Bron: Normale baring en kraambed: leerboek voor de verloskundige

advertisement
Blok 1.3 Longen en luchtwegen 1
29-03-2012
We beginnen dit keer met een stukje anatomie van het ademhalingsstelsel:
1. nasopharynx
Neusholte
(ligt vlak boven
zachte gehemelte
Functies neus:
1. verwarming instromende lucht
2. vochthuishouding instromende lucht
3. filteren van stofdeeltjes
4. afvoer traanvocht
2. oropharynx
Deel keelholte, start
achterin mondholte.
3. laryng
opharynx
Onderste gedeelte
pharynx
keelholte
strottenhoofd
luchtpijp
Trachea
Bestaat uit twee taken (verslikken gebeurt door de rechter).
Wand trachea bestaat uit een aantal weefsels:
1. Trilharen op het epitheel
2. Epitheel zelf
3. Basaalmembraan
4. Tunica propria
5. Submucosa
6. Glad spierweefsel (kan niet met de wil aangestuurd worden!)
7. Kraakbeen
In een stoffige omgeving is de luchtpijp vernauwd, zo is er minder infectiegevaar. De
spier in de luchtpijp regelt dit, je kunt dit dus niet ‘bewust’ doen (zie 7).
Plurae: twee vliezen rondom de longen
Pleura visceralis: volgt alle windingen van de longen.
Pleura parietale: buitengrens van de longen.
Pleuraholte: Holte tussen de twee plurae. Hier heerst een beetje onderdruk, dat zorgt ervoor dat de twee
plurae aan elkaar blijven zitten, ook zorgt het voor wrijvingsloos bewegen langs elkaar.
De klaplong
Bij de ‘normale’ klaplong gaat meestal alleen het buitenste vlies stuk. Er
ontstaat een gaatje in door bijvoorbeeld een uitstekende rib. Door het gaatje
komt lucht van buiten de longen in de ruimte tussen de twee vliezen
(plurae). De long wordt opgepompt, want deze buitenlucht kan er niet
zomaar uit. In combinatie met ontstekingsvocht klapt deze long dan naar de
andere kant, en drukt daar een ader dicht. Uiteindelijk zal de lucht weer
verdwijnen, en de long krijgt weer de originele vorm.
Krachten in de borstholte
Er zijn twee krachten in de borstholte. De alveoli hebben namelijk de neiging om samen te klappen
door:
1. Elasticiteit van de long (naar binnen gerichte kracht).
2. Cohesiekrachten (tussen gelijksoortige moleculen). Waterstofbruggen veroorzaken
oppervlaktespanning van water. Er zijn waterstofbruggen aanwezig in de longblaasjes. Deze
waterstofbruggen moeten stuk om te kunnen ademen, het longoppervlak is echter ontzettend
groot dus dat kost veel kracht.
Een hulpstof bij het verbreken van de waterstofbruggen is surfactant. Het werkt als
wasmiddel: maakt de bindingen los. De foetus maakt al sufactant aan vanaf 26 weken. Bij
Kans op vroeggeboorte krijgt de moeder corticosteroiden toegediend; voor aanmaak
surfactant foetus. Surfactant verlaagt de oppervlaktespanning van het longoppervlak.
Ademhaling
Bij de inademing worden het diafragma, de tussenribspieren en de hulpademhalingsspieren gebruikt.
Longvolume
Normaal: 4 à 5 L lucht in beide longen, als je ze helemaal vult.
Teugvolume (ook wel tidalvolume genoemd): De hoeveelheid lucht die je per ademhaling in- en
uitademt. Dit is ongeveer een halve liter.
Ademminuutvolume: Hoeveelheid lucht die per minuut wordt ingeademd (en later ook weer
uitgeademd).
Diepe inademing  dan komt het inspiratoire reserve volume (IRV) erbij
Maximale uitademing (geforceerd)  dan wordt het expirapoire reserve volume (ERV) uitgeademd
Wat na maximale expiratie wordt uitgeademd wordt restvolume genoemd
* Per graden lichaamstemperatuur omhoog, is 2 extra hartslagen per minuut. Let hierop wanneer je
rekent met het ademminuutvolume (de frequentie verandert dan!).
Ademhaling bij een zwangere
Al na twee weken gaat het ademminuutvolume omhoog.
Progesteron maakt het ademcentrum gevoeliger. De CO 2
concentratie wordt lager dan normaal, diffusie voor het kind
wordt makkelijker.
Bij de zwangere:
• Diafragma staat hoger
• Ribben staan verder uit elkaar (thorax wordt breder)
• Zwangere neemt grotere ademteugen
(= tidale volume neemt toe, frequentie niet)
1. Neemt het tidale volume toe
2. Neemt het restvolume (na maximale expiratie) af
3. Blijft de vitale capaciteit hetzelfde
4. Neemt de totale longcapaciteit iets af.
2 en 4  door diafragma hoogstand
extra: Hyperventilatie bij de zwangere:
Kleine aantekening ‘hyperventilatie tijdens de baring’
29-03-2012
Bij een foute ademhaling tijdens de weeën, kan er een hyperventilatie ontstaan bij de barende. Er is
sprake van hyperoxygenatie in het bloed: teveel O2 in verhouding tot CO2.
(voor)symptomen:
- tintelende mond
- tintelende vingers
- syncope (flauwvallen), met hypertonie (verhoogde spierspanning) van spieren in gezicht en
extremiteiten.
Bron: Normale baring en kraambed: leerboek voor de verloskundige praktijk
Door: L. Geerdens,F. Gooris
In dit boek beschrijven ze nog de methode met het plastic (boterham)zakje, maar wij hebben in de les
geleerd dat dit niet erg zinvol is. Ademen in een (plastic) buis met een lengte van 40 cm en een
diameter van 3 cm is zinvoller: de (anatomisch) dode ruimte wordt zo vergroot, en een groot deel van
de uitgeademde CO2 wordt weer opnieuw ingeademd.
Bron: Medische fysiologie p. 562
Door: A.M. van Strien
wiggebeensholte
‘Turkse zadel’
bovenkaaksholte
Download