Nawoord

advertisement
Nawoord
van de vertaler en bewerker
De kans is niet gering dat het verhaal van Yusuf Kingo u (= jullie) heeft
geschokt. Tijdens het lezen zijn er vast al allerlei reacties bij u opgekomen.
In afkeurende zin, zo van: “Hoe komen ze erbij? Hier klopt toch niks van?
Al dat heidendom moet de laan uit.” Of in afwachtende zin: “Dit is
interessant! Hoe zou je deze reacties kunnen verklaren? En hoe kun je
vanuit deze situatie werken aan de opbouw van Christus’ gemeente?”
Misschien ook in kritische zin, richting zending en zendelingen: “Hadden
jullie die mensen niet beter duidelijk kunnen maken, hoe het zit? Dit is toch
syncretisme76? Die mensen moeten zich bekeren. Het zendingswerk
onder die mensen is nog lang niet voorbij. Wat zeg ik: het begint nog maar
pas.”
Allerlei reacties zijn mogelijk, en in allerlei toonaarden. Dat het verhaal van
Kingo schokkend en ontdekkend is, is beslist waar. Maar het is geen
vreemd verhaal. De manier waarop de bevolking van Kouh, en van heel
het stamgebied van Jairs en Kombaiers, heeft gereageerd op de komst
van de zending is niet apart, maar heel ‘natuurlijk’77. Hun gelijkschakelen
van de ‘godsdienst van de zending’ aan hun ‘godsdienst van Refafu’ is
voor de hand liggend en daarom heel begrijpelijk. Hun ‘verstaan’ van de
boodschap van de zending in eigen culturele kaders is heel gewoon. Maar
daarmee natuurlijk nog niet juist of goed. Wel gewoon, maar niet juist.
Want het evangelie mag niet worden ingepast in het oude leven, maar
moet brengen tot nieuw leven, in Christus. Uitdrukkingen als
‘wedergeboorte’, ‘heiliging’, ‘afsterven van de oude mens’ en ‘opstanding
van de nieuwe mens’ maken duidelijk dat er een radicale breuklijn ligt
tussen nieuw en oud. Paulus’ uitroep “maar u geheel anders: u hebt
Christus leren kennen” (in Ef. 4:20) is niet voor misverstand vatbaar.
Bekering betekent een fundamentele ommezwaai.
De beschrijving door Kingo van de eerste reactie van de bevolking van
Kouh op de komst van de zending is ontdekkend. Het verhaal zet ons aan
het denken. Wat betekent het voor het christen-zijn van de gemeenteleden
op Irian? Wat is de betekenis voor ons christen-zijn, hier in Nederland?
Kan de zending van dit verhaal leren, wat betreft de aanpak van het
zendingswerk? Met andere woorden: kan het dienen als een soort
evaluatie, waaruit nieuwe plannen en nieuw beleid voortkomen?
In de vorm van voetnoten in het verhaal zelf heb ik al een groot aantal
notities gegeven. Die hadden het karakter van nadere informatie. In dit
Nawoord, dat meer het karakter heeft van een eerste commentaar wil ik u
laten zien dat er in de reactie van de hoorders op de zendingsprediking
76)Vermenging
77)In
van twee of meer godsdiensten.
overeenstemming met de natuur van de mens (sinds Gen. 3).
29
sprake is van verschillende fasen78, door op een aantal onderwerpen nog
wat dieper in te gaan.
1
Gelijkschakeling
Het is eigen aan de mens - probeer het bij uzelf maar eens na te gaan om nieuwe dingen te vergelijken met bekende. Het nieuwe wordt ingepast
in de al bestaande kaders. Wetenschappelijke boeken geven hiervoor
allerlei termen, zoals identificatie, associatie, analogie, inculturatie en
assimilatie. Een eenvoudig voorbeeld kan duidelijk maken, wat er gebeurt,
wanneer uzelf te maken krijgt met dingen die voor u volstrekt nieuw zijn.
Het hoofdvoedsel van de bevolking van Irian Jaya is sago, gebakken
van meel dat wordt gewonnen uit de stam van de sagopalm. Sago is u
onbekend. Nederlanders eten immers aardappels en brood als
hoofdvoedsel. Wanneer ik u nu moet uitleggen wat sago is en hoe dat
smaakt, dan kan ik dat alleen maar doen door die sago te vergelijken met
eten dat u wel kent. Ik zal u dan uitleggen hoe de mensen aan die sago
komen, hoe zij het verwerken, en hoe het smaakt. Daarbij maak ik
vergelijkingen met voor u bekend voedsel. Maar het blijft moeilijk.
Uiteindelijk zult u zeggen: “Sago is dus brood. Het brood van de mensen
op Irian”. En dan zeg ik: “Dat klopt niet helemaal, maar hou het daar maar
op”. Einde verhaal. Maar, wat hebt u intussen gedaan? U hebt sago en
brood aan elkaar gelijkgeschakeld! U hebt sago geïdentificeerd met brood,
terwijl het toch twee heel verschillende voedselsoorten zijn. U hebt het
nieuwe ingekaderd in het bekende.
Precies hetzelfde hebben de mensen van Kouh gedaan met de
‘godsdienst van de zending’. Zij hebben die nieuwe godsdienst vergeleken
met de hun bekende ‘godsdienst van Refafu’, en hebben vervolgens die
twee gelijkgeschakeld. In eerste reactie hebben zij de Here en zijn Woord
geïdentificeerd met hun god Refafu en diens wetten.
Inkadering van het nieuwe in het oude is geen vreemd verschijnsel.
Gelijkschakeling van godsdiensten ook niet. Dat gebeurde eeuwen
geleden ook al, bijvoorbeeld rond het begin van onze jaartelling. In de
hellenistische cultuur van het Grieks-Romeinse Rijk werden allerlei
godsdiensten ineengeschoven. De Griekse hoofdgod Zeus werd
gelijkgeschakeld aan de Romeinse Jupiter. En die werd vervolgens weer
geïdentificeerd met de Keltische Lugh en de Germaanse Wodan of Thor.
En inderdaad, in de zendingsgeschiedenis zie je keer op keer hoe ook de
Here werd vereenzelvigd met al die goden.
De mens, tot welke cultuur hij ook behoort en in wat voor tijd hij ook leeft,
gaat onbekende dingen, tot godsdiensten toe, inpassen in de hem wel
bekende kaders. Dat is zijn vanzelfsprekende eerste reactie. Het is deze
eerste reactie die we tegenkomen in het verhaal van Kingo.
2 Wisselwerking
78)Ik
maak hierbij gebruik van m.n. Alan R. Tippett, Introduction to Missiology, Pasadena 1987,
Hoofdstukken 7 en 13-15 en David J. Hesselgrave, Communicating Christ cross-culturally. An
Introduction to Missionary Communication, Grand Rapids 1978, Hoofdstuk 11.
30
Op de eerste reactie volgt een tweede. De eerste reactie op het horen van
het evangelie was: “Die verhalen kennen we al. Dit is niets nieuws. Dit is
precies hetzelfde als wat wij al weten van Refafu”. Deze reactie is door
Kingo uitgebreid beschreven. Je zou verwachten dat men vervolgens blijft
bij het oude vertrouwde leven, en aan het nieuwe geen boodschap heeft
of dat volledig integreert in het bestaande leven. Het opvallende is echter,
dat dit niet gebeurt. Men houdt zich wel aan het oude, maar er vindt zo
goed als nooit een volledige gelijkschakeling plaats van de ene godsdienst
met de andere. Wat wel plaatsvindt, dat is een wisselwerking, een
wederzijdse beïnvloeding. Men interpreteert het nieuwe naar het oude. En
tegelijk neemt men in het oude die elementen van het nieuwe over, die
inpasbaar zijn.
Ook deze fase komen we tegen in het verhaal van Kingo. Bij het
beschrijven van de ‘godsdienst van Refafu’ maakt hij gebruik van allerlei
termen en gegevens uit de bijbel. De dienst aan Refafu wordt beschreven
naar analogie van de dienst aan de Here. Allerlei associaties worden
gemaakt met bijbelse gegevens. Dat wordt echter zo gedaan, dat het lijkt
alsof het omgekeerde gebeurt. Met andere woorden: men doet het
voorkomen alsof de ‘godsdienst van de zending’ elementen overneemt
van de ‘godsdienst van Refafu’ in plaats van andersom. Deze
wisselwerking of interculturatie vindt plaats op basis van een
bewustwordingsproces. Men heeft nooit bewust nagedacht over zaken als
‘leer’ en ‘woord’ van Refafu. Doordat men nu de boodschap van de bijbel
hoort, gaat men ook over de eigen stamgodsdienst nadenken en
conclusies trekken79. Zoals God zich heeft geopenbaard in zijn Woord, zo
heeft Refafu dat natuurlijk ook gedaan. Zoals God een verbond sloot met
zijn volk, zo heeft Refafu dat uiteraard ook gedaan. Naast inpassing van
het nieuwe in het oude vindt aanpassing plaats van het oude aan het
nieuwe.
Ik noem een aantal van die associaties of analogieën:
‘godsdienst van de zending’ ‘godsdienst van Refafu’
de Here God
de Heer Refafu
het Woord van de Here
het Woord van Refafu
de leer van de Schrift
de leer van Refafu
verlossing, heil
verlossing, heil, welvaart, rijkdom
volk van God (Israel)
volk van Refafu (Jair/Kombai)
volken stromen naar Sion families stromen naar Kingo-gronden
Sion
Yawih busuh
Sion
Arimburü
79)Net
zoals de christen Kingo voor het eerst de heidense ‘godsdienst van Refafu’ op papier zet, is
dat vroeger ook gebeurd in ons land. De mythen en godenverhalen van de Germanen, zoals de
Edda, zijn pas na de christianisatie zwart op wit gezet.
31
(Nederland
de nieuwe aarde
waar geloof in God
prediker/dominee
verbond met God
eredienst voor God
dienst aan God
Arimburü)80
het nieuwe Arimburü
waar geloof in Refafu
Konggo Bonggo
verbond met Refafu
eredienst voor Refafu
dienst aan Refafu
Deze manier van doen is niet typisch iets van de mensen op Irian, maar
vindt overal plaats. Het is niet ongewoon dat de mondelinge overlevering
van de mythen (de heilige verhalen van de stam) worden aangevuld met
nieuwe gegevens en aangepast aan nieuwe ontwikkelingen. Peddelde
Mbetin, een bepaalde godheid van de Mandobo’s, vroeger per vlot de
Digul af, in de huidige versie van de mythe maakt hij gebruik van een
sloep met buitenboordmotor.81
Op één van de genoemde associaties wil ik wat breder ingaan: hoe vatten
de Jairs en Kombaiers nu precies ‘verlossing’ op? Verschillende keren
wordt er over heil en verlossing gesproken. Het woord ‘economie’ valt
nogal eens. Christus’ betaling wordt in verband gebracht met welvaart en
vooruitgang. In paragraaf 10 wordt de keuze contra roomse missie en pro
gereformeerde zending zelfs als volgt gemotiveerd: de godsdienst van de
pastoor leidt naar de hel, de godsdienst van de zending leidt naar de
welvaart.
In noot 50 heb ik beargumenteerd, waarom ik niet de eerste betekenis
van het woord kekayaan gebruikte, nl. ‘rijkdom’, omdat dit in Nederland
meteen misverstand zou wekken. Wat er bedoeld wordt, is namelijk niet
rijkdom in materiële zin, hoewel dat wel degelijk een meespelende factor is
gezien het nogal eens voorkomende woord ‘economie’ 82, maar in een veel
ruimere betekenis: welvaart, welzijn, vrede, harmonie, evenwicht,
zekerheid, oftewel ‘syalom’.83 Dat ‘heil’ wordt gezien als welvaart, komt
overeen met het verwachtingspatroon dat de Jairs en Kombaiers altijd al
hadden van Refafu. Van tijd tot tijd hielden zij hun sagorupsenfeesten om
het uit balans geraakte leven weer in evenwicht te brengen. In de
sagorupsenfeesten vierden zij hun eredienst voor Refafu en smeekten
hem om welvaart en harmonie.
80)Vergelijkbaar
met wat ik hoorde over het bezoek van een Afrikaans christen aan Nederland. Toen
hij terugging naar huis maakte hij de opmerking: “Nu heb ik een voorproefje van de eeuwige vreugde
gehad”.
81)Zie
het artikel van J.B.K. de Vries ‘Mythe en zending op Irian Jaya’, in: Mythe en zending.
Missiologische thema’s no 3 (GMO 1987), Kampen 1988.
82)Heel
wat mensen worden christen, omdat ze denken dan een baantje bij de zending te krijgen, of
menen toegang te krijgen tot de faciliteiten van de zending. Deze christenen worden wel
‘rijstchristenen’ genoemd. Toch is ook hier niet sprake van materialisme. Culturele noties als ‘delen’
en ‘sociale zekerheid’ spelen mee.
83)Een
materiële interpretatie van het begrip ‘rijkdom’ ligt al niet voor de hand, omdat het in 10
gebruikt wordt in tegenstelling tot het woord ‘hel’.
32
Bij het lezen van de woorden ‘welvaart’ en ‘rijkdom’ moet u niet
meteen denken aan gevulde beurzen, bankrekeningen, villa’s en andere
materiële rijkdommen, maar aan vrede, harmonie, welzijn en stabiliteit. Dat
er in het kielzog van harmonie ook behoefte is aan stoffelijke welvaart, is
ook ons niet vreemd. Wij houden onze bid- en dankstonden voor gewas
en arbeid met het oog op onze materiële behoeften. En terecht. Want
geestelijk en stoffelijk welzijn is Gods zegen. Lees slechts de Psalmen
(b.v. Psalm 128) en wat de Heidelbergse Catechismus, Zondag 10, zegt
over Gods voorzienigheid.
Waar ligt dan het verschil in heilsopvatting tussen de ‘godsdienst van
Refafu’ en de Schrift? Die ligt hierin, dat de bijbel spreekt over de
noodzaak van verlossing van zonde en schuld (de wortel van alle kwaad
en ellende), terwijl het bij de stam ‘slechts’ gaat om verlossing van ongewenste situaties, om vervulling van gevoelde behoeften (felt needs).
En verder: bij ‘verlossing’ volgens stamdenken gaat het altijd om ‘zelfverlossing’, terwijl de bijbel spreekt over de enige mogelijkheid van
verlossing, namelijk door Jezus Christus (Hand. 4:12). Die ‘zelfverlossing’ bepaalt ook de manier waarop men Refafu vereert: wanneer
men op de voorgeschreven manier voldoet aan de ‘leer van Refafu’, dan
moet hij wel de behoeften vervullen, omdat men daar recht op heeft. De
zegen van Refafu wordt afgedwongen. Daartegenover staat Christus’
verlossing uit genade alleen.
Dat er door de evangelieprediking een ‘scheiding der geesten’
optreedt, die leidt tot een splitsing van de stam in twee kampen, namelijk
van gelovigen en niet-gelovigen, is ook moeilijk te accepteren.
Geloofsgemeenschap met mensen van andere stammen, waarmee men
vroeger levenslang in oorlog was, en geloofsverdeeldheid met mensen
van eigen stam en familie, dat is de wereld op z’n kop 84. Inlijving in de
gemeente van Christus betekent dat je gaat behoren tot een nieuwe
‘stam’, het Koninkrijk van God, en afstand neemt van je oude stam, de
wereld.
3
Heiliging
De reactie op de prediking van het evangelie kent nog een derde fase,
namelijk die van de bekering tot de God van de Schrift, van de verlossing
door Jezus Christus en van de wedergeboorte door de Heilige Geest.
Deze fase, die ook de ‘fase van de beslissing’ kan worden genoemd, kan
alleen beginnen als men afscheid neemt van Refafu en zijn godsdienst.
Tussen God en Refafu ligt een scherpe breuklijn. De prediking van het
evangelie is niet bedoeld als aanvulling op de ‘godsdienst van Refafu’,
maar als een vervanging daarvan. Ook hierover spreekt Kingo, met name
vanaf 17. Ook daarvoor (in 6) merkt hij al op dat de Refafu-dienst wordt
vervangen door de prediking van het evangelie. Kingo’s verhaal is niet
84)
Toch is dit de situatie: de leden van de GGRI op Irian Jaya komen uit minstens zeven verschillende
stammen, die vroeger elkaars doodsvijanden waren.
33
steeds even helder. Je voelt - en juist daarom vind ik zijn verhaal zo
geweldig boeiend - hoe hijzelf midden in dat proces zit van
bewustwording, nadenken en verwerking. Hij ziet het grote verschil tussen
de Here en Refafu, maar hij ziet ook allerlei overeenkomsten. Hij kent de
eerste en de tweede reactie van de bevolking. Hij beseft dat de Here en
Refafu niet naast elkaar kunnen bestaan, of ineengeschoven kunnen
worden, maar dat het oude overboord moet voor het nieuwe. En aan de
andere kant blijven Jair-christenen toch gewoon Jairs, en Kombaiers
gewoon Kombaiers. Hoe kom je er ooit uit?
Je komt er niet uit door het oude maar gewoon te blijven doen, eventueel
aangevuld met het nieuwe. Je komt er ook niet uit door het bestaande
rigoureus overboord te kieperen. Je komt er alleen maar uit door te
luisteren naar Gods Woord, door uit zijn hand verlossing aan te nemen, en
vervolgens heel het leven te toetsen aan dat Woord van God. Met als
gevolg dat er inderdaad heel wat van het oude leven weggaat, dat andere
dingen blijven bestaan, en weer andere dingen worden veranderd. Door
het evangelie komt een ‘reformatie’ van heel het leven op gang, een
‘omvorming’ van de cultuur (reculturatie). Wat er plaatsvindt, dat is - in één
woord - levensheiliging naar de norm van Gods Woord en op basis van
de verlossing van zonde door zijn Zoon. Wanneer de wisselwerking tussen
evangelie en cultuur daardoor wordt beheerst, is er toekomst voor
Christus’ kerk, waar ook ter wereld.
4
Diversen
Tenslotte volgen hieronder nog enkele korte opmerkingen met betrekking
tot het verhaal van Kingo.
1) De vraag kan opkomen of het verhaal van Yusuf Kingo de opvatting
weergeeft van heel de bevolking of alleen van Kingo zelf. Het is wel
duidelijk geworden, dat Kingo een beschrijving geeft van de reactie van
de bevolking op de komst van de zending. Hij heeft zijn gegevens
verkregen door te luisteren naar oudere mensen, met name zijn bapa tua
Yafukayop. In de schriftelijke verwerking komen we geregeld commentaar
van Kingo zelf tegen. Met name aan het eind (vanaf 17) komt hij met zijn
eigen mening. Daarbij geeft hij er blijk van het een en ander te weten van
zendingswetenschap en culturele antropologie. Als ex-student van de
theologische school in Boma heeft hij een bepaalde kennis paraat, die hij
op een knappe manier weet toe te passen. Soms blijkt uit zijn gebruik ook in zijn andere geschriften - van missiologische of antropologische
gegevens, dat hij de zaak niet goed begrepen heeft. Hij neemt wel eens al
te kritiekloos inzichten van anderen over.85 Hij legt verbanden, die niet
zomaar te leggen zijn. Niettemin is dit geschrift van Kingo van grote
betekenis. Het is een pennevrucht van een Irianese broeder. Dat op zich
is al het vermelden waard. Een van de doelstellingen van het LITINDO85)Zie
b.v. noot 8.
34
project is ‘motivatie en aansporing van leden van de GGRI om zelf te gaan
schrijven’. Tot nu toe komt het daar niet van, niet alleen door drukte, maar
vooral omdat men (nog) niet is ingesteld op schrijven en lezen. Deze
geschriften van Kingo zijn vooral van belang, omdat hierin voor het eerst
de reactie van de bevolking op het evangelie zwart-op-wit staat.
2) Wist de zending tot nu toe niet van dit soort reacties op de
evangelieprediking? En zo nee, hoe heeft de prediking dan ooit
doeltreffend kunnen plaatsvinden? Op de vraag of de zendingsmensen
van dit soort reacties niet op de hoogte waren, moet worden geantwoord:
ja en nee. In grote lijnen waren deze reacties van de bevolking op de
prediking van het evangelie zeker wel bekend. In de prediking werd
daarop ook ingegaan. Het bleef echter bij algemene toespelingen. Vergeet
ook niet dat de voorouderverhalen geheim gehouden werden. Door ze
openbaar te maken zou de wereld vergaan 86. Door de gedetailleerde
beschrijving van Kingo gaat nu voor het eerst de denkwereld van de Jairs
helemaal open. Juist daarom is dit materiaal zo belangrijk. Het biedt een
schat aan informatie, die gerichte prediking mogelijk maakt.
De evangelieprediking wordt ernstig belemmerd door tal van
hindernissen bij zowel de bevolking als de zendingswerkers. Men verstaat
elkaar niet en daardoor begrijpt men elkaar verkeerd. Door studie van taal
en cultuur en vooral door dagelijks onder hen te leven en je zoveel
mogelijk aan te passen leer je als zendeling de bevolking steeds beter
kennen. En zij leren jou kennen uit je manier van doen. Toch blijven er
altijd barrières bestaan. Nederlanders en Jairs zullen elkaar nooit voor
honderd procent begrijpen87. Er komen veel misverstanden voor, die maar
al te gemakkelijk een eigen leven gaan leiden. Zendingswerk is juist door
die immense verschillen zo moeilijk. Dankzij de Geest van God komt er
toch heel wat van terecht.
Wat de zending in ieder geval kan leren van het materiaal dat door Kingo
wordt aangedragen is, dat de mensen serieus moeten worden genomen,
dat zendingswerkers er alles aan moeten doen om de hoorders van het
evangelie te leren kennen, en dat in het zendingsbeleid voortdurend moet
worden teruggekoppeld naar de reacties van de hoorders.
3) Heel gemakkelijk wordt de conclusie getrokken dat het verhaal van
Kingo een en al syncretisme ademt. De ‘godsdienst van de zending’ wordt
vermengd met die van Refafu, met als resultaat ‘christelijk heidendom’.
Waarin, zo wordt dan gevraagd, verschilt dit verhaal nu eigenlijk van het
roomse toelaten van de heidense adat en van de oecumenische
verheerlijking van dit soort reacties als ‘lokale theologie’?
86)
Alleen de geïnitieerde mannen mochten deze voorouderverhalen horen. Voor vrouwen en kinderen
waren ze taboe, laat staan voor buitenstaanders.
87)Onbegrip
komt overal voor, ook binnen Nederland: kennen ‘noorderlingen’ en ‘westerlingen’
elkaar? Hoe gauw noemen we elkaars gewoonten niet ‘stom’ en ‘gek’.
35
Over het accepteren van reacties op de prediking, zoals we die
tegenkomen in Kingo’s beschrijving, moeten we inderdaad duidelijk zijn.
Dat kan niet. Ook kunnen we die reacties niet legitimeren als ‘lokale
theologie’ of ‘contextuele theologie’. Alleen, wij moeten die reacties nemen
voor wat ze zijn. Het gaat hier niet om syncretisme, om een bewuste en
opzettelijke vermenging van godsdiensten, maar om fases in een denk- en
bewustwordingsproces, waarin men op weg is naar het verstaan van de
boodschap van het evangelie. Het is zaak voor de kerk of de zending
daarbij begeleidend op te treden. Met evangelieprediking alleen ben je niet
klaar. De hoorders van het evangelie moeten worden begeleid in het
proces van bekering en wedergeboorte (procesbegeleiding). De scheiding
der geesten vindt stap voor stap plaats, via de ‘weg der geleidelijkheid’.
Het is als met het beklimmen van een berg. Je gaat niet in één grote
sprong van de voet naar de top. Het klimmen gaat moeizaam; je raakt
achter adem; je valt een stuk terug; beetje bij beetje kom je verder. De
zendeling is de instructeur, die zelf meeloopt!
4) Wanneer je het verhaal van Kingo leest, ontdek je het grote verschil in
cultuur en leefwereld tussen hem en ons. Het leven van de Jairs is zo
totaal anders dan het onze. Wij zijn christen in onze leefwereld. Zij moeten
het zijn in hun leefomgeving. Is met het oog daarop een eigen inheemse
theologische verwerking acceptabel? Zeker, zelfs meer dan dat: niet
alleen acceptabel, maar ook noodzakelijk. Ieder christen is christen in zijn
eigen omgeving (of ‘context’), en moet dáárin zijn geloof concretiseren.
Het christelijk leven heeft overal zijn eigen accenten. Hetzelfde geldt voor
je geloofsleer en je geloofsbelijdenis, waarin je reageert op de wereld,
waarin je leeft. Je eigen leefomgeving geeft richting aan de bijbelse leer
over God (bij ons in reactie op toenemend ongeloof en atheïsme, bij hen
in antwoord op de ‘godsdienst van Refafu’), aan de vorm van eredienst
(liturgie, zang) en aan je schriftuurlijke visie op bijvoorbeeld het huwelijk
(bij ons i.v.m. echtscheiding, bij hen i.v.m. polygamie88).
De verschillen zijn groot. Er is echter ook eenheid. Zij zijn mensen net als
wij, en wij als zij. Allemaal zijn we afhankelijk van Christus’ verlossing van
de zonde. In Christus ontstaat er fundamentele gemeenschap. Dat is het
wonder van het geloof. De grootst mogelijke verschillen lossen op in het
één zijn van hart en ziel (Hand. 4:32).
Tenslotte
Het zou niet moeilijk zijn in dit Nawoord nog meer onderwerpen aan te
snijden, want het verhaal van Kingo is een overvloedige bron. Maar dit is
voorlopig genoeg. Wij hebben onze broeders en zusters op Irian Jaya
even heel dicht bij ons gehad, in hun geloof, in hun behoeften en
verwachtingen. Wij hebben in hen onszelf herkend. Laten wij en zij altijd
blijven luisteren naar Gods Woord, en laten wij blijven bidden voor een
helder verstaan van zijn wil, tot heil van zijn volk, bijeenvergaderd uit alle
88)
Het hebben van meer dan één vrouw.
36
volken en stammen. Wat zal het straks heerlijk zijn op de nieuwe aarde:
dan zijn we verlost van alle barrières. Dan zullen wij God loven,
meerstemmig, ééntalig.
37
Download