Het Nederlandse wapenexportbeleid in 2016

advertisement
Het Nederlandse wapenexportbeleid
in 2016
Rapportage over de uitvoer van militaire goederen van
de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en
de minister van Buitenlandse Zaken
Mei 2017
Mei 2017
Inhoudsopgave
1. Inleiding ........................................................................................................... 2
2. De Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde industrie ................................ 3
3. Instrumenten en procedures van het wapenexportbeleid ........................................ 5
4. Uitgangspunten van het wapenexportbeleid .......................................................... 6
5. Transparantie in het wapenexportbeleid ............................................................... 8
6. De Nederlandse wapenexport in 2016 .................................................................. 9
7. EU-samenwerking ........................................................................................... 11
8. Het EU-jaarrapport over het jaar 2015 ............................................................... 12
9. Het Wassenaar Arrangement ............................................................................ 14
10. Exportcontrole en dual-use goederen ............................................................... 15
11. Wapenbeheersing .......................................................................................... 18
Bijlage 1: Afgegeven vergunningen uitvoer van militaire goederen. ........................... 23
Bijlage 2: Ontwikkeling Nederlandse wapenexport 2007 - 2016 ................................ 27
Bijlage 3: Vergunningen groter dan € 2 miljoen voor dual-use goederen .................... 28
Bijlage 4: Realisaties onder Algemene Overdrachtsvergunningen .............................. 29
Bijlage 5: Doorvoer van militaire goederen ............................................................. 30
Bijlage 6: Afgewezen vergunningaanvragen ............................................................ 31
Bijlage 7: Overtollig defensiematerieel ................................................................... 33
Bijlage 8: Overzicht van communicatie aan de Tweede Kamer .................................. 35
8.1
Brieven aan de Tweede Kamer – wapenexportbeleid ......................................................... 35
8.2
Brieven aan de Tweede Kamer – dual-use........................................................................... 35
8.3
Beantwoorde schriftelijke vragen – wapenexportbeleid..................................................... 35
8.4
Beantwoorde schriftelijke vragen – dual-use ...................................................................... 36
8.5
Brieven versnelde rapportage ............................................................................................. 37
1
1. Inleiding
Het voorliggende rapport over het Nederlandse wapenexportbeleid in 2016 is het twintigste
rapport dat conform de ‘Notitie over meer openbaarheid met betrekking tot de rapportage over
de uitvoer van militaire goederen’ (Kamerstuk 22 054 Nr. 30, 27 februari 1998) is opgesteld.
Het rapport bevat:

een kernschets van de Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde industrie;

een overzicht van de uitgangspunten en het instrumentarium van het Nederlandse
wapenexportbeleid;

een beschrijving van de ontwikkelingen op het gebied van transparantie;

een kwantitatief overzicht van de Nederlandse wapenexport in 2016;

een beschrijving van de voor het wapenexportbeleid relevante ontwikkelingen in de
EU;

een schets van de rol en betekenis van het Wassenaar Arrangement;

een beschrijving van de ontwikkelingen op het terrein van goederen voor tweeërlei
gebruik (dual-use);

en een beschrijving van de inspanningen op het terrein van de wapenbeheersing met
bijzondere aandacht voor de problematiek van de kleine wapens.
Het rapport heeft acht bijlagen:
Bijlage 1 geeft de waarden weer van de verleende exportvergunningen in het jaar 2016 per
categorie militaire goederen en per bestemmingsland.
Bijlage 2 geeft de ontwikkeling weer van de Nederlandse wapenexport voor de periode 20072016.
Bijlage 3 biedt een overzicht van afgegeven vergunningen met een waarde groter dan € 2
miljoen voor dual-use producten met militair eindgebruik.
Bijlage 4 is een nieuw opgenomen bijlage, die een overzicht geeft van de gerapporteerde
realisaties onder Algemene Overdrachtsvergunningen NL003, NL004 en NL009.
Bijlage 5 bevat een overzicht van de verstrekte vergunningen voor doorvoer van militaire
goederen naar derde landen.
Bijlage 6 vermeldt de door Nederland afgewezen vergunningaanvragen.
Bijlage 7 biedt een overzicht van het overtollig defensiematerieel dat in 2016 is verkocht.
Bijlage 8 bevat een overzicht van in 2016 aan de Tweede Kamer verstuurde brieven en
beantwoording van schriftelijke vragen betreffende het wapenexportbeleid en beleid
aangaande dual-use goederen. Hieronder vallen ook de brieven waarmee de Kamer versneld
werd genotificeerd over de afgifte van enkele grotere vergunningen.
2
2. De Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde industrie
De Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde industrie bestaat, op een enkele
uitzondering na, uit vooral civiele ondernemingen en onderzoeksinstellingen, die zich deels
hebben gespecialiseerd in militaire productie en dienstverlening. Deze sector kenmerkt zich
door technologisch hoogwaardige productie, frequente innovatie en hoogopgeleid personeel.
Vanwege de beperkte thuismarkt is deze industrie sterk gericht op export. Maar liefst 68%
van de omzet is afkomstig uit export.
De 651 bedrijven die tot deze industrie worden gerekend, zorgen voor 24.800 arbeidsplaatsen
in Nederland. Van deze banen is 32% ten behoeve van onderzoek en ontwikkeling (R&D).
Bijna tweederde van de personen die in de Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde
industrie werkzaam zijn, heeft een opleiding op HBO-niveau of hoger. Voor Nederland als
geheel ligt dit op 28%. Vanwege het sterk innovatieve vermogen is de sector van groot
economisch belang. De hoogwaardige kennisontwikkeling en productinnovaties zorgen voor
militaire ‘spin-offs’ en civiele ‘spillovers’. Door de nauwe samenwerking met de verschillende
krijgsmachtonderdelen draagt deze sector ook direct bij aan de operationele inzetbaarheid van
de Nederlandse krijgsmacht en daarmee aan het aanzien en de effectiviteit van de Nederlandse
inzet bij internationale missies.
Het overheidsbeleid is erop gericht om, vanuit de operationele belangen en behoeften van
Defensie, de Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde industrie en kennisinstellingen
zo te positioneren dat zij een hoogwaardige bijdrage aan de Nederlandse veiligheid kunnen
leveren. Daarmee kunnen zij ook op de Europese en internationale markt en in
toeleveringsketens competitief opereren. Om dit te bereiken worden Nederlandse bedrijven
rechtstreeks of indirect, indien mogelijk door middel van industriële participatie-opdrachten,
betrokken bij nationale militaire aanbestedingen. Dit beleid is beschreven in de Defensie
Industrie Strategie (DIS) die in december 2013 aan de Tweede Kamer is aangeboden. 1
Omdat de Nederlandse markt te klein is om de aanwezige expertise in stand te houden, wordt
ook deelname van de Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde industrie aan
internationale samenwerking op het gebied van defensiematerieel gestimuleerd. Zodoende zijn
inmiddels commerciële relaties ontstaan, met name met Duitse, Amerikaanse, Britse en
Belgische ondernemingen, waarbij ook gezamenlijke verplichtingen worden aangegaan met
betrekking
tot
het
onderhoud
van
systemen
en
de
nalevering
van
onderdelen.
Samenwerkingsverbanden zijn eveneens van belang voor de leveranties aan derde landen. De
mogelijkheid voor Nederlandse bedrijven om langdurige internationale samenwerkingsrelaties
aan te gaan, hangt in dat licht mede af van de transparantie en de consistentie van het
Nederlandse wapenexportbeleid.
De exportactiviteiten van deze sector worden daarmee beschouwd als een noodzakelijke
voorwaarde voor de continuïteit van de bestaande kennisbasis. Dat laat onverlet dat in het
belang van de internationale rechtsorde en de bevordering van vrede en veiligheid, grenzen
moeten worden gesteld aan de exportactiviteiten van de defensie- en veiligheid gerelateerde
industrie. Binnen die grenzen mag de Nederlandse industrie, naar het oordeel van het kabinet,
1
Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 31 125, nr. 20: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst31125-20.html.
3
voorzien in de legitieme behoefte van andere landen aan defensiematerieel. Rekening houdend
met bovengenoemde omstandigheden heeft de Nederlandse defensie- en veiligheid
gerelateerde industrie zich steeds meer gespecialiseerd. De ondernemingen met het grootste
exportaandeel in hun militaire productie fabriceren voornamelijk technologisch hoogwaardige
componenten en subsystemen. Uitzondering hierop is de maritieme sector, die wel nog
volledige producten van de tekentafel tot de tewaterlating op zich neemt, en daarmee bijdraagt
aan de Nederlandse uitvoer van complete wapensystemen.
De meest recente kwantitatieve gegevens over het defensie- en veiligheid gerelateerde
bedrijfsleven zijn in 2016 op basis van vrijwilligheid door de betrokken bedrijven beschikbaar
gesteld in het kader van een studie uitgevoerd door Triarii in opdracht van het ministerie van
Economische Zaken, waarover de Tweede Kamer per brief van 28 april 2016 werd
geïnformeerd.2
Tabel 1, Kerngegevens van de Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde industrie.
Aantal bedrijven
651
Defensie- en veiligheid gerelateerde omzet 2014
€ 4,54 miljard
Defensie- en veiligheid gerelateerde omzet als % van de totale
omzet
15%
Defensie- en veiligheid gerelateerde export 2014
€ 3,09 miljard
Aantal defensie- en veiligheid gerelateerde arbeidsplaatsen
24.800
waarvan aantal defensie- en veiligheid gerelateerde R&Darbeidsplaatsen
7.995
Bron: Triarii 2016
Tot de defensie en veiligheid gerelateerde industrie worden in Nederland 651 bedrijven
gerekend. Door de groei in arbeidsplaatsen gerelateerd aan dienstverlening en ICT is het aantal
bedrijven in de sector de afgelopen jaren sterk toegenomen. De sector bestaat voor het
overgrote deel uit kleine en middelgrote ondernemingen die veelal actief zijn in de
toeleveringsketens van de grote defensiebedrijven in Europa en de Verenigde Staten. Hierbij
moet worden aangetekend dat niet alle goederen en diensten van de Nederlandse sector onder
de vergunningplicht vallen. Daardoor is de defensie- en veiligheid gerelateerde export
doorgaans hoger dan de totale waarde van de afgegeven uitvoervergunningen.
In 2014 leverde militaire productie en dienstverlening een totale Nederlandse omzet op van
naar schatting € 4,54 miljard. Het betreft een aandeel van gemiddeld circa 15% op de totale
omzet van de betrokken bedrijven en instituten, die voor het merendeel vooral civiele
activiteiten ontplooien. Er zijn slechts enkele bedrijven die zich vrijwel geheel op de
defensiemarkt richten. Van de totale export van de Nederlandse defensie- en veiligheid
gerelateerde industrie wordt circa € 3 miljard als militaire export gekwalificeerd. De bedrijven
zijn positief ten aanzien van hun concurrentiepositie en verwachten de komende jaren verder
te kunnen groeien.
2
Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 66, 31 125, bijlage 739 187
4
3. Instrumenten en procedures van het wapenexportbeleid
Vergunningen voor de uitvoer van militaire goederen worden verstrekt op grond van de
Algemene Douanewet en het daarvan afgeleide exportcontrole-instrumentarium. Bedrijven of
personen die goederen en technologie willen uitvoeren die op de zgn. Gemeenschappelijk EU
lijst van militaire goederen3 staan, dienen bij de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer (CDIU)
een
aanvraag
in
voor
een
uitvoervergunning.
De
CDIU,
onderdeel
van
de
Belastingdienst/Douane Groningen van het ministerie van Financiën, staat voor de verlening
van uitvoervergunningen onder beleidstoezicht van het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Vergunningen worden afgegeven namens de minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking.
Aanvragen voor de uitvoer van militaire goederen naar de NAVO- en EU-lidstaten en daarmee
gelijkgestelde landen (Australië, Japan, Nieuw-Zeeland en Zwitserland) worden in beginsel
door de CDIU afgehandeld op basis van een door Buitenlandse Zaken opgestelde
werkinstructie. Uitzonderingen op deze regel zijn Cyprus en Turkije. Aanvragen voor uitvoer
naar deze landen, worden evenals de aanvragen voor uitvoer naar alle overige landen, ter
besluitvorming voorgelegd aan het ministerie. Voor de toetsing van aanvragen aan de criteria
van
het
Gemeenschappelijk
Standpunt
2008/944/GBVB
tot
vaststelling
van
gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en
technologie vraagt de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking een
buitenlandspolitiek advies aan de minister van Buitenlandse Zaken. Diens advies neemt bij de
besluitvorming over de afgifte van een exportvergunning een centrale plaats in. Waar het
aanvragen betreft voor uitvoer naar ontwikkelingslanden die voorkomen op de OESO/DAC-lijst
betrekt de minister van Buitenlandse Zaken
het Directoraat-generaal internationale
samenwerking (DGIS) in zijn advies.4
De Kamer wordt in geval van uitvoer van militaire goederen die worden afgestoten door de
Nederlandse krijgsmacht, Kamer vooraf (eventueel vertrouwelijk) ingelicht door de minister
van Defensie. In het geval van afstoting is de normale vergunningprocedure van toepassing
en worden dergelijke transacties, net zoals de exporttransacties van het bedrijfsleven, door
het ministerie van Buitenlandse Zaken getoetst aan de criteria van het wapenexportbeleid.
Sinds 1 september 2016 vallen legervoertuigen die speciaal voor militair gebruik zijn
ontworpen onder de vergunningplicht. Anders dan voorheen, geldt dit ook wanneer de
eigenschappen van het voertuig niet expliciet vermeld staan op de Gemeenschappelijke EUlijst van militaire goederen, maar wel militair-operationele relevantie hebben. Wanneer een
voertuig speciaal voor militair gebruik is ontworpen, kan het in de praktijk namelijk niet
gedemilitariseerd worden en zal het voertuig vergunningplichtig blijven. Het beleid voor civiele
voertuigen die voor militair gebruik zijn aangepast, verandert overigens niet door deze
beleidswijziging. Mits de militaire aanpassingen voorafgaand aan de export zijn verwijderd,
blijven die voertuigen niet vergunningplichtig.
Publicatieblad van de Europese Unie Nr. C107 van 09-04-2014 (directe link:http://eur-lex.europa.eu/legalcontent/NL/TXT/PDF/?uri=OJ:C:2014:107:FULL&from=EN)
4
De OESO/DAC lijst is een door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling opgestelde
lijst van landen die internationale financiële steun ontvangen.
3
5
Doorvoer
Met een wijziging van de In- en Uitvoerwet werd in 2001 de mogelijkheid gecreëerd om de
systematiek en toetsing van het wapenexportbeleid in bepaalde gevallen ook toe te passen op
de doorvoer van militaire goederen over Nederlands grondgebied. Sindsdien is de controle op
die doorvoer een aantal keren aangepast. Tot 1 juli 2012 gold voor ondernemers die militaire
goederen doorvoerden uit of naar Australië, Japan, Nieuw-Zeeland, Zwitserland of een lidstaat
van de EU of de NAVO alleen een meldplicht. Sinds 1 juli 2012 is deze meldplicht vervangen
door een vergunningplicht als de doorvoerzending (uit een van deze landen of met
eindbestemming een van deze landen) wordt overgeladen in Nederland. Dit geldt bijvoorbeeld
voor een zending die van een schip op een trein wordt overgeladen, maar ook als goederen
van het ene op het andere vliegtuig worden overgeladen. Worden er géén goederen
overgeladen, dan volstaat een meldplicht voor doorvoerzendingen uit of naar Australië, Japan,
Nieuw-Zeeland, Zwitserland of een lidstaat van de EU of de NAVO. De overheid gebruikt de
meldingen om een overzicht te krijgen van de aard en omvang van de militaire goederen die
via Nederland worden doorgevoerd. Ook kan de overheid op basis van die informatie beslissen
of voor een doorvoerzending waar eigenlijk geen vergunningplicht geldt, toch een vergunning
nodig is. Hiervoor wordt bijvoorbeeld gekozen als er aanwijzingen zijn dat het land van
herkomst de goederen niet heeft gecontroleerd, of als de zending tijdens de doorvoer een
andere bestemming lijkt te krijgen dan was opgegeven. Voor doorvoerzendingen waar geen
van de hierboven genoemde bondgenoten is betrokken, geldt altijd een vergunningplicht.
In het kader van de extra kritische toetsing door Nederland naar aanleiding van het conflict in
Jemen, heeft het Kabinet per 9 juli 2016 de Regeling algemene doorvoervergunning NL007
aangepast.5 Deze algemene doorvoervergunning kan nu niet meer gebruikt worden wanneer de
eindbestemming één van de volgende landen is: Jemen, Saoedi-Arabië, de Verenigde Arabische
Emiraten of Qatar. Voor dergelijke doorvoer dient een individuele doorvoervergunning te worden
aangevraagd. Daarop zal eveneens het strikte kabinetsbeleid worden toegepast.
4. Uitgangspunten van het wapenexportbeleid
Aanvragen voor vergunningen voor de uitvoer van militair materieel worden per geval getoetst
aan de acht criteria van het wapenexportbeleid met inachtneming van de aard van het goed,
de eindbestemming en de eindgebruiker. Deze acht criteria zijn oorspronkelijk vastgesteld
door de Europese Raden van Luxemburg (1991) en Lissabon (1992) en vervolgens opgenomen
in een EU-Gedragscode voor de wapenexport (1998). Op 8 december 2008 nam de Raad van
de Europese Unie het besluit om de tien jaar eerder tot stand gekomen EU Gedragscode om
te
zetten
in
Gemeenschappelijk
Standpunt
2008/944/GBVB
tot
vaststelling
van
gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en
technologie.6 De criteria luiden als volgt:
1. Naleving van de internationale verplichtingen van de lidstaten van de Gemeenschap,
met name door de Veiligheidsraad van Verenigde Naties en de Europese Unie
Staatscourant, jaargang 2016, nr. 36336, gepubliceerd op 8 juli 2016 09:00
Publicatieblad van de Europese Unie Nr. L 335 van 13-12-2008 vanaf pag.99 (directe link http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2008:335:0099:0103:nl:PDF)
5
6
6
uitgevaardigde sancties, de verdragen inzake non-proliferatie en andere onderwerpen,
alsmede andere internationale verplichtingen.
2. Eerbiediging van de rechten van de mens in het land van eindbestemming en naleving
van het internationaal humanitair recht door dat land.
3. De interne situatie van het land van eindbestemming ten gevolge van spanningen of
gewapende conflicten.
4. Handhaving van vrede, veiligheid en stabiliteit in de regio.
5. De nationale veiligheid van de lidstaten, van de gebieden waarvan één van de lidstaten
de
buitenlandse
betrekkingen
behartigt,
alsmede
van
bevriende
landen
of
bondgenoten.
6. Het gedrag van het land van eindbestemming ten opzichte van de internationale
gemeenschap, met name de houding ten aanzien van terrorisme, de aard van zijn
bondgenootschappen en de eerbiediging van het internationaal recht.
7. Het gevaar dat de goederen een andere dan de opgegeven eindbestemming krijgen,
hetzij in het aanschaffende land zelf ofwel via ongewenste heruitvoer.
8. De verenigbaarheid van de wapenexporten met het technische en economische
vermogen van het ontvangende land, rekening houdend met de wenselijkheid dat
staten met een zo gering mogelijk beslag op mensen en economische middelen voor
bewapening, in hun legitieme veiligheids- en defensiebehoeften voorzien.
De bovengenoemde criteria en het mechanisme voor informatie-uitwisseling, notificatie en
consultatie indien een land een exportvergunningaanvraag in behandeling heeft op een
bestemming waarvoor eerder een soortgelijke aanvraag door een andere lidstaat is geweigerd,
vormen nog altijd de basis van het Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB. Maar de
omzetting van EU Gedragscode naar Gemeenschappelijk Standpunt is ook gepaard gegaan
met een uitbreiding van de reikwijdte. Tussenhandel, doorvoer, niet-tastbare vormen van
overdracht van technologie en vergunningen voor productielicenties zijn, indien deze
activiteiten in een lidstaat onder een vergunningplicht vallen, binnen de werking van het
Gemeenschappelijk Standpunt gebracht.
Albanië, Bosnië en Herzegovina, Canada, voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië,
Georgië, IJsland, Montenegro en Noorwegen hebben zich officieel aangesloten bij de criteria
en beginselen van het Gemeenschappelijk Standpunt. Noorwegen wisselt bovendien met de
EU informatie uit ten aanzien van afgewezen vergunningaanvragen. Nederland past uiteraard
de in VN-, OVSE- en EU-verband afgekondigde wapenembargo's volledig toe. De website van
de Rijksoverheid7 biedt een overzicht van de van toepassing zijnde nationale sanctieregelingen
ter implementatie van VN- en EU- sancties, inclusief wapenembargo's. Ter aanvulling op het
overzicht op de genoemde website, dient te worden opgemerkt dat sinds 1992 een OVSEembargo van kracht is m.b.t. “forces engaged in combat in Nagorno-Karabach” (besluit van
het Senior Comité – voorloper van de Permanente Raad – van 28 februari 1992).
7
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/internationale-vrede-en-veiligheid/sancties.
7
5. Transparantie in het wapenexportbeleid
Nederland hanteert een grote mate van transparantie. Het kabinet verstrekt gegevens over
afgegeven vergunningen door middel van jaarrapporten en digitale maandoverzichten. De
meeste andere landen beperken zich tot het publiceren van jaarrapporten van vaak meer
algemene strekking. Op grond van een toezegging van de minister van Buitenlandse Zaken
tijdens de begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken in december 1997, bood het kabinet de
Kamer in februari 1998 een notitie aan over meer openbaarheid met betrekking tot de
rapportage over de uitvoer van militaire goederen (Kamerstuk 22 054 nr. 30). Het
voorliggende rapport over 2016 is het twintigste openbare rapport sedertdien. Het gaat uit
van de waarde van de afgegeven vergunningen per categorie militaire goederen en per
bestemmingsland. Teneinde de inzichtelijkheid van de cijfers verder te vergroten, zijn per land
van bestemming de categorieën van goederen nader gespecificeerd. Voorts is informatie
opgenomen over de Nederlandse weigeringen tot het verstrekken van een vergunning (zie
bijlage 6).
Naast dit rapport over de Nederlandse uitvoer van militaire goederen in 2016, wordt ook op
andere wijze informatie verschaft over het wapenexportbeleid. Zo publiceert de Centrale
Dienst voor In- en Uitvoer via de website www.rijksoverheid.nl/exportcontrole het ‘Handboek
Strategische Goederen’. Dit handboek is bedoeld voor personen, bedrijven en instellingen die
professioneel met procedures voor de in- en uitvoer van strategische goederen te maken
hebben. De gebruiker vindt daarin informatie over de doelstellingen van het beleid, de
toepasselijke wettelijke regelingen en procedures, alsmede allerhande praktische informatie.
Het handboek vergroot op deze wijze de bekendheid met dit specifieke beleidsterrein. Het
handboek wordt regelmatig herzien in het licht van de (inter)nationale ontwikkelingen op dit
terrein.
Op de eerdergenoemde website is ook andersoortige informatie te vinden over uit- en doorvoer
van strategische goederen, waaronder dit rapport en sleutelgegevens over alle afgegeven
vergunningen voor de uitvoer van militaire goederen alsmede maandoverzichten met
kerngegevens over de doorvoer van militaire goederen over Nederlands grondgebied. Deze
gegevens zijn ontleend aan de verplichte meldingen die over zulke doorvoer gedaan moeten
worden bij de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer. Op de genoemde website zijn
maandoverzichten te vinden van alle afgegeven vergunningen voor militaire goederen en van
alle afgegeven vergunningen voor dual-use goederen. Zoals reeds enkele jaren gebeurt, zijn
de gegevens over verstrekte vergunningen voor doorvoer opgenomen in dit jaarrapport
(bijlage 5). Sinds de jaren ‘90 publiceert een groeiend aantal landen een nationaal jaarrapport
inzake wapenexport8. Binnen deze groep landen behoort Nederland nog steeds tot de top van
meest transparante landen. In de The Small Arms Trade Transparency Barometer 2016 staat
Nederland op de derde plek en had het de hoogste score van alle landen op het onderdeel
comprehensiveness (reikwijdte van rapportages, waaronder doorvoer, tijdelijke uitvoer, etc.).
Sinds 2012 worden nieuwe vergunningen voor definitieve uitvoer van complete systemen met
een waarde boven de € 2 miljoen, bestemd voor andere landen dan Australië, Japan, NieuwZeeland, Zwitserland of een lidstaat van de EU of de NAVO, binnen twee weken na het besluit
8
SIPRI Yearbook 2015
8
en voorzien van een toelichting al dan niet vertrouwelijk aan de Kamer genotificeerd. Met
betrekking tot verslagjaar 2016 gebeurde dat in vier gevallen. Die brieven zijn opgenomen in
bijlage 8.
6. De Nederlandse wapenexport in 2016
Figuur 1, Grafisch overzicht van afgegeven vergunningen naar eindbestemming en categorie goed.
9
De totale waarde van de afgegeven vergunningen in 2016 bedroeg, afgerond op twee cijfers
na de komma, € 1.416,38 miljoen. Dat is ongeveer een half miljard meer dan in het
voorgaande jaar, toen de totale waarde uitkwam op € 872,60 miljoen. In onderstaande tabel
wordt uiteengezet wat de regionale verdeling is van deze afgegeven vergunningen in 2016.
Tabel 2, Verdeling per regio.
Regio
Waarde afgegeven
Percentage (%)
vergunningen (x mln.)
Noord-Afrika
11,28
0,80 %
Sub-Sahara Afrika
17,19
1,21 %
Noord-Amerika
248,29
17,53 %
Centraal Amerika en Caraïben
358,37
25,30 %
Zuid-Amerika
17,19
1,21 %
Centraal Azië
0,43
0,03 %
Noord-Oost Azië
202,64
14,31 %
Zuid-Oost Azië
269,41
19,02 %
6,88
0,49 %
124,74
8,81 %
Overige Europese landen
33,82
2,39 %
Midden-Oosten
28,65
2,02 %
8,04
0,57 %
89,42
6,31 %
0,03
0,00 %
1.416.38
100,00 %
Zuid-Azië
Europese Unie
Oceanië
Overig EU/NAVO+
‹ 10.000,Totaal
De indeling in regio’s volgt de regionale indeling van de jaarrapporten van de EU over
wapenexport, die te vinden zijn op de betreffende pagina van de EU-website.
Op de eerste plaats in de top 5 van landen van eindbestemming met de grootste
vergunningwaarden staat Mexico (€ 330 miljoen). Het gaat hierbij om de belangrijkste
modules (voortstuwing, brug en operations room) van een groot in Mexico te assembleren
patrouillevaartuig voor de Mexicaanse marine. Op de tweede plaats komt Indonesië (ruim €
220 miljoen), waarbij het ook om delen, sensoren, wapensystemen en commandosystemen
voor marineschepen gaat. Op de derde plaats komt de VS (ruim € 213 miljoen) met vooral
vergunningen voor toeleveranties aan de producenten van militaire vliegtuigen. Op de vierde
10
plaats komt Japan (bijna € 140 miljoen), dat vrijwel geheel is toe te schrijven aan twee
vergunningen voor de uitvoer van delen van F-35 gevechtsvliegtuigen. Japan is een van de
drie locaties – naast de VS en Italië – waar de eindassemblage van de F-35 plaatsvindt. Op de
vijfde plaats komt de verzamelpost EU/NAVO+ (ruim € 89 miljoen). Onder deze post vallen
globale vergunningen die het toestaan om componenten van (vooral) militaire vliegtuigen of
militaire voertuigen te leveren aan meerdere bondgenoten, meer in het bijzonder EU-lidstaten,
NAVO-bondgenoten, alsook aan Australië, Nieuw-Zeeland, Japan en Zwitserland.
Zoals vaker het geval is, bestond de Nederlandse uitvoer van militaire goederen in 2016
hoofdzakelijk uit componenten. Toch werden dat jaar ook vergunningen afgegeven voor
systeemleveranties met als land van eindbestemming een niet-bondgenoot, te weten voor
patrouillevaartuigen voor de kustwacht van Jamaica (ruim € 23 miljoen) en voor afstoting van
pantserrupsvoertuigen tegen luchtdoelen aan de Jordaanse strijdkrachten (ruim € 6 miljoen).
Over deze systeemleveranties is versneld gerapporteerd aan de Tweede Kamer. Dat was, met
enige vertraging omdat niet meteen duidelijk was dat het hier ook om systeemleveranties
ging, ook het geval voor vergunningen voor een radar- en C3-systeem voor de Thaise marine
(bijna € 33 miljoen) en voor sensoren, wapensystemen en commandosystemen voor de
Indonesische marine (ruim € 196 miljoen). De betreffende rapportagebrieven zijn opgenomen
in bijlage 8.
De vergunningwaarde voor de uitvoer van militaire goederen vormde iets minder dan 0,33 %
van de totale waarde van de Nederlandse uitvoer van goederen in 2016 (€ 433,55 miljard).
Voor de internationale vergelijking van dit percentage is het van belang te weten dat in
Nederland niet alleen de uitvoer van het Nederlandse bedrijfsleven vergunningplichtig is, maar
dat de overheid zelf ook een vergunning voor de uitvoer van militaire goederen moet
aanvragen. Alleen het eigen materieel van Nederlandse legeronderdelen dat voor oefeningen
of
internationale
operaties
naar
het
buitenland
gaat,
is
uitgezonderd
van
de
uitvoervergunningplicht. Afstoting van Nederlands defensiematerieel aan derde landen is –
anders dan in sommige andere landen – dus wel opgenomen in de cijfers.
7. EU-samenwerking
EU-samenwerking inzake exportcontrole op conventionele wapens vindt hoofdzakelijk plaats
in de Raadswerkgroep conventionele wapenexport, COARM. Namens Nederland nemen
vertegenwoordigers
van
het
ministerie
van
Buitenlandse
Zaken
deel
aan
COARM-
vergaderingen. In COARM wisselen de lidstaten in het kader van het Gemeenschappelijk
Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) van de EU informatie uit over hun wapenexportbeleid
en trachten zij dit beleid en de daarop betrekking hebbende procedures beter op elkaar af te
stemmen. Hiermee wordt gezorgd voor een afgestemd beleid en wordt gewerkt aan de creatie
van een level playing field. De basis hiervoor is het EU-Gemeenschappelijk Standpunt (GS),
dat op 8 december 2008 door de Raad werd vastgesteld.9
De vergaderingen van COARM in 2016 richtten zich onder andere op de voorbereiding van de
tweede Conference of States Parties (22-26 augustus 2016, Geneve) van het VN9
http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2008:335:0099:0103:nl:PDF
11
wapenhandelsverdrag. Daarnaast zijn, zoals voorgaande jaren, verschillende specifieke
bestemmingen in de COARM besproken, waarbij Nederland actief heeft bijgedragen aan de
uitwisseling van informatie en droeg daarmee bij aan meer convergerend exportbeleid.
Nederland heeft zijn EU-voorzitterschap in de eerste helft van 2016 aangegrepen om het
belang te benadrukken van een restrictief wapenexportbeleid ten aanzien van de landen die
betrokken zijn bij de door Saoedi-Arabië geleide coalitie in de strijd in Jemen.
De Nederlandse inzet in COARM is ook in 2016 gericht geweest op verdere harmonisatie tussen
de EU-lidstaten voor wat betreft de uitvoer van het wapenexportbeleid. Zo heeft het kabinet
een inventarisatie gemaakt van de verschillende doorvoerregelingen van de lidstaten. Er
bestond echter geen bereidheid onder lidstaten om hier verder over te spreken/te
harmoniseren.
Verdere transparantie tussen lidstaten inzake weigeringen (denials) van vergunningen is een
element in dit proces, alsook het streven naar uitwisseling van informatie over afgegeven
vergunningen naar specifieke gevoelige bestemmingen. In dat kader heeft Nederland wederom
een pleidooi gehouden om aan het online EU-denial systeem (voor militaire goederen en dualuse goederen met militair eindgebruik) een functionaliteit toe te voegen, die vrijwillige
informatie-uitwisselingen (tour-de-tables) over gevoelige eindbestemming faciliteert.
Verder is Nederland verheugd dat sinds de tweede helft van 2016 ook consultaties over
afgegeven denials nu via het online EU-denial systeem verlopen, in plaats van via het
diplomatieke
berichtenverkeer10.
De
verwachting
is
dat
de
EU-denial
database
drempelverlagend zal werken op het aantal geraadpleegde en beantwoorde consultaties.
8. Het EU-jaarrapport over het jaar 2015
Op 16 mei 2017 is het achttiende EU-jaarrapport gepubliceerd11, waarin verslag wordt gedaan
van de in COARM besproken onderwerpen. Het rapport bevat daarnaast gedetailleerde
statistische informatie over de uitvoer van militair materieel door de EU-lidstaten in 2015.12
Nederland betreurt het late tijdstip van de publicatie en zal zich dit jaar wederom inzetten om
eerdere publicatie te bewerkstelligen.
In het rapport zijn per land van bestemming gegevens opgenomen over het uitvoerende land,
de aantallen afgegeven vergunningen, de waarde van de afgegeven vergunningen en
afgewezen vergunningaanvragen. De gegevens zijn opgesplitst per categorie van de
Gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen. Daarnaast wordt deze informatie ook
weergegeven per regio en wereldwijd.
Aangezien er regelmatig vragen zijn over exporten t.b.v. internationale missies (VN-missies)
in landen die onder embargo staan, zijn in het EU-jaarrapport ook separate tabellen
opgenomen met overzichten van leveranties aan internationale missies. In het rapport staat
Achtergrond: EU-lidstaten dienen te consulteren wanneer een EU-lidstaat een vergelijkbare
vergunningaanvraag in behandeling heeft, die een andere EU-lidstaat reeds heeft afgewezen.
11
http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52017XG0516(01)&from=EN
12
Het EU-jaarrapport gaat in tegenstelling tot deze rapportage niet over het jaar 2016.
10
12
ten slotte het aantal toegekende en afgewezen vergunningen voor tussenhandeldiensten
(brokering) en het aantal door EU-partners gevoerde consultaties.
In totaal is voor € 195,95 miljard aan wapenexportvergunningen afgegeven door EU-landen
in 2015. Frankrijk was de grootste exporteur met € 151,6 miljard. Hier dient echter een
opmerking bij te worden geplaatst. Frankrijk heeft in 2014 het vergunningensysteem
aangepast waardoor vergunningen voor potentiële orders nu ook worden meegenomen in het
totaal. Dit cijfer is dus zeer waarschijnlijk een overschatting, de daadwerkelijke contractwaarde
(waar in Nederland vergunningen voor worden afgegeven) zal ongetwijfeld lager liggen.
Nederland staat met € 873 miljoen in 2015 op plek 11 van de Europese Unie. Onderstaande
tabel geeft een totaaloverzicht per land van de waarde van afgegeven vergunningen in 2015
alsmede het percentage, waarbij opgemerkt zij dat er geen data beschikbaar zijn van
Griekenland.
Tabel 3, Europese wapenexport in 2015.
Land
Waarde afgegeven
vergunningen
Percentage
(%)
€ 151.584.686.524
77,37%
€ 10.676.904.995
5,45%
Verenigd Koninkrijk
€ 8.018.711.355
4,09%
Italië
€ 7.882.567.507
4,02%
Duitsland
€ 7.858.766.860
4,01%
Bulgarije
€ 1.401.884.522
0,72%
Hongarije
€ 1.283.486.192
0,66%
Polen
€ 1.268.685.870
0,65%
België
€ 1.115.062.541
0,57%
Oostenrijk
€ 1.083.655.373
0,55%
Nederland
€ 872.599.946
0,45%
Tsjechië
€ 741.559.464
0,38%
Zweden
€ 563.829.440
0,29%
Kroatië
€ 382.152.797
0,20%
Finland
€ 361.374.731
0,18%
Slowakije
€ 283.164.809
0,14%
Roemenië
€ 220.411.979
0,11%
Denemarken
€ 133.638.044
0,07%
Portugal
€ 67.970.064
0,03%
Litouwen
€ 58.874.339
0,03%
Ierland
€ 42.626.471
0,02%
Slovenië
€ 31.331.223
0,02%
Estland
€ 13.970.840
0,01%
€ 2.485.865
0,00%
Frankrijk
Spanje
Malta
13
Letland
€ 565.606
0,00%
Cyprus
€0
0,00%
Luxemburg
€0
0,00%
€ 195.950.967.357
100,00 %
Totaal
Uit het jaarrapport van de EU blijkt verder dat door EU-lidstaten in totaal 44.078 vergunningen
zijn afgegeven en dat 433 vergunningsaanvragen zijn afgewezen en genotificeerd. Dit aantal
afgewezen vergunningen is hoger dan het gemiddelde van de voorgaande jaren (2014: 346,
2013: 300, 2012: 408, 2011: 402, 2010: 400, 2009: 406, 2008: 329, 2007: 425). Het aantal
consultaties over afgewezen vergunningen tussen EU-lidstaten kwam uit op 140.
In 2015 is Nederland betrokken geweest bij in totaal 8 consultaties. Vijf consultaties waren
door Nederland geïnitieerd en driemaal is ons land door andere lidstaten geconsulteerd.
9. Het Wassenaar Arrangement
Het thema wapenexport wordt in breder multilateraal verband besproken in het “Wassenaar
Arrangement on Export Controls for Conventional Arms and Dual Use Goods and Technologies”
(WA). Aan dit forum, dat zijn naam ontleent aan de plaats waar onder Nederlands
voorzitterschap de onderhandelingen over de oprichting van het arrangement werden gevoerd,
namen in het verslagjaar 41 landen deel, waaronder de VS, Rusland en op Cyprus na alle EUlidstaten13. Deze landen vertegenwoordigen volgens schattingen tezamen meer dan 90% van
de werelduitvoer van militaire goederen.
Doel van het WA (zoals geformuleerd in de zgn. Initial Elements14) is het leveren van een
bijdrage aan de regionale en internationale veiligheid en stabiliteit. Het middel hiertoe is de
regelmatige onderlinge rapportage inzake de uitvoer naar derde landen van wapens en van
goederen die voor militaire doeleinden kunnen worden gebruikt. Dit moet leiden tot meer
kennis en verantwoordelijkheidsbesef bij de nationale toetsing van aanvragen voor
uitvoervergunningen van deze goederen. Immers, meer informatie betekent dat de
deelnemende landen beter kunnen beoordelen of er sprake is van destabiliserende accumulatie
van militaire middelen in bepaalde landen of regio’s. In dat geval zouden de deelnemende
landen terughoudender moeten worden met het afgeven van vergunningen op dergelijke
bestemmingen.
Het Wassenaar Arrangement kent een lijst van dual-usegoederen die voor Nederland via de
Europese Dual-Use Verordening van toepassing wordt, en een lijst militaire goederen die
geacht worden aan exportcontrole te zijn onderworpen. Elke herziening van de WA-lijst leidt
tot een aanpassing van de EU-lijst van militaire goederen en de controlelijst van de Dual-Use
Verordening. Waar het de Nederlandse exportcontrole op militaire goederen betreft, wordt in
de Uitvoeringsregeling strategische goederen direct verwezen naar de meest recente EU-lijst
van militaire goederen. Hetzelfde geldt voor de exportcontrole op dual-use goederen.
13
In 2016 is alleen Cyprus vanwege Turkse bezwaren nog geen partij.
14
De Initial Elements zijn te vinden op de website van het Wassenaar Arrangement: www.wassenaar.org
14
Ook in 2016 is in de Expert Group van het Wassenaar Arrangement – in lijn met zijn mandaat
en met het oog op effectiviteit en draagvlak – het reguliere overleg doorgezet over
actualisering van de lijst van gecontroleerde goederen, zowel dual-use als militair. In het kader
van dit proces is gesproken over opname van diverse (opkomende) relevante technologieën
met militaire potentie en over verwijdering van niet langer kritische dan wel breed verkrijgbare
technologieën. Ook scope-neutrale verduidelijkingen van controleteksten zijn aan bod
geweest.
De resultaten - diverse wijzigingen over de breedte van de gecontroleerde categorieën - zijn
in december van 2016 aan de Plenaire Vergadering voorgelegd, waar ze zijn aangenomen.
Sommige besproken onderwerpen bleken relevant, maar in dit stadium nog niet te leiden tot
consensus in de Expert Group.
Voorts heeft Nederland in 2016 binnen het Wassenaar Arrangement een voorstel ingebracht
voor informatie-uitwisseling tussen de deelnemende staten over gevallen van fraude met
eindgebruikersverklaringen. Tijdens de General Working Group in oktober 2016 reageerden
veel landen positief op het Nederlandse voorstel, maar gaven enkele andere aan het nog nader
te willen bestuderen.
Meer informatie over de “best practises guidelines”, de uitgangspunten, doeleinden en actuele
ontwikkelingen van het WA, alsook de teksten van de openbare documenten, is te vinden op
de website www.wassenaar.org.
10. Exportcontrole en dual-use goederen
In deze paragraaf wordt kort ingegaan op de belangrijkste ontwikkelingen in de relevante
exportcontroleregimes en in de EU Raadswerkgroep voor dual-use goederen.
Raadswerkgroep dual-use
De Europese Commissie heeft op 28 september 2016 een voorstel gepubliceerd voor de
aanpassing van de dual-useverordening. De Dual-Use Raadswerkgroep is daarop begonnen
met de discussies over het overstel. Ook vond er in december een exportcontroleforum plaats
met stakeholders, voorgezeten door de Commissie en het Slowaakse voorzitterschap. De
zorgen en problemen over de wijzigingen in het voorstel werden besproken.
Op 11 november 2016 werd de nieuwe goederenbijlage van de dual-useverordening
gepubliceerd in het publicatieblad van de Unie. De afzonderlijke exportcontroleregimes zijn
verantwoordelijk voor het onderhouden van de eigen goederenlijsten, de Europese Commissie
consolideert deze tot bijlage I bij de verordening.
Nederland steunt de gedachte achter het voorstel van de Commissie om de dualuseverordening te moderniseren. Nederland zal zich inzetten voor verdere harmonisatie ter
bevordering van een gelijk speelveld, meer transparantie (via rapportage systematiek) en
mensenrechten als onderdeel van het afwegingskader voor de exportcontrole, inclusief de inzet
15
voor controle op cybersurveillance apparatuur. Er wordt kritisch gekeken naar de praktische
toepasbaarheid en uitvoerbaarheid, verstoring van het wereldwijd gelijke speelveld en de
administratieve lasten voor het bedrijfsleven en de overheid.
Nuclear Suppliers Group (NSG)
Tijdens de plenaire vergadering in Seoul (Zuid-Korea) in juni 2016 heeft de NSG, het regime
dat zich inzet tegen de verspreiding van kernwapens, onder andere gesproken over de
lidmaatschapsaanvragen van India en Pakistan, alsook de nucleaire samenwerking tussen
China en Pakistan. India heeft in mei 2016 een lidmaatschapsaanvraag ingediend voor de NSG
en hoopte op een snelle toetreding. Een aantal leden wilde echter eerst een interne discussie
voeren over de toetredingseisen voor landen die niet aangesloten zijn bij het Non-Proliferatie
Verdrag. Deze discussie zal in 2017 verder gevoerd worden. Nederland is - met een aantal
andere landen - voorstander van Indiaas lidmaatschap van de NSG, maar heeft ook kenbaar
gemaakt Indiaas commitment aan de beginselen van non-proliferatie te willen zien. Veel leden,
o.a. de EU, hadden tijdens de plenaire vergadering vragen over de samenwerking tussen China
en Pakistan op nucleair gebied. De Chinese delegatie gaf aan met de samenwerking binnen
een bilateraal verdrag met Pakistan te blijven, dat ouder is dan de Chinese toetreding tot de
NSG. Het Chinese argument is dat de (niet bindende) NSG Guide Lines geen ontbindend effect
op dit verdrag kunnen hebben.
In navolging van de plenaire vergadering uit 2015 is verder gesproken over Adherence.
Adherence betekent dat een niet-lid de richtlijnen van de NSG eenzijdig toepast. Aan zo’n
eenzijdige beslissing kan een land geen rechten ontlenen – daarvoor zijn afspraken met de
NSG nodig – maar de NSG erkent wel dat “adherents” informatie nodig hebben om de NSGrichtlijnen goed te kunnen blijven toepassen, bijvoorbeeld over herziening van controlelijsten.
Verschillende vormen van “outreach” zijn hiertoe bruikbaar, zoals briefings van adherents na
belangrijke NSG-bijeenkomsten of individuele gesprekken met de voorzitter of de trojka
(vorige, huidige en toekomstige voorzitter). Alle leden zien het als belangrijk om potentiële
supplier states te stimuleren zich adherent te verklaren. Veel leden zijn echter terughoudend
met het stimuleren van adherence door middel van verlening van speciale rechten, omdat
adherence geen onderscheid maakt tussen intentie en compliance.
Voorts heeft de NSG gediscussieerd over het concept de minimis (kleine hoeveelheden
materialen waarover de NSG zich geen zorgen zou hoeven maken), en een tabel opgesteld
van verschillende materialen die in kleine hoeveelheden niet gebruikt kunnen worden voor het
vervaardigen van kernwapens. Op Nederlands aandringen is bevestigd dat deze tabel
uitsluitend bedoeld is voor beslissingen over vergunningen en niet voor het aanpassen van de
controlelijsten.
Australia Group (AG)
De Australië Groep, het regime dat zich inzet tegen de verspreiding van chemische en
biologische wapens, kwam in 2016 tweemaal bijeen, eenmaal in Brussel en eenmaal in Parijs.
Tijdens de plenaire vergadering in Parijs is besloten om nog meer dan voorheen te focussen
16
op kennis en technologie die gebruikt kunnen worden voor de productie van chemische en
biologische wapens. Leden zullen onderling hun aanpak delen over het tegengaan van
ongewenste technologie-overdracht, proliferatiefinanciering en verwerving van ongeliste
goederen met het oog op proliferatie. Voorts zullen de leden hun outreach-activiteiten naar
niet-leden en relevante internationale fora uitbreiden om de dreiging van statelijke en nietstatelijke actoren met betrekking tot chemische en biologische wapens onder de aandacht te
brengen. Daarnaast heeft de Australië Groep technische wijzigingen aangebracht in haar
controlelijst. Deze wijzigingen zijn terug te lezen de website van de groep.
Verder is besloten om in de outreach naar niet-leden te benadrukken dat zij hun inspanningen
uitbreiden om op nationaal niveau de awareness onder industrie en de academische wereld te
vergroten. Onderdeel van het outreach-programma is een dialoog met Latijns-Amerikaanse
landen in het voorjaar van 2017.
De AG heeft expliciet haar steun voor het Chemisch Wapenverdrag maar ook voor het
Biologisch Wapenverdrag uitgesproken. De AG moedigt landen aan om het laatstgenoemde
Verdrag alsnog te ondertekenen en riep tijdens de achtste Toetsingsconferentie ervan
(november 2016) op om het Verdrag verder te versterken en de implementatie te verbeteren.
Ook heeft de AG wederom haar oprechte zorg uitgesproken over de inzet van chemische
wapens in Syrië en Irak. De AG dringt er bij Syrië op aan om mee te werken aan de volledige
vernietiging van de voorraden chemische wapens en alle onduidelijkheden in de declaratie aan
de OPCW op te lossen. Ook de activiteiten van Noord-Korea op het gebied van chemische en
biologische wapens blijven zorgelijk. De AG benadrukt het belang van volledige navolging van
de
beperkingen
op
export
van
goederen
zoals
die
zijn
opgenomen
in
de
VN-
Veiligheidsraadresoluties. Tot slot blijft de AG werken aan verbetering van de eigen werkwijze
waarbij aandacht zal worden besteed aan de aanbevelingen van de Wilton Park conferentie uit
2015.
Missile Technology Control Regime (MTCR)
Het MTCR bestrijdt de verspreiding van overbrengingsmiddelen voor massavernietigingswapens, zoals ballistische raketten, onbemande vliegtuigen en kruisraketten. Aangesloten
landen voeren een gezamenlijke beleidslijn en hanteren een gezamenlijk overeengekomen
controlelijst met goederen die onder exportcontrole zijn gesteld. Deze lijst, ook wel de Annex
genoemd, wordt regelmatig herzien, de laatste keer in oktober 2016. De Annex is de
wereldwijde standaard op het gebied van exportcontrole van rakettechnologie, en is onlangs
voor het eerst door een MTCR-voorzitter aan de VN-Veiligheidsraad aangeboden. Het is van
groot belang om internationaal zoveel mogelijk één lijn trekken in de export van deze gevoelige
goederen. Waar het MTCR zich in het verleden bijna uitsluitend richtte op raketprogramma’s
van landen, heeft dit regime er een dimensie bijgekregen met de groeiende dreiging van
terroristische organisaties zoals IS.
17
Het gezamenlijke Nederlands-Luxemburgse voorzitterschap van het MTCR werd in oktober
2016 in Busan overgedragen aan Zuid-Korea. In de afgelopen periode hebben Nederland en
Luxemburg meerdere successen behaald. Zo werd de groep met aangesloten landen uitgebreid
met India, de eerste keer sinds 2004 dat een nieuw lid kon worden verwelkomd. Onder het
voorzitterschap is ook een aanzienlijk verbeterde en beter toegankelijkere publieke website
gerealiseerd (www.mtcr.info). Geïnteresseerden vinden hier informatie over onder andere het
actieve outreach-programma dat onder het Nederlands-Luxemburgse voorzitterschap is
uitgevoerd. Hierbij zijn in totaal zeven niet-aangesloten landen bezocht waarmee uitgebreid is
gesproken over het nut en de noodzaak van het MTCR. Ook is onder het voorzitterschap hard
gewerkt aan een verbeterde interne werking van het MTCR en is actief gezocht naar nieuwe
vrijwilligers om dit regime in de toekomst voor te zitten. Er was internationaal veel lof voor de
Nederlands-Luxemburgse inspanning. De VS-delegatie bestempelde het overzicht van
activiteiten dat het voorzitterschap in Busan presenteerde de ‘gold standard’ op dit vlak.
Nederland neemt in totaal deel aan vier internationale exportcontroleregimes voor strategische
goederen (de AG, het MTCR, de NSG en het WA) en speelt daarin al jarenlang een actieve rol.
Onderwerpen die in ieder exportcontroleregime aan de orde zijn geweest, zijn brokering
(tussenhandel) en transit (doorvoer). Mede op basis van resolutie 1540 van de VNVeiligheidsraad moeten landen over effectieve exportcontrole beschikken, waaronder controle
op doorvoer en tussenhandel. Via de aanpassing van de dual-use verordening in 2009 hebben
de Europese lidstaten deze verplichtingen al geïmplementeerd. Daarnaast wordt in de
verschillende regimes ook gesproken over de mogelijke toetreding van nieuwe leden en over
unilaterale naleving van richtsnoeren en goederenlijsten door niet-partnerlanden.
11. Wapenbeheersing
Op het gebied van wapenbeheersing spelen diverse onderwerpen die relevant zijn voor het
wapenexportbeleid.
Clustermunitie
Nederland heeft op 23 februari 2011 het Verdrag inzake Clustermunitie (CCM) geratificeerd,
waarmee het op 1 augustus 2011 voor ons land in werking is getreden. Per maart 2017 zijn
100 staten partij bij het Verdrag en hebben 19 andere landen het Verdrag getekend maar nog
niet geratificeerd. Sinds 1 januari 2013 geldt in Nederland bovendien een verbod op directe
investeringen door financiële instellingen in clustermunitie.15
De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties (SGVN) en de president van het
Internationale Rode Kruis hebben het verdrag omschreven als een nieuwe standaard in het
humanitair oorlogsrecht. Het Nederlandse kabinet sluit zich hierbij aan en zet zich actief in
voor het Verdrag. Zo was Nederland in 2016 voorzitter van de Meeting of States Parties van
15
http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2012/03/21/kamerbrief-overuitwerking-van-het-verbod-op-directe-investeringen-in-clustermunitie.html
18
de CCM, die van 5 tot en met 7 september 2016 in Genève plaatsvond. Onder dat
voorzitterschap is met consensus een Politieke Verklaring aangenomen, waarin 2030 als
‘eindjaar’ is vastgesteld. De betrokken landen hebben afgesproken dat zij in dat jaar
clustermunitievrij zullen zijn. Ook is ieder gebruik van clustermunitie door iedere actor
veroordeeld in die Verklaring. Na afloop van het voorzitterschap heeft Nederland samen met
Noorwegen het co-coördinatorschap voor de ruiming van clustermunitie op zich genomen.
Nederland bekleedt deze functie van september 2016 tot en met september 2018.
Verder probeert Nederland andere landen te betrekken bij het Verdrag en draagt het bij aan
het versterken van de norm van niet-gebruik van clustermunitie. Dit doet Nederland onder
meer in de geëigende multilaterale fora, zoals tijdens de Algemene Vergadering van de VN.
Tevens heeft Nederland tijdens bijeenkomsten van het Clustermunitieverdrag gebruik van
clustermunitie in Syrië veroordeeld, en aandacht gevraagd voor berichten over (mogelijk)
gebruik van clustermunitie in Libië, Oekraïne, Sudan en Jemen.
Landmijnen
Het Nederlands Humanitarian Mine Action and Cluster Munitions Programme 2012-2016 liep
eind juni 2016 ten einde. Middels een competitieve tenderprocedure heeft Nederland drie
partners geselecteerd, Mines Advisory Group, the Halo Trust en Danish Church Aid, die de
komende vier jaar (2016-2020) in 13 verschillende landen hun mine action activiteiten
ontplooien. Dit zijn Afghanistan, Colombia, Democratische Republiek Congo, Irak, Kosovo,
Libanon, Libië, Palestijnse Gebieden, Mali, Somalië, Zuid Soedan, Syrië en Oekraïne. In 2016
werd ongeveer € 20 miljoen besteed aan ontmijningsprojecten wereldwijd via financiering van
humanitaire ontmijnings-NGO’s en UNMAS. Nederland was daarmee een van de grootste
donoren op dit gebied.
Ook in het multilaterale proces zet Nederland zich actief in. Zo was Nederland nauw betrokken
(als
Friend
of
the
Chair)
bij
de
derde
Toetsingsconferentie
van
het
anti-
personeelsmijnenverdrag (Ottawaverdrag) in juni 2014 in Maputo, Mozambique. Ook is
Nederland tijdens de conferentie een belangrijke onderhandelaar geweest in de afspraak dat
alle Verdragspartijen in 2025 aan hun verplichtingen onder het verdrag voldoen.
Tijdens de Toetsingsconferentie is een commissie cooperative compliance in het leven
geroepen waar Nederland samen met Algerije, Canada en Chili deel van uitmaakt. Doel van
deze commissie is om samen met de landen die zich niet aan het verdrag houden, concrete
stappen te bespreken om hun naleving te verbeteren. Nederland is momenteel actief in de
commissie on the enhancement of cooperation and assistance. Samen met Zwitserland, Mexico
en Uganda wordt bekeken hoe de samenwerking met landen kan worden verbeterd met het
oog op verwezenlijking van de implementatie doelstellingen voor 2025.
19
Kleine en lichte wapens (SALW)
Nederland zet zich blijvend in om de ongecontroleerde verspreiding van kleine en lichte wapens
en daaraan gerelateerde munitie tegen te gaan. De Nederlandse inzet heeft ten doel om het
aantal slachtoffers van gewapend geweld, gewapende conflicten en criminaliteit te
verminderen. Daarmee draagt het bij aan veiligheid en stabiliteit, als voorwaarde voor
duurzame ontwikkeling en het bereiken van de doelstellingen op het gebied van
armoedebestrijding.
De aanpak van de kleine wapens-problematiek is een belangrijk onderwerp binnen het
wapenbeheersingsterrein. De afgelopen jaren hebben voornamelijk in het teken gestaan van
enerzijds ontwikkelingen op het multilaterale vlak, en anderzijds het inbedden van de kleine
wapens-problematiek in bredere veiligheidsprogramma’s waarbij de veiligheid van burgers
centraal staat.
Er zijn tal van internationale en regionale afspraken uit de multilaterale inspanningen
voortgekomen, zoals het overkoepelende “VN-Actieprogramma voor kleine wapens” (2001),
en de Geneva Declaration on Armed Violence and Development (2006). Nederland heeft ook
in 2016 een actieve rol gespeeld om deze afspraken verder uit te werken en te concretiseren.
Hierbij is nauw samengewerkt met (lokale) NGO’s en onderzoeksorganisaties in bijvoorbeeld
Libië, Midden-Amerika en Somalië.
VN-Actieprogramma
Op grond van het VN-Actieprogramma zijn staten gehouden om zich op nationaal, regionaal
en internationaal niveau actief in te zetten op het gebied van kleine wapens. Hieronder vallen
onder meer de ontwikkeling en implementatie van wapenwetgeving, de vernietiging en veilige
opslag van (overtollige) wapens en munitie, een verbeterde samenwerking tussen staten –
o.a. bij het identificeren en traceren van illegale wapens – en het assisteren en ondersteunen
van landen en regio’s die over onvoldoende capaciteit beschikken om de maatregelen zoals
genoemd in het VN-Actieprogramma te implementeren.
EU Kleine Wapens
De lidstaten van de EU rapporteren jaarlijks over nationale activiteiten ter uitvoering van het
Gemeenschappelijk Optreden 2002/589/GBVB inzake de bijdrage van de Europese Unie aan
de bestrijding van de destabiliserende accumulatie en verspreiding van handvuurwapens en
lichte wapens. De nationale verslagen en de EU-activiteiten worden samengevoegd in een
jaarlijks gezamenlijk rapport waaraan Nederland ieder jaar bijdraagt. Nederland draagt het
belang van Europese samenwerking bij het tegengaan van de ongecontroleerde verspreiding
van kleine en lichte wapens uit in de aanloop naar de Toetsingsconferentie van het VNActieprogramma in juni 2018.
OVSE Kleine wapens
Nederland ondersteunt de aanpak van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in
Europa (OVSE) om verspreiding en accumulatie van illegale kleine en lichte wapens tegen te
20
gaan. Nederland heeft zich gecommitteerd informatie uit te wisselen over kleine en lichte
wapens via het Actieprogramma FSC.DEC/2/10.16
VN-wapenhandelsverdrag
Essentieel onderdeel van het wapenhandelsverdrag (Arms Trade Treaty, ATT) is dat het
Statenpartijen
verplicht
een
wapenexportcontrolesysteem
te
introduceren.
Deze
exportcontrole op conventionele wapens zal moeten leiden tot verantwoorde nationale
beslissingen wereldwijd omtrent uitvoer van militaire goederen die onder de reikwijdte van het
verdrag vallen. De toetsingscriteria uit het ATT komen overeen met een aantal van de criteria
zoals die reeds gelden onder het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport:
internationale embargo’s, geen medewerking aan schendingen van het internationaal
oorlogsrecht, mensenrechtencriterium, omleidingsrisico.
Het verdrag is op 2 april 2013 aangenomen door de Algemene Vergadering van de VN en
opengesteld voor ondertekening op 3 juni 2013, toen Nederland samen met 66 andere VNlidstaten dit belangrijke verdrag heeft getekend. Op 25 september 2014 waren de 50 vereiste
ratificaties bereikt, waardoor drie maanden daarna, op 24 december 2014, het Verdrag in
werking trad. Aangezien de Eerste Kamer op 9 december 2014 instemde met het Verdrag, en
Nederland het instrument van ratificatie vóór 24 december 2014 indiende, behoorde Nederland
tot de eerste groep landen waarvoor het Verdrag in werking trad. Op 15 mei 2016 hadden 130
landen het ATT ondertekend, waarvan 91 landen het ook geratificeerd hadden (ter vergelijk,
op 31 mei 2015 was dit respectievelijk 130 en 83).
Nederland heeft actief bijgedragen aan de tweede Conference of States Parties op 22-26
augustus 2016 in Genève (Zwitserland). Op 11 december 2015 heeft Nederland zijn initiële
ATT-rapportage ingediend en op 27 mei 2016 de eerste jaarlijkse ATT-rapportage over in- en
uitvoer in 2016. Nederland heeft beide rapportages via de ATT-website publiek toegankelijk
gemaakt17.
Tot slot heeft Nederland in 2016 wederom financieel bijgedragen aan het ATT-Baseline
Assessment Project18 en de ATT monitor19.
Openheid in bewapening en het VN-Wapenregister
Het VN-Wapenregister, in 1991 mede op initiatief van Nederland in het leven geroepen, geeft
op jaarbasis informatie over het land van uitvoer van militaire goederen (het eventuele land
van doorvoer) en het land van invoer, alsmede de omvang van de goederenstromen verdeeld
over
de
categorieën:
I.
gevechtstanks,
II.
pantsergevechtsvoertuigen,
III.
zware
artilleriesystemen, IV. gevechtsvliegtuigen, V. gevechtshelikopters, VI. oorlogsschepen, VII.
raketten en raketwerpers.
16
17
18
19
http://www.osce.org/fsc/68450
http://thearmstradetreaty.org/index.php/en/resources/reporting
http://www.armstrade.info/
http://controlarms.org/en/att-monitor-report/
21
Sinds de instelling van het Register hebben meer dan 170 landen, waaronder Nederland, op
enig moment aan het Register gerapporteerd, waaronder alle belangrijke wapenproducerende,
importerende en exporterende landen. Het streven blijft om universele, consistente deelname
te bereiken. Het VN-Wapenregister is een instrument dat transparantie bevordert, en daarmee
het ontstaan van excessieve voorraden van conventionele wapens tegengaat.
Het United Nations Office for Disarmament Affairs (UNODA) is verantwoordelijk voor het
compileren van de data die door staten worden aangeleverd. In 2016 ontving UNODA 45
nationale rapportages. Dat is 9 minder dan in 2015. De effectiviteit van het Register valt of
staat met wereldwijde participatie. Daarom vindt Nederland het van groot belang dat landen
hun opgave indienen – ook al is dat een ‘nil report’ op het moment dat er in het bewuste jaar
geen sprake was van im- of export in één van de categorieën.
VN-transparantie in wet- en regelgeving
Sinds 2002 diende Nederland jaarlijks tijdens de Algemene Vergadering van de VN de resolutie
National legislation on transfer of arms, military equipment and dual-use technology. Tussen
2005 en 2013 (het jaar waarin het ATT is aangenomen door de Algemene Vergadering van de
VN) gebeurde dat om het jaar. Laatstelijk heeft Nederland de resolutie in 2016 ingediend. In
deze resolutie worden VN-lidstaten opgeroepen om informatie betreffende hun nationale
wetgeving op het gebied van wapenexport uit te wisselen.
In het kader van deze resolutie is een elektronische VN-database in het leven geroepen. Hier
kunnen de uitgewisselde wetteksten en overige informatie in worden opgenomen en zijn deze
gemakkelijk te raadplegen. Inmiddels bevat deze database bijdragen van 65 landen,
waaronder Nederland. Met de inwerkingtreding van het ATT is de UNODA-database in eerste
instantie complementair aan het Verdrag. Naarmate meer landen Statenpartij worden bij het
ATT zal het belang van de UNODA-database relatief afnemen.
22
Bijlage 1: Afgegeven vergunningen uitvoer van militaire goederen.
Overzichten van de waarde van de in het jaar 2016 afgegeven vergunningen voor de
definitieve uitvoer van militaire goederen per categorie goederen en per land van
eindbestemming.
Methodologie
De hierna gemelde waarden zijn gebaseerd op de waarde van de vergunningen voor definitieve
uitvoer van militaire goederen, die zijn afgegeven in de periode waarover verslag wordt
uitgebracht. De vergunningwaarde geeft de maximum exportwaarde aan, die op het moment
van publicatie evenwel niet behoeft te corresponderen met de daadwerkelijk gerealiseerde
exporten. Vergunningen voor tijdelijke uitvoer zijn in de rapportage buiten beschouwing
gelaten, omdat aan deze vergunningen een verplichting tot wederinvoer is gekoppeld. Hierbij
gaat het vooral om zendingen voor demonstratie- of tentoonstellingsdoeleinden. Vergunningen
voor proef- of monsterzendingen worden overigens wel opgenomen in de rapportage, omdat
vanwege de aard van deze exporten geen verplichting tot wederinvoer wordt opgelegd.
Vergunningen voor goederen die na reparatie in Nederland retour worden gezonden, worden
evenmin in de rapportage opgenomen. Het moet dan echter wel gaan om eerder vanuit
Nederland geleverde goederen, waarvan de waarde bijgevolg in een eerdere rapportage is
opgenomen. Opname van deze zogenoemde ‘retour-na-reparatie’ vergunningen zou immers
tot dubbeltelling leiden. Om dezelfde reden komen ook vergunningen waarvan de looptijd
wordt verlengd niet terug in de rapportage. Hetzelfde geldt ten slotte voor vergunningen die
worden vervangen in verband met, bijvoorbeeld, een adreswijziging van de ontvanger. Indien
een verlengings- of vervangingsvergunning met een hogere waarde dan de oorspronkelijke
vergunning wordt afgegeven, wordt die meerwaarde uiteraard wél gerapporteerd.
Bij de indeling van de vergunningwaarde voor individuele transacties in het overzicht van de
waarde per categorie militaire goederen moesten in veel gevallen bijgeleverde reservedelen
en installatiekosten als onderdeel van de waarde van complete systemen genoteerd worden.
De waarde van vergunningen voor een eerste levering van een systeem wordt vaak gebaseerd
op de contractwaarde, waarin ook zaken als installatie en levering van een aantal reservedelen
kunnen zijn meegenomen. De waarde van vergunningen voor naleverantie van onderdelen is
opgenomen in de categorieën A10 of B10. Ten slotte moest er ten behoeve van het overzicht
van de waarde van de afgegeven vergunningen per categorie militaire goederen een keuze
worden gemaakt met betrekking tot de indeling van subsystemen. Daarbij is geopteerd voor
een uitsplitsing op basis van de vraag in hoeverre een subsysteem als onafhankelijk of
multifunctioneel systeem te beschouwen is. Dit is met name van belang voor de indeling van
vergunningen voor de uitvoer van militaire elektronica. Indien een dergelijk product slechts
een maritieme toepassing kent, zijn de betrokken subsystemen en de onderdelen daarvoor
ingedeeld in de categorie A10, als onderdelen voor de categorie A6 ‘oorlogsschepen’. Indien
een dergelijk product niet evident aan een van de eerste zeven subcategorieën van de
hoofdcategorie A is gekoppeld, zal het zijn ingedeeld in subcategorie B4 of B10.
23
Tabel 4, Waarde afgegeven vergunningen voor definitieve uitvoer van militaire goederen in 2016 per categorie.
Hoofdcategorie A "Wapens & Munitie"
1. Tanks
Waarde [mln. euro's]
37,44
2. Pantservoertuigen
7,64
3. Groot kaliber wapens (>12,7 mm)
0,01
4. Gevechtsvliegtuigen
-
5. Gevechtshelikopters
-
6. Oorlogsschepen
-
7. Geleide raketten
0,83
8. Klein kaliber wapens (<=12,7 mm)
0,71
9. Munitie en explosieven
6,07
10. Onderdelen en componenten voor "wapens en
munitie"20
Totaal Cat. A
Hoofdcategorie B "Overige militaire goederen"
1. Overige militaire voertuigen
1195,65
1.248,35
Waarde [mln. euro's]
32,25
2. Overige militaire vliegtuigen en helikopters
-
3. Overige militaire vaartuigen
23,52
4. Militaire elektronica
30,32
5. ABC-stoffen voor militair gebruik
0,03
6. Militair oefenmaterieel
3,58
7. Producten voor bepantsering en bescherming
0,36
8. Militaire hulp- en productieapparatuur
3,44
9. Militaire technologie en programmatuur
14,54
10. Onderdelen en componenten voor "overige militaire goederen”21
59,99
Totaal Cat. B
168,03
Totaal Cat. A + B
1.416,38
De subcategorie A10 (onderdelen en componenten voor “wapens en munitie”), betreft zoals meestal vooral
leveranties van onderdelen van gevechtsvliegtuigen en gevechtshelikopters aan de fabrikanten van zulke
systemen in de Verenigde Staten en leveranties van onderdelen van tanks en andere militaire
gevechtsvoertuigen aan de Duitse fabrikant van zulke systemen. Dit jaar golden ook twee vergunningen met
een totale waarde van meer dan € 139 miljoen voor delen van F-35 gevechtsvliegtuigen naar Japan als
subcategorie A10 en vielen in deze subcategorie ook vergunningen voor delen (componenten, modulen) van
marineschepen voor Indonesië (€ 220,5 miljoen) en Mexico (€ 330,0 miljoen).
21
De subcategorie B10 onderdelen en componenten voor “overige militaire goederen” bestaat ook in deze
verslagperiode uit een veelheid van kleinere leveranties van delen van militaire elektronica en delen van
militaire vlieg- en voertuigen.
20
24
Tabel 5, Waarde afgegeven vergunningen voor definitieve uitvoer militaire goederen per land van bestemming.
Totaal 2016 [mln euro's]
Land van bestemming
Cat. A
Specificatie
Cat. B
Specificatie
Algerije
0,11
A10
1,17
Argentinië
1,00
A10
-
Australië
4,23
A8, A9, A10
Bahama’s
4,75
Bangladesh
0,10
België
BES eilanden
0,05
TOTAAL
B1, B9, B10
1,28
-
1,00
3,81
B4,B6,B9,B10
8,04
A10
0,08
B10
4,83
A10
0,07
B10
0,17
-
0,15
B9
0,15
-
0,05
A8, A9, A10
-
Brazilië
-
-
0,01
B10
0,01
Brunei Darussalam
-
-
0,10
B10
0,10
Bulgarije
-
-
0,04
B9
0,04
Canada
34,08
A8, A9, A10
0,54
B4, B9, B10
34,62
Chili
10,85
A10
0,23
B1, B9
11,08
-
0,70
B10
0,70
3,57
B10
5,10
China
-
Colombia
1,53
A10
Curaçao
0,02
A8, A9
-
-
0,02
Denemarken
1,35
A7,A8,A9,A10
-
-
1,35
Duitsland
23,81
A8, A9, A10
20,39
B1,B5,B8,B9,
B10
44,20
Egypte
4,26
A10
0,68
B10
4,94
Estland
0,07
A10
2,39
B1, B4, B7
2,46
-
0,11
B7, B10
0,11
A1, A8, A10
4,36
B1
Filipijnen
Finland
37,33
41,69
Frankrijk
0,24 A2,A3,A8,A9,A10
6,95
B4,B8,B9,B10
7,19
Griekenland
0,26
A9, A10
0,02
B1, B10
0,28
India
3,99
A10
2,09
B9, B10
6,08
220,48
A10
0,04
B10
Israël
0,44
A10
0,15
B7, B9, B10
0,59
Italië
0,02
A8, A9, A10
0,21
B8, B10
0,23
Indonesië
Jamaica
Japan
Jordanië
Kazachstan
Kenia
-
-
139,99
A10
7,63
-
23,43
-
B3
-
220,52
23,43
139,99
A2
1,60
B1, B7
9,23
-
0,03
B7
0,03
16,10
A10
-
-
16,10
Letland
0,02
A10
-
-
0,02
Litouwen
0,01
A8, A10
0,66
B1
0,67
B4, B10
11,31
-
10,00
Maleisië
10,11
A10
1,20
Marokko
10,00
A10
-
330,00
A10
0,02
Mexico
25
B4, B10
330,02
Noorwegen
5,70
A8,A9,A10
10,64
B4, B10
16,34
Oeganda
-
-
0,03
B7
0,03
Oekraïne
-
-
0,38
B5, B10
0,38
A10
4,36
B4, B8, B10
Oman
6,00
10,36
Pakistan
-
-
0,63
B10
0,63
Panama
-
-
0,09
B3
0,09
A8, A9, A10
4,00
B1, B10
8,04
Polen
4,04
Portugal
-
-
0,25
B6, B10
0,25
Qatar
-
-
0,03
B10
0,03
-
0,02
Saoedi-Arabië
0,02
A10
-
Singapore
0,27
A10
2,15
B4, B7, B10
2,42
-
0,03
B7
0,03
A8, A10
0,12
B9, B10
1,20
Sint Maarten
-
Spanje
1,08
Taiwan
16,21
A10
7,00
B9
23,21
Thailand
33,95
A10
0,79
B4, B9, B10
34,74
Tsjechië
0,26
A1, A8, A9
0,16
B10
Turkije
0,35
A10
15,95
Turkmenistan
0,40
A10
-
USA
VAE
Ver. Koninkrijk
Vietnam
197,74 A1,A3,A8,A9,A10
2,09
10,15
15,93
B7,B8,B9,B10
B4,B6,B7,B8,
B9,B10
0,42
16,30
0,40
213,67
A10
1,39
B7, B10
A8, A9, A10
4,87
B4,B5,B6,B8,
B9,B10
-
0,21
B9
0,21
1,06
-
Zuid-Afrika
0,93
A10
0,13
B7, B9
Zuid-Korea
29,21
A10
9,53
B7,B8,B9,B10
3,48
15,02
38,74
Zweden
1,39
A8, A9, A10
0,04
B8, B10
1,43
Zwitserland
0,12
A8, A9, A10
0,68
B7, B9, B10
0,80
EU/NATO+22
75,58
A10
13,84
B4,B7,B9,B10
89,42
Landen met waarden onder de 10.000 euro:23
Ierland, Namibië,
Nieuw-Zeeland,
Oostenrijk, Roemenië,
Slovenië en Slowakije
Totaal
0,03
A8, A9, A10
1.248,35
-
168,03
-
0,03
1.416,38
De post “EU/NAVO+” heeft doorgaans betrekking op vergunningen voor de uitvoer van onderdelen vallende
onder de subcategorie A10, waarbij meerdere EU-lidstaten, NAVO-partners (excl. Turkije) of Australië, NieuwZeeland, Japan of Zwitserland als eindbestemming zijn toegestaan. In de praktijk wordt dit type vergunning
gebruikt bij de toeleverantie van onderdelen aan producenten die uit voorraad willen kunnen leveren aan de op
de vergunning als eindgebruikers vermelde NAVO-afnemers.
23
In Nederland is ook de uitvoer van pistolen of geweren voor sport- of jachtdoeleinden vergunningplichtig.
Indien zulke vuurwapens voor langere tijd in het buitenland zullen verblijven, ook als deze meereizen met de
eigenaar, zal een vergunning voor definitieve uitvoer aangevraagd moeten worden. Een deel van de uitvoer
naar de in de opsomming vermelde bestemmingslanden, waarvoor de totale vergunningwaarde de 10.000
euro niet overschreed, heeft betrekking op dergelijke uitvoertransacties.
22
26
Bijlage 2: Ontwikkeling Nederlandse wapenexport 2007 - 2016
2500
2000
1500
1000
500
0
TOTAAL
2007
874
2008
1258
2009
1410
2010
1047
2011
715
2012
941
2013
964
2014
2065
2015
873
2016
1416
Waarvan EU/NAVO+*
647
855
674
644
487
733
369
1467
583
644
Figuur 2, Waarde afgegeven vergunningen in miljoenen euro’s per jaar.
* Vanaf de rapportage over 2015 wordt in de tabel met de waarde van afgegeven vergunningen voor de
definitieve uitvoer van militaire goederen per land van bestemming in plaats van de verzamelpost ‘overige
NAVO’ de verzamelpost ‘EU/NAVO+’ gehanteerd voor het weergeven van de waarde van globale vergunningen.
Om die reden dient in dit staafdiagram de post ‘Waarvan NAVO’ vanaf 2015 gelezen te worden als ‘Waarvan
EU/NAVO+’. In 2016 waren de volgende 28 landen lid van de NAVO: Albanië, België, Bulgarije, Canada,
Denemarken, Duitsland, Estland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg,
Kroatië, Nederland, Noorwegen, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Turkije,
Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten van Amerika en IJsland. Additioneel zijn in de post vanaf 2015 dus ook
de waarden voor Australië, Finland, Ierland, Japan, Nieuw-Zeeland, Zweden en Zwitserland opgenomen.
27
Bijlage 3: Vergunningen groter dan € 2 miljoen voor dual-use goederen
Tabel 6, Overzicht afgegeven vergunningen met transactiewaarde groter dan € 2 miljoen voor dual-use goederen met
militair eindgebruik (2016).
Type materieel24
N.v.t.
Waarde
(mln.)25
0,00
Land van
eindbestemming
N.v.t.
Totale afgeronde waarde van betreffende vergunningen
Eindgebruiker
N.v.t.
€ 0,00 miljoen
In het jaar 2016 zijn geen vergunningen afgegeven met een transactiewaarde groter dan € 2
miljoen voor dual-use goederen met militair eindgebruik.
Indien dual-use goederen bedoeld zijn voor inzet door leger, politie of veiligheidsdiensten van het land van
eindbestemming, wordt de aanvraag getoetst aan de 8 criteria van het EU Gemeenschappelijk standpunt
inzake wapenexport.
25
Het vermelde bedrag representeert de waarde van de in 2016 afgegeven vergunningen. Daadwerkelijke
leverantie van de goederen heeft niet in alle gevallen in 2016 plaatsgevonden. Verlengingen van vergunningen
zijn hier niet opnieuw vermeld.
24
28
Bijlage 4: Realisaties onder Algemene Overdrachtsvergunningen
Overzicht van waarden van gerapporteerde realisaties onder Algemene Overdrachtsvergunningen:
NL003: Uitvoer naar krijgsmachten van EU-lidstaten.
NL004: Uitvoer naar gecertificeerde bedrijven in de zin van artikel 9 van richtlijn 2009/43/EG.
NL009: Uitvoer naar partijen aangesloten bij het F-35 Lightning II programma.
Tabel 7, Waarde gerapporteerde realisaties definitieve uitvoer van militaire goederen in 2016 onder NL003
(strijdkrachten) per land van bestemming.
Land van
bestemming
Waarde
(mln.)
Specificatie
Denemarken
3,17
ML4,5,10,11,17
Duitsland
3,93
ML5, 10, 11
Frankrijk
9,47
ML1, 5, 11
Griekenland
0,90
ML5
Italië
0,52
ML1, 5, 11
Oostenrijk
0,03
ML10
Polen
2,49
ML5
Portugal
0,14
ML1
Roemenië
0,01
ML5
Tsjechië
0,43
ML5, 22
Ver. Koninkrijk
0,51
ML5
Zweden
0,03
ML1, 11, 22
Totaal
21,63
Tabel 8, Waarde gerapporteerde realisaties definitieve uitvoer van militaire goederen in 2016 onder NL004
(gecertificeerde bedrijven) per land van bestemming.
Land van
bestemming
Waarde
(mln.)
Specificatie
België
2,22
ML5, 6, 22
Denemarken
0,20
ML4, 17
Duitsland
12,45
ML5,6,9,10,11,15,22
Frankrijk
5,74
ML1, 5, 10, 15
Totaal
20,61
Tabel 9, Waarde gerapporteerde realisaties van definitieve uitvoer van militaire goederen in 2016 onder NL009 (F-35
Lightning II) per land van bestemming.
Land van
Waarde
Specificatie
bestemming (mln.)
Italië
0,18
ML10
USA
26,62
ML10
Totaal
26,80
29
Bijlage 5: Doorvoer van militaire goederen
Tabel 10, Waarde afgegeven vergunningen voor de doorvoer van militaire goederen in 2016.
Land van bestemming
Cat.A
(mln.)
Specificatie
Cat.B
(mln.)
Specificatie
Totaal
Belize
0,11
A9
-
-
0,11
Chili
1,04
A9
-
-
1,04
Curaçao
0,01
A8
-
-
0,01
Ecuador
0,20
A9, A10
-
-
0,20
India
-
-
0,15
B10
0,15
Irak
-
-
3,52
B10
3,52
Jordanië
0,05
A9
-
-
0,05
Oman
0,18
A9
0,05
B4
0,23
Paraguay
0,30
A9, A10
-
-
0,30
Rwanda
-
-
0,13
B1
0,13
Singapore
0,03
A8
-
-
0,03
VAE
0,26
A9
-
-
0,26
Zuid-Afrika
2,94
A3
-
-
2,94
Totaal
5,12
3,85
30
8,97
Bijlage 6: Afgewezen vergunningaanvragen
De afgewezen vergunningaanvragen worden ook met EU-partners uitgewisseld uit hoofde van
artikel 4 van het Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB tot vaststelling van
gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en
technologie, voorheen de EU Gedragscode inzake wapenexport.
Tabel 11, Afgewezen vergunningaanvragen in 2016.
Datum
afwijzing
Land van
bestemming
Korte omschrijving Ontvanger
Eindgebruiker
Reden
weigering
19-01-2016
Suriname
(doorvoer)
Handvuurwapens en
onderdelen
Surinam Shooting &
Supplies N.V.
Surinam Shooting &
Supplies N.V.
Criterium 7
12-04-2016
Suriname
(doorvoer)
Vuurwapens met
gladde loop
Tomahawk Outdoor
Sports N.V.
Tomahawk Outdoor
Sports N.V.
Criterium 7
09-02-2016
Egypte
Pantserplaten (t.b.v.
demonstratie /
testdoeleinden
Engineering for
Industries Co.
Landmacht
Criteria 2, 3
en 7
26-02-2016
Servië
Vizierkijkers (t.b.v.
de jacht)
REFOT B.
Natuurlijke personen
die de goederen
zullen gebruiken
voor de recreatieve
jacht en sport.
Criterium 7
04-03-2016
KSA via
Frankrijk
Delen voor
sonarkabels
Thales Underwater
Systems SAS
Marine
Criterium 4
11-03-2016
Egypte
Bewegingssysteem
voor vluchtsimulator
Science &
Luchtmacht
Technology Center of
Excellency
Criterium 2
01-05-2016
Pakistan via VS
Delen
gevechtsvliegtuigen
Intertrade LTD
Luchtmacht
Criterium 2
20-04-2016
KSA (tijdelijke
uitvoer)
Draagbare
rondzoekradar
Saudi Capabilities
Company
Landmacht
Criterium 2
10-05-2016
Thailand
(verlenging)
Delen van militaire
simulators van
houwitsers
Signal Department
c/o: CT Link att.
Totsaporn
Landmacht
Criteria 2, 3
en 4
24-05-2016
Egypte
Onderdelen
bruggenleggers
Comercial Hernando
Moreno S L U
Landmacht
Criteria 2 en
7
03-06-2016
Turkije
Subsonische
patronen, kaliber
5,56mm
I.M.S. Insaat Makina
Sevunma San. ve
Tic. Ltd. Sti.
Turkse Special
Forces
Criterium 3
07-06-2016
Turkije
Geluidsdempers incl.
gereedschap
I.M.S. Insaat Makina
Sevunma San. ve
Tic. Ltd. Sti.
Turkse Special
Forces
Criterium 3
16-06-2016
VAE
Patronen kal. 9mm
Al Tuff International
LLC
Strijdkrachten
Criteria 2 en
7
16-06-2016
VAE
Delen F-16
gevechtsvliegtuigen
Airborne Systems
FZE.
Luchtmacht
Criterium 2
22-06-2016
Turkije
Kabelbomen voor
gevechtshelikopters
Aselsan Electronic
Industries Inc.
Luchtmacht
Criterium 3
22-06-2016
Turkije
Kabelbomen voor
gevechtshelikopters
Aselsan Electronic
Industries Inc.
Luchtmacht
Criterium 3
18-07-2016
VAE via
Zwitserland
Delen van militaire
simulators voor
tanks- en
pantservoertuigen
Ruag Schweiz AG
Landmacht
Criterium 2
31
21-07-2016
VAE
Composiet
rotorbladen voor
onbemande
luchtvaartuigen
Abu Dhabi
Autonomous
Systems
Investments Co LLC
Krijgsmacht
Criterium 2
22-08-2016
Qatar
Delen van communicatiesystemen
Qatar Armed Forces
Landmacht
Criterium 2
21-09-2016
Azerbeidzjan
Traangas- en
lichtgranaten
Ministry of Internal
Affairs of the
Azerbaijan Republic
Ministry of Internal
Affairs of the
Azerbaijan Republic
Criteria 2 en
4
27-09-2016
VAE
Countermeasure
fakkels
Gulf Aerospace
Company
Luchtmacht
Criterium 2
28-09-2016
Pakistan
Delen van motoren
van F-16
gevechtsvliegtuigen
Aero Precision
Industries LLC
Luchtmacht
Criteria 2 en
3
03-10-2016
KSA via
Noorwegen
Draagbare rondzoekradarsystemen
incl. toebehoren
Thales Electronic
Systems GmbH
Landmacht
Criterium 2
11-10-2016
KSA
Delen van
Advanced Electronics Luchtmacht
gevechtsvliegtuigen
Company
en connectoren voor
communicatiesystem
en van
gevechtsvliegtuigen
Criterium 2
24-10-2016
VAE
Delen voor
communicatieappara
tuur
United Arab Emirates Krijgsmacht
Armed Forces
Criterium 2
01-11-2016
VAE
Doorvoer van
onderdelen voor
NIMRpantservoertuigen
NIMR Automotive
LLC
Krijgsmacht
Criterium 2
01-11-2016
Oekraïne
Schokdempers
LLC Ukranian Armor
Ukranian National
Guard
Criteria 3 en
4
16-12-2016
India
Akoestische sensor
Counter Measures
Technologies (P) Ltd
National Security
Guard
Criteria 3 en
4
32
Bijlage 7: Overtollig defensiematerieel
Tabel 12, Overzicht van door de Staat aan buitenlandse partijen verkocht overtollig defensiematerieel in 2016.
Type materieel
Aan/via26
Land van
eindbestemming
Eindgebruiker
76mm munitie
n.v.t.
Griekenland
Ministerie van Defensie
Brandstofwagens
n.v.t.
Chili
Ministerie van Defensie
Schietbuizen M109
Star Defence Logistics Polen
& Engineering
(Spanje)
Ministerie van Defensie
Leopard reservedelen
Gunter Langkopf
Machinenbau
(Duitsland)
Canada en
Duitsland
Ministerie van Defensie
Lynx helikopter
reservedelen
Aviation Trading (VK)
VK en Denemarken
Ministerie van Defensie
Acculaders Leopard 2A6
n.v.t.
Finland
Ministerie van Defensie
Leopard reservedelen
Star Defence Logistics Spanje
& Engineering
(Spanje)
Ministerie van Defensie
MAG Machine geweren
n.v.t.
Finland
Ministerie van Defensie
Lynx helikopter
reservedelen
n.v.t.
Zuid-Korea
Ministerie van Defensie
Leopard 2A6
versnellingsbakken
Van Halteren Special
Products (Nederland)
Nederland
Van Halteren Special
Products
Ambulances
BZ
Libanon
Ministerie van Defensie
Lynx helikopter
reservedelen
Hayward & Green
Defence Ltd. (VK)
VK
Hayward & Green Defence
Ltd. (VK)
Alouette III
reservedelen
AeroXS (VS)
VS
AeroXS
De verkoop van overtollig defensiematerieel vindt soms plaats aan de oorspronkelijke producent. Soms is
verkoop van overtollig defensiematerieel ook mogelijk via een particulier bedrijf ten behoeve van een bij de
verkoop reeds bekende en geaccordeerde eindgebruiker, dan wel aan een particulier bedrijf voor eigen
gebruik. Een andere mogelijkheid is nog verkoop aan een particulier bedrijf in een ander EU/NAVO+ land,
waarbij de exacte eindbestemming en eindgebruiker van het materieel nog niet bekend zijn. In dat geval
wordt via een Internationaal Importcertificaat vastgelegd dat eventuele (weder-)export onder de controle van
het betreffende EU/NAVO+ land zal staan.
26
33
Trucks (divers) en
aanhangwagens
n.v.t.
Estland
Ministerie van Defensie
Lynx helikopter
reservedelen
Hayward & Green
Defence Ltd. (VK)
VK en Denemarken
Ministerie van Defensie
Alouette III
Particulier
VS
Particulier
Wielvoertuigen (divers)
n.v.t.
Litouwen
Ministerie van Defensie
Apache reservedelen
Nato Logistic Stock
Exchange (NLSE)
Griekenland
Ministerie van Defensie
Lynx helikopter
reservedelen
NLSE
Portugal
Ministerie van Defensie
Lynx helikopter
onderdelen
NLSE
Duitsland
Ministerie van Defensie
AIM-9 rocket motors
NLSE
Denemarken
Ministerie van Defensie
F-16 brandstoftanks
NLSE
Denemarken
Ministerie van Defensie
F-16 ALQ-131
onderdelen
NLSE
Portugal
Ministerie van Defensie
C-130 reservedelen
NLSE
Portugal
Ministerie van Defensie
Alouette III
reservedelen
NLSE
België
Ministerie van Defensie
F-16 reservedelen
NLSE
Noorwegen
Ministerie van Defensie
AB-412 & F-16
reservedelen
NLSE
Portugal
Ministerie van Defensie
Totale waarde van de contracten
Ca € 11.3 miljoen
34
Bijlage 8: Overzicht van communicatie aan de Tweede Kamer
Overzicht van brieven aan de Tweede Kamer en beantwoorde schriftelijke vragen, betreffende het
wapenexportbeleid en beleid aangaande dual-use goederen in 2016.
8.1
Brieven aan de Tweede Kamer – wapenexportbeleid
02-12-2016, Kamerstuk 22054, nr. 283, Wapenexportbeleid; Brief regering; Toezeggingen naar
aanleiding van algemeen overleg Wapenexportbeleid v.w.b. onderzoek Jemen en verduidelijking
doorvoerwetgeving
16-11-2016, Kamerstuk 22054, nr. 282, Wapenexportbeleid; Brief regering; Afgifte vergunning
voor export militair materieel naar Jamaica
10-11-2016, Kamerstuk 22054, nr. 280, Wapenexportbeleid; Verslag van een algemeen overleg;
Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 25 oktober 2016, over wapenexportbeleid
11-10-2016, Kamerstuk 22054, nr. 278, Wapenexportbeleid; Brief regering; Correctie
Jaarrapport wapenexportbeleid 2015
13-07-2016, Kamerstuk 22054, nr. 277, Wapenexportbeleid; Brief regering; Rapport: het
Nederlandse wapenexportbeleid in 2015
27-06-2016, Kamerstuk 22054, nr. 276, Wapenexportbeleid; Brief regering; Reactie op
toezeggingen gedaan tijdens algemeen overleg Wapenexport d.d. 11 februari 2016 (Kamerstuk 22
054, nr. 274)
24-05-2016, Kamerstuk 22054, nr. 275, Wapenexportbeleid; Brief regering; Afgifte vergunning
voor export overtollig defensiematerieel naar Jordanië
31-03-2016, Kamerstuk 22054, nr. 274, Wapenexportbeleid; Verslag van een algemeen overleg;
Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 11 februari 2016, over wapenexportbeleid
10-02-2016, Kamerstuk 22054, nr. 269, Wapenexportbeleid; Brief regering; Opvolging
toezeggingen exportcontrolebeleid; uitvoering van actiepunten en bewijslast bij verjaring
26-01-2016, Kamerstuk 22054, nr. 267, Wapenexportbeleid; Brief regering; Overzicht van de
actuele status van openstaande moties en toezeggingen die verband houden met het
wapenexportbeleid t.b.v. het algemeen overleg Wapenexportbeleid op 11 februari 2016
8.2
Brieven aan de Tweede Kamer – dual-use
09-11-2016 Kamerstuk 22112, nr. 2240; Brief regering; Nieuwe Commissievoorstellen en
initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie; Fiche: Dual-Useverordening.
10-02-2016, Kamerstuk 22054, nr. 268, Wapenexportbeleid; Brief regering; Exportcontrole op
honden
8.3
Beantwoorde schriftelijke vragen – wapenexportbeleid
06-09-2016, Kamervragen met antwoord 2015-2016, nr. 3582, Vragen van de leden Sjoerdsma
(D66), Servaes (PvdA) en Jasper van Dijk (SP) aan de ministers van Buitenlandse Zaken en van
Defensie over een uitnodiging aan Saoedi-Arabië voor een Nederlandse defensiebeurs (ingezonden
26 juli 2016).
08-07-2016, Kamervragen met antwoord 2015-2016, nr. 3146, Vragen van de leden Sjoerdsma
(D66), Jasper van Dijk (SP) en Servaes (PvdA) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van
Defensie over een Saoedische delegatie die op uitnodiging van de Koninklijke Marine een
Nederlandse wapenbeurs bezoekt (ingezonden 17 juni 2016).
35
15-06-2016, Kamervragen met antwoord 2015-2016, nr. 2853, Vragen van de leden Servaes
(PvdA) en Sjoerdsma (D66) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over het bericht dat dertien
EU-landen wapens leveren aan Egypte (ingezonden 27 mei 2016).
10-02-2016, Kamervragen met antwoord 2015-2016, nr. 1472, Vragen van de leden Van Bommel
en Jasper van Dijk (beiden SP) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken, van Defensie en voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over export van militair materieel aan SaudiArabië (ingezonden 18 december 2015).
8.4
Beantwoorde schriftelijke vragen – dual-use
19-09-2016, Kamervragen met antwoord 2015-2016, nr. 3567, Vragen van het lid Sjoerdsma
(D66) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking over het gebruik van in Nederland geregistreerde postbusfirma’s voor
de ontwijking van internationale sancties voor het Assad-regime (ingezonden 13 mei 2016).
06-06-2016, Kamervragen (Aanhangsel) 2015-2016, nr. 2748; Antwoord op vragen van de leden
Hachchi en Sjoerdsma over levering van 'dual use' goederen (ingezonden 9 december 2015).
02-06-2016, Kamervragen met antwoord 2015-2016, nr. 2746, Vragen van de leden Teeven en
Vuijk (beiden VVD) aan de Ministers voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerkingen
voor Defensie over het onderzoek naar de export van omstreden goederen door RH Marine Group
(ingezonden 30 december 2015).
21-03-2016, Kamervragen met antwoord 2015-2016, nr. 1957, Vragen van het lid Jasper van Dijk
(SP) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking over een rapport over import door IS van onderdelen voor de
productie van IED’s (Improvised Explosive Devices- geïmproviseerde bommen) (ingezonden 29
februari 2016).
12-02-2016, Kamervragen (Aanhangsel) 2015-2016, nr. 1470; Antwoord op vragen van de leden
Teeven en Vuijk over het onderzoek naar de export van omstreden goederen door RH Marine
Group (ingezonden 30 december 2015).
06-01-2016, Kamervragen met antwoord 2015-2016, nr. 1026, Vragen van de leden Hachchi en
Sjoerdsma (beiden D66) aan de Ministers voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking en van Buitenlandse Zaken over omstreden leveringen van «dual
use» goederen (ingezonden 9 december 2015).
36
8.5
Brieven versnelde rapportage
Refererend aan de brief van 10 juni 2011 over het aangescherpte wapenexportbeleid
(Kamerstuk 2010–2011, 22 054, nr. 165) en de motie van het lid El Fassed c.s. van 22 december
2011 over verlaging van de drempelwaarde voor de versnelde parlementaire controle bij
specifieke wapenexportaanvragen naar € 2.000.000,- (Kamerstuk 2011–2012, 22 054, nr. 181)
ontving de Kamer de volgende brieven:
Tabel 13, Overzicht versnelde rapportages.
Kamerstuk
Nummer
Datum
Land
22 054
284
24-03-2017
Thailand27
22 054
284
24-03-2017
Indonesië28
22 054
282
14-11-2016
Jamaica
22 054
275
23-05-2016
Jordanië
Hoewel deze brief in het jaar 2017 aan de Kamer is toegezonden, heeft deze (zoals
6) betrekking op een vergunning die in het jaar 2016 zijn afgegeven. Om die reden is
dit overzicht opgenomen.
28
Hoewel deze brief in het jaar 2017 aan de Kamer is toegezonden, heeft deze (zoals
6) betrekking op een vergunning die in het jaar 2016 zijn afgegeven. Om die reden is
dit overzicht opgenomen.
27
37
aangegeven in hoofdstuk
de betreffende brief in
aangegeven in hoofdstuk
de betreffende brief in
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2016–2017
22 054
Wapenexportbeleid
Nr. 284
BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR BUITENLANDSE
HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN
VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 maart 2017
Bij het opstellen van het overzicht van de in december 2016
afgegeven vergunningen voor de uit- en doorvoer van militaire
goederen is een tweetal vergunningen aangetroffen, die zich op
grond van consistentie met eerdere vergunningen leenden voor
versnelde rapportage aan uw Kamer.
Het gaat in beide gevallen om apparatuur voor marineschepen.
Eerder is dergelijke apparatuur als een «volledig systeem»
beschouwd en is uw Kamer conform de in de brief1 van 10 juni
2011 geschetste opzet versneld geïnformeerd over de afgifte
van de vergunning.
Derhalve informeren wij uw Kamer alsnog over de afgifte van
de betrokken vergunningen.
De Minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking,
E.M.J. Ploumen (PvdA)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
A.G. Koenders
38
2
Bijlage 1, versnelde rapportage afgifte vergunning voor
Thailand
Conform het op 10 juni 2011 per brief gemelde aangescherpte
wapenexportbeleid (Kamerstuk 22 054, nr. 165) en de motie
van het lid El Fassed c.s. van 22 december 2011 over verlaging
van de drempelwaarde voor de versnelde parlementaire
controle bij specifieke wapenexportaanvragen naar €
2.000.000,– (Kamerstuk 22 054, nr. 181), ontvangt uw Kamer
onderstaande informatie over een door Nederland afgegeven
vergunning ter waarde van € 32.737.000, voor de uitvoer van
een radar- en C3-systeem naar Thailand.
Een Nederlands bedrijf heeft in december 2016 een
exportvergunning verkregen voor de uitvoer van een radar- en
C3-systeem naar Thailand. De goederen zullen worden
ingebouwd in een Offshore Patrol Vessel (OPV) voor de Thaise
marine.
Eindgebruiker van de goederen, alsmede van de OPV waarin
deze worden ingebouwd, is de Thaise marine. De marine zal de
OPV gebruiken voor de bescherming en bewaking van de
Thaise kust en territoriale wateren. Dit omvat, naast reguliere
patrouillewerkzaamheden en piraterijbestrijding, ook zoek- en
red-operaties.
De aanvraag is getoetst aan de acht criteria van het EU
Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport. Deze
toetsing, waarvan de essentie ten aanzien van de meest
relevante criteria hieronder wordt weergegeven, leidde tot het
afgeven van de vergunning op basis van de volgende
argumenten:
Mensenrechten (criterium 2)
Na de staatsgreep door het leger kondigde het Thaise regime
een noodtoestand aan. Er bestaan zorgen over de
mensenrechtensituatie, onder meer via inperking van sommige
democratische vrijheden. Er zijn evenwel geen aanwijzingen dat
de Thaise marine bij deze mensenrechtenschendingen
betrokken is. Wel zijn er berichten dat elementen binnen de
Thaise marine in 2015 tijdens de bootvluchtelingencrisis, in
incidenteel geval, boten richting volle zee hebben
«teruggeduwd». Onder internationale druk is hier echter snel
een einde aan gemaakt. Ook Nederland heeft hiervoor expliciet
aandacht gevraagd bij de Thaise autoriteiten.
Verder zijn enkele officials (marine, politie, landmacht) die bij
mensensmokkel van bootvluchtelingen betrokken waren op
non-actief gesteld en/of worden vervolgd. Er is dan ook sprake
van een positieve ontwikkeling binnen de Thaise marine.
Gelet op de aard van de goederen, het eindgebruik en de
eindgebruiker, wordt er positief getoetst op dit criterium. Het zou
niet consequent zijn de Thaise autoriteiten enerzijds op te
roepen om snel actie te ondernemen bij het redden van
bootvluchtelingen, maar anderzijds hen niet de middelen te
bieden die hiervoor nodig zijn. Ook is het zeer onwaarschijnlijk
39
dat deze transactie een negatieve invloed zal hebben op de
hierboven geschetste mensenrechtensituatie.
Interne conflicten (criterium 3)
Terugkeer naar democratie zoals voor de coup lijkt op korte
termijn waarschijnlijk en de militaire regering heeft de facto
absolute macht. Grootschalige maatschappelijke onrust lijkt
vooralsnog onwaarschijnlijk. De aard van onderhavige
goederen (radar- en C3-systeem) leent zich bovendien niet voor
inzet in mogelijke interne conflicten.
Regionale stabiliteit (criterium 4)
Thailand onderhoudt goede betrekkingen met de meeste
buurlanden. Een eerder grensgeschil met Cambodja is via het
Internationaal Gerechtshof beslecht. De Thaise marine kent een
legitieme veiligheidsbehoefte in de Thaise Golf en de Andaman
Zee. Onderhavige transactie draagt bij aan de maritieme
veiligheid van de regio. De Thaise marine speelt een
belangrijke rol bij de bestrijding van piraterij en het tegengaan
van illegale smokkel van mensen en goederen.
Bijlage 2, versnelde rapportage afgifte vergunning voor
Indonesië
Conform het op 10 juni 2011 per brief gemelde aangescherpte
wapenexportbeleid (Kamerstuk 22 054, nr. 165) en de motie
van het lid El Fassed c.s. van 22 december 2011 over verlaging
van de drempelwaarde voor de versnelde parlementaire
controle bij specifieke wapenexportaanvragen naar €
2.000.000,– (Kamerstuk 22 054, nr. 181), ontvangt uw Kamer
onderstaande informatie over een door Nederland afgegeven
vergunning ter waarde van € 196.425.000,– voor de uitvoer van
SEWACO-systemen (SEnsoren, WApensystemen en
COmmandosystemen) naar Indonesië.
Een Nederlands bedrijf heeft in december 2016 een
exportvergunning verkregen voor de uitvoer van SEWACOsystemen naar Indonesië. De goederen zullen worden
ingebouwd in fregatten voor de Indonesische marine.
Eindgebruiker van de goederen, alsmede van de fregatten
waarin deze worden ingebouwd, is de Indonesische marine. De
marine gebruikt de betreffende fregatten onder meer ter
verdediging van de territoriale wateren van Indonesië en in antipiraterij-operaties.
De aanvraag is getoetst aan de acht criteria van het EU
Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport. Deze
toetsing, waarvan de essentie ten aanzien van de meest
relevante criteria hieronder wordt weergegeven, leidde tot het
afgeven van de vergunning op basis van de volgende
argumenten:
Mensenrechten (criterium 2)
De mensenrechtensituatie in Indonesië kent de nodige
aandachtspunten. Bescherming van mensenrechten is (grond)wettelijk vastgelegd; naleving is echter een punt van aandacht.
Er zijn incidenten bekend van mensenrechtenschendingen door
40
militairen in bijvoorbeeld Papua. Het gaat hierbij echter niet om
structurele of door de legerleiding gesanctioneerde
schendingen. Bovendien is de marine niet betrokken bij de
geconstateerde schendingen. Er is dan ook geen verband
tussen de te leveren goederen en mogelijke
mensenrechtenschendingen.
Interne conflicten (criterium 3)
In Papua is sprake van interne spanningen. Papua-nationalisten
streven naar onafhankelijkheid. Ordehandhaving valt onder de
verantwoordelijkheid van de politie, niet onder de
verantwoordelijkheid van de marine. Bij interne spanningen
waarbij militairen betrokken waren, was de marine niet
betrokken. De export van de betreffende goederen zal dan ook
niet bijdragen aan een eventuele toename van de interne
spanningen.
Regionale stabiliteit (criterium 4)
Indonesië heeft een aantal lopende grensgeschillen en werkt
daarbij aan diplomatieke oplossingen, o.a. via het Internationaal
Gerechtshof. In de Zuid-Chinese Zee is al geruime tijd sprake
van diverse maritieme geschillen, in het bijzonder over de
eilanden in het gebied. De Indonesische marine blijft zijlings
betrokken en Indonesië maakt geen directe territoriale claims
ten aanzien van de eilanden.
41
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2016-2017
22 054
Wapenexportbeleid
Nr. 282
BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR BUITENLANDSE
HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN
VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 november 2016
Conform het op 10 juni 2011 per brief gemelde aangescherpte
wapenexportbeleid (Kamerstuk 22 054, nr. 165) en de motie
van het lid El Fassed c.s. van 22 december 2011 over
verlaging van de drempelwaarde voor de versnelde
parlementaire controle bij specifieke wapenexportaanvragen
naar € 2.000.000,– (Kamerstuk 22 054, nr. 181), ontvangt uw
Kamer onderstaande informatie over een door Nederland
afgegeven vergunning ter waarde van USD$26.400.000,– voor
uitvoer van militair materieel naar Jamaica.
Een Nederlands bedrijf heeft onlangs een exportvergunning
verkregen voor de uitvoer van twee patrouillevaartuigen naar
Jamaica. De schepen worden zonder wapens geleverd en op
de schepen zijn funderingen aanwezig waarop alleen wapens
met een klein kaliber gemonteerd kunnen worden.
Eindgebruiker van de patrouillevaartuigen is de Jamaicaanse
kustwacht. De kustwacht zal de schepen gebruiken t.b.v.
maritieme surveillance in de kustgebieden van Jamaica. Dit
omvat onder andere operaties om drugshandel, piraterij, en
mensenhandel te bestrijden en zoek- en red-operaties.
De aanvraag is getoetst aan de acht criteria van het EU
Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport1. Deze
toetsing, waarvan de essentie ten aanzien van de meest
relevante criteria hieronder wordt weergegeven, leidde tot het
afgeven van de vergunning op basis van de volgende
argumenten:
42
2
Mensenrechten (criterium 2)
De Jamaicaanse regering respecteert over het algemeen de
mensenrechten, maar er zijn wel enkele zorgen. Met name de
veiligheidssituatie van burgers is zorgwekkend door o.a. de
hoge mate van straffeloosheid, corruptie, discriminatie,
beperkte en onvoldoende rechtsgang en de slechte
behandeling van gedetineerden. Aan de andere kant zijn
rechten als vrijheid van meningsuiting en een vrije pers wel
gegarandeerd.
Gezien de aard, het eindgebruik en de eindgebruiker van
onderhavige goederen (patrouillevaartuigen voor maritieme
surveillance door de kustwacht) is het zeer onwaarschijnlijk dat
deze transactie een negatieve invloed zal hebben op de
hierboven geschetste mensenrechtensituatie.
Regionale stabiliteit (criterium 4)
Regionaal gezien is Jamaica niet betrokken bij interstatelijke
spanningen. Het land heeft echter wel te kampen met
grensoverschrijdende criminaliteit en drugshandel. De
afgelopen jaren is veel ingezet op het bestrijden van onder
meer de cocaïnehandel, wat ervoor gezorgd heeft dat Jamaica
minder vaak als doorvoerland wordt gebruikt. Gezien het
eindgebruik van onderhavige goederen (patrouillevaartuigen
t.b.v. onder andere anti-drugshandel operaties) zouden de
goederen positief kunnen bijdragen aan de regionale stabiliteit.
De Minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking,
E.M.J. Ploumen
De Minister van Buitenlandse Zaken,
A.G. Koenders
43
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2015–2016
22 054
Wapenexportbeleid
Nr. 275
BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR BUITENLANDSE
HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN
VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 mei 2016
Conform het op 10 juni 2011 per brief gemelde aangescherpte
wapenexportbeleid (Kamerstuk 22 054, nr. 165) en de motie
van het lid El Fassed c.s. van 22 december 2011 over
verlaging van de drempelwaarde voor de versnelde
parlementaire controle bij specifieke wapenexportaanvragen
naar € 2.000.000 (Kamerstuk 22 054, nr. 181), ontvangt uw
Kamer onderstaande informatie over een door Nederland
afgegeven vergunning ter waarde van
€ 4.750.000 voor uitvoer van overtollig defensiematerieel naar
Jordanië.
Het Ministerie van Defensie heeft onlangs een
exportvergunning verkregen voor de uitvoer naar Jordanië van
52 Maverick lucht-grondraketten en toebehoren zoals
launchers, trainingsraketten, test sets en reserveonderdelen
ter waarde van € 4.000.000 alsmede missiematerieel voor F16 jachtvliegtuigen (dertig Under Wing Adapters # 15 en dertig
Wing Weapon Pylons) ter waarde van € 750.000.
Eindgebruiker is de Jordaanse luchtmacht.
Het betreft een eerste levering van een op 17 december 2013
overeengekomen contract met Jordanië voor de levering van
15
F-16 jachtvliegtuigen in de Midlife Update M5-configuratie met
missie en overig ondersteunend materieel en de levering van
52 Maverick lucht-grondraketten met een totale
transactiewaarde van € 81,5 miljoen, waarover uw Kamer op
44
2
25 september 2014 is geïnformeerd door de Minister van
Defensie (Kamerstuk 22 054, nr. 232). Jordanië verwerft de
Nederlandse F-16 toestellen ter vervanging van eigen,
verouderde F-16 toestellen. De eerste levering staat gepland
voor augustus/september 2016. De tweede levering, van met
name vliegtuigen, staat gepland voor eind 2017.
De aanvraag is getoetst aan de acht criteria van het EU
Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport.¹ Deze
toetsing, waarvan hier de essentie ten aanzien van de meest
relevante criteria wordt weergegeven en waarbij vooral de
regionale context (criterium 4) goed in ogenschouw is
genomen, leidde tot het afgeven van de vergunning op basis
van de volgende argumenten:
Mensenrechten (criterium 2)
De mensenrechtensituatie in Jordanië is beter dan in veel
andere landen in de regio; in vergelijking is Jordanië stabiel en
het overheidsbeleid gematigd. Toch blijft er aanleiding tot zorg.
Zorgen bestaan over incidentele slechte behandeling van
gevangenen, schending van rechten van Palestijnse
vluchtelingen en beperkingen van de persvrijheid, vrijheid van
meningsuiting en van vergadering. Op 21 december 2014
verbrak Jordanië het achtjarig moratorium op de doodstraf
door de executie van 11 personen. Nog 113 personen zijn
veroordeeld tot de doodstraf in verschillende moordzaken.
Jordanië slaagt er onvoldoende in veel beloofde hervormingen
door te voeren.
De Jordaanse krijgsmacht is echter niet in verband te brengen
met geconstateerde mensenrechtenschendingen. Toetsing
aan dit criterium is derhalve positief.
Interne conflicten (criterium 3)
De economische situatie van het land blijft zorgelijk. Veel
Jordaniërs zijn ontevreden over de economische
omstandigheden. De werkeloosheid is hoog. De burgeroorlog
in Syrië en de recente opmars van ISIS in Irak en Syrië heeft
een aanzienlijk spillover-effect naar Jordanië. De toestroom
van vluchtelingen heeft tot grote schaarste geleid op het
gebied van gezondheidszorg, onderwijs, huisvesting en water,
en leidt tot een druk op de Jordaanse samenleving.
Ondanks alle turbulentie in de regio is de interne situatie in
Jordanië relatief stabiel. De regering doet haar best om de rust
en vrede te bewaren en de kans op conflicten is beperkt.
Jordanië heeft bovendien een legitieme veiligheidsbehoefte,
zeker gezien de huidige steun voor de coalitie tegen ISIS en
de – mede daardoor – toegenomen kans op aanslagen.
Hoewel er sprake is van verhitte demonstraties, zijn die over
het algemeen niet gewelddadig. De Jordaanse krijgsmacht is
in de afgelopen jaren ook niet ingezet bij het in bedwang
houden van demonstraties. Ook zijn onderhavige goederen
niet geschikt om in te zetten tegen de eigen bevolking.
1
GS 2008/944 van 8 december 2008
45
Regionale stabiliteit (criterium 4)
Jordanië speelt een belangrijke stabiliserende rol in de regio,
onder andere bij de Israëlisch-Palestijnse besprekingen als
ook inzake Syrië en ISIS. De internationale positie van
Jordanië is versterkt toen Jordanië verkozen werd in de VN
Veiligheidsraad. De rol van Jordanië bij de opvang van
Syrische vluchtelingen heeft het internationale belang van het
land tevens doen groeien.
Jordanië stelde zich tot voor kort voorzichtig op richting Syrië
en probeerde via politieke weg tot een oplossing te komen. Op
22 september 2014 heeft Jordanië zich aangesloten bij de
coalitie tegen ISIS, samen met de VS en een aantal
Golfstaten. Begin dit jaar waren in de media beelden te zien
hoe ISIS een neergestorte Jordaanse piloot levend
verbrandde.
Jordanië heeft een zeer legitieme veiligheidsbehoefte, heeft
geen intentie om als agressor op te treden tegen andere
landen of een territoriale claim af te dwingen en is onderdeel
van een brede internationale coalitie tegen ISIS waaraan ook
Nederland deelneemt. Toetsing aan dit criterium is dan ook
positief.
De Minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking,
E.M.J. Ploumen
De Minister van Buitenlandse Zaken,
A.G. Koenders
46
Download