MEETKUNDE 4 Driehoeken M18 Driehoeken in de ruimte 238 M19 Driehoeken tekenen 242 M20 Merkwaardige lijnen in een driehoek 244 M21 Omtrek, oppervlakte en volume 247 237 M18 Driehoeken in de ruimte 738 E Vul aan. a b c d e 739 E 740 V* 238 M18 hoekpunten hoeken In ∆KLM zijn K, L en M de .......................................................................................................... aanliggende hoeken In ∆KLM zijn K en L de .............................................................................................. van [KL]. ingesloten hoek In ∆KLM is K de .......................................................................................... van [KM] en [KL]. overstaande hoek In ∆KLM is M de ..................................... ..................................................................... van [KL]. In ∆KLM zijn K, L en M de L .................. ....................................................................................... K M Van driehoek ABC is telkens de grootte van de hoeken gegeven. Geef de passende naam volgens de hoeken. A 50° B 75° C 55° 60° 110° 10° 90° 25° 65° 46° 34° 100° 89° 46° 45° naam scherphoekige driehoek stomphoekige driehoek rechthoekige driehoek stomphoekige driehoek scherphoekige driehoek Werken met driehoeken a Teken een willekeurige driehoek op een blaadje. b Knip deze driehoek uit. c Kleur de hoeken. d Scheur de driehoek in drie stukken zoals aangegeven op de figuur. e Schuif de gekleurde punten tegen elkaar. f Wat voor soort hoek vormen ze samen? g Wat is de hoekgrootte van zo’n hoek altijd? h Vergelijk je resultaat met dat van je klasgenoten. i Hoe groot is dan de som van de hoeken in een driehoek? Driehoeken in de ruimte Een gestrekte hoek. 180° ............................................................................ ............... ............................................................................ . . . . . . . . . . . . . . . 180° ............................................................................ . . . . . . . . . . . . . . . 741 E j Vul de hoekgrootte van de ontbrekende hoek van ∆ABC aan. k Geef een passende naam volgens de hoeken. A B C 40° 45° 95° 68° 62° 50° 26° 90° 64° 120° 17° 43° naam stomphoekige driehoek scherphoekige driehoek rechthoekige driehoek stomphoekige driehoek Meet de zijden en de hoeken. Zet een kruisje in de juiste kolom(men). 2 ongelijkbenige driehoek X X gelijkbenige driehoek X X gelijkzijdige driehoek X scherphoekige driehoek X rechthoekige driehoek X X stomphoekige driehoek 742 E 5 4 3 1 X X Welke soorten driehoeken herken je op de vlaggen? Geef telkens de juiste benaming volgens de zijden en volgens de hoeken en verklaar ook je antwoord. Soorten driehoeken Volgens de zijden Ongelijkbenige driehoek verklaring Alle zijden hebben een verschillende lengte. Volgens de hoeken Rechthoekige driehoek 1 Volgens de zijden 2 1 Gelijkbenige driehoek 2 Gelijkzijdige driehoek Volgens de hoeken 1 Stomphoekige driehoek 2 Scherphoekige driehoek Volgens de zijden Ongelijkbenige driehoek Er is een rechte hoek. Minstens 2 zijden hebben dezelfde lengte. Alle zijden hebben dezelfde lengte. Er is een stompe hoek. De drie hoeken zijn scherp. Alle zijden hebben een verschillende lengte. Volgens de hoeken Rechthoekige driehoek Er is een rechte hoek. Driehoeken in de ruimte M18 239 Soorten driehoeken Volgens de zijden Ongelijkbenige driehoek verklaring Alle zijden hebben een verschillende lengte. Volgens de hoeken Rechthoekige driehoek Volgens de zijden Gelijkzijdige driehoek Volgens de hoeken Scherphoekige driehoek Volgens de zijden 1 2 Ongelijkbenige driehoek 2 1 743 B Volgens de hoeken 1 Rechthoekige driehoek 2 Stomphoekige driehoek M18 Alle zijden hebben dezelfde lengte. De drie hoeken zijn scherp. Alle zijden hebben een verschillende lengte. Er is een rechte hoek. Er is een stompe hoek. Zijn de uitspraken juist of fout? Indien fout, toon aan met een tekening. juist / fout 240 Er is een rechte hoek. a Een stomphoekige driehoek kan twee stompe hoeken hebben. fout b Een gelijkzijdige driehoek kan rechthoekig zijn. fout c In een gelijkzijdige driehoek zijn alle hoeken even groot. juist d Een scherphoekige driehoek kan gelijkbenig zijn. juist Driehoeken in de ruimte tekening Als je twee stompe hoeken getekend hebt, kun je geen driehoek meer tekenen. Bij een gelijkzijdige driehoek is elke hoek gelijk aan 60°. 744 B Zijn de uitspraken juist of fout? Verklaar je antwoord met een definitie. juist / fout 745 V* a Alle gelijkzijdige driehoeken zijn ook gelijkbenige driehoeken. Juist b Een driehoek met een scherpe hoek is een scherphoekige driehoek. Fout c In een rechthoekige driehoek zijn alle hoeken recht. Fout gelijkzijdige driehoek Een rechthoekige driehoek is een driehoek met een rechte hoek. gelijkbenige driehoek ..................................................... rechthoek ..................................................... vierkant ....................................... . . . . . . . . . . . . . . In onderstaande figuren zie je vlakke doorsneden van kubussen. Noteer zo nauwkeurig mogelijk welke soort veelhoek de doorsnede is. gelijkzijdige driehoek . . . . . . . . . . . . . . ....................................... 747 V* Een gelijkbenige driehoek is een driehoek met minstens twee even lange zijden. Een scherphoekige driehoek is een driehoek met drie scherpe hoeken. In onderstaande figuren zie je vlakke doorsneden van kubussen. Noteer zo nauwkeurig mogelijk welke soort veelhoek de doorsnede is. . . . . . . . . . . . . . . ....................................... 746 V* definitie rechthoek ..................................................... gelijkbenige driehoek ..................................................... rechthoek ....................................... . . . . . . . . . . . . . . In onderstaande figuren zie je vlakke doorsneden van balken. Noteer zo nauwkeurig mogelijk welke soort veelhoek de doorsnede is. ongelijkbenige driehoek . . . . . . . . . . . . . ........................................ rechthoek ..................................................... rechthoek ...................................... . . . . . . . . . . . . . . . Driehoeken in de ruimte M18 241 M19 Driehoeken tekenen 748 B 749 V* Teken de gevraagde driehoek. a ∆ABC met | AB | = | BC | en de ingesloten hoek is 56°. b ∆FGH met | FG | = 5 cm en de aanliggende hoeken respectievelijk 116° en 34°. c Een gelijkzijdige driehoek JKL met | JK | = 4 cm. d Een gelijkbenige diehoek MNO met benen van 4,5 cm en tophoek | O | = 64°. e Rechthoekige driehoek PQR met P als rechte hoek en de rechthoekszijden respectievelijk 5 cm en 3 cm. Teken indien mogelijk, een driehoek met de opgegeven lengten. Vul de tabel verder aan. a |AB| = 4 cm, |BC| = 6 cm en |AC| = 5 cm Vul in met <, > of = |AB| . . . .< . . . . . . . . |BC| + |AC| B 4 cm A |AC| . . . < . . . . . . . . . |BC| + |AB| 6 cm 5 cm |BC| . . . .< . . . . . . . . |AB| + |AC| C Kun je een driehoek tekenen? Ja ........................................................................................ . . . . . . . . . . . . . b |FG| = 4 cm, |HF| = 2 cm en |GH| = 6 cm. Vul in met <, > of = |FG| . . . . .< . . . . . . . |HF| + |GH| H 2 cm F 4 cm |HF| . . . . .< . . . . . . . |FG| + |GH| G |GH| . . . .= . . . . . . . . |FG| + |HF| 6 cm Kun je een driehoek tekenen? Neen ........................................................................................ . . . . . . . . . . . . . c |PR| = 2 cm, |RS| = 3 cm en |PS| = 6 cm Vul in met <, > of = |PR| . . . .< . . . . . . . . |RS| + |PS| P 2 cm R R 3 cm |RS| . . . .< . . . . . . . . |PR| + |PS| S |PS| . . . . > . . . . . . . . |RS| + |PR| 6 cm Kun je een driehoek tekenen? Neen ...................................................................................... . . . . . . . . . . . . . d |KL| = 4 cm, |LM| = 3 cm en |KM| = 6 cm Vul in met <, > of = M |LM| . . . .< . . . . . . . . |KM| + |KL| 6 cm K 4 cm |KL| . . . . .< . . . . . . . |LM| + |KM| 3 cm L |KM| . . .< . . . . . . . . . |KL| + |LM| Kun je een driehoek tekenen? Ja ...................................................................................... . . . . . . . . . . . . . Wat stel je vast? Vul aan. Je kunt een driehoek tekenen als elke zijde . . . . . . .kleiner . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . is dan .de . . . . . . . som . . . . . . . . . . . . .van . . . . . . . . . . .de . . . . . . . lengtes ................................ . van de twee ander zijden 242 M19 Driehoeken tekenen 750 U Vervolledig onderstaande ontwikkeling van een prisma door grond- en bovenvlak toe te voegen. 751 U Zet een kruisje bij de juiste ontwikkelingen van een prisma. a 752 V* b c Vervolledig het patroon door nog drie driehoeken bij te tekenen. Driehoeken tekenen M19 243 753 B 754 B 1 . Teken de voorgevel van een tuinhuisje op schaal _ 100 a Teken eerst een rechthoek van 4 m op 3 m, waarbij je de lengte horizontaal tekent. b Teken dan het dak dat aan beide kanten een hoek van 35° maakt met de voorgevel. Teken op schaal 1:50 het vooraanzicht van een tent als je weet dat de basis 2 m lang is en dat het tentzeil hoeken van 70° maakt met de grond. 70° 70° 4 cm M20 Merkwaardige lijnen in een driehoek 755 E Benoem de merkwaardige lijnen die je herkent in driehoek ABC. a is een b is een c is een f is een 756 E Benoem de merkwaardige lijnen die je herkent in driehoek XYZ. e is een f is een g is een h is een 244 M20 middelloodlijn deellijn ....................................................... ............ hoogtelijn ....................................................... ............ zwaartelijn ....................................................... ............ ....................................................... ............ zwaartelijn hoogtelijn ....................................................... ............ deellijn ....................................................... ............ middelloodlijn ....................................................... ............ f A b a c C f X h B e ....................................................... ............ Merkwaardige lijnen in een driehoek Y g Z 757 E D Benoem de merkwaardige lijnen die je herkent in driehoek DEF. w is een x is een y is een z is een y zwaartelijn hoogtelijn ....................................................... ................................................................... middelloodlijn ....................................................... ................................................................... deellijn ....................................................... ................................................................... ....................................................... ................................................................... w z E x F 758 B Teken: a de zwaartelijn LZ en de deellijn KD in ΔKLM. b de hoogtelijn h vanuit E en de middelloodlijn m van [DF] in ΔDEF h L D D E m K Z M F 759 B Teken: a De zwaartelijn BE en de deellijn AH in ΔABC. b De middelloodlijn m op [EF] en deellijn e van E in ΔDEF. E B H m C A E D e F Merkwaardige lijnen in een driehoek M20 245 Teken in de gelijkbenige driehoek PQR. 760 B P a De hoogtelijn h vanuit P. b De middelloodlijn m van [RQ]. c De zwaartelijn z vanuit P. d De deellijn d van P. e Wat stel je vast? h=m=z=d R h Alle merkwaardige rechten vallen samen. Q . . . . ............................................................................................ Myrthe verstopt een schat in de tuin en tekent zelf een schatkaart. Ze geeft een duidelijke tip. De schat bevindt zich op het snijpunt van de hoogtelijnen van de driehoek die gevormd wordt door de spar, de fontein en de regenton. Bepaal de plaats van de schat. 761 B S R schat F Een ommuurde stad bevat drie toegangspoorten A, B en C. De poorten A en B liggen 2 km van elkaar, de poorten B en C 3 km en de poorten A en C 3,5 km. Het stadhuis bevindt zich op het snijpunt van de deellijnen van de driehoek gevormd door de drie poorten. 762 V* 763 V* a a Teken op schaal 1:50 000 de plaats van de drie poorten. b Bepaal de plaats van het stadhuis en duid het aan met S. M20 6 cm C 4 cm S 7 cm A Teken de drie middelloodlijnen van ∆ABC. b Noem het snijpunt S. c Teken een cirkel met S als middelpunt en |AS| als straal. d Wat merk je op? e Deze cirkel noem je de omgeschreven cirkel. Alle hoekpunten van de driehoek liggen op de cirkel. . . . . . . . . . . . . . ................................................................... ......................... 246 B Merkwaardige lijnen in een driehoek B S A C Jonas heeft een vlieger gemaakt. Het is een gelijkbenige driehoek met een basis van 1 m en een hoogte van 70 cm. Hij wil de vlieger op zijn vinger laten balanceren. 764 V* a Teken de vlieger op schaal 1:20 b Bepaal de plaats van Jonas’ vinger als de vlieger in evenwicht is. Duid het punt aan met V. 3,5 cm V z2 5 cm z3 765 V* z1 Teken een driehoek waarbij z een zwaartelijn is en tegelijk een hoogtelijn. Welke soort driehoek bekom je? Je bekomt een gelijkbenige driehoek. z M21 Omtrek, oppervlakte en volume 766 B Bereken de oppervlakte van a driehoek ABC met basis 6 cm en hoogte 4 cm. c . . . . ................................................................................................... ( ) ) ........................................................................................ . . . . . . . . . . . . . . . 300 dm2 = 3 m2 . . . . ................................................................................................... driehoek DEF met basis 4 m en hoogte 5 m. ( b·h _ S=_ = 502· 12 dm2 = 2 ........................................................................................ . . . . . . . . . . . . . . . b·h 6·4 =_ = _ cm2 = 12 cm2 .S . . . ................................................................................................... 2 2 b driehoek KLM met basis 5 m en hoogte 12 dm. ........................................................................................ . . . . . . . . . . . . . . . d driehoek RST met basis 5 cm en hoogte 24 mm. ( ) b·h _ S=_ = 502· 24 mm2 = 2 . . . . ................................................................................................... ........................................................................................ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ................................................................................................... ........................................................................................ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ................................................................................................... ........................................................................................ . . . . . . . . . . . . . . . ( ) b·h _ S=_ = 42· 5 m2 = 10 m2 2 600 mm2 = 6 cm2 Omtrek, oppervlakte en volume M21 247 767 B 768 B Vul onderstaande tabel aan. Noteer je berekening. basis van de driehoek hoogte van de driehoek oppervlakte van de driehoek 24 dm 15 dm 24 · 15 _ dm2 = 180 dm2 17 cm 0,5 m 37 dm (2 312 500 · 2 : 37) dm = 125 000 dm = 12 500 m 23125 m² (144 · 2 : 1,2) cm = 240 cm 12 mm 144 cm² 2 17 · 50 _ cm2 = 425 cm2 of 2 4,25 dm2 Bereken de oppervlakte van deze driehoek. Oppervlakte driehoek Berekening: ........................................................ ......................... b·h S=_ 2 3·4 _ cm2 = 6 cm2 = . . . . . . . . . . . . . ............................................................................................ 2 De driehoek heeft een Antwoord: .................................................................................. oppervlakte van 6 cm2. . . . . . . . . . . . . . ................................................................... ......................... . . . . . . . . . . . . . ............................................................................................ 769 B In de garagepoort zit een stuk glas. Bereken de oppervlakte van dat glas. 2,5 · 1 2 b·h _ S=_ = m = 1,25 m2 Berekening: ........................................................ ......................... 2 2 . . . . . . . . . . . . . ............................................................................................ 2,5 m 1m Het glas heeft een oppervan 1,25 m2. .vlakte . . . . . . . . . . . . ................................................................... ......................... Antwoord: 770 B .................................................................................. Louis wil in zijn kamer op een witte muur drie rode driehoeken schilderen. De driehoeken hebben volgende afmetingen: 1ste driehoek: 0,5 m, 1 m en 0,7 m 2de driehoek: 70 cm, 4 dm en 0,6 m 3de driehoek: 45 cm, 6 dm en 0,8 m Hoeveel meter tape heeft Louis nodig om de rand van de driehoeken af te plakken voor hij ze rood schildert? 1ste driehoek: O = ...................................................................................................................................... z1 + z2 + z3 = (0,5 + 1 + 0,7) m = 2,2 m = 22 dm . . . . . . . . . . . . . . . Berekening: ........................................................ 2de driehoek: O = z + z + z = (7 + 4 + 6) dm = 17 dm 3de driehoek: O = z1 + z2 + z3 = (4,5 + 6 + 8) dm = 18,5 dm . . . . . . . . . . . . . ......................................................................................................................................................................................................... ............... Totale lengte: 22 dm + 17 dm + 18,5 dm = 57,5 dm = 5,75 m. . . . . . . . . . . . . . ......................................................................................................................................................................................................... ............... . . . . . . . . . . . . . ......................................................................................................................................................................................................... ............... 1 2 3 . . . . . . . . . . . . . ......................................................................................................................................................................................................... . . . . . . . . . . . . . . . Antwoord: 248 M21 De tape moet minstens 5,75 m lang zijn. ......................................................... ...................................................................................................................................... . . . . . . . . . . . . . . . Omtrek, oppervlakte en volume 771 V* In een deur wordt een loodglas gezet. Bereken de totale lengte van het gebruikte lood. De figuur werd getekend op schaal 1:10. m Omtrek 2 buitenste.................................................... driehoeken + Berekening: ........................................................ 3c 1. . . . .been + 2 basissen . . . . . . . . ....................................................................................................................... 2. . . . .·. . .(23 + 30 · 2) cm + 30 cm + 2 · 23 cm . . . . . ....................................................................................................................... 6 cm = cm + 30 cm + 46 cm = 242 cm . . . . . .166 . . . . . . . ....................................................................................................................... Het lood heeft een totale lengte van 242 cm. Antwoord: ............................................................................................................................................................................................... ............... 772 V* • In de voortuin van de familie Peeters bevinden zich een ruitvormig en vier driehoekige plantsoentjes. De rechthoekszijden van de driehoekige plantsoentjes zijn respectievelijk 1,5 m en 70 cm lang. De vier rechthoekige driehoeken samen zijn even groot als de ruit. Om planten te zetten wordt elk plantsoentje gevuld met een laag van 10 cm potgrond. Hoeveel liter potgrond is nodig voor de aanleg van de voortuin van de familie Peeters? potgrond in....................................................... één driehoekig plantsoen: Berekening: Volume ........................................................ grondvlak · hoogte V(prisma) =. .Oppervlakte . . . . . . . . . . . .......................................................................................................................... b·h 15 · 7 · hoogte =_ · 1 dm3 = 52,5 dm3 =_ . . . . . . . . . . . . . .......................................................................................................................... 2 2 • Volume potgrond in de vier driehoekige plantsoentjes: . . . . . . . . . . . . . .......................................................................................................................... 210 dm3 52,5 dm3. . .·. . .4. . . . .=. . .......................................................................................................................... • Volume potgrond in het ruitvormig plantsoentje: 210 dm3 . . . . . . . . . . . . . .......................................................................................................................... • Totaal volume potgrond: 210 dm3 + 210 dm3 = 420 dm3 = 420 l . . . . . . . . . . . . . .......................................................................................................................... is 420 l potgrond nodig. Antwoord: Er ................................................................................................................ 773 V* woning straat Bereken hoeveel m² glas men nodig heeft voor het glaswerk van de voordeur (zonder zijpaneel). • ( 140 cm ( 54 cm 15 cm 65 cm Glas onderaan rechts: Oppervlakte rechthoek + oppervlakte driehoek . . . . . . . . . . . . . . . ................................................................................................... 65 · 39 2 15 · 65 + _ cm2 =(975 + 1267,5). . . .cm ................................................................................................... ........... = 2 2242,5 cm2 ................................................................................................... ............... • Glas bovenaan rechts: Oppervlakte. .recht................................................................................................... ............. hoek + oppervlakte driehoek ................................................................................................... ............... 65 · 39 2 101 · 65 + _ cm2 = (6565 + 1267,5) ................................................................................................... . . . . . . . . . . . . .cm .. 2 = 7832,5 cm2 ................................................................................................... ............... 2 • Totaal: 2242,5 cm2 + 7832,5 cm2 = 10. . . . .075 ................................................................................................... . . . . . . . . . . cm Men heeft 1,01 m2 glas nodig Antwoord: ............................................................................ ............... voor het glaswerk van de voordeur.. . . . . . . . . . . . . . . ................................................................................................... Berekening: .......................................................................... . . . . . . . . . . . . . . . ) ) ................................................................................................... . . . . . . . . . . . . . . . Omtrek, oppervlakte en volume M21 249 774 V* Hieronder zie je de vlag van Nepal, de enige niet rechthoekige nationale vlag ter wereld. Bereken de oppervlakte van het doek. (De witte symbolen worden op het doek genaaid.) Berekening: .......................................................................... . . . . . . . . . . . . . . . Oppervlakte bovenste driehoek: ................................................................................................... . . . . . . . . . . . . . . . 35 cm 55 · 35 _ cm2 = 962,5 cm2 2 ................................................................................................... . . . . . . . . . . . . . . . Oppervlakte trapezium: 70 cm ................................................................................................... . . . . . . . . . . . . . . . ( ) (17 + 55) · 35 _ cm2 = 1260 cm2 2 ................................................................................................... . . . . . . . . . . . . . . . ................................................................................................... . . . . . . . . . . . . . . . ................................................................................................... . . . . . . . . . . . . . . . 55 cm 17 cm Antwoord: ............................................................................ . . . . . . . . . . . . . . . Het rode doek heeft een oppervlakte ................................................................................................... ............... van 22,225 dm2 ................................................................................................... ............... 775 V* Wat is het volume van een prisma met een driehoekig grondvlak (basis 5 cm, hoogte 4 cm) en een hoogte van 7 cm? S =S b·h _ =_ = 52· 4 cm2 = 10 cm2 2 . . . .G . . . . . . . . . ................................................................... ...................................................................................................................................... . . . . . . . . . . . . . . . driehoek V = S · h = (10 · 7) cm3 = 70 cm3 . . . . . . . . . . . . . ................................................................... ...................................................................................................................................... . . . . . . . . . . . . . . . G Het prisma heeft een volume van 70 cm3. . . . . . . . . . . . . . ................................................................... ...................................................................................................................................... . . . . . . . . . . . . . . . 776 V* Hoeveel m² hout heeft men nodig om de zijwanden van dit tuinhuis aan de buitenkant te beslaan met houten latjes en er een deur in te zetten? Het tuinhuis is 3 m hoog, 3,5 m lang en 3 m breed. De zijwanden zijn 2,5 m hoog. Berekening: Oppervlakte zijwand: .......................................................................... . . . . . . . . . . . . . . . 2 2 S................................................................................................... rechthoek = l · b = (3 · 2,5) m = 7,5 m . . . . . . . . . . . . . . . 2................................................................................................... zijwanden: 2 · 7,5 m2 = 15 m2 ............... Oppervlakte voorkant: ................................................................................................... ............... b·h _ S................................................................................................... ............... rechthoek + Sdriehoek = l · b + 2 ( ) Oppervlakte voorkant + achterkant: 3,5 · 0,5 2 =................................................................................................... (3,5 · 2,5) m2 + _ m2 = 9,625. . . .m ........... 2 ................................................................................................... . . . . . . . . . . . . . . . =................................................................................................... 2 · 9,625 m2 = 19,25 m2 ............... Totale oppervlakte: 15 m2 + 19,25 m2. . . .= m2 ................................................................................................... . . . . . 34,25 ...... Men heeft 34,25 m hout nodig. Antwoord: ............................................................................ ............... 2 250 M21 Omtrek, oppervlakte en volume Bereken hoeveel stof er minimaal nodig is om een tipi te maken. De tipi bestaat uit acht zijvlakken, telkens met een basis van 0,9 m en een hoogte van 2,4 m. De tipi heeft geen grondvlak. 777 V* Berekening: .......................................................................... . . . . . . . . . . . . . . . Oppervlakte 1 driehoek: ................................................................................................... ............... 0,9 · 2,4 2 b·h _ _ = m = 1,08 m2 2 2 ................................................................................................... . . . . . . . . . . . . . . . Oppervlakte 8 driehoeken: ................................................................................................... ............... 1,08 m2 · 8 = 8,64 m2 ................................................................................................... ............... ................................................................................................... . . . . . . . . . . . . . . . ................................................................................................... . . . . . . . . . . . . . . . Antwoord: ............................................................................ . . . . . . . . . . . . . . . Er is minimaal 8,64 m2 stof nodig. . . . . . . . . . . . . . . . ................................................................................................... ................................................................................................... . . . . . . . . . . . . . . . Bereken de omtrek van de driehoeken. 778 B B G E I D A C F H (3 + 3,2 + 3) cm = 9,2 cm omtrek ∆ABC: ........................................................................................................................................................................................ ............... (2,5 + 4 + 4,1) cm ...................................................................................................................................... = 10,6 cm omtrek ∆DEF: ................................................... ............... (2,8 + 2,8 + 4,3) cm = 9,9 cm omtrek ∆GHI: ......................................................................................................................................................................................... ............... Hanne naait een lint rond een driehoekige lap stof met volgende afmetingen: 60 cm, 48 cm en 36 cm. Hoe lang moet het stuk lint minimaal zijn? 779 B + 48 + 36) cm = 144 cm O = z1 + z2 + z3 = (60...................................................................................................................................... Berekening: ........................................................ ............... Het lint moet minimaal 144 cm lang zijn. Antwoord: 780 V* a b ............................................................................................................................................................................................... . . . . . . . . . . . . . . . Bereken de oppervlakte van alle figuren in dit pygram. Wat is de totale oppervlakte? a b d f h i c e g (1 + 2) · 1 cm2 = 1,5 cm2 Sa = Strapezium = _ 2 1 · 1 cm2 = 0,5 cm2 Sb = Sdriehoek = _ 2 1 · 1 cm2 = 0,5 cm2 _ S.................................................................................................................................. = S = ............... c driehoek 2 2 2 S.................................................................................................................................. ............... d = Svierkant = (1 · 1) cm = 1 cm 2 · 1 cm2 _ 2 S.................................................................................................................................. = 1 cm ............... e = Sdriehoek = 2 1 · 1 _ 2 2 2 S.................................................................................................................................. . . . . . . . . . . . . cm f = Svierkant – Sdriehoek = (1,4 · 1,4) cm – 2 cm =. . .1,46 (2,8 + 1,4) · 0,7 __ S.................................................................................................................................. cm2 = 1,47 cm2 . . . . . . . . . . . . . . . g = Strapezium = 2 Sh = Sparallellogram = (1 · 1) cm2 = 1 cm2 1 · 1 cm2 = 0,5 cm2 Si = Sdriehoek = _ 2 Totale oppervlakte: (1,5 + 3 · 0,5 + 1 + 0,98 + 1,46 + 1,47 + 1) cm2 = 8,91 cm2 Omtrek, oppervlakte en volume M21 251