijn dat deze producenten op
dezelfde wijze van deze voordelen kunnen profiteren als de nationale
producenten.
(103) Uit de ingediende informatie blijkt dat de kosten van bepaalde controles, zoals bij
de BSE-tests, worden gedekt met de opbrengst uit de forfaitaire heffingen die bij
de marktdeelnemers worden geïnd.
(104) Volgens de Belgische autoriteiten hoeven de heffingen alleen te worden betaald
door bedrijven die op het Belgische grondgebied zijn gevestigd. De heffing wordt
aan deze marktdeelnemers aangerekend op basis van hun activiteit (niet hun
producten) en aan de hand van parameters die niets te maken hebben met het
volume, de aard of de oorsprong van de producten. In de meeste gevallen heeft de
heffing betrekking op het aantal werknemers. De enige uitzondering wordt
gemaakt voor producenten van meststoffen, mengvoeder en additieven; de heffing
die zij moeten betalen, heeft alleen betrekking op de hoeveelheden die in België
worden geproduceerd.
(105) Er kan dus worden geconstateerd dat het systeem van financiering door middel
van heffingen geen specifieke bepalingen bevat die zouden indruisen tegen andere
bepalingen van het Verdrag.
(106) Bovendien wijst de Commissie erop dat de drie parameters voor de verdeling van
het totale heffingsbedrag over de marktdeelnemers van de verschillende sectoren
(nl. toegevoegde waarde, bruto bedrijfsoverschot en aantal controlepunten)
objectieve en billijke criteria zijn die geen aanleiding kunnen geven tot een
discriminerende behandeling ten aanzien van de oorsprong van de producten.
(107) Rekening houdend met de door de Belgische autoriteiten overgelegde gegevens, is
de Commissie van oordeel dat het systeem dat wordt voorgesteld om een deel van
de kosten van de BSE-tests en de kosten van andere vergelijkbare controles met
de heffingsopbrengst te financieren, niet discriminerend is ten aanzien van
ingevoerde of uitgevoerde producten en niet indruist tegen de bepalingen van het
Verdrag.
17
Arrest van 26.6. 1970 in Zaak 47/69, Jurispr. XVI, blz. 487.
18
IV
Besluit
(108) Om de hierboven uiteengezette redenen komt de Commissie na een voorlopig
onderzoek tot het volgende oordeel:
– de bij ontwerp van koninklijk besluit betreffende retributies bepaald bij
artikel 5 van de wet van 9 december 2004 vastgestelde financiering van het
Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) met
retributies wordt niet beschouwd als staatssteun;
– de bij ontwerp van koninklijk besluit betreffende heffingen bepaald bij
artikel 4 van de wet van 9 december 2004 vastgestelde financiering van
algemene aselecte controles met de opbrengst uit de forfaitaire heffingen
wordt niet beschouwd als staatssteun;
– de gedeeltelijke financiering van de kosten van de BSE-tests met de
opbrengst uit de heffingen wordt beschouwd als staatssteun die in
overeenstemming is met de communautaire richtsnoeren inzake
staatssteun betreffende TSE-tests, gestorven dieren en slachthuisafval, en
– de financiering van andere tests/controles die rechtstreeks betrekking
hebben op de productie en/of afzet van bepaalde producten wordt
beschouwd als staatssteun die in overeenstemming is met de
communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector.
(109) De Commissie meldt België dat zij alle belanghebbende partijen op de hoogte zal
brengen door dit schrijven te publiceren in het Publicatieblad van de Europese
Unie.
(110) Ingeval deze brief vertrouwelijke gegevens mocht bevatten die niet mogen
worden bekendgemaakt, wordt u verzocht de Commissie daarvan binnen vijftien
werkdagen vanaf de ontvangst van dit schrijven in kennis te stellen. Wanneer de
Commissie binnen de vastgestelde termijn geen met redenen omkleed verzoek
ontvangt, neemt zij aan dat u ermee instemt dat deze brief in zijn geheel wordt
gepubliceerd. Dit verzoek en de hierboven bedoelde door de Commissie
gevraagde gegevens dienen bij aangetekend schrijven of bij faxbericht te worden
gericht aan:
Europese Commissie
Directoraat-generaal Landbouw
Directoraat Wetgeving landbouweconomie
Wetstraat 200B -1049 BRUSSEL
Fax nr. 32 -2 -2967672
Met de meeste hoogachting,
Voor de Commissie,
19
Mariann FISCHER-BOEL
Lid van de Commissie
20
Download