Hoofdstuk 5 Directe werking van verdragsbepalingen De zaak Van Gend & Loos: • De lidstaten hebben een stukje van hun soevereiniteit (=autonomie) opgegeven en aan de EG overgedragen. • Niet alleen de lidstaten, maar ook particulieren, ontlenen rechten en verplichtingen aan het EG Verdrag. • Particulieren kunnen de rechten die zij aan het EG Verdrag ontlenen ‘uit eigen hoofde geldig maken’ (dat wil zeggen dat ze dat niet aan de Commissie of de lidstaten hoeven over te laten). (2/14) Criteria voor directe werking: Door een verdragsbepaling • aan particulieren toegekende rechten heeft directe werking wanneer deze verdragsbepaling een verplichting bevat die: • duidelijk en • onvoorwaardelijk is. (3/14) Wanneer is sprake van aan particulieren toegekende rechten? Ja: Artikel 25: In- en uitvoerrechten of heffingen van gelijke werking zijn tussen de lidstaten verboden. Zulks geldt eveneens voor douanerechten van fiscale aard. Particulieren (personen en bedrijven) hebben er recht op geen heffingen te betalen bij handel binnen de interne markt. (4/14) Wanneer is sprake van aan particulieren toegekende rechten? Nee: Artikel 9: Er wordt een Europese Investeringsbank opgericht, die handelt binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door dit Verdrag en de daaraan gehechte statuten worden verleend. Particulieren ontlenen geen enkel recht aan deze bepaling. (5/14) Wanneer is sprake van een duidelijke verplichting? Ja: Artikel 25: In- en uitvoerrechten of heffingen van gelijke werking zijn tussen de lidstaten verboden. Zulks geldt eveneens voor douanerechten van fiscale aard. Dit is een duidelijk verbod om particulieren heffingen te laten betalen bij handel binnen de interne markt. (6/14) Wanneer is sprake van een duidelijke verplichting? Ja: Artikel 90: De lidstaten heffen op producten van de overige lidstaten, al dan niet rechtstreeks, geen hogere binnenlandse belastingen van welke aard ook dan die welke, al dan niet rechtstreeks, op gelijksoortige nationale producten worden geheven. Bovendien heffen de lidstaten op de producten van de overige lidstaten geen zodanige binnenlandse belastingen, dat daardoor andere producties zijdelings worden beschermd. Begrippen in artikel 90 die door het Hof (maar niet door de lidstaten!) nader geïnterpreteerd (toegelicht) moeten worden, zijn (nadat de interpretatie gegeven is) duidelijk. (7/14) Wanneer is sprake van een duidelijke verplichting? Nee: Artikel 6: De eisen inzake milieubescherming moeten worden geïntegreerd in de omschrijving en uitvoering van het beleid en het optreden van de Gemeenschap, als bedoeld in artikel 3, in het bijzonder met het oog op het bevorderen van duurzame ontwikkeling. Deze verplichting is niet duidelijk. Het geeft slechts een leidraad voor het door de Gemeenschap te voeren beleid. (8/14) Wanneer is sprake van een onvoorwaardelijke verplichting? Ja: Artikel 28: Kwantitatieve invoerbeperkingen en alle maatregelen van gelijke werking zijn tussen de lidstaten verboden. Deze bepaling is onvoorwaardelijk omdat aan de lidstaten geen enkele bevoegdheid wordt gegeven tot een eigen interpretatie (uitleg). (9/14) Blijft artikel 28 onvoorwaardelijk na het lezen van de uitzonderingen, vermeld in artikel 30? Artikel 30: De bepalingen van de artikelen 28 en 29 vormen geen beletsel voor verboden of beperkingen van invoer, uitvoer of doorvoer, welke gerechtvaardigd zijn uit hoofde van bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde, de openbare veiligheid, de gezondheid en het leven van personen, dieren of planten, het nationaal artistiek historisch en archeologisch bezit of uit hoofde van bescherming van de industriële en commerciële eigendom. Deze verboden of beperkingen mogen echter geen middel tot willekeurige discriminatie noch een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten vormen. Ja: Alleen het Hof (en dus niet de lidstaten) mag de omvang van deze uitzonderingen bepalen. (10/14) Wanneer is sprake van een onvoorwaardelijke verplichting? Nee: Artikel 10, eerste alinea: De lidstaten treffen alle algemene of bijzondere maatregelen welke geschikt zijn om de nakoming van de uit dit Verdrag of uit handelingen van de instellingen der Gemeenschap voortvloeiende verplichtingen te verzekeren. Zij vergemakkelijken de vervulling van haar taak. De lidstaten hebben een grote mate van vrijheid bij het nakomen van de opgelegde verplichtingen. (11/14) Duidelijke en onvoorwaardelijke verdragsverplichtingen kunnen bestaan uit: • verplichtingen voor lidstaten • verplichtingen voor particulieren • verplichtingen voor zowel lidstaten als particulieren (12/14) Deze verplichtingen kunnen alleen tot directe werking leiden als daaruit rechten voor particulieren voortvloeien, zoals: • Het recht om geen heffingen te betalen bij handel binnen de interne markt • Het recht om niet door een onderneming met machtpositie benadeeld te worden • Het recht op gelijke beloning voor gelijkwaardige arbeid (13/14) In schema: Duidelijke en onvoorwaardelijke verplichtingen: Rechten voor particulieren: Verplichtingen voor lidstaten Het recht om geen (artikel 25) invoerheffing te betalen (artikel 25) Verplichtingen voor particulieren (artikel 82) Het recht om niet benadeeld te worden door een onderneming met machtspositie (artikel 82) Verplichtingen voor lidstaten Het recht op gelijke beloning én particulieren (artikel 141, voor gelijkwaardige arbeid lid 1) (artikel 141, lid 1) (14/14)