De apologetiek van Alister McGrath Dit jaar verschenen er twee boeken van Alister McGrath in het Nederlands: De ondergang van het atheïsme en Dawkins’ God. Beide boeken gaan over de fundamentele verschillen in denkwijze, die wij mensen blijken te hebben als wij de wereld om ons heen beschouwen: er zijn er die in God geloven en er zijn er die dat niet doen. Alister McGrath is een gepassioneerde man. Hij studeerde scheikunde en specialiseerde zich in de moleculaire biofysica. Tijdens zijn studie raakte hij geïnteresseerd in het christelijk geloof en ging daardoor theologie studeren. Een korte tijd was hij predikant in de anglicaanse kerk, daarna begon zijn academische carrière. Als vijftiger heeft hij inmiddels een indrukwekkend oeuvre opgebouwd. Zijn boeken bestrijken een groot gebied. Hij schreef monografieën over dogmatische onderwerpen en over de tijd van de reformatie. Hij publiceerde veel over de verhouding tussen geloof en wetenschap. Naast meer academische boeken schreef hij ook vele boeken voor een groter publiek, waaronder een veel gebruikte inleiding op het christelijk geloof. Zonder twijfel is hij wereldwijd een van de meest gelezen christelijke auteurs van deze tijd. In zijn boek over het atheïsme wordt systematisch uit de doeken gedaan wat de wortels zijn van het atheïsme in onze Europese cultuur. Franse schrijvers van de 18e eeuw worden besproken en Engelse schrijvers uit de 19e eeuw. En dan geheel onverwacht begint McGrath over zichzelf te vertellen. Opeens wordt zijn historische analyse onderbroken door dat eenvoudige zinnetje: ik ben vroeger atheïst geweest. Waarna hij vertelt over zijn eigen ontwikkeling. Een vrij ongebruikelijke stijlbreuk, die illustreert wat de werkelijke drijfveer is van McGrath. Hij heeft een missie; hij wil argumenteren, overtuigen. verzet tegen de kerk Volgens McGrath ontleent het atheïsme vooral zijn identiteit aan zijn verzet tegen de kerk. Als je de geschiedenis bestudeert ontdek je dat er grote verschillen zijn in de invloed die het atheïsme heeft gehad. De strijd om de Amerikaanse onafhankelijkheid in de 18e eeuw was bijvoorbeeld nauwelijks geïnspireerd door atheïstische gedachten. Waarom? Vele kolonisten waren godsdienstige vluchtelingen uit Engeland; hun inzet voor een scheiding van kerk en staat had vooral te maken met hun eigen ervaringen in het land van herkomst. In Engeland zelf was in de 18e eeuw het atheïsme praktisch afwezig. Dat had veel te maken met de opkomst van het methodisme dat een christelijk geïnspireerde kritiek op de kerk mogelijk maakte. Dit krachtenveld was in het katholieke Frankrijk van de 18e eeuw volledig afwezig. De voedingsbodem voor het atheïsme is in Frankrijk de afkeer van de kerk, zoals Diderot het formuleerde: Frankrijk zal niet vrij zijn voordat de laatste van zijn koningen gewurgd is met de ingewanden van zijn laatste priester. Diderot, Rousseau en Voltaire zijn echter geen atheïsten maar eerder deïsten, mensen die geloven dat er wel op afstand een Opperwezen bestaat. Het morele appel van de anti-kerkelijke beweging in Frankrijk had echter ook zijn schaduwkanten: dezelfde beweging die ten tijde van de Franse Revolutie kwam tot de formulering van de Rechten van de mens bracht enige jaren later een terreurbewind, dat mensen vaak willekeurig executeerde. Feuerbach, Marx, Freud Feuerbach is de eerste grote atheïstische schrijver in de 19e eeuw. Deze afgestudeerde theoloog besloot het tegenovergestelde te beweren als waar hij voor opgeleid was. In zijn Gedachten over dood en onsterfelijkheid hekelde hij het christendom als ‘een soort verzekeringsmaatschappij’. Het geloof in de hemel leidt ons af van waar het in dit leven om zou moeten gaan. Het is een waanvoorstelling. Alleen door het idee van God los te laten, kunnen we echt mens worden. Feuerbach had geluk. Hij trouwde met een welgestelde vrouw en kon de rest van zijn leven in een rustieke landelijke omgeving zijn subversieve gedachten aan het papier toevertrouwen. Na 1840 kreeg hij veel invloed. De kerk was een bevoorrecht instituut, dat niet meer in contact stond met de noden van het volk. De beste manier om de kerk te bestrijden was het onderuithalen van haar geloof. Als dat lukte, dan zou niemand dat instituut nog serieus nemen. Feuerbach had grote invloed op Karl Marx en Sigmund Freud. Karl Marx combineerde de godsdienstkritiek van Feuerbach met het denken van Hegel en kwam zo tot het dialektische materialisme: een filosofische visie, volgens welke de geschiedenis onvermijdelijk na een revolutie zou uitlopen op een klasseloze maatschappij. Freud pastte de gedachten van Feuerbach toe op de psychologie. Met name in de V.S. heeft Freud lange tijd grote invloed gehad. Er is een tijd geweest dat het aanhangen van godsdienstige gedachten dokters verhinderde om een patient genezen te verklaren. McGrath stelt echter dat Feuerbach, Marx en Freud allen van een cirkelredenering uitgaan. Ze veronderstellen dat God niet bestaat, beschrijven vervolgens het christelijk geloof als een complex van waanvoorstellingen om vervolgens te concluderen dat atheïsme de enige redelijke levensopvatting is. Wat betreft de methode ziet McGrath hierin een overeenkomst met de godsbewijzen van in de Middeleeuwen van Thomas van Aquino. geloof en wetenschap Op grond van historische voorbeelden probeert McGrath aan te tonen, dat de oorsprong van het conflict tussen geloof en wetenschap vooral op het sociale vlak ligt. Er ontstond in de 19e eeuw een groeiende concurrentie tussen de geestelijkheid en beroepsmatige wetenschappers. In de tijd voor Darwin was het vooral Paley die met zijn ‘natuurlijke theologie’ het algemene gedachtegoed bepaalde. Paley vergeleek de verschillende levensvormen op aarde met een horloge. Een horloge zit zeer ingewikkeld in elkaar. Zo iets kan toch niet door toeval tot stand zijn gebracht? Paley ging dus uit van ‘intelligent design’ en ‘special creation’, uitdrukkingen die nog steeds door de Intelligent Design-beweging worden gehanteerd. Darwin begon vragen te stellen bij Paley’s uitgangspunten. Hoe verklaart deze zienswijze de grote hoeveelheid uitgestorven levensvormen? Waarom zijn de soorten ongelijkmatig verdeeld over de aarde? Hoe verklaar je het afwijkende biotoop op afgelegen eilanden? Hoe verklaar je rudimentaire vormen? Darwins evolutietheorie had een verklaring met meer samenhang voor deze gegevens. De bioloog Dawkins is een van de meest spraakmakende atheïsten van deze tijd. In zijn boeken Het zelfzuchtige gen en De blinde horlogemaker trekt hij de lijn van Darwin door. Hij stelt dat genen een langer leven hebben dan de dragers van de genen. Daarom is er wat voor te zeggen dat ‘een aap een machine is die in de bomen genen bewaart’. Dawkins zegt dat de natuur door de evolutie zo gecompliceerd is geworden dat het de schijn heeft dat het ontworpen is. De wetenschap is echter in staat vele processen te verklaren. Door een blind proces kan een ingewikkeld organisme ontstaan. McGrath heeft naast kritiek ook waardering voor deze wetenschappelijke werken. Moeilijker liggen voor hem echter zijn rigoureuze uitspraken over godsdienst: Geloof betekent blind vertrouwen bij het ontbreken van bewijs, ja zelfs tegen het bewijs in Geloof is de grote smoes om de behoefte aan bewijs uit de weg te gaan. Geloof een van de grootste kwaden van de wereld, te vergelijken met het pokkenvirus, alleen veel moeilijker uit te roeien. Religie is een fanatieke en perverse bezinning op de wereld. Religie is een middel geworden voor de spirituele slavernij van de massa. McGrath stelt dat er niet een christelijke theoloog te vinden is die geloof definieert als blind vertrouwen. Verder past het niet op geloof als een destructieve kracht te beschrijven. Uit onderzoek blijkt dat vele gelovigen hun geloof als een positieve kracht beleven in hun bestaan. Dawkins is nooit met zijn landgenoot McGrath in debat gegaan. Na het lezen van dit boek is het wel duidelijk waarom. Zijn negatieve uitlatingen zeggen vooral iets over Dawkins’ eigen gevoel, maar veel minder feitelijk over hoe godsdienstige mensen omgaan met wetenschap en zich opstellen in de samenleving. het atheïsme en de protestanten Een boek over atheïsme kan niet anders dan controversieel zijn, zegt McGrath. Inderdaad kun je vaststellen dat McGrath in zijn boek over het atheïsme de confrontatie niet schuwt. Zijn betoog is gedocumenteerd, maar hij is niet bang voor een stellingname. Aan de hand van een aantal voorbeelden laat hij zien dat het met het atheïsme als pressiegroep nogal treurig gesteld is. We kunnen die voorbeelden hier achterwege laten. McGrath toont aan dat het atheïsme vooral opbloeit als het zich tegen de kerk kan verzetten. Maar als dat wegvalt blijft er niet veel over. In zichzelf heeft het atheïsme geen aantrekkingskracht. De ‘verbeelding’ ontbreekt. Niet geheel nieuw is de gedachte dat het protestantisme aan de wieg ligt van de secularisatie in het Westen. Protestanten hebben de natuur ‘ontheiligd’. God werd verbannen uit de wereld van de natuur, cultuur en menselijke ervaring. Beelden verdwenen uit de kerk, want God was alleen te kennen door de Bijbel. De Nederlander Hugo de Groot stelde in de 17e eeuw al vast dat op die manier mensen konden leven etsi Deus non daretur, alsof God niet bestond. De ontheiliging van de natuur heeft in de geschiedenis de beoefening van de wetenschap bevorderd, maar anderzijds was met de opkomst van het protestantisme de stap naar atheïsme klein geworden. de pinksterbeweging Opmerkelijk is dat een erudiete man als McGrath in dit betoog het plotseling opneemt voor de pinksterbeweging. Tot ver in de vorige eeuw werd in kerkgeschiedenisboeken nauwelijks met een woord gerept over de pinksterbeweging. Nu moeten we erkennen dat de opkomst van de pinkster- en charismatische beweging een van de belangrijkste ontwikkelingen is in de kerkgeschiedenis van de vorige eeuw. Men berekent de aanhang op ongeveer 500 miljoen mensen. Waarom breekt McGrath een lans voor de over het algemeen niet zo theologisch ontwikkelde pinksterbeweging? Omdat de pinkster- en charismatische beweging met zijn boodschap van levensvernieuwing en genezing God weer terugbrengt in de menselijke ervaring. De traditionele protestantse kerken hebben kerk-zijn vaak gereduceerd tot correcte bijbeluitleg en met dat zwaartepunt hebben ze geen toekomst in een cultuur die opnieuw op zoek is naar authentieke spiritualiteit. apologetiek Het is duidelijk dat McGrath met zijn uitgebreide verhandeling in de moderne seculiere samenleving ruimte wil maken voor de boodschap van de kerk. In die zin kun je hem een apologeet noemen. Hij brengt naar voren dat atheïsme niet de noodzakelijke consequentie is van wetenschap. Het geloof in God kan overigens evenmin wetenschappelijk aangetoond worden. Moeilijker vind ik dat McGrath nauwelijks oog lijkt te hebben voor de conflicten die het moderne wetenschappelijke wereldbeeld oproept voor het geloof. De wereld lijkt aan zichzelf overgeleverd. Dieren vreten elkaar op; het is altijd zo geweest. Ziekte en rampen hebben in de geschiedenis onnoemelijk veel leed veroorzaakt. De dood is een structureel gegeven in ons bestaan. Hoe verhoudt zich dat tot God als een zorgzame Vader? Heeft het geloof geen raadsels? Het zou gepast zijn dit ook nadrukkelijk naar voren te brengen. Dat zal op zijn minst een gevoel van herkenning geven. McGraths hoofdstelling is dat atheïsme niet per se bevrijdend is, net zo min als godsdienst per definitie een onderdrukkende rol heeft. Atheïsme heeft aantrekkingskracht als kerken repressief zijn en geloof heeft aantrekkingskracht als atheïsme wordt opgelegd. Het is daarom onjuist als het atheïsme zichzelf omschrijft als een moreel superieure beweging. Onder het communisme is gebleken dat atheïsten in staat zijn tot genocide. Het beeld dat atheïsten schetsen van geloof dat onderdrukt klopt niet met het feit dat de meeste mensen hun geloof als een positieve kracht in hun leven ervaren. In onze afbrokkelende samenleving kunnen kerken een belangrijke bijdrage leveren. Ze geven mensen een identiteit en het gevoel ergens bij te horen. Jart Voortman INFO Alister McGrath, Ondergang van het atheïsme, Ten Have Kampen 2006, 319 blz., € 24,90 Alister McGrath, Dawkins’ God, over genen, memem en de zin van het leven, Kok Kampen 2006, 208 blz., € 16,50 het christendom is zo gek nog niet, Dinesh D’Souza, Uitg. Nieuw Amsterdam 2009, 432 blz. € 22,50 Wat onze tijd nodig heeft dat zijn apologeten, gelovige intellectuelen die uitleggen wat de waarde van de bijbelse boodschap is in onze moderne tijd. Alister McGrath is zo iemand. En sinds kort kunnen we Dinesh D’Souza hier ook toe rekenen. Dines D’Souza is van oorsprong een conservatief, die voorheen in de VS zijn pijlen richtte op links, dat zich te zacht opstelde tegenover het communisme, en op het feminisme. DDS begint zijn betoog met te stellen dat traditionele godsdiensten niet in invloed afnemen, maar juist toenemen. Hij verwijt het atheïsme een superioriteitsgevoel en stelt dat de grootste massamoorden in de geschiedenis gepleegd zijn door atheïstische bestuurders en niet door de kerk. De inquisitie heeft slechts enkele duizenden doden op zijn geweten (260). In onze tijd bestaat er soms de neiging om de oudheid te idealiseren. Vergeet echter niet dat pederastie, kindermoord en het uitmoorden van het mannelijke deel van de bevolking bij een verovering, gangbare praktijken waren (96 e.v.). Daartegenover staat dat slavernij het eerst in het christelijke Westen is bestreden. De bronnen van de Verlichting liggen ook in het christendom. De scheiding van kerk en staat vinden we al bij Augustinus. Als er ergens in de wereld een ramp plaats vindt, dan zijn het de van oorsprong christelijke landen die te hulp schieten. Grote aandacht heeft DDS voor spraakmakende atheïsten als Richard Dawkins, Daniel Dennett, Sam Harris, Victor Stenger, Christopher Hitchens, E.O. Wilson, e.a. Uitgebreid gaat DDS in op de wetenschappelijke bezwaren die worden geuit tegen geloof. In dit boek gaat DDS over op een tegenaanval. Bekend is dat het bestaan van onze kosmos in natuurkundig opzicht zeer onwaarschijnlijk is. Als de grootheden van bepaalde natuurkrachten maar een heel klein beetje zouden afwijken dan zou er geen heelal kunnen bestaan (het zogenaamde antropische principe). Atheïsten hebben er echter veel voor over om bij deze gegevens God buiten de deur te houden. Ze geloven liever dat er ontelbare universa zijn – een buitengewoon speculatieve gedachte! Een tweede bewijs voor Gods Schepping ziet DDS in het ontstaan van leven. DDS aanvaardt dat het leven zich via evolutie heeft ontwikkeld. De levende cel is echter dermate gecompliceerd dat dit een scheppingsdaad moet zijn geweest (188). Het derde bewijs is dat wij als mensen meer zijn dan een hoopje samenwerkende moleculen. Wij mensen hebben bewustzijn. Wij zijn morele wezens. Natuurwetenschap schiet volledig te kort om menselijk gedrag te verklaren. Als ons menselijk gedrag alleen bepaald wordt door scheikundige processen hebben we ook geen vrije wil meer. Het materialistische wereldbeeld van Richard Dawkins en anderen schiet volledig te kort om in dit opzicht onze werkelijkheid te beschrijven. Als in een familiedrama een man zijn vrouw vermoordt zit je er naast als je begint te spreken over scheikundige processen in de hersenen. De bewering dat een mens niet meer is dan zijn hersenen is net zo absurd als te stellen dat bij een spelletje tennis het racket van de verschillende spelers tennist. Ons menselijk gedrag is het best inzichtelijk te maken door te spreken over meningen en wensen en niet door een analyse van volts en grammen. Ik reken dit gedeelte tot het sterkste van zijn betoog. Er zijn echter ook zwaktes in zijn benadering. Ik heb vragen bij zijn interpretatie van Kant, dat hij ruimte maakte voor geloof en ‘de Verlichting het idee ontnam dat alleen de rede en de wetenschap de weg naar de waarheid wijzen’ (224,225). Het is ook niet sterk om met behulp van een filosofische redenering aannemelijk te maken dat wonderen mogelijk zijn (226 e.v.). DDS zijn stelling dat de secularisatie aan het afnemen is, is niet geloofwaardig. Herhaaldelijk zien we bij DDS dat al het goede uiteindelijk zijn oorsprong in het christendom heeft. Het is echter toch wel wat ingewikkelder. De scheiding van kerk en staat is vooral het gevolg van een rationele analyse van een aantal structurele problemen in de 17e en 18e eeuw. DDS ziet kapitalisme en vooruitgang als vruchten van het christelijk geloof (88-90). De christelijke denker Goudzwaard heeft een volledig tegenovergestelde visie. Wat protestanten is aangedaan in de 16e eeuw is heel wat ernstiger dan de paar duizend doden die DDS (zelf katholiek) noemt als gevolg van de kerkelijke inquisitie. Als gevolg van het optreden van Alva in de (toen) zuidelijke Nederlanden en de slachting tijdens de Bartelomeusnacht, zijn België en Frankrijk nog steeds grotendeels katholiek. DDS verzwakt zijn betoog door te eenzijdige interpretaties en soms ook echte fouten. Hij zegt dat Moslims geen problemen hebben met de evolutietheorie (182). Genesis 1 wordt volgens hem ‘op een verbluffende manier bevestigd door de moderne wetenschap’ (148). Je hoeft geen hebreeuws te kennen om te zien dat Genesis 1 op minstens 4 punten fundamenteel afwijkt van moderne inzichten. In het gedeelte over Hubble staan vervolgens twee koeien van fouten (150,151). DDS zou er goed aan gedaan hebben om zijn manuscript door een aantal experts te laten lezen. Op bepaalde punten is zijn betoog namelijk sterk en hij weet waar hij het over heeft. Wie een directe confrontatie wil zien tussen DDS en de atheïstische filosoof Daniel Dennett kan dat terugzien via zijn website. Op sommige momenten zie je dat die Daniel Dennett niet gewend is om zo aangepakt te worden. Ik zou dit boek dus wel willen aanbevelen. Jart Voortman