getal 2 - Dobbelkids 5

advertisement
Naam: ________________________
nest:__________________________
Toetswijzer getallenkennis
1) Teken het getal met rekenblokken.
Noteer het getal ook in en buiten het schrijfschema.
a) één miljoen driehonderdvijfennegtigduizend vierhonderd en vijf
…………………………….
b) vier miljoen tweehonderdduizend honderdtweeënzestig
……………………………
2) welk getal staat er genoteerd? Pas op, ze staan niet in de juiste
volgorde. Rangschik daarna de getallen van groot naar klein.
getal 1: 4H + 9D + 5TD + 0E + 7HD + 0T + 1M =…………………………….
getal 2: 9M + 2H +0TD + 6T + 3D + 7E + 0HD =…………………………….
getal 3: 0E + 5HD + 6D + 0M + 4TD + 4T + 3H =…………………………….
………….
>
…………..
>
…………..
3) Schrijf de waarde van de blokken neer. Los daarna de vragen op.
GETAL 1
………………………..
GETAL 2
………………………..
GETAL 3
………………………..
Vragen getal 1
- Het cijfer 5 staat op de plaats van de…….
Het heeft dus de waarde ……….
- Het cijfer 3 staat op de plaats van de……
Het heeft dus de waarde………..
- Op de plaats van de E staat het cijfer……
Vragen getal 2
- Het cijfer 2 staat op de plaats van de…….
Het heeft dus de waarde ……….
- Op de plaats van de T staat het cijfer……
- Het cijfer 1 staat op de plaats van de……
Het heeft dus de waarde………..
Vragen getal 3
- Het cijfer 3 staat op de plaats van de…….
Het heeft dus de waarde ……….
- Op de plaats van de M staat het cijfer……
- Het cijfer 4 staat op de plaats van de……
Het heeft dus de waarde………..
4) Rangschik de getallen van klein naar groot.
a) 1 400 000 – 756 999 – 1 099 000 – 1 485 060
……………
…………..
……………
…………….
b) 9 573 123 – 9 587 259 – 9 250 111 – 9 369 752
……………
…………..
……………
…………….
c) 1 879 258 – 1 869 321 – 1 7625 241 – 1 570 000
……………
…………..
……………
…………….
d) 369 025 – 259 361 – 148 478 – 369 789
……………
…………..
……………
…………….
5)
a) Kleur de vakjes waar een cijfer 2 de waarde heeft van 200 000
eenheden.
b) kleur de vakjes waar een cijfer 0 op de plaats staat van de
tienduizendtallen.
6) Vorm een zo klein mogelijk natuurlijk getal met de volgende
cijfers. Je moet elk cijfer eenmaal gebruiken.
a) 0 0 8 6 9 1 5
…………………………………………………….
b) 3 2 0 0 8 4 3
…………………………………………………….
c) 6 8 1 3 7 5 5
…………………………………………………….
7) Vorm een zo groot mogelijk natuurlijk getal met de volgende
cijfers. Je moet elk cijfer eenmaal gebruiken.
a) 0 8 2 6 4 1 1
…………………………………………………….
b) 5 7 9 4 0 3 9
…………………………………………………….
c) 6 3 4 1 7 7 7
…………………………………………………….
8) Vul de passende getallen in.
1 HD minder
1 HD meer
…………………………..
8 100 478
…………………………..
…………………………..
5 000 000
…………………………..
1 E minder
1 E meer
…………………………..
8 000 000
…………………………..
…………………………..
1 298 757
…………………………..
1 TD minder
1 TD meer
…………………………..
9 657 111
…………………………..
…………………………..
4 975 479
…………………………..
9) Antwoord op de volgende vragen.
1 357 999
- Bij welk M ligt dit getal het dichtst bij? ……………………………………….
5 358 000
- Bij welke HD ligt dit getal het dichtst bij? ……………………………………….
4 900 736
- Bij welke H ligt dit getal het dichtst bij? ……………………………………….
8 734 514
- Bij welke D ligt dit getal het dichtst bij? ……………………………………….
6 529 670
- Bij welke TD ligt dit getal het dichtst bij? ……………………………………….
10) Tel verder of terug.
a)
+100
1 213 325
b)
c)
9 062 165
- 1 000
…………………………………………………… ……………………………
-10 000
5 759 224
+ 10 000
+ 300
+ 4 000
…………………………………………………… ……………………………
- 400
- 7 000
+ 1 000 000
…………………………………………………… ……………………………
d)
+40
- 100
+ 800
4 100 763 …………………………………………………… ……………………………
11) Antwoord op de volgende vragen.
a)
van 21
- hoe groot is het geheel?
…………………………………………..
- in hoeveel = delen is het verdeeld? ……………………………………………
- hoe groot is elk deel?
…………………………………………..
- hoeveel delen nemen we?
…………………………………………..
- hoe groot zijn de delen samen?
…………………………………………..
Teken het splitsschema:
b)
Teken het breukschema:
van 24
- hoe groot is het geheel?
…………………………………………..
- in hoeveel = delen is het verdeeld? ……………………………………………
- hoe groot is elk deel?
…………………………………………..
- hoeveel delen nemen we?
…………………………………………..
- hoe groot zijn de delen samen?
…………………………………………..
Teken het splitschema:
12) Noteer welk deel er getekend is.
Teken het breukschema:
a)
b)
……………
……………
13) Reken uit.
a)
van 100 = .
van .
= 24
……………
b)
c)
van . = 147
van 60 =.
van 63 =.
van . = 150
14) Teken/verdeel het gevraagde op het lijnstuk.
a)
b)
c)
……………
15) Noteer de getallen die passen bij de hoeveelheden die hieronder
getekend zijn.
a) ………………..
b) ………………..
c) ………………..
d) ………………..
16) Doorstreep alle overbodige nullen. Schrijf het getal dan opnieuw.
a) 0004,900
b) 4005,070
c) 0200,003
………………..
………………..
………………..
d) 0001,490
e) 0503,020
………………..
………………..
17) Onderstreep in elk getal het cijfer van de eenheden. Kleur in elk
getal het cijfer van de honderdste.
3 300, 25
99 548,003
5 500
0,014
5,256
18) Noteer wat gevraagd wordt.
a) een getal met zeventien duizendste
………………..
b) een getal met zeven tienden
………………..
c) een getal met zeven honderdste
………………..
d) een getal met zevenduizend gehelen en zevenenzeventig
duizendste
………………..
Leer de volgende lesfiches voor de toets getallenkennis:
(zie op de website: dobbelkids5.weebly.com)
- Les 1, 2, 16,21, 24
Download