Wmo 2015: hoe loopt de voorbereiding? 20

advertisement
t
h
c
i
z
n
i
o
m
W
nzor g
e
t
p
a
c
i
d
G ehan tijl
Nieu we S
april 201141
nummer
❸ Wmo 2015: hoe loopt de
voorbereiding?
In dit e-zine:
Goes
e
over d heen
n
grenze
20
AGENDA
❻
Aan de
keukentafel
Staatssecretaris
Van Rijn
❼ Kennismaken met
Klaas Steenhuis,
wethouder gemeente
Veendam
❿ Hoe doen ze het
in Goes?
⓯ Over de grenzen
heen: Informele
zorg: vrijwilligers
nemen een deel
van de zorg over
⓲ Cliënten in
beeld
⓳ Toolbox
⓴ Agenda
21 Colofon
Naar inhoudsopgave >
t
h
c
i
z
n
i
o
Wm
de
sitie v an r
n
a
r
t
e
d
er
naa
e -zine ov ale begeleiding
r
u
ex t r am
d e Wm o
april 2014
inhoud
Van de redactie
De verkiezingen zijn achter de rug. Voor
cliënten en gehandicaptenzorgaanbieders is
het spannend of een nieuw college leidt tot
andere keuzes bij de invulling van de Wmo
2015. De behoefte aan duidelijkheid over de
invulling is steeds groter: landelijk én lokaal.
In het actuele artikel geven we u een impressie
hoe ver gehandicaptenzorgaanbieders en
gemeenten zijn in hun voorbereiding.
Staatssecretaris Van Rijn geeft u in het
keukentafelgesprek een blik in de toekomst.
De praktijk in Goes staat centraal in de rubriek
Hoe doen ze het in.. en wethouder Steenhuis van
Veendam geeft antwoord op de kettingvraag.
In Over de grenzen heen besteden we aandacht
aan de rol die vrijwilligers kunnen spelen in
de nieuwe Wmo. Tot slot hebben we ervoor
gekozen om alle filmportretten met voorbeelden van cliënten in de gehandicaptenzorg
nog een keer op een rij te zetten. Een (hernieuwde) kennismaking, zo na de verkiezingen,
in voorbereiding op de grote verantwoordelijkheid van de nieuwe colleges voor de Wmo 2015.
❸
Wmo 2015: hoe loopt de
voorbereiding?
Goes
❿
Hoe doen ze het in
Goes?
abonnement. U krijgt dan automatisch een e-mail
wanneer een nieuwe editie is verschenen.
Klik hier om u af te melden voor uw abonnement.
Aan de keukentafel
met staatssecretaris
Van Rijn
❼ Kennismaken met
Klaas Steenhuis
Wethouder gemeente
Veendam
e
over d heen
n
grenze
⓯
Over de grenzen heen:
Informele zorg:
vrijwilligers nemen een
deel van de zorg over
⓲ Cliënten in beeld
20
Monique van der Meulen, Projectleider Wmo
Abonnement Klik hier voor een gratis
❻
AGENDA
19 Toolbox
⓴ Agenda
21 Colofon
3 WMO INZICHT april 2014
aan de keukentafel
Actueel
Wmo 2015:
hoe loopt de
voorbereiding?
Over een kleine negen maanden is het januari 2015.
Dan wordt in alle gemeenten de nieuwe Wmo van
kracht. Zoals gebruikelijk bij grote decentralisatieoperaties moet er in de laatste fase nog veel gebeuren.
En dat geldt voor alle partijen: overheden, zorgaanbieders en zorgverzekeraars. Wat is de stand van
zaken op dit moment?
In januari zijn drie rapporten verschenen die een
beeld geven van die laatste stand van zaken: een
quick scan onder gehandicaptenzorgaanbieders
naar hun voorbereidingen op de nieuwe Wmo, een
onderzoek onder gemeenten en een peiling onder
cliënten. Belangrijkste conclusie: alle partijen
zitten niet stil, maar zijn er nog niet.
Voorbereiden en proberen
Organisaties voor wie de Wmo een belangrijke rol
gaat spelen, zijn verder in hun voorbereiding dan
zorgaanbieders voor wie een klein percentage
van hun omzet wordt overgeheveld naar
gemeenten. Dit is de eerste conclusie uit de quick
scan die de VGN heeft uitgezet onder haar leden.
Het verwachte percentage van de omzet dat
wordt overgeheveld, ligt gemiddeld hoger bij
kleine zorgaanbieders, soms wel boven de 60
procent. Logisch dat kleine zorgorganisaties al
iets verder zijn gevorderd met maatregelen
richting 2015 dan grote. Zij zoeken al vaker
samenwerking met mogelijke partners in de
gehandicaptenzorg, welzijn en collegaorganisaties in de geestelijke gezondheidszorg
en verslavingszorg.
Samenwerking is ook belangrijk voor
gemeenten, laat het onderzoek van de VNG zien.
De meeste gemeenten betrekken zorgaanbieders, cliëntenorganisaties en andere
gemeenten bij de voorbereidingen. De dialoog
met de zorgverzekeraars komt echter moeizamer tot stand, zeker bij kleine gemeenten.
Link naar de rapporten
In opdracht van de VGN is onder haar leden
een quick scan uitgevoerd naar hun voorbereidingen op de nieuwe Wmo. De gemeenten
houden zelf een volgsysteem bij over hun
transitie naar een nieuwe Wmo. In opdracht
van het TransitieBureau Wmo is bij gemeenten
gemeten hoe daar het transitieproces verloopt
van AWBZ-financiering naar de gemeentelijke
Wmo. Een derde peiling, de cliëntenmonitor,
geeft aan wat cliënten vinden en verwachten
van deze en andere decentralisatieoperaties.
Acht cliëntenorganisaties en de koepel van
Wmo-raden legden die vragen voor aan
cliënten en mantelzorgers met behulp van de
AVI-cliëntenmonitor. Alle drie rapporten zijn in
januari 2014 gepubliceerd.
Lees verder >
naar inhoudsopgave >
4 WMO INZICHT april 2014
Actueel
> vervolg Wmo 2015: hoe loopt de voorbereiding?
Soms praten zorgverzekeraars wel mee op
regionaal niveau. De mogelijkheden tot samenwerking met andere gemeenten zijn bijna overal
onderzocht.
Aanpassingen in het aanbod
Gehandicaptenzorgaanbieders zijn al druk bezig
om hun ondersteuningsaanbod aan te passen aan
de uitgangspunten van de Wmo. Meer dan de
helft neemt ook deel aan pilots om ervaring op te
doen met de Wmo, blijkt uit de quick scan. Pilots
rondom keukentafelgesprekken bijvoorbeeld,
sociale wijkteams of opvang in het wijkcentrum.
Dat zorgt ervoor dat gemeenten de cliënten in de
gehandicaptenzorg beter leren kennen, redeneert
men – en misschien leidt het tot contracten. Geen
overbodige luxe, want ruim de helft van de zorgaanbieders vindt dat gemeenten nog onvoldoende
oog hebben voor hun cliënten. Dit geldt in ieder
geval voor mensen met niet-aangeboren hersenletsel, jong volwassenen met een licht verstandelijke beperking en burgers met een zintuiglijke
beperking.
79 procent van de respondenten aan dat dit
richtinggevend kader klaar is. Bij ongeveer de
helft van de gemeenten is het ook al afgekaart in
de gemeenteraad. Dit is het moment waarop het
ook beschikbaar is voor zorgaanbieders.
Daarmee is dit, na de voorbereiding (projectplan,
projectstructuur, planning, bemensing), de
tweede fase in het transitieproces. Kleine
gemeenten - minder dan 50.000 inwoners - lopen
vaker achter bij het vaststellen van het richtinggevend kader dan middelgrote en grote
gemeenten.
Gemeenten geven op hun beurt aan dat zij
voldoende inzicht hebben in aard en omvang van
de nieuwe doelgroepen voor een richtinggevend
kader. Dit geldt voor vier van de vijf gemeenten.
Zorgaanbieders vinden de kaders die er zijn nog
te vaak onvoldoende duidelijkheid geven. Dit
beeld wordt bevestigd door het onderzoek dat de
VNG onder gemeenten heeft uitgezet. Bij de helft
van de gemeenten bevat het richtinggevend kader
nog geen sturingsmodel om de nieuwe taken ook
te realiseren. In 70 procent van de gemeenten is
de overgang van bestaande cliënten naar de
nieuwe Wmo nog niet geregeld. De roep om meer
duidelijkheid over beleid en proces bij gemeenten
klinkt dan ook luid bij gehandicaptenzorgaanbieders. Alleen met die duidelijkheid kunnen zij
de contouren van hun organisatie nader
vormgeven en zorgen dat de organisatie en haar
medewerkers op tijd klaar zijn voor de Wmo 2015.
Verschillen per gemeente
Dat de gemeentelijke beleidsvrijheid zorgt voor
verschillen in de uitwerking van hun eigen
plannen, wordt ook bevestigd door de quick scan.
Zorgaanbieders merken dit nu al en verwachten
ook straks verschillende afspraken per
gemeente. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de
richtinggevende kaders van gemeenten. In het
onderzoek dat onder gemeenten is uitgezet, geeft
Van kader naar beleid
De vertaling van kaders naar concreet beleid is
echter voor veel gemeenten nog te vroeg. Een
derde van alle gemeenten heeft het beleidsplan
uitgewerkt, maar nog niet zo concreet als
zorgaanbieders graag willen. Hoe gemeenten
willen contracteren en welke financieringsmodellen gemeenten willen inzetten om gewenst
gedrag van zorgaanbieders te belonen, blijft bij
Lees verder >
naar inhoudsopgave >
5 WMO INZICHT april 2014
Actueel
> vervolg Wmo 2015: hoe loopt de voorbereiding?
meer dan de helft onduidelijk. Wel wordt een
voorkeur vermeld voor het bestuurlijk aanbesteden.
De uitwerking over hoe gemeenten lichte en
zwaardere vormen van ondersteuning gaan
inrichten, ontbreekt in vier van de tien beleidsplannen. Vooral kleinere gemeenten moeten dat
nog doen.
De meeste gemeenten hebben ook nog veel werk
aan de verantwoordingsparagraaf. Denk hierbij
aan een registratiesysteem van de doelgroep,
monitoring van de resultaten of een kwaliteitssysteem voor de nieuwe taken. Kortom: er is bij
gemeenten veel werk aan de winkel.
Wanneer echt duidelijkheid?
De wetsbehandeling van de nieuwe Wmo 2015 is
begonnen. Na een rondetafelgesprek en twee
rondes schriftelijke vragen, begint binnenkort het
Kamerdebat. Om de nieuwe Wmo in 2015 te laten
starten, moet de definitieve wet in juli gepubliceerd worden in de Staatscourant. De Eerste
Kamer heeft aangegeven dat zij voldoende tijd wil
om het wetsvoorstel goed te beoordelen. Dit
betekent dat de Tweede Kamer in april een heel
eind moet zijn met haar rol. Ook voor de landelijke politiek is dus nog werk aan de winkel. 
Het oordeel van mensen met een beperking
Hoe oordelen mensen met een beperking en hun
mantelzorgers over de zorg en ondersteuning die
ze nu via AWBZ en/of Wmo krijgen? En wat
betekent dat oordeel voor de decentralisatie van
die zorg per januari 2015? 1550 Mensen met een
verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke
beperking gaven hun mening. Ze scoorden de
oplossingen met AWBZ-geld of de Wmo op de
volgende levensgebieden: persoonlijke
verzorging, zinvolle dagbesteding, sociale
contacten, zelfstandig reizen en zelfstandig
wonen, geldzaken. De hoogste rapportcijfers
krijgen oplossingen waarbij professionals
betrokken zijn. De laagste cijfers zijn voor de
oplossingen met behulp van uitsluitend
vrijwilligers. Oplossingen in eigen familie- of
vriendenkring scoren daar tussenin.
naar inhoudsopgave >
6 WMO INZICHT april 2014
Aan de keukentafel
‘De mensen
bepalen het succes
van de Wmo’
Aan de keukentafel met:
Martin van Rijn,
staatssecretaris VWS
Binnen de huidige Wmo is het keukentafelgesprek een gevestigde uitdrukking. Burgers
komen niet aan een loket en vullen een
formulier in, maar gemeenten bezoeken hen
aan huis en kijken in een gesprek - als het
ware aan de keukentafel - wat er nodig is voor
hun maatschappelijk functioneren.
In de rubriek Aan de keukentafel komen mensen
aan het woord die hun licht laten schijnen over
verschillende aspecten van de Wmo.
‘Ik wil niet een staatssecretaris zijn die een wet
regelt en dat het daarna klaar is. Daarna begint
het namelijk pas’, vertelt staatssecretaris Van
Rijn. De hele transitie is volgens hem bedoeld om
meer passende zorg te regelen. ‘Als we het
anders organiseren en andere combinaties weten
te maken, dan wordt het mogelijk om kwaliteit
aan de ene kant en efficiency aan de andere kant
te realiseren.’ 
Dit filmpje is het eerste deel. In Wmo inzicht 10,
die uitkomt in februari 2014, blikt Dannenberg
vooruit op de toekomst.
naar inhoudsopgave >
7 WMO INZICHT april 2014
Kennismaken
aan de keukentafel
met ...
Slimmer en minder
verkokerd werken, kan
besparingen opleveren
De kettingvraag aan de gemeente
van Linda Boot, bestuurder Pameijer
Onnodig ver doorgespecialiseerde zorg
vervangen door allround
professionals
Cliënten kunnen er door
alle bezuinigingen financieel
flink op achteruit gaan. Hoe
gaat de gemeente hiermee
om? Vooral omdat beperkte
financiële omstandigheden
de beoogde zelfredzaamheid
kan tegenwerken.
drempelige arrangementen rond ontmoeting
inrichten. Dat is niet kostbaar. Ook slimmer en
minder verkokerd werken levert besparingen op
zonder dat mensen er erg onder lijden.
Dagbesteding organiseren GGZ, gehandicaptenzorg, welzijn én ouderenzorg nu apart. Dat kan
best meer samen als de arrangementen zo vorm
krijgen dat ieder in basis krijgt wat nodig is.
De gemeente heeft ervaring met mensen in de
bijstand en schuldsanering en heeft veel
voorzieningen. Als straks ook mensen met
beperkingen bij ons aankloppen, dan zetten we
die kennis in en gaan we nog meer laag-
Hoe wilt u dat realiseren?
Door samen met de zorgaanbieders te kijken hoe
we de noodzakelijke specialistische kennis
overeind houden, maar de onnodig ver doorgespecialiseerde zorg vervangen door allround
professionals. Rond jeugd doen we dat al. Daarbij
Kennismaken met ...
Klaas Steenhuis,
Wethouder gemeente Veendam
werken de 23 Groningse gemeenten samen met
negen grote jeugdzorgaanbieders aan
programma’s. Die aanpak zie ik ook rond de Wmo
voor me.
Voor veel mensen met een verstandelijke
beperking of niet-aangeboren hersenletsel is het
goed omgaan met geld lastig. Net als het op orde
houden van hun financiële administratie. Hoe gaat
u hier straks mee om?
Ik vind het belangrijk dat deze doelgroepen bij hun
thuisadministratie goed geholpen worden, maar
dat hoeft niet altijd door dure specialistische zorg.
Toen ik in 2006 wethouder werd, bleek er zo weinig
Lees verder >
naar inhoudsopgave >
8 WMO INZICHT april 2014
Kennismaken
aan de keukentafel
met ...
> vervolg Slimmer en minder verkokerd werken,
kan besparingen opleveren
verbinding tussen het vrijwilligerswerk en de
professionele zorg, dat de vrijwillige
administratiehulp van Humanitas niet bij de
cliënten van het maatschappelijk werk kwam. Dat
is nu anders. Het dure maatschappelijk werk kan
zich daardoor richten op zwaardere zaken, zoals
huiselijk geweld.
Welke rol ziet u straks weggelegd voor de
gehandicaptenzorg?
Voor de precieze rol van gehandicaptenzorgaanbieders heb ik meer helderheid nodig over
deze expertise. Zo vraag ik me bijvoorbeeld af in
welke mate het vakmanschap van de gehandicaptenzorg een geïntegreerde plek kan krijgen in
onze sociale wijkteams. Ik zoek het antwoord
daarop in samenspraak met gehandicaptenzorgorganisaties. Lastig is wel dat de wet nog steeds
niet door de Tweede Kamer is. We doen de voorbereiding zo goed mogelijk, maar hebben weinig
zekerheid tot de wet er is. Dat het soberder wordt
weten we en ook dat daardoor waarschijnlijk
minder zorgprofessionals nodig zijn. Maar als
gemeente willen we straks mogelijk mensen
benutten die nu bij zorginstellingen werken.
Omdat we nog zo weinig zekerheid hebben,
kunnen we daar niet echt op inspelen.
De gemeente Veendam stimuleert de inzet van
mensen met een (zeer) laag inkomen als
ervaringsdeskundigen. Kunt u hier meer over
vertellen?
Iemand die ervaring heeft met langdurige
armoede en die daar goed uitkomt, blijkt
effectiever in het helpen van mensen met
dezelfde problemen. In Vlaanderen heeft men
daarom tien jaar geleden een meerjarige
Een stevige verbinding tussen sterkere en
zwakkere mensen is voor de Wmo in onze
gemeente erg belangrijk
opleiding op mbo-niveau ontwikkeld gericht op
deze ervaringsdeskundigen. Hierin staat het
verwerken van de eigen pijn en het aanleren en
trainen van vaardigheden voor de ondersteuning
van anderen centraal. Veendam werkt nu met
Utrecht, Eindhoven en Amsterdam aan zo’n
opleiding in Nederland. Die start binnenkort. Het
is daarom nog te vroeg om te bepalen hoe goed
de aanpak past bij mensen met een beperking,
maar ik denk dat je dit altijd per individu moet
bekijken.
De gemeente Veendam wil burgers niet simpelweg terugwerpen op de eigen verantwoordelijkheid, maar hen helpen deze te kunnen nemen.
Hoe bereikt u dit?
Allereerst door versterking van het vrijwilligerswerk. Een stevige verbinding tussen sterkere en
zwakkere mensen is voor de Wmo in onze
gemeente erg belangrijk. We investeren daarom
in de vrijwilligerscentrale, zetten vrijwilligers
jaarlijks in het zonnetje en vinden maatschappelijke stages voor jongeren belangrijk als opmaat
voor vrijwilligerswerk. Daarnaast is er het
participatiebeleid met de pijlers: ‘leren en
kwalificeren’, ‘werken en ontwikkelen’ en 'deelnemen aan de samenleving’. Op alle drie fronten
staat optimaal meedoen voor burgers naar eigen
kracht centraal.
Hoe betrekt u gehandicaptenzorgaanbieders
hierbij?
Rond de veranderende Wajong zoeken we
momenteel samen met werkgevers en het
praktijkonderwijs naar een aanpak die leerlingen
van het praktijkonderwijs vroeg of laat een
werkplek biedt. Het liefst willen we dat deze
doelgroep zelf zijn inkomsten verdient of een deel
daarvan. Op dezelfde manier wil ik ook graag om
tafel met zorgaanbieders in onze regio. Ik wil hen
daarom vragen om rond dit deel van de decentralisaties al voor 1 januari samen concreet wat
dingen uit te proberen. Zodat we niet alleen het
globale beeld hebben, maar ook meer zicht op de
do’s en dont’s rond dit specifieke deel van de
decentralisaties. Ik vraag zorgaanbieders daarom
om zo snel mogelijk mee te draaien in proeftuinen om uit te vinden wat deze do’s en dont’s
zijn.
In uw beleidsvisie ‘Participatie’ staat dat in
sommige buurten relatief veel burgers
problemen hebben met meedoen in de samenleving en dat de gemeente hier actief op af gaat.
Hoe ziet dit er uit?
In de kwetsbare wijken zetten we sociale
wijkteams in voor de mensen die ondersteuning
nodig hebben of die gebruikmaken van
gemeentelijke regelingen. Deze teams bestaan
Lees verder >
naar inhoudsopgave >
9 WMO INZICHT april 2014
Kennismaken met ...
> vervolg Slimmer en minder verkokerd werken,
kan besparingen opleveren
uit wijkverpleegkundigen, welzijnswerkers,
Wmo-functionarissen en de sociale dienst. Doel
is dat deze professionals breed kijken, maar wel
de verbinding met de moederorganisatie houden.
In de betere buurten zijn we als gemeente minder
frequent aanwezig. Daar wonen toch de wat
sterkere schouders. Dus als gemeente wil ik de
inwoners daar graag als vrijwilligers betrekken.
Wat is de ervaring met het sociale wijkteam tot
nu toe?
De ervaring is goed, maar het gaat niet vanzelf.
De functionarissen geven aan wanneer ze op
bepaalde onderdelen kennis of vaardigheden
missen en dan zorgen we dat ze hun rugzak beter
kunnen vullen. Zo leren we gaandeweg steeds
beter te werken. Als straks de nieuwe
doelgroepen komen verwacht ik dat dit al doende
leren ook goed zal werken.
Wie zijn belangrijke partners om die rugzak van
het wijkteam te vullen?
Voor de nieuwe doelgroepen is samenwerking
met zorgorganisaties in de regio, zoals Novo,
MEE en Lentis van belang om waardevolle kennis
in te brengen. Ook de Hanzehogeschool is
belangrijk. Hun docenten helpen de samenwerking binnen het sociale wijkteam te
bevorderen. Want door de verschillende
bloedgroepen gaat dat niet altijd vanzelf.
Professionals die jarenlang in hun eigen koker
zijn opgegroeid, kijken en oordelen anders.
Wordt in de aanpak met wijkteams nog
onderscheid gemaakt in specifieke doelgroepen?
In beginsel niet. We willen toe naar een situatie
dat er in alle wijken frontwerkers zijn, die kunnen
In hoeverre past het
vakmanschap van de
gehandicaptenzorg in de
sociale wijkteams?
inschatten of intensievere zorg nodig is. Het
principe blijft ‘dichtbij huis en eigen kracht
centraal’, maar is zwaardere of duurdere zorg
nodig, dan moet je niet treuzelen. Dat moet dan
gewoon snel geregeld worden. 
De kettingvraag aan de zorgaanbieder
In hoeverre moet het vakmanschap van de
gehandicaptenzorg een geïntegreerde plek
krijgen in onze sociale wijkteams?
naar inhoudsopgave >
10 WMO INZICHT april 2014
Hoe
aandoen
de keukentafel
ze het in ...
De expertise van de gehandicaptenzorg
blijven we inzetten in de wijkteams
Goes
Zo doen wij dat
in Goes
In het visiedocument beschrijft u het eindperspectief
voor de maatschappelijke ondersteuning in Goes. Hoe
ziet dat eindplaatje eruit voor mensen met een
beperking?
We willen dat iedere burger zo volwaardig mogelijk
kan meedoen aan de samenleving, ook mensen met
een beperking. Het is moeilijk om te schetsen
hoe dat eindplaatje er voor iedereen uit komt
te zien, want de één heeft een groter sociaal
netwerk dan de ander, en zo zijn er ook
verschillen in de beperking tussen de één en
de ander.
Op welke manier gaat u het sociaal netwerk
van een burger met een hulpvraag betrekken?
Als iemand bij ons Wmo loket aanklopt, dan vindt
er een gesprek plaats tussen diegene en de
klantmanager. De klantmanager probeert tijdens
dat gesprek niet alleen inzicht te krijgen in de
Lees verder >
Jan de Pooter.
Wethouder Goes
Samen werken aan
samenwerken is de leuze
Hoe heeft u zich voorbereid op de Wmo 2015?
Eind 2010 zijn wij begonnen met een herbezinning op
onze missie en visie vanuit het perspectief van de Wmo
en de rol en positie van de cliënt en
medewerker.
Vervolgens zijn we in 2012 aan de slag
gegaan
met drie scenario’s, waarin we
hebben gekeken wat er
gebeurt als Gors 25%, 30% of
35% gekort zou worden. Vanuit die
hoek zijn we sturing gaan geven, samen
met cliënten, vertegenwoordigers en
mede-werkers. Eigenlijk dus wel een beetje financieel gestuurd, maar ook vanwege de nieuwe missie en
visie.
Hoe ziet de herbezinning op uw missie en visie eruit?
We hebben Gors vanuit een doelgroepgedomineerde
organisatie doorontwikkeld naar een mensgerichte
organisatie waarin eigen regie en kracht van cliënten
Lees verder >
Jaap Hulstein
Bestuurder Gors
naar inhoudsopgave >
11 WMO INZICHT april 2014
Hoe
aandoen
de keukentafel
ze het in ...
vervolg Zo doen wij dat in Goes met Jan de Pooter
vervolg Zo doen wij dat in Goes met Jaap Hulstein
hulpvraag van de burger, maar probeert ook zijn netwerk in kaart te
brengen. Vervolgens zoeken de burger en de klantmanager samen naar
een oplossing voor de hulp die hij nodig heeft, waarbij het sociale netwerk
zoveel mogelijk wordt aangeboord.
centraal staan. Waar we voorheen uitgingen van verschillende
doelgroepen, gaan we nu uit van mensgerichte ondersteuning en zorg. We
kijken naar de behoefte die iemand heeft aan zorg en ondersteuning en
stellen dan pas een arrangement samen. Maatwerk dus.
Hoe zit dat met de mensen die nu al in zorg zijn?
Met hen voeren wij een soort kantelingsgesprek, waarin we op een
dergelijke manier te werk gaan. Zij hebben eigenlijk te maken met een
verandering van het tijdperk, claimgedrag is niet meer van deze tijd.
Wat is er volgens u nodig om burgers met een beperking in hun kracht te
zetten?
Daarvoor moeten we alleen ondersteunen daar waar nodig is. En niet al bij
voorbaat alweer klaarstaan. Want dat ‘zorgen voor de cliënt’, dat zit in ons
bloed. Daar moeten we een beetje van af.
Wat bedoelt u met claimgedrag?
Dat is een term uit de verzekeringswereld. De regels waren zo dat als je
ergens hulp bij nodig had, dat je die hulp ook kon claimen. Dat kan niet
meer; er is minder geld beschikbaar dus we moeten bezuinigen en
tegelijkertijd moeten we veel meer de kracht van de samenleving opzoeken.
Wat doet u nu anders dan daarvoor?
Dat heeft er vooral mee te maken dat we onze arrangementen anders
organiseren. We kijken eerst naar wat de cliënt zelf kan, daarna naar wat
zijn netwerk kan doen en later naar waarin wij kunnen zorgen en ondersteunen. Daarbij gaan we uit van één klant en één zorgregisseur die de
cliënt helpt bij het opstellen van een breed opgezet ondersteuningsplan.
De cliënt heeft immers vaak met meer meerdere zorgaanbieders te
maken, zoals bijvoorbeeld de huisarts en het ziekenhuis.
Wat moet u nog doen om aan het eind van dit jaar Wmo-proof te zijn?
Ik denk dat wij er vrijwel klaar voor zijn. We hebben een digitale thermometer gemaakt die inzicht geeft in hoever we staan. Voor zover we nu
kunnen zien – de overheid tovert immers steeds nieuwe maatregelen uit
de hoge hoed – is Gors aan het eind van het jaar zo goed als Wmo-proof.
De gemeente Goes stelt zich op als aanjager en regisseur en vindt
samenwerking met en tussen organisaties belangrijk. Wat merkt u
daarvan?
De gemeente neemt inderdaad de regie en nodigt alle zorg- en
maatschappelijke organisaties die hier actief zijn uit om deel te nemen aan
allerlei bijeenkomsten. Zo zijn we betrokken bij visiebijeenkomsten en
praktische bijeenkomsten over hoe we de zorg en ondersteuning in de
wijken en dorpen kunnen inrichten.
Lees verder >
Lees verder >
naar inhoudsopgave >
12 WMO INZICHT april 2014
Hoe
aandoen
de keukentafel
ze het in ...
vervolg Zo doen wij dat in Goes met Jan de Pooter
vervolg Zo doen wij dat in Goes met Jaap Hulstein
De gemeente Goes stelt zich steeds meer op als aanjager en regisseur en
minder als uitvoerder. Wat bedoelt u daarmee?
Wij nodigen organisaties in Goes nadrukkelijk uit om samen met ons de
uitvoering vorm te geven, waarbij wij veel meer facilitair zijn dan uitvoerend.
Dat vertaalt zich in de dorpen en wijken die we samen met de organisaties
intrekken. De organisaties en bewoners van al die dorpen en wijken maken
een dorpen- en wijkenplan, waarin ideeën en wensen van de inwoners zijn
verzameld. De regie daarvan ligt bij de gemeente, omdat wij de partijen bij
elkaar brengen, initiatieven stimuleren en eventueel ondersteunen.
De samenwerking tussen organisaties komt tot uiting in het programma
Goes-Zuid. Wat is uw rol hierin?
Binnen het programma Goes-Zuid hebben de gemeente en allerlei
organisaties met elkaar een aantal thema’s benoemd die van belang zijn
voor de sociale cohesie in de wijk. Die thema’s zijn onderverdeeld in
deelprojecten, waarin de gemeente met zorg- en maatschappelijke
organisaties samenwerkt. De deelprojecten waar Gors bij betrokken is,
zijn ‘netwerkstrategie’ en ‘ontwikkeling wijkeconomie’. Binnen het project
‘netwerkstrategie’ proberen we invulling te geven aan de vraag hoe we
ervoor kunnen zorgen dat er in een wijk netwerken ontstaan. En in het
deelproject ‘ontwikkeling wijkeconomie’ wordt verbinding gezocht tussen
zorg- en maatschappelijke organisaties rond de opzet van een nieuwe
stadboerderij.
Kunt u een voorbeeld noemen?
In ’s-Heer Hendrikskinderen, een dorp onder de paraplu van Goes, hadden
de bewoners in het dorpen- en wijkenplan aangegeven dat ze weer behoefte
hadden aan een prikpost. Die was daar ooit aanwezig, maar een aantal jaar
geleden wegbezuinigd en in een ziekenhuis verderop ondergebracht. Nu
heeft ’s-Heer Hendrikskinderen weer een prikpost.
Lees verder >
Hoe geeft u invulling aan het versterken van netwerken in de wijk?
Dat doen we bijvoorbeeld met de stadsboerderij in Goes-Zuid. In die
stadsboerderij kunnen onze cliënten aan het werk en leerlingen van de
school kunnen daar ook een rol vervullen in de vorm van bijvoorbeeld een
stage. Bewoners van de wijk kunnen een kopje koffie komen drinken,
elkaar ontmoeten. Zo ontstaan er netwerken.
De meeste zorg- en welzijnsorganisaties in Zeeland kennen elkaar. In
hoeverre bevordert of belemmert dit de samenwerking met andere
partijen in de gemeente?
Dat bevordert de samenwerking juist. We kennen elkaar allemaal en
hebben heel goede netwerken in Zeeland. We moeten ervoor zorgen dat de
vragen van cliënten zoveel mogelijk in Zeeland kunnen worden
beantwoord. En daarom kunnen ons niet veroorloven om zonder elkaar de
vele vragen die op ons af komen in ondersteuning, zorg en welzijn te lijf te
gaan. Dat is niet altijd makkelijk, want we zijn ons bewust van de eigen
identiteit en eigen belangen van de organisaties, maar wat mij betreft is er
een hoger doel: het gaat er om dat de cliënt wordt geholpen. En wie dat
doet, is minder belangrijk.
Lees verder >
naar inhoudsopgave >
13 WMO INZICHT april 2014
Hoe
aandoen
de keukentafel
ze het in ...
vervolg Zo doen wij dat in Goes met Jan de Pooter
vervolg Zo doen wij dat in Goes met Jaap Hulstein
Wat is in dit voorbeeld uw faciliterende en aanjagende rol?
Die zie je al doordat wij bijeenkomsten organiseren, waardoor organisaties
en wijkbewoners samenkomen. Wij stimuleren ze om na te denken over wat
zij willen in de dorpen en wijken. Als gemeente kunnen wij vervolgens
financiële middelen beschikbaar stellen of – bij het voorbeeld van de
prikpost – onderhandelen met het bedrijf om de prikpost te bemensen.
Gors heeft al een flinke slag gemaakt in het ontwikkelen van nieuw
aanbod. Kunt u voorbeelden noemen van die nieuwe rol en activiteiten?
De vermaatschappelijking is het beste zichtbaar in de dagbesteding en
ambulante zorg. In de begeleiding bij dagbesteding zetten we veel meer
van voorheen in op jobcoaching en re-integratietrajecten. En doordat
mensen steeds langer thuis blijven wonen, zien we de ambulante zorg
toenemen. Dat betekent dat onze ondersteuning zich steeds meer
verplaatst naar de wijk en het gezin.
Uw samenwerking met organisaties komt ook tot uiting in het programma
Goes-Zuid. Wat is dat voor een programma?
In Goes-Zuid zijn we samen met zorgorganisaties bezig met de ontwikkeling
van een woonservicegebied. Een woonservicegebied geeft een op de
inwoners afgestemd aanbod aan wonen, welzijn en zorg met als doel de
sociale samenwerking te verstevigen. De wijk- en dorpsplannen waar ik net
over vertelde, zijn hier dus onderdeel van. In het project in Goes-Zuid
hebben we verschillende deelprogramma’s geformuleerd. Zo is er
bijvoorbeeld een deelproject ‘sociale verbindingen’ dat gericht is op het
overbodig maken van professionele hulp en zorg door burgerkracht en
netwerkstrategie in te zetten. Een ander deelproject is ‘Zeeuwse
Huiskamer’, waarin verschillende organisaties met elkaar zoeken naar een
gebied met een aantal woningen waar door middel van de inzet van ICT in de
thuissituatie ingespeeld kan worden op de scheiding van wonen en zorg.
De gemeente Goes wil preventie en vroegsignalering een plek geven in
het meldpunt ‘Achter de voordeur’. Waar liggen de belangrijkste kansen
voor mensen met een beperking?
Wat ik van belang vind, is dat iedereen zo normaal mogelijk kan meedoen
aan de samenleving. Door op tijd de juiste zorg en ondersteuning te
kunnen bieden aan mensen met een beperking, dragen we hieraan bij.
Daardoor kunnen ze thuis blijven wonen, onderwijs volgen of werken.
Lees verder >
In hoeverre denkt u dat de specifieke expertise van de gehandicaptenzorg
zichtbaar blijft in de nieuwe Wmo?
Die expertise van de gehandicaptenzorg blijven we inzetten in bijvoorbeeld
de wijkteams. Ook gebruiken we de expertise van bijvoorbeeld Gors in
andere samenwerkingsverbanden, bijvoorbeeld als het gaat om vroege
signalering van een beperking.
Over vroege signalering gesproken: binnen uw gemeente is er het meldpunt
‘Achter de voordeur’. Wat is dat voor een meldpunt?
Jaren geleden hebben wij met een heleboel organisaties die achter de
voordeur van burgers komen een convenant afgesloten. We hebben die
organisaties gevraagd om hun oren en ogen open te houden dat als ze
problemen signaleren dat ze dit melden bij het meldpunt dat verbonden is
aan het Wmo loket. Zo kan een CV-monteur van een woningbouwcorporatie
Lees verder >
naar inhoudsopgave >
14 WMO INZICHT april 2014
Hoe
aandoen
de keukentafel
ze het in ...
vervolg Zo doen wij dat in Goes met Jan de Pooter
vervolg Zo doen wij dat in Goes met Jaap Hulstein
bijvoorbeeld signaleren dat er in een bepaald huishouden sprake is van
verwaarlozing van kinderen. Of kan iemand aangeven dat hij sociale
contacten mist. In dat soort gevallen kan de woningbouwcorporatie als een
verbindingsofficier werken tussen de burger en het Wmo loket. 
Welke meerwaarde kan Gors hierin bieden?
Vanuit onze expertise kunnen wij de gemeente waarschuwen waar ze op
moeten letten. We werken veel met mensen met niet-aangeboren
hersenletsel. Aan de buitenkant zie je niets aan ze en als je met ze in
gesprek gaat, dan merk je er ook niet altijd wat van. Maar er zit zoveel
meer onder en achter. Door gemeenten daarop te wijzen en ze ervan te
doordringen om tijdig onze expertise in te schakelen, kunnen we
voorkomen dat later zwaardere zorg nodig is.
De Wmo 2015 komt steeds dichterbij haar invoerdatum. Waar maakt u
zich nog zorgen over?
De overheid holt om financiële doelstellingen te halen en verliest de
zorgvuldigheid uit het oog. Gemeenten zijn er echt nog niet klaar voor en
ik ben bezorgd om de slachtoffers die daardoor gaan vallen en de
reparatiegolf die dan volgt. Of je dan de financiële doelstelling haalt, is
maar zeer de vraag. 
Terug naar begin artikel >
naar inhoudsopgave >
15 WMO INZICHT april 2014
Over de grenzen heen
Informele zorg:
vrijwilligers nemen
een deel van de zorg
over
n
hee
Over de grenzen
‘Ik wil meer sociale contacten’ of ‘ik wil graag
weer zelfstandig naar buiten durven.’ Slechts
enkele vragen die de vrijwilligers van Handjehelpen in de regio Utrecht krijgen van cliënten
met een verstandelijke beperking.
Zorgorganisatie Abrona startte in het najaar
van 2013 een pilot, waarbij vijf cliënten met een
verstandelijke beperking werden gekoppeld aan
vijf vrijwilligers. In de pilot wordt onderzocht in
hoeverre vrijwilligers een deel van de
professionele zorg kunnen overnemen.
Het gaat niet zoals vroeger alleen om een
boodschapje doen en een ommetje maken. Er
komen steeds complexere hulpvragen binnen bij
vrijwilligersorganisaties. Daarmee vindt er een
verschuiving plaats van formele naar informele
zorg. Het doel dat Abrona met de pilot voor ogen
heeft, is om de eigen kracht en mogelijkheden
van cliënten te versterken. 'Samen bereiken we
meer dan alleen’, is het motto. Het ligt ook in de
beleidslijn van de overheid dat we binnen onze
samenleving meer voor elkaar moeten zorgen.
De eerste resultaten lijken positief.
Magna Weyman (49) is een van deze vijf cliënten.
Ze woont zelfstandig, maar durft niet zelfstandig
de deur uit. Ze is angstig en eet slecht. Magna
krijgt begeleiding van Abrona en huishoudelijke
ondersteuning. Maar in de beschikbare uren is
het slechts gedeeltelijk mogelijk om met Magna
de deur uit te gaan voor een boodschap of samen
een klusje te doen in het huishouden. Met de
komst van vrijwilligster Marie-José den Uijl lukt
dit wél. Magna vindt het erg fijn: “Marie-José
komt hier elke vrijdag. We eten eerst een broodje
Lees verder >
naar inhoudsopgave >
16 WMO INZICHT april 2014
Over de grenzen heen
> vervolg Informele zorg: vrijwilligers nemen een deel
van de zorg over
samen. Daarna doen we de vaat. Soms gaan we
de deur uit voor een boodschap. Laatst hebben we
kleren gekocht voor mij. Ik voel me veel beter
sinds Marie-José er is.”
Extra aandacht
Ambulant begeleider Janneke Oskam: “Het lijken
maar kleine stapjes, maar voor deze cliënt zijn dit
hele grote stappen. Ik ben zo blij voor Magna! Je
gunt dit iedere cliënt. Met de Wmo in het vooruitzicht moeten wij het met steeds minder uren
doen. Maar we willen wel dezelfde kwaliteit van
zorg blijven bieden. Dat kan alleen als we samenwerken. Het is zo fijn dat er een vrijwilliger is, die
een deel van de zorg op zich neemt. Hij of zij geeft
de cliënt aandacht die ik niet kan geven. Het doel
is niet om de cliënt gezelschap te houden. Met de
vrijwilliger kijken we samen hoe we de cliënt
meer in zijn eigen kracht kunnen zetten. Hoe we
de wereld van een cliënt iets groter kunnen
maken door ze over een drempel heen te helpen.”
Dat is precies wat vrijwilligster Marie-José doet.
Elke vrijdagochtend helpt ze Magna letterlijk de
drempel over om naar buiten te gaan. “Ik zocht
een stageplek voor mijn opleiding toegepaste
psychologie. Ik ben aan Magna gekoppeld en ik
vind het erg leuk om met haar te werken. Het is
niet altijd gemakkelijk. Als Magna zich niet lekker
voelt, trekt ze zich liever terug. Ik zoek dan naar
manieren om haar te stimuleren om toch iets te
ondernemen. Daar neem ik dan de tijd voor. Het is
heel mooi om te zien dat ze in de maanden dat ik
haar bezoek al vooruit is gegaan. Ze verzorgt zich
bijvoorbeeld beter, kleedt zich mooi aan en doet
een luchtje op. Magna wil de komende tijd echt
aan zichzelf werken, omdat ze er meer voor haar
kinderen wil zijn. Dat kan alleen als ze beter in
haar vel zit en daar werken we samen aan.”
Samenwerken
Ook de coördinator intensieve begeleiding van
Handjehelpen is positief. Yvonne Leeman:
“Fantastisch om te zien hoe de informele zorg,
de formele zorg kan aanvullen. Met 1.300 vrijwilligers in de regio Utrecht ondersteunen we
mensen thuis die met een ziekte of beperking te
maken hebben. Door bezuinigingen en de komst
van de Wmo zie je dat er steeds meer zorginstellingen bij ons aankloppen, omdat ze de meerwaarde van vrijwilligers inzien. Ambulant
begeleiders hebben te weinig tijd voor hun
cliënten. Dan kun je maar beter samenwerken. In
de pilot met Abrona zijn vier stagiairs betrokken
van de opleiding psychologie of maatschappelijk
werk. We werken heel prettig samen met hboopleidingen om de stagiairs te werven. Het mes
snijdt aan twee kanten. De studenten doen werkervaring op en cliënten krijgen net die extra
aandacht en ondersteuning die ze hard nodig
hebben.“
Continuïteit
Maar stagiairs gaan weer weg als hun stage
succesvol is afgerond. De cliënt moet dan
afscheid nemen van een persoon die zijn wereld
een stukje groter maakt en waar hij een
vertrouwensband mee heeft opgebouwd. Biedt
Lees verder >
naar inhoudsopgave >
17 WMO INZICHT april 2014
Over de grenzen heen
> vervolg Informele zorg: vrijwilligers nemen een deel
van de zorg over
het werken met ‘gewone’ vrijwilligers’ niet meer
continuïteit? Yvonne: “De meeste stagiairs lopen
een heel jaar stage, dat geeft een bepaalde
continuïteitsgarantie. Terwijl ‘gewone’ vrijwilligers
steeds vaker jobhoppen en na een paar maanden
al weg kunnen zijn. Het werken met stagiairs heeft
ook andere voordelen. Ze nemen kennis mee uit
hun opleiding. Bovendien deinzen ze niet terug
voor een uitdaging. Sommige cliënten kunnen
moeilijk contact maken. Het vereist dan deskundigheid om het lijntje warm te houden. Door de
verschuiving van formele zorg naar informele zorg
worden hulpvragen voor vrijwilligers complexer
en dan komt deze kennis van stagiairs goed van
pas. Als de cliënt na een jaar nog steeds hulp
nodig heeft, kijken we weer uit naar een nieuwe
vrijwilliger of stagiair.”
Meer matches in de toekomst
“Maar”, voegt Yvonne toe. “Ook de vrijwilliger
zonder professionele opleiding kan heel waardevol zijn voor cliënten met een hulpvraag thuis.
Iemand met een hart van goud, veel geduld en
inlevingsvermogen is van onschatbare waarde
voor hulpvragen die niet te complex zijn. We
maken de matches zorgvuldig. Het belangrijkste is
uiteindelijk dat er een klik is tussen de cliënt en
vrijwilliger, dan kan er een echte vertrouwensband ontstaan van waaruit je iets op kunt bouwen.
Vaak is het ook even zoeken: wat laat je bij de
formele zorg, wat kan de informele zorgverlener
oppakken? Natuurlijk worden vrijwilligers en
stagiairs vervolgens goed door ons begeleid.
Omdat we zien dat deze pilot veel toegevoegde
waarde biedt voor cliënten én vrijwilligers,
verwacht ik dat we straks nog veel meer matches
kunnen maken.” 
naar inhoudsopgave >
18 WMO INZICHT april 2014
Cliënten in beeld
Sander heeft een licht Licht verstandelijke
verstandelijke
beperking
beperking. Sander kan heel veel zelf, waardoor hij in staat is om zelfstandig te wonen.
Maar daar heeft hij wel begeleiding, coaching en
stimulering bij nodig. Een duidelijke structuur en
heldere afspraken zijn belangrijk voor Sander,
veranderingen daarin zijn voor hem lastig om
mee om te gaan.
Logeren
Judith heeft een
verstandelijke
beperking en
een autistische
stoornis.
In denken en doen heeft zij
een leeftijd van ongeveer 5 jaar. Door de week
gaat Judith naar het speciaal onderwijs en de
naschoolse opvang. Zij logeert, op grond van
haar indicatie kortdurend verblijf, af en toe een
weekend in een logeerhuis. Om ouders de
gelegenheid te geven tot rust te komen en even
alle aandacht aan hun andere dochter te geven.
Lichamelijke
beperking
Ans heeft een dwarslaesie
waardoor ze deels verlamd is. Voor haar persoonlijke
verzorging is Ans volledig afhankelijk van anderen. Het toedienen van
medicijnen, in en uit bed komen, zichzelf
aankleden, tandenpoetsen... Dit alles lukt alleen
met hulp. Zo’n vijf keer per dag zijn er daarom
contactmomenten met haar verzorgers. Toch kan
Ans ook veel zelf, mede dankzij Joep, haar hulphond. Samen wonen ze in een volledig aangepaste
woning.
Cliënten in beeld
Marchia moeder van
Licht verstandelijke
vier kinderen
beperking
- heeft een licht verstandelijke
beperking. Ze woont samen met haar jongste
zoon Wesley. Dit is niet vanzelfsprekend. Haar
andere kinderen zijn uit huis geplaatst, omdat de
opvoeding niet goed ging. Marchia wordt
voortdurend overvraagd in onze maatschappij,
waarin alles snel gaat en moet. Veel dagelijkse
dingen kosten haar moeite. Het huishouden
regelen, omgaan met geld, Wesley van school
halen. Het lukt haar niet zonder ondersteuning.
Ook de opvoeding blijft ingewikkeld.
Erica heeft het Syndroom van Usher.
Daardoor is ze Doofblind
(vrijwel) doof
geboren en
raakte ze op
volwassen leeftijd ook grotendeels haar gezichtsvermogen kwijt. Ze doet deels de huishouding
zelf en drie dagen per week werkt ze op een
sociale werkvoorziening in de buurt. Daar doet zij
allerlei productionele werkzaamheden. Eén keer
per week volgt Erica tactiele training om haar
tastzin - belangrijk bij slechtzienden te ontwikkelen.
Niet-aangeboren
hersenletsel
Merith heeft door een ongeval ernstig hersenletsel opgelopen. Op het eerste gezicht lijkt er
niet zoveel aan de hand. Als je Merith vraagt naar
haar beperkingen, antwoordt zij dat zij alleen wat
moeilijk loopt. Maar Merith heeft haar agenda
nodig om goed te kunnen functio-neren. Het
structureert haar leven, is haar geheugen en
houvast om haar leven te leiden. Met dit papieren
geheugen compenseert ze een deel van wat haar
hoofd niet meer kan.
naar inhoudsopgave >
19 WMO INZICHT april 2014
Toolbox
In de toolbox vindt u onder andere
handreikingen en factsheets die u
kunnen ondersteunen bij Wmo
aangelegenheden.
De kopjes zijn linkjes naar extra
informatie.
Platform IZO
De website van het platform IZO biedt
informatie over verschillende
projecten op het terrein van
informatievoorziening in de zorg en
ondersteuning. Op basis van het
Toekomstbeeld informatievoorziening
2016 bevat de website onder meer
informatie rondom de overdracht van
cliëntgegevens naar gemeenten en
informatie over standaarden voor de
gegevensuitwisseling in de Wmoketen.
Toolbox
Handreiking Verantwoording Wmo/Jeugd
(Transitiebureau Wmo)
Het transitiebureau Wmo en Stelselwijziging Jeugd,
stelden een uitgebreide handreiking op ten behoeve van
het verantwoordingsproces tussen gemeente en
aanbieder. Hierin staat welke sturings- en verantwoordingsinformatie gemeenten van aanbieders kunnen
vragen bij het afleggen van verantwoording over de
uitgevoerde dienstverlening.
Handreiking 'Zorgverkoop in de Wmo' (VGN)
De handreiking Zorgverkoop in de Wmo biedt
gehandicaptenzorgorganisaties een ruggensteun bij het
afsluiten van contracten met gemeenten. Aan bod
komen: de gemeente als contractpartij, samenwerkingsvormen, de inkoop van begeleiding door gemeenten en
kostprijzen. VGN publiceert binnenkort een vervolgeditie
met handvatten afgestemd op de actuele informatie
omtrent de invoering Wmo 2015.
Handreiking 'Cliëntondersteuning in het gemeentelijk
sociaal domein' (Transitiebureau Wmo)
Deze handreiking geeft de beleidsontwikkeling weer
rond cliëntondersteuning voor alle doelgroepen op basis
van de eisen uit de nieuwe Wmo. Een deel gaat specifiek
in op de transitie van de cliëntondersteuning voor
mensen met een beperking. Naast een overzicht van de
bestuurlijke afspraken omvat het een plan van aanpak
om de cliëntondersteuning goed in gemeenten te laten
landen.
Eerste serie informatiekaarten (Transitiebureau Wmo)
Het Transitiebureau Wmo heeft een set
informatiekaarten uitgegeven onder thema’s als:
‘overgangsregime AWBZ-cliënten’, 'cliëntondersteuning’,
'beleidsinformatie Algemene Wet Bijzondere
Ziektekosten’ en 'overdracht cliëntgegevens naar Wet
maatschappelijke ondersteuning’.
Website informatievoorziening sociaal domein (VNG
en KING)
De VNG en het Kwaliteitsinstituut Nederlandse
Gemeenten (KING) lanceerden onlangs de website
www.visd.nl. De site bevat informatie over de
gevolgen van de decentralisaties voor de informatievoorziening binnen en tussen gemeenten en
zorginstellingen. Ook geeft men een heldere
planning weer van de belangrijkste gezamenlijke
stappen voor gemeenten en betrokken instanties.
Handreiking 'Gemeentelijk maatwerk voor mensen
met een beperking of chronische ziekte'
(Transitiebureau Wmo)
Het Transitiebureau Wmo heeft, vooruitlopend op en
onder voorbehoud van instemming door de Eerste
Kamer, een handreiking gemaakt om gemeenten te
informeren over de stand van zaken van de
afschaffing van de Wtcg en de CER. Ook dient de
handreiking als hulpmiddel voor gemeenten bij de
uitwerking van hun lokale beleid voor de ondersteuning van burgers met een chronische ziekte en/
of beperking en daarmee samenhangende meerkosten. De handreiking is ook voor zorgaanbieders
interessant en kan bijvoorbeeld helpen bij de
gesprekken met gemeenten over het aanbod in het
gemeentelijk domein.
Nieuwbrief Jeugd ‘Van AWBZ naar Jeugdwet’ (VGN)
Bent u geïnteresseerd in actuele informatie van de
VGN over de stelselwijziging Jeugd? Meldt u zich dan
aan voor de gratis digitale nieuwsbrief Jeugd ‘Van
AWBZ naar Jeugdwet’. De nieuwsbrief is bedoeld
voor iedereen die professioneel is betrokken bij het
bieden van zorg, ondersteuning en onderwijs aan
kinderen en jongeren met een beperking en de
uitvoering van de stelselwijziging jeugd.
naar inhoudsopgave >
20 WMO INZICHT april 2014
Agenda
20
AGENDA
In de agenda vindt u een selectie van
activiteiten die worden georganiseerd
over de Wmo die belangrijk zijn om te
weten of waarvoor u zich kunt
aanmelden.
De kopjes zijn linkjes naar extra
informatie.
Agenda
24
april
24 april
Ledenbijeenkomst over de Participatiewet
Op 1 januari 2015 treedt de Participatiewet in
werking. Gemeenten hebben dan de taak mensen met
een beperking naar werk te begeleiden en zorgaanbieders leveren hier hun aandeel in. Hoe u zich
hierop kunt voorbereiden, bespreekt de VGN op deze
ledenbijeenkomst voor hoofden P&O, staf- en
beleidsfunctionarissen jobcoaching en arbeidmatige
dagbesteding en andere geïnteresseerden werkzaam
bij VGN-leden. We bespreken onder meer de hoofdlijnen van de Participatiewet, de verwachte gevolgen
ervan, de inrichting van de regionale werkbedrijven
en het wetsvoorstel Quotumwet.
13
mei
13 en 15 mei 2014
Workshop VGN ‘Inkoopstrategieën en
-modellen'
De VGN organiseert samen met KPMG de workshop
Inkoopstrategieën en -modellen op 13 en 15 mei 2014.
Deze workshop is bestemd voor medewerkers in de
gehandicaptenzorg die de zorgverkoop in de
organisatie uitvoeren richting de gemeenten en
betrokken zijn bij de voorbereiding en uitvoering van
de verkoop van zorg (directeuren, managers, Wmoprojectleiders etc). Doel van deze workshop is om
aanbieders op een praktische manier voor te bereiden
op de inkoopvraag vanuit gemeenten rondom de Wmo.
naar inhoudsopgave >
21 WMO INZICHT april 2014
Colofon
Colofon
Uitgever
Wmo inzicht is een e-zine van de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) over de voorgenomen transitie van de
extramurale begeleiding, kortdurend verblijf en vervoer naar
de Wmo. Het is bedoeld voor zorgaanbieders in de gehandicaptenzorg en gemeenten en verschijnt tweemaandelijks.
Redactie
Alice Dallinga, Monique van der Meulen, Inge Wichink Kruit
Met dank aan
Rogier Wiercx (Wiercx Woordbeeld) en Iris Brummelhuis
(Knowmecommunicatie) voor hun bijdrage aan de artikelen
(respectievelijk) 'Wmo 2015: hoe loopt de voorbereiding?' en
'Over de grenzen heen'.
Fotografie
Voorkant: Niek Michel
Kennismaken met: gemeente Veendam
Hoe doen ze het in: Patrick Beckers (VGN)
Over de grenzen heen: Abrona
Vormgeving
Mariël Lam grafisch ontwerp BNO
Contact
Oudlaan 4
3515 GA Utrecht
Postbus 413
3500 AK Utrecht
e-mail: [email protected]
naar inhoudsopgave >
Download