Naslagwerk

advertisement
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 1
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Naslagwerk
Dierplaagbeheersing
Handboek met informatie en richtlijnen voor uitvoerders bij het
oplossen van dierplagen in het openbare terrein
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 2
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Inhoud
Inhoud......................................................................................................................... 2
Inleiding ...................................................................................................................... 3
Zoogdieren ................................................................................................................. 4
Bruine rat ................................................................................................................ 4
Konijn .................................................................................................................... 10
Vogels....................................................................................................................... 17
Stadsduif ............................................................................................................... 17
Tamme gans ......................................................................................................... 25
Kip ......................................................................................................................... 31
Mijten en Teken ........................................................................................................ 37
De gewone teek of schapenteek ........................................................................... 37
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 3
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Inleiding
Dit naslagwerk is een verzameling van kennis over dierplagen in Amsterdam.
Het doel van dit naslagwerk is om eenduidige en centrale kennisbank te hebben die beheerders een
leidraad biedt bij de aanpak van dierplagen in de openbare ruimte.
Het naslagwerk heeft als doel actueel te zijn, en kan dus beschouwd worden als een “levend
document”. Ervaringen en kennis die worden opgedaan bij verschillende overlastsituaties kunnen
hierin worden opgenomen.
Dankzij het werk vanuit verschillende stadsdelen is er al veel kennis verzameld.
Belangrijke bronnen zijn:
Intern uit Amsterdam:
Flora- en Faunabeleid van Oost Watergraafsmeer
Nota Dierenwelzijnsbeleid Westerpark
Landelijk kenniscentrum:
Naslagwerk van Stichting Kenniscentrum dierplagen
Dit Naslagwerk is digitaal te raadplegen via:
http://www.gezond.amsterdam.nl/
Heeft u ervaringen die een aanvulling zijn op dit naslagwerk?
Neem contact op met een van de leden van de projectgroep Dierplaagbeheersing:
Jan Buijs
GGD afdeling dierplaagbeheersing
[email protected]
020-5555616
Fred Haaijen
Stadsecoloog Stadsdeel Noord
[email protected]
Astrid Vermeulen
Beleidsadviseur Stadsdeel Slotervaart
[email protected]
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 4
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Zoogdieren
Bruine rat
(Rattus norvegicus)
Ontwikkelingssnelheid
Afhankelijk van menselijk voeren
Afhankelijk van zwerfvuil
Risico om ziek te worden
Schadelijk gedrag





Bij meldingen van rattenoverlast is de eerste vraag
waar de overlast zich voordoet. Wanneer de
melding van ratten in huis of de eigen tuin is dan
kunt u de melder doorverwijzen naar:
GGD Amsterdam afdeling dierplaagbeheersing
Tel: 020-5555600
Email: [email protected]
Samenvattend werkprotocol voor beheerder
Bij rattenoverlast in de openbare ruimte is de beheerder van de openbare ruimte verantwoordelijk voor
de aanpak en maatregelen. De volgende stappen neemt de beheerder:
1. Vraag degene die de melding doet naar de volgende informatie:
- Naam, adres, telefoonnummer.
- Op welke plek zijn er ratten gezien, sinds wanneer, hoeveel en welk tijdstip van de dag.
- Welke overlast ervaart u van de ratten?
- Waar komen de ratten op af, wordt er gevoerd of komen de ratten op zwerfvuil af, zitten er
gaten of ruimtes onder de huizen?
- Zijn er meer dieren waar u overlast van heeft (muizen, meeuwen, duiven) ?
2. Neem met deze informatie contact op met de GGD, afdeling dierplaagbeheersing tel. 0205555600
3. Bekijk samen met de specialist dierplaagbeheersing van de GGD ter plekke de situatie. Doel van
dit bezoek is een goed beeld krijgen van de mate van overlast, de oorzaken en de betrokken
partijen in het gebied. De GGD maakt op basis van de bevindingen een rapportage met advies.
4. Indien nodig volgen nadere acties met opdrachtverstrekking en uitvoering van de benodigde
maatregelen op locatie. Acties bestaan in de regel uit voorlichting, handhaving van zwerfvuil,
verkeerd aangeboden huisvuil en voergedrag, ongeschikt maken schuilplekken en uiteindelijk als
het voorgaande niet werkt en er gezondheidsrisico’s zijn, het doden van ratten met rattengif.
Zie voor gedetailleerd stappenplan het deel “Methode die de gemeente Amsterdam hanteert bij de
aanpak van probleemlocaties”
Wettelijke status
Flora en Faunawet
De bruine rat is een van bescherming uitgezonderde diersoort
(artikel 4.1 Flora en Fauna wet)
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 5
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Risico voor volksgezondheid
Leptospirose (ziekte van Weil), rattenbeetkoorts en Hantavirus zijn in de landelijke bekende informatie
de meest genoemde actuele ziektes die ratten kunnen overbrengen. Daarnaast kan ontlasting
verschillende salmonella, E-coli en campylobacter bacteriën bevatten. Deze bacteriën kunnen
voedselvergiftiging veroorzaken.
De diagnose voor ziekte van Weil is lastig. Jaarlijks zijn er in Nederland ongeveer 30 mensen besmet.
Hiervan heeft ongeveer de helft van de patiënten dit opgelopen tijdens vakantie in het buitenland.
In Amsterdam komen er jaarlijks tussen de 0 en 5 melding van leptospirose binnen. In enkele gevallen
kan een verband met Amsterdams oppervlakte water worden gelegd (o.a. in 2006). In juni 2008 is
een medewerker van de waterpolitie overleden aan de gevolgen van de Ziekte van Weil in Friesland.
Infectie gebeurt door direct contact met ratten of indirect door contact met door urine besmette
plekken, zoals ondiep stilstaand water en bodems.
Actuele informatie:
http://www.rivm.nl/ziekdoordier/
http://www.kiza.nl/
Ziekteveroorzakende organismen die ratten bij zich kunnen dragen (bron KIZA)
Organisme
Ziekte
Campylobacter
Maagdarm klachten
Clostridium tetani
Tetanus
Coxiella burnetii
Q-fever
Cryptosporidium spp
Cryptosporidiosis
Francisella tularensis
Tularaemie ook via teken (Amerika's)
Hantavirus
Acuut hemorrhagisch uremisch syndroom
Hepatitis E
Hymenolepsis diminuta
Ratten lintworm
Lassa virus
Lassa hemorrhagische koorts
Leptospiren spp
Ziekte van Weil
Listeria monocytogenes
Lymfocytic choriomeningitis
Meningitis /griepachtig
Ornithonyssus bacoti tropische (Rattenmijt)
Huidklachten
Pasteurella multicocida, pneumotropica
Pseudomomas pseudomallei
(overdracht via rattenvlooien)
Rabies virus
Rickettsiae typhi
Rattentyfus
Salmonella spp
Salmonellose
Sarcopter scabei
Schurft
Spirillium minus
Rattenbeetkoorts 2
Streptobacillus moniliformis
Rattenbeetkoorts 1
Toxoplasma gondii
Toxoplasmose
Trichophyton spp mentagrophytes
Ringworm
Trixacarus diversus (sarcoptus anacanttos) mijten
Huidaandoening
Trypanosome cruzi
Ziekte van Chagas
Yersinia enterocolica
Diarree
Yersinia pestis
Pest
In de bovenstaande tabel staan voor zover bekend de mogelijke organismen die ratten bij zich kunnen
dragen die ziekte kunnen veroorzaken bij mensen. In welke mate deze organismen bij ratten in
Amsterdam voorkomen is niet bekend. Deze info is beschikbaar via het kenniscentrum infectieziekte
en arbeid: www.kiza.nl
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 6
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Algemene soortinformatie
Historie en oorspronkelijke leefgebied
De bruine rat is als soort wijd verspreid over de wereld en geeft in bijna elke stad in meer of mindere
mate overlast. Het oorspronkelijke leefgebied zijn moerassen in Azië. Mede door ontwikkeling van
rioolsystemen en het aanbod van voedsel afval is er in steden een geschikt habitat ontstaan. Het
succes van de bruine rat is een combinatie van de hoge reproductie, het verkennend en lerend gedrag
in een geschikte leefomgeving.
Kenmerken
Uiterlijk
Afmetingen
Kop tot staart : 19-30 cm
Lengte staart: 17-23 cm
Relatief kleine oren en stompe neus.
Vacht: bruin tot grijs, soms variabel.
Verspreiding
Wereldwijd
Ontwikkeling
Leeftijd vrouwtje geslachtsrijp: 3-4 maanden
Draagtijd: 22-24 dagen
Nestgrootte: 7- 10 jongen
Maximale leefduur: 2 jaar in het wild
Jaarlijkse sterfte: mogelijk 95%
Leefwijze
Leeft in zowel droge als natte omstandigheden. Maakt holen voor nesten uitgroeiend tot een burcht
met meerdere families, waar de zorg van jonge ratten gedeeld kan worden. Ratten zijn in eerste
instantie bang voor nieuwe impulsen. Het wennen aan nieuw beschikbaar voedsel gebeurt dan ook
langzaam. Echter door het leren en communiceren kan een veilige voedselbron snel door veel ratten
bezocht worden. Voedsel is de belangrijkste factor die de vruchtbaarheid beïnvloedt. Daarnaast
spelen temperatuur en daglengte een rol.
Het leefgebied kan in de zomer en winter verschillen. In het rioolsysteem zijn de temperaturen het
gehele jaar relatief constant, dit is voor ratten een plek om in de winter te overleven. Dit houdt in dat in
de winter de omstandigheden in de openbare ruimte minder van invloed zijn dan in de zomer. Dit komt
ook overeen met meetgegevens over voedselopname bij grootschalige bestrijdingsprojecten. Zodra
een gebied in Amsterdam vervuilt, is er kans op vestiging van ratten vanuit de riolen, oude
leidingsytemen en sloten.
Oorzaken voor overlastgevende situaties
Voedselaanbod
De bruine rat houdt van het eten van wat wij overlaten en bewust of onbewust aanbieden. De meeste
overlastsituaties zijn dan ook in combinatie met een groot voedselaanbod. Voedselaanbod is dan ook
de belangrijkste factor om aan te pakken. Ratten zullen niet zozeer verhongeren, voornamelijk de
vruchtbaarheid zal beïnvloed worden door het verminderen van het voedselaanbod.
Defecte riolering
Doordat riolen ook een geschikt leefgebied zijn voor ratten, kunnen openingen in het rioolsysteem een
aanvoer van ratten veroorzaken. Zeker in nabijheid van gebouwen is dit onwenselijk.
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 7
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Resten van oude rioolsystemen of andere ondergrondse buizensystemen
Als het oude deel van rioolsystemen bij vervanging nog in de grond achterblijft, kunnen dit gunstige
broedplekken en of verplaatsingsroutes vormen voor de Bruine rat.
Dichte begroeiing tegen gebouwen aan
Begroeiing tegen gebouwen aan maakt dat er onder de begroeiing en onder de gebouwen beschutte
en droge nestplekken beschikbaar zijn.
Dichte begroeiing met zwerfvuil
Zwerfvuil is onwenselijk in gebieden met dichte bossages. Dit komt omdat bewoners en gebruikers
van dit gebied niet in afvalbakken deponeren.
Vervuilde ecologische zones en natuurlijke begroeiing
Soms bevinden zich ecologische zones en natuurlijke begroeiing op plekken waar mensen ook
geneigd zijn vuil weg te werpen. Verzameling van zwerfvuil op deze plekken veroorzaakt gunstige
omstandigheden voor ratten.
Als bestrijding uiteindelijk nodig is, hoe gebeurt dat dan?
Het bestrijden van ratten gebeurt over het algemeen met een vergiftigd lokaas. Deze methode is tot nu
toe het meest effectief gebleken vanuit bestrijdingstechnisch oogpunt. Nadelen van het op grote
schaal en langdurig gebruik van gif is de mogelijkheid op resistentie en ook de dieronvriendelijkheid
van de methode. Vanuit het oogpunt van dierenwelzijn is het gebruik van gif niet wenselijk. De rat
steft geleidelijk aan inwendige bloedingen.
Belangrijk is dus om zo veel mogelijk te werken vanuit het terugdringen van de oorzaken om niet tot
deze noodgreep te hoeven komen. Het in kaart brengen van de oorzaken zal vlak voor, gelijkertijd en
ook na een bestrijding plaats moeten vinden. De lokaaspunten die gebruikt zijn voor het bestrijden
kunnen na afloop met onvergiftigd indicatielokaas onderdeel uitmaken van de monitoring.
Resistentie
Resistentie verloopt volgens evolutionaire principes. De voor het gif gevoelige exemplaren sterven,
terwijl uiteindelijk ongevoelige exemplaren zullen overleven. Vanuit dierenwelzijn is het gebruik van gif
niet de meest gunstige methode. Bij het oplossen van rattenplagen in een groter gebied moet gif
gecontroleerd en weloverwogen gebeuren. In Amsterdam zijn nog geen resistente ratten gevonden.
Alternatieve bestrijdingen zullen minder resistentie veroorzaken. In Twente worden nu fysieke
rattenvallen gebruikt. Bij het type dat daar veel gebruikt wordt kunnen achter elkaar ratten gevangen
worden.Er zijn nog geen diervriendelijke methodes om bij grote overlast ratten te bestrijden. Het
tegengaan van voedselaanbod blijft ook in het kader van diervriendelijkheid een noodzaak.
Daarnaast is het te overwegen om een bepaalde overlast niet te bestrijden, Als er geen
voedselaanbod is zal de populatie ratten niet tot ovelastgevend uitgroeien. Bij een rattenmelding kan
eerst uitleg gegeven worden over de leefwijze van ratten en dat die enkele melding nog niet direct een
plaag betekend. Daarnaast zullen mensen bij het weten hoe ze ratten kunnen weren en ze geen
voedsel beschikbaar moeten stellen een gevoel van controle krijgen. Hiermee verhoog je de mate van
acceptatie bij mensen voor ratten. Dit wordt verder ook uitgelegd in het beleidsdeel van de nota:
Beleid en Aanpak van overlast en schade door dieren in de openbare ruimte.
Webinformatie en literatuur:
Animal Diveristy web, University of Michican: Informatie over eigenschappen van diersoorten.
Jaarverslag GGD Amsterdam: Algemene Infectieziekten, v.a. 1996: Meldingen van Leptospirose
http://www.rivm.nl/ziekdoordier/ Actuele informatie over mogelijk door ratten overgedragen ziektes
http://www.nri.org/projects/ecorat/docs/RSA_rodent_management.pdf
Is een voorbeeld van rattenbeheersing in gebieden met erg slechte hygiene.
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 8
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Methode die de gemeente Amsterdam hanteert bij de aanpak van
probleemlocaties
De volgende aanpak is leidraad bij advisering en aanpak van rattenoverlast.
Fase 1: Wat is de overlast en wat zijn de oorzaken?
Vraag
Actie
Resultaat
Waar en hoeveel overlast van
ratten is er?
Ga kijken op locatie, mogelijk samen
met GGD of laat GGD inventariseren en
rapporteren
Er zijn geen sporen van ratten te zien
Er zijn rattengaten te zien
Ratten zijn overdag zichtbaar
Is de overlast dichtbij plekken
waar mensen leven of recreeren?
Bekijk het gebruik van het gebied door
mensen
Er is nu een beeld van de risico van de
overlast voor mensen.
Zijn er duidelijke oorzaken voor de
aanwezigheid van ratten?
Inspecteer de omgeving, mogelijk
samen met de GGD of laat de GGD
inspecteren en rapporteren
Er is nu een beeld van de overlast en de
oorzaken.
Is er ook overlast van andere
dieren
Bekijk omgeving op
andere overlastsoorten
Duiven, ganzen meeuwen, etc
Zijn er ecologische zones of in het
gebied?
Bekijk de ecologische kaart van uw
stadsdeel en neem mogelijk contact op
met DRO afd. GRW
Er zijn mogelijk kansen voor natuurlijke
vijanden. Het gebied is niet geschikt voor
gebruik bestrijdingsmiddel
Welke overlast wordt ervaren door
de klagers?
Neem contact op met de klager en
bespreek de situatie
Klager heeft een bepaald beeld over de
overlast
Wie zijn de eigenaren van de
grond?
Leg de situatie voor aan de eigenaren
Stadsdeel
Woningbouwvereniging
Particuliere eigenaren
aanwezigheid
Er is nu een beeld van:
- De mate van overlast op de locatie
- Het risico voor mensen en gebouwen
- De oorzaken voor rattenoverlast
- Gebieden waar bestrijdingsmiddelen niet gebruikt kunnen worden
- Mogelijkheden en aanwezigheid van natuurlijke vijanden
- Verantwoordelijke partijen voor overleg en uitvoering
Fase 2: Opstellen plan van aanpak
In deze fase worden de aanpak, duur, acties en verdeling van de kosten van het project bepaald.
Hiervoor is afstemming nodig tussen opdrachtgever, adviseur, uitvoerende partijen en
belanghebbenden over:
- Probleemanalyse, oorzaak en mogelijke oplossingen.
- Bepalen urgentie en te nemen maatregelen.
- Mogelijke maatregelen waaronder beïnvloeden van zwerfvuil, voergedrag, onderhoud van
openbaar groen, staat van riool en waterwegen.
- Wijze van communicatie met betrokkenen (denk aan buurtbewoners, beheerders,
dierenbescherming, portefeuillehouder).
- Omvang bepalen van mogelijke curatieve bestrijdingsmaatregelen
- Verdeling kosten
- Nazorg en preventie (monitoring)
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 9
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Het onderstaande schema geeft inzicht in de stappen met beslispunten
Vraag
Actie
Resultaat
Geef voorlichting en leg uit waarom er
niet ingegrepen wordt
Voorlichting
direct
aan
bewoners,
campagne over zwerfvuil en voeren
Verwijder de oorzaak
Schoonmakkacties en broodinzameling en
campagne over zwerfvuil en voeren
1. Wering
2. Beheer op holen en broedplekken
3. Wegvangen en verplaatsen
4. Natuurlijke vijanden inzetten
5. Doden met minste pijn en stress
Wegnemen van Oorzaken
Bij ratten moeilijk
Bij ratten moeilijk
Ecologische zones en vossen
Bestrijding GGD
Nee
Is de mate van overlast dusdanig
dat ingrijpen nodig is?
Ja
Is het mogelijk om met het
wegenemen van de oorzaken de
overlast op te lossen?
Ja
Nee
Kies de volgende beheersmethode
van boven naar beneden (volgend
uit beleidplan)
Bij deze stappen worden de volgende criteria gebruikt:
1. Is ingrijpen nodig?
Ingrijpen kan nodig wanneer bijvoorbeeld ratten dagactief in woongebieden aanwezig zijn.
Dan is het afhankelijk van het gebruik van het gebied en het risico van tot toetreding tot
gebouwen welke maatregel nodig is. In een ecologisch gebied zullen maatregelen alleen
bestaan uit schoonmaak van mogelijk voedselafval.
2. Wegnemen van oorzaken:
De wijze van huisvuilinzameling, voergedrag, de inrichting van het groen, toestand van het
riool.
Bij voeren is het belangrijk te weten wie er voert en waarom degene voert. Gebruik de
gezamenlijke campagne:
Voeren maakt dieren ongezond, afhankelijk en ziek. Het veroorzaakt overlast en dierplagen.
.Daarnaast kunnen wij er zelf ook ziek van worden.
3. Geven van voorlichting:
Algemene campagne Amsterdam, Afdeling voorlichting van het stadsdeel, Natuur en
Milieueducatie, GGD, Dierenbescherming, bewonersbrief
4. Inzetten van natuurlijke vijanden:
Stadsecoloog van het stadsdeel of afstemming met DRO Stadsecologie
5. Uitvoer van het doden van ratten door GGD met rattengif (bloedverdunner)
Fase 3: Uitvoer en begeleiding van maatregelen
Gedurende de uitvoer is er periodiek overleg over het verloop van de voorlichting en het verloop van
de bestrijding. Daarnaast wordt afgestemd met de handhaver of milieupolitie.
Aandachtspunt is alternatieve bestemming voor voedsel.
Fase 4: Evaluatie
Zijn de doelen zichtbaar gehaald?
Er worden overdag geen ratten meer gezien.
Dichtbij plekken waar mensen leven, werken of recreëren zijn geen sporen te zien van ratten.
Het is gelukt om het voedselaanbod weg te nemen.
Er zijn geen omstandigheden meer voor mogelijke nieuwe overlastsituatie.
.
Waren er positieve ervaringen die nuttig kunnen zijn voor andere stadsdelen? Deze informatie wordt
verwerkt in dit naslagwerk.
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 10
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Konijn
(Oryctolagus cuniculus)
Ontwikkelingssnelheid
Afhankelijk van menselijk voeren
Afhankelijk van zwerfvuil
Risico om ziek te worden
Schadelijk gedrag





Samenvattend werkprotocol voor beheerder
Bij konijnenoverlast in de openbare ruimte is de beheerder van de openbare ruimte verantwoordelijk
voor de aanpak en maatregelen. De volgende stappen neemt de beheerder:
1. Vraag degene die de melding doet naar de volgende informatie:
- Naam, adres, telefoonnummer.
- Op welke plek bevinden zich de holenstelsels van de konijnen?
- Welke overlast ervaart u van de konijnen?
- Zijn er meer dieren waar u overlast van heeft ?
- Wie zijn de eigenaren van de plekken waar de konijnen leven?
2. Meld deze gegevens bij het centrale meldpunt (GGD en/of stadsecologie) en vraag of de
overlast bekend is, of er mogelijk al eens konijnen gevangen zijn.
3. Inventariseer met grondeigenaren welke weringmaatregels er genomen kunnen worden
4. Indien nodig volgen nadere acties met opdrachtverstrekking en uitvoering van de benodigde
maatregelen op locatie. Acties bestaan in de regel uit voorlichting, werende maatregelen,
aanbieden alternatieve eetplekken en plekken voor holen , , Mogelijk is het nodig konijnen te
vangen en te herplaatsen of te doden.
Zie voor gedetailleerd stappenplan het deel “Methode die de gemeente Amsterdam hanteert bij de
aanpak van probleemlocaties”
Wettelijke status
Flora en faunawet:
Alle van nature in Nederland voorkomende soorten zoogdieren, met uitzondering van
gedomesticeerde dieren behorende tot bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) aangewezen
soorten zijn beschermd, met uitzondering van de zwarte rat, de bruine rat en de huismuis
Wanneer het konijn schade veroorzaakt op begraafplaatsen moet voor de bestrijding een
ontheffing op basis van art. 75 lid 6 onderdeel c worden aangevraagd bij het ministerie van
LNV.
Wanneer het konijn schade veroorzaakt op sportvelden moet voor de bestrijding een
ontheffing op basis van art. 68 lid 1 onderdeel e worden aangevraagd bij Gedeputeerde
Staten.
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 11
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Risico voor volksgezondheid
De kans om ziek te worden door konijnen is klein. Konijnenholen of kuilen op een sportveld kunnen
wel een mogelijk oorzaak zijn van letsel.
Ziekte veroorzakende organismen die konijnen bij zich
kunnen dragen (bron KIZA)
Campylobacter jejuni
Cheyletiella parasitivorax (mijt)
Ecephalitozoon cuniculi (alleen bij gevoelige groepen HIV)
Francisella tularensis
Giardia lamblia
Listeria monocytogenes (zeer gering risico)
Microsporum spp
MRSA
Pasteurella multocida (beet en krab) (alleen in lab dieren )
Rabies
Salmonella spp
Toxoplasma gondii (alleen via rauw konijnenvlees, niet via ontlasting)
Trichophyton mentagrophytes (ringworm)
Yersinia enterocolica, pseudotuberculosis
De mate van verspreiding en aanwezigheid van de ziekteveroorzakende organismen bij konijnen die
in Amsterdam leven is niet bekend.
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 12
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Algemene soortbeschrijving
Historie en oorspronkelijk leefgebied
Het konijn komt oorspronkelijk uit het Iberisch schiereiland. In de heuvelachtige zandige gronden kan
het makkelijk holen maken om daar te schuilen en te jongen.
Uiterlijk
©2002 Michigan Science Art, LLC.
Verspreiding
In Amsterdam bekend van zandige taluds en dijken. Buiten het stedelijk gebied vooral verspreid en
lokaal aanwezig op zandige gronden en duingebieden. De populaties in natuurgebieden loopt sterk
achteruit. In stedelijke gebieden kunnen populaties overlast veroorzaken..
Ontwikkeling
Leeftijd vrouwtje geslachtsrijp: 8 maanden
Broedduur: 28 dagen, meest gedurende eerste helft van het jaar
Nestgrootte: gemiddeld 6 en maximaal 14
Maximale leefduur: meestal 1 jaar; 9 jaar is mogelijk.
Leefwijze
Konijnen zijn voornamelijk in de schemering en in de nacht actief. Ze eten eiwitrijke en licht
verteerbare plantendelen, zoals scheuten en wortels van grassen en kruiden, en loten van jonge
struiken en bomen. Omdat konijnen ruim voldoende vocht kunnen halen uit hun voedsel, hoeven ze
vrijwel niet te drinken. Een hol wordt door één familie van maximaal tien leden bewoond. Binnen de
familie bestaat een rangorde.
De voortplantingstijd valt globaal in de periode van januari tot in juli. Het vrouwtje bouwt in een
speciaal daarvoor gegraven zijgangetje in het hol een nest.
Natuurlijke vijanden
Vos, Bunzing, Katten, Buizerd, Havik.
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 13
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Risicosituaties
Konijnen geven eerder hinder dan dat hun aanwezigheid echt gevaar oplevert voor mensen. Er zijn
echter enkele situaties denkbaar waarbij de aanwezigheid van konijnen of de gevolgen van de
aanwezigheid van konijnen een risico kunnen worden.
Konijnen kunnen schade aanbrengen aan waardevolle beplanting. Daarnaast kunnen de holen in
bijvoorbeeld een zandig sportveld letsel veroorzaken en kunnen konijnen zandige infrastructuur
beschadigen.
Invloed op ecosysteem
Konijnen grazen jonge boompjes weg en kunnen daardoor een natuurgebied een meer open karakter
laten behouden. Daarnaast geven oude holen kans voor verschillende vogelsoorten om daar in te
broeden. Konijnen zijn prooidieren voor roofvogels, marterachtigen en de vos.
Oorzaken voor overlastgevende situaties
Leefgebied
Door aanleg van zandige hellingen kan een plek een goed leefgebied worden voor konijnen. Als deze
zandgrond dicht bij schadegevoelige elementen in het gebied ligt, kunnen konijnen hier overlast en
schade veroorzaken. Daarnaast grazen konijnen bij voorkeur op gazons (kort gras)
Webinformatie en literatuur:
Oryctolagus cuniculus; Animal diversity web, edited by the University of Michigan
Website Zoogdierenvereniging:
http://www.vzz.nl/soorten/konijn/konijn-ecologie.htm#gebied
Informatieverlenende organisaties:
Zoogdiervereniging VZZ
Oude Kraan 8
6811 LJ Arnhem
tel: 026-3705318
fax: 026-3704038
www.vzz.nl
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 14
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Methode die de gemeente Amsterdam hanteert bij de aanpak van
probleemlocaties
De volgende aanpak is leidraad bij advisering en aanpak van konijnenoverlast.
Fase 1: Wat is de overlast en wat zijn de oorzaken?
Vraag
Actie
Resultaat
Waar en hoeveel overlast van
konijnen is er?
Ga kijken op locatie, mogelijk samen
met GGD of laat GGD inventariseren en
rapporteren. Lokaliseer de holen en
lokaliseer aanvraat aan begroeiing
Er is een beeld van de voedselplek van de
konijnen
Er is een beeld van de broedplekken van
konijnen
Maken de konijnen schade?
Bekijk de mate van graaf- en
knaagschade
Er is nu een beeld van de schade
Zijn er duidelijke oorzaken voor de
aantallen konijnen?
Onderzoek wat er voor zorgt dat de
konijnen makkelijk holen kunnen maken
Er is nu een beeld van de geschikte
factoren voor het leefgebied voor konijnen
Is er ook overlast van andere
dieren
Bekijk omgeving op aanwezigheid
andere overlastsoorten
Ratten, duiven, ganzen, meeuwen, etc
Welke overlast wordt ervaren door
de klagers?
Neem contact op met de klager en
bespreek de situatie
Klager heeft een bepaald beeld over de
overlast
Wie zijn de eigenaren van het
leefgebied?
Leg de situatie voor aan de eigenaren
Stadsdeel
Woningbouwvereniging
Particuliere eigenaren
Er is nu een beeld van:
- De mate van overlast op de locatie
- Het risico voor verkeer en schade door ondergraving aan gebouwen en wegen.
- De schade aan sportvelden en begraafplaatsen
- Schade aan beplanting
- De oorzaken voor de gunstige leefomgeving van konijnen
- De aard van het voedselaanbod
- Verantwoordelijke partijen voor overleg en uitvoering van het beïnvloeden van het leefgebied en
mogelijk wegvangen en verplaatsen.
Toolbox beeldvorming van overlast en oorzaken.
Benadering van situatie
Bepaal de mate van schade en het risico. Bepaal de grootte van de groep. Inventariseer holen en
voedselvegetatie.
Overleg met beheerders van het gebied de historie van de populatie, waar komen de eerste konijnen
vandaan?
Beoordeelwaarom deze situatie problemen meebrengt en lokaal overlast geeft.
Informeer bij natuurbeheerders over de specifieke eigenschappen van het leefgebied van de konijnen.
Dit is mogelijk via bijvoorbeeld stadsecologie. Wat zijn de kansen op een natuurlijke
schadebeheersing door het terrein toegankelijk te maken voor natuurlijke vijanden?
Bepaling van overlast
Zijn de konijnen een gevaar voor het verkeer?
Wat is de specifieke schade die wordt aangericht?
Is er gevaar voor letselschade?
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 15
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Fase 2: Opstellen plan van aanpak
In deze fase wordt aanpak gepland. Bij konijnen is de wering en mogelijke ingreep in het leef-/
broedgebied de belangrijkste beheermaatregel voor het terugdringen van de overlast.
Afstemming tussen opdrachtgever, adviseur, uitvoerende partijen en belanghebbenden over:
- Probleemanalyse, oorzaak en mogelijke oplossingen.
- Bepalen urgentie en te nemen maatregelen
- Mogelijke maatregelen waaronder beïnvloeden van begravingen, beplanting.
- Wijze van communicatie met betrokkenen (denk aan buurtbewoners, beheerders,
dierenbescherming, portefeuillehouder)
- Omvang bepalen van mogelijke curatieve bestrijdingsmaatregelen (vangen)
- Verdeling kosten
- Nazorg en preventie (monitoring)
Toolbox maatregelen bij konijnenbeheer
Konijnen zijn moeilijk te beheersen door de aanpassing van het voedselaanbod. De maatregelen
zullen gericht zijn op het plaatsen van wering op plekken waar konijnen niet gewenst zijn.
Voorlichtingsonderwerpen
Konijnen als onderdeel van stadsnatuur. Hoe leven we er mee samen?
Het onderstaande schema geeft inzicht in de stappen met beslispunten
Vraag
Actie
Is de mate van overlast dusdanig
dat ingrijpen nodig is?
Ja
Is het mogelijk om met het
wegenemen van de oorzaken de
overlast op te lossen?
Resultaat
Nee Geef voorlichting en leg uit waarom er
niet ingegrepen wordt
Ja
Leg uit dat de konijnen op dit terrein
mogen leven en geen schade aanrichten.
bij konijnen moeilijk uitvoerbaar
Nee
Kies de volgende beheersmethode
van boven naar beneden (volgend
uit beleidplan)
1. Wering en terugdringen van
voedselaanbod
Omheinen van het gebied met ingegraven
roosters
2. Beheer op nest en broedplekken
langzaam ongeschik maken van zandige
heuvels.
Zoek hulp om te vangen
3. Wegvangen en verplaatsen
4. Inzet natuurlijke vijanden
Door het gebied toelaatbaar te maken voor
natuurlijke vijanden (bijvoorbeeld Vos,
Bunzing en Buizerd) kan er een meer
natuurlijke regulatie van de aantallen plaats
vinden.
Bij deze stappen worden de volgende criteria gebruikt:
1. Is ingrijpen nodig? Het leefgebied van konijnen vereist een zandige grond. Daarnaast moet er
voldoende plantaardig voedsel zijn.
2. Wegnemen van oorzaken:
Is vrij lastig
3. Geven van voorlichting:
Waarom worden de konijnen mogelijk gevangen? Welke schade wordt aangericht? Hoe leven
konijnen. Voor welke dieren zijn ze een prooi?
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 16
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Fase 3: Uitvoer en begeleiding van maatregelen
Maatregelen zullen voornamelijk bestaan uit het plaatsen van wering en beïnvloeden van het
leefgebied en het toegankelijk maken van het gebied voor natuurlijke vijanden. Mochten er uiteindelijk
konijnen gevangen worden dan dient hier een duidelijk plan voor gemaakt te worden. Wat gebeurt er
met de gevangen konijnen?
Fase 4: Evaluatie
Zijn de doelen zichtbaar gehaald?
- Het is gelukt om leefgebied dusdanig te maken dat konijnen er kunnen leven zonder overlast
te veroorzaken.
- Het is gelukt de konijnenschade terug te brengen tot een acceptabel niveau
Waren er positieve ervaringen die nuttig kunnen zijn voor andere stadsdelen? Deze informatie wordt
verwerkt in dit naslagwerk.
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 17
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Vogels
Stadsduif
Columba livia forma domestica
Ontwikkelingssnelheid
Afhankelijk van menselijk voeren
Afhankelijk van zwerfvuil
Risico om ziek te worden
Schadelijk gedrag





Samenvattend werkprotocol voor beheerder
Bij duivenoverlast in de openbare ruimte is de beheerder van de openbare ruimte verantwoordelijk voor de
aanpak en maatregelen. De volgende stappen neemt de beheerder:
1. Vraag degene die de melding doet naar de volgende informatie:
- Naam, adres, telefoonnummer.
- Op welke plek eten de duiven?
- Op welke plekken broeden de duiven?
- Welke overlast ervaart u van de duiven?
- Waar komen de duiven op af, wordt er gevoerd of komen de duiven op zwerfvuil af?
- Zijn er meer dieren waar u overlast van heeft (muizen, ratten, meeuwen) ?
- Wie zijn de eigenaren van de plekken waar de duiven broeden?
- Waar komt de meeste ontlasting terecht?
2. Meld deze gegevens bij de GGD en vraag of de overlast bekend is en of de populatie geteld is in
2001 tijdens de eerste duiventelling.
3. Inventariseer met de woningeigenaren welke weringmaatregels er genomen kunnen worden.
4. Maak gebruik van een “Niet voeren campagne” en probeer mogelijk samen met de
Dierenbescherming en GGD contact te krijgen met de voerders van de duiven. Aanpak van het
voedselaanbod is de belangrijkste beheersmaatregel voor duivenoverlast.
5. Overleg met de GGD de risico’s voor de volksgezondheid. Waar komt de meeste duivenontlasting
terecht? Komen er veel mensen in de buurt van vervuilde oppervlakten?
6. Indien nodig volgen nadere acties met opdrachtverstrekking en uitvoering van de benodigde
maatregelen op locatie. Acties bestaan in de regel uit voorlichting, handhaving van zwerfvuil,
beperken van verkeerd aangeboden huisvuil en voergedrag, ongeschikt maken nestplekken,
mogelijke toegepaste methoden zoals een duiventil, anticonceptie en in uiterste geval het vangen
en doden van duiven.
Zie voor gedetailleerd stappenplan het deel “Methode die de gemeente Amsterdam hanteert bij de aanpak
van probleemlocaties”
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 18
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Wettelijke status
Flora en faunawet:
Alle van nature op het Europese grondgebied van de Lidstaten van de Europese Unie
voorkomende soorten vogels, met uitzondering van gedomesticeerde vogels behorende tot
bij algemene maatregel van bestuur (amvb) aangewezen soorten, zijn beschermd.
Aangezien stadsduiven over het algemeen afstammeling zijn van de gedomesticeerde
rotsduiven (vaak ontsnapte duiven van duivenhouders) wordt gesproken van verwilderde
gedomesticeerde rotsduiven en betreft het dus een soort die niet beschermd is. In het kader
van volksgezondheid en openbare veiligheid is het toegestaan om zonder ontheffing
stadsduiven te vangen (en te doden).
Door artikel 16f is een vrijstelling verleend van artikel 15 FFW, tweede lid, voor het gebruik
van vangkooien voor het vangen van onder andere verwilderde duiven. De vrijstelling geldt
slechts voor het vangen van verwilderde duiven binnen de bebouwde kom.
Risico voor volksgezondheid
De kans om ziek te worden door duiven is klein. Echter er zijn ziekteveroorzakende organismen
aanwezig in duivenpoep. In 2006 is er bij gemiddeld 8% van de duiven de bacterie Chlamydophila
psittaci in hun uitwerpselen aangetroffen. Deze bacterie kan de papegaaienziekte veroorzaken, wat
kan leiden tot een longontsteking. Bij goede diagnose is de ziekte goed te behandelen.
Daarnaast kan er ontlasting onderandere Microsporidia soorten en Cryptococcus neoformans
bevatten. Deze organismen kunnen mensen met een zwak immuunsysteem ziek maken, waarbij
respectievelijk darminfectie en hersenvliesontsteking kunnen optreden. Voor deze mensen is het risico
om ziek te worden van duiven vele male groter.
Ziekteveroorzakende organismen die stadsduiven
bij zich kunnen dragen (bron KIZA)
Organisme
Cryptococcus neoformans
Histoplasma capsulatum
Chlamydia psittaci, C. pecorum
Salmonella typhimurium , Cerro
Mycobacterium avium
Campylobacter
Yersinia pseudotuberculosis
Influenza H5N1
Encephalitozoon hellum, E. bieneusi
Newcastle disease
West Nile virus
St Louis encephalitis
Situaties met verhoogd gezondheidsrisico
Duivennesten bij ventilatiekanalen in ziekenhuizen en verzorgingstehuizen.
Duivennesten op balkons.
Rustplekken van duiven waar veel ontlasting valt.
Schoonmaak waarbij ontlastingdeeltjes opstuiven of spetteren (vraag GGD-protocol voor juiste
schoonmaak)
Veel ontlasting op drukke gebieden.
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 19
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Algemene soortbeschrijving
Historie en oorspronkelijk leefgebied
Stadsduiven zijn verwilderde nakomelingen van gedomesticeerde duiven welke direct afstammen van
Rotsduiven. Het leefgebied van de wilde rotsduif is in westelijk en zuidelijk Europa, Noord Afrika en
zuidelijk Azië op rotsen. Mensen hebben rotsduiven gedomesticeerd en de soort heeft zich daarna
verwilderd in steden. In vrijwel alle steden in de wereld nestelen stadsduiven.
Kenmerken
Uiterlijk
Het oorspronkelijke uiterlijk van de stadsduif is als bovenstaande figuur. Daarnaast zijn er door
kruisingen en kweken bij tamme duiven verschillende verenkleedvormen gaande van wit, rood tot
zwart. Deze vormen zijn later verwilderd en vemengd met wilde populaties.
Verspreiding
Wereldwijd
Ontwikkeling
Leeftijd vrouwtje geslachtsrijp: 5 maanden
Broedtijd: gemiddeld 17 dagen
Nestgrootte: 2 eieren
Maximale leefduur: 7 jaar
25-50% van de populatie broedt jaarlijks (Murton et al. 1972)
Een paar dat meedoet aan het broedproces legt 6 -13 eieren per jaar (Haag 1988).
Per ei is er een gemiddelde van 0,2-0,62 jong dat uiteindelijk uitvliegt. (Haag-Wackernagel 1995,
Murton et al. 1972) .
Natuurlijke vijanden
Slechtvalk, havik, katten.
Leefwijze
Naar voedsel zoekend in groepen en veelal afhankelijk van zwerfvuil of voer gevoerd door mensen.
Duiven kunnen binnen een groep sterk op elkaar reageren wanneer er een voedselbron wordt
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 20
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
ontdekt. Hierdoor worden voerders snel herkend en is er snel contact tussen voerders en vele duiven.
Het dieet bestaat naast het door mensen gevoerde voedsel uit zaden, jonge scheuten van planten en
struiken en insekten.
Geschikte nestplekken zijn plekken met een harde ondergrond zoals richels op gebouwen.
Er is geen afgescheiden broedseizoen, echter gedurende de warmere maanden is er meer
broedactiviteit.
.
In Basel is ervaren dat duiven gezonder zijn als zijzelf voedsel zoeken en daarmee ook minder jongen
groot brengen.
Leefwijze bij hoog voedselaanbod en populatiedichtheid:
Het aantal eieren dat uitgebroed wordt is groter bij een hoog voedselaanbod omdat duiven weinig tijd
hoeven te besteden aan het zoeken naar voedsel.
Een hoge populatiedichtheid veroorzaakt door voeren geeft een ongezond nest waarin neststerfte
groot is. Het aanbieden van voedsel maakt de duiven lui en veroorzaakt onnodig leed bij jonge duiven
Risicosituaties
Op locaties waar veel ontlasting blijft liggen, zijn de risico’s om ziek te worden het grootst. Is deze
situatie niet op te lossen met het weren van de duiven dan zou het vangen van duiven uiteindelijk een
snelle oplossing kunnen zijn. Echter daarvoor zouden andere maatregels moeten worden overwogen.
Plekken rondom zieken- en verzorghuizen moeten goed schoongehouden worden.
Oorzaken voor overlastgevende situaties
Voedselaanbod
Het grootste deel van het voedsel van duiven wordt door mensen aangeboden door bewust voeren.
Kenmerken van het gedrag van gevoerde duiven is de aanwezigheid van wachtende duiven op deze
plekken. Wanneer duiven niet gevoerd worden leven ze van zaden, jonge plantenscheuten en
insecten.
Nestgelegenheid
De stad heeft veel plekken die goed voldoen aan de eisen die de Stadsduif stelt aan een nest. Dit zijn
overdekte plekken met een harde ondergrond zoals richels, balkons en nissen onder bruggen.
Natuurlijke vijanden
Deze zijn beperkt aanwezig. Door de huidige toename van slechtvalken en havikken in en en rond
Amsterdam neemt de invloed op de duivenpopulatie toe.
Webinformatie en literatuur:
www.sovon.nl:
A. van Kleunen, H.P. van der Jeugd & R. Foppen Stadsduivenproblematiek in de stad Groningen. Een
analyse van de effectiviteit van controle maatregelen. SOVON-onderzoeksrapport 2005/03
http://anatomie.unibas.ch/IntegrativeBiology/haag/index.html:
Haag-Wackernagel D., H. Moch. Health Hazard posed by feral pigeons. Journal of infection (2004)
48,307-313
Haag-Wackernagel D. 1995. Regulation of the street pigeon in Basel. Wildlife Society
Bulletin 23: 256-260.
Haag-Wackernagel D., Ila Geigenfeind 2008. Protecting buildings against feral pigeons. European
Journal of Wildlife research
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 21
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Methode die de gemeente Amsterdam hanteert bij de aanpak van
probleemlocaties
De volgende aanpak is leidraad bij advisering en aanpak van duivenoverlast.
Fase 1: Wat is de overlast en wat zijn de oorzaken?
Vraag
Actie
Resultaat
Waar en hoeveel overlast van
duiven is er?
Ga kijken op locatie, mogelijk samen
met GGD of laat GGD inventariseren en
rapporteren. Tel de duiven die op
voedsel afkomen wanneer deze worden
gevoerd.
Er is een beeld van de voedselplek van de
duiven
Er is een beeld van de broedplekken van
duiven
Is de voederplek dichtbij plekken
waar mensen leven of recreëren?
Bekijk het gebied op gebruik door
mensen en localiseer de plekken met
veel ontlasting
Er is nu een beeld van de risico van de
overlast voor mensen.
Zijn er duidelijke oorzaken voor de
aantallen duiven?
Onderzoek hoe de duiven het voedsel
krijgen mogelijk in samenwerking met
de GGD en de dierenbescherming
Er is nu een beeld van het voedselaanbod.
Is er ook overlast van andere
dieren?
Bekijk omgeving op aanwezigheid
andere overlastsoorten
Ratten, ganzen meeuwen, etc
Welke overlast wordt ervaren door
de klagers?
Neem contact op met de klager en
bespreek de situatie
Klager heeft een bepaald beeld over de
overlast
Wie zijn de eigenaren van
nestplekken?
Leg de situatie voor aan de eigenaren
Stadsdeel
Woningbouwvereniging
Particuliere eigenaren
Er is nu een beeld van:
- De mate van overlast op de locatie
- Het risico voor mensen en gebouwen
- De oorzaken voor duivenoverlast
- De aard van het voedselaanbod
- Mogelijkheden en aanwezigheid van natuurlijke vijanden
- Verantwoordelijke partijen voor overleg en uitvoering van het terugdringen van het voedselaanbod.
Toolbox beeldvorming van overlast en oorzaken.
Benadering van situatie
Bepaal de grootte van de groep. Inventariseer mogelijke voerders.
Benader de voerders om niet te voeren.
Vraag de voerders welke motieven ze hebben om te voeren.
Leg uit dat deze situatie een probleem vormt en overlast geeft. Maak gebruik van de stedelijke
campagne.
Betrek voerders bij een alternatieve bezigheid, waarbij ze zich toch met de duiven verbonden kunnen
voelen. Bijvoorbeeld meehelpen bij de niet voerencampagne of het onderhoud van gecontroleerde
nestplek zoals een duiventil. Informeer hiervoor bij de GGD voor begeleiding van deze mensen..
Bepaling van overlast
Bepaal de grootte van de groep. Historisch kan gekeken worden of deze groep al bestond tijdens de
teling in 2000/2001. Vraag deze gegevens na bij de GGD
Ga na waar zich de nestplekken bevinden.
Ga na waar de ontlasting terecht komt de, vormt dit een risico met name voor mensen met een lage
weerstand (Ouderen, chronisch zieken,). Neem besluit voor maatregelen bij ziekenhuizen. Bij
onvoldoende resultaat zal vangen noodzakelijk kunnen zijn.
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 22
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Fase 2: Opstellen plan van aanpak
In deze fase wordt de aanpak gepland, met als belangrijkste beheermaatregel het terugdringen van
het voedselaanbod.
Afstemming tussen opdrachtgever, adviseur, uitvoerende partijen en belanghebbenden over:
- Probleemanalyse, oorzaak en mogelijke oplossingen.
- Bepalen urgentie en te nemen maatregelen.
- Mogelijke maatregelen waaronder beïnvloeden van zwerfvuil, voergedrag, weringen op
gebouwen, mogelijke plekken voor alternatief nestbeheer waarmee mogelijke hardnekkige
voerders bij betrokken kunnen worden.
- Wijze van communicatie met betrokkenen, denk aan buurtbewoners, beheerders,
dierenbescherming, portefeuillehouder.
- Omvang bepalen van mogelijke curatieve bestrijdingsmaatregelen (vangen)
- Verdeling kosten
- Nazorg en preventie (monitoring)
Toolbox maatregelen bij duivenbeheer
Terugdringen van het voedselaanbod
Mentaliteitsverandering door een goede voorlichting is de belangrijkste maatregel om
duivenproblemen structureel op te lossen. Hierbij worden mensen uitgelegd dat voeren niet goed voor
de dieren zelf is en dat veel duiven een gevaar voor de gezondheid vormen.
Sommige mensen zijn moeilijk over te halen om met voeren te stoppen. De GGD en
dierenbescherming kunnen met deze mensen een alternatief voor hun bezigheid zoeken. Dat kan nog
wel samen met duiven zijn, maar niet waarbij de duiven gevoerd worden.
Alternatieve reguleringsmethoden
Als alternatief voor het vangen van duiven wordt vaak de duivenpil en de duiventil genoemd als
mogelijke reguleringsmethode. Voorwaarde voor het slagen van deze methoden is dat het
voedselaanbod in de omgeving omlaag gaat. Met andere woorden: Een duiventil heeft pas succes als
het daarmee lukt duivenvoerders te betrekken en ze daardoor niet meer te laten voeren. Echter kan
dit verwarring opleveren met een campagne tegen het voeren van duiven, waarbij het juist niet voeren
van duiven leidt tot een gezonde en kleine populatie. De Duivenpil kan als neven effect ook invloed
hebben op ander vogelsoorten.
Bestrijding
Bij een hoog risico voor de volksgezondheid is een combinatie van vangen en het plaatsen van
werende voorzieningen de beste oplossing. De meest toegepaste manier is dan het vangen met
vangkooien.
Voorlichtingsonderwerpen
Gevolgen van eenzijdig voedsel door voeren van dieren.
Gezondheidsrisico’s veroorzaakt door Duiven.
Duiven weren
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 23
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Het onderstaande schema geeft inzicht in de stappen met beslispunten
Vraag
Actie
Is de mate van overlast dusdanig
dat ingrijpen nodig is?
Resultaat
Nee Geef voorlichting en leg uit waarom er
niet ingegrepen wordt
Zorg ervoor door uitleg over niet voeren dat
de populatie niet groeit tot overlastgevend.
Vertel anderen dat er nu minder gevoerd
gaat worden, waardoor de duivenpopulatie
zal krimpen.
geef advies over wering en intensiveer
de niet voeren campagne
Zorg ervoor door uitleg over niet voeren dat
de populatie niet groeit tot overlastgevend.
Vertel anderen dat er nu minder gevoerd
gaat worden, waardoor de duivenpopulatie
zal krimpen.
1. Wering en terugdringen van
voedselaanbod
Wegnemen van oorzaken
2. Beheer op nest en broedplekken
Bij duiven weren van nestplekken op
ongewenste locaties, mogelijk inrichten van
nestlocaties op beheerbare plekken
wanneer het lukt om hiermee hardnekkige
voerders onder controle te krijgen.
(3. Wegvangen en verplaatsen)
4. Natuurlijke vijanden inzetten
Bij duiven onmogelijk
Inrichten Slechtvalkkasten op hoge
gebouwen (werkgroep slechtvalk)
Wegvangen van duiven en doden door
CO2/Carbogeen methode. Bij duiven is
hiervoor vaak veel publieke weerstand.
Ja
Is het mogelijk om met het
wegnemen van de oorzaken de
overlast op te lossen?
Ja
Nee
Kies de volgende beheersmethode
van boven naar beneden (volgend
uit beleidplan)
5. Doden met minste pijn en stress
Bij deze stappen worden de volgende criteria gebruikt:
1. Is ingrijpen nodig? Bij duiven is dit geconcentreerd op het terugdringen van het
voedselaanbod. Het doen van nestbeheer en het mogelijk vangen en doden van duiven is op
de langere termijn niet effectief als tegelijkertijd het voedselaanbod niet omlaag gaat. Actief
ingrijpen in populatieaantal, door middel van wegvangen, zal alleen in acute situaties
plaatsvinden wanneer de hoeveelheid ontlasting voor risicogroepen een bedreiging voor de
gezondheid wordt.
2. Wegnemen van oorzaken:
De wijze van voergedrag, aard van de nestplekken. Bij voeren is het belangrijk te weten wie er
voert en waarom degene voert. Gebruik de gezamenlijke campagne:
Voeren maakt dieren ongezond, afhankelijk en ziek. Het veroorzaakt overlast en dierplagen .
Daarnaast kunnen wij daar zelf ook ziek van worden.
3. Geven van voorlichting:
Stedelijke campagne: “Niet Voeren”, Afdeling voorlichting van het stadsdeel, Natuur en
Milieueducatie, GGD, Dierenbescherming, bewonersbrief, informatie voor kerk/moskeeblad.
4. Inzetten van natuurlijke vijanden:
Stadsecoloog van het stadsdeel of afstemming met DRO Stadsecologie, mogelijk plaatsen
van nestkast voor de Slechtvalk bij hoog gebouw.
5. In uiterste geval en bij acuut volksgezondheidsrisico uitvoer van het doden van duiven door
GGD met CO2 methode. Met name bij ziekenhuizen kan dit een stap zijn die vanuit
volksgezondheidsrisico noodzakelijk is.
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 24
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Fase 3: Uitvoer en begeleiding van maatregelen
Gedurende de uitvoer is er periodiek overleg over het verloop van de voorlichting en het verloop van
de beheersmethode. Mogelijke kan het voedselaanbod meetbaar gemaakt worden. Daarnaast wordt
afgestemd met de handhaver of milieupolitie.
Aandachtspunt is het voeren van groepen duiven. Dit is voor veel mensen een hobby, het voeren is
voor hen leuk maar de negatieve gevolgen zijn vaak niet voel- en zichtbaar voor degene die voert.
Belangrijk is mensen direct aanspreken op dit gedrag en de gevolgen daarvan. Wanneer mensen de
duiven voeren voor het omdat zij overtollig voedsel, zoals brood, niet weg mogen gooien dan kan een
alternatieve verwerking hiervan worden aangeboden. Denk hierbij aan broodbakken.
Fase 4: Evaluatie
Zijn de doelen zichtbaar gehaald?
- Is er nog sprake van overlast
- Is het gelukt het voedselaanbod weg te nemen.
- Zijn er ten opzichte van de meldingsdatum minder duiven aanwezig.
- Nestplekken bevinden zich niet meer op de plekken waar ze overlast en gezondheidrisico ‘s
vormen voor bewoners.
.
Welke doelen zijn er nog niet gehaald?
Beoordeel of bovenstaande doelen nog moeten worden gehaald, mogelijk met andere middelen.
Waren er positieve ervaringen die nuttig kunnen zijn voor andere stadsdelen? Deze informatie wordt
verwerkt in dit naslagwerk.
Bijlage
Schoonmaakprotocol duivenontlasting
Gedetaileerde info verkrijgbaar bij GGD
020-5555600
[email protected]
Algemene vuistregel: voorkom inademing door opstuiving van ontlasting.
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 25
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Tamme gans
Boerengans, gedomesticeerde gans
(Anser anser)
Ontwikkelingssnelheid
Afhankelijk van menselijk voeren
Afhankelijk van zwerfvuil
Risico om ziek te worden
Schadelijk gedrag





Samenvattend werkprotocol voor beheerder
Bij Ganzenoverlast in de openbare ruimte is de beheerder van de openbare ruimte verantwoordelijk
voor de aanpak en maatregelen. De volgende stappen neemt de beheerder:
1. Vraag degene die de melding doet naar de volgende informatie:
- Naam, adres, telefoonnummer.
- Op welke plek eten de ganzen?
- Op welke plekken broeden de ganzen?
- Welke overlast ervaart u van de ganzen?
- Waar komen de ganzen op af, wordt er gevoerd of komen de ganzen op zwerfvuil af?
- Zijn er meer dieren waar u overlast van heeft (duiven, ratten, meeuwen) ?
- Wie zijn de eigenaren van de plekken waar de duiven broeden?
- Waar komt de meeste ontlasting terecht?
2. Meld deze gegevens bij de GGD en vraag of de overlast bekend is, of er mogelijk al eens
ganzen gevangen zijn en er bijvoorbeeld nestbeheer plaatsvindt.
3. Inventariseer met grondeigenaren welke weringmaatregels er genomen kunnen worden
4. Maak gebruik van een “Niet voeren campagne” en probeer mogelijk samen met de
Dierenbescherming en GGD toenadering te krijgen tot de voerders van de ganzen.
5. Overleg met de GGD over de risico’s voor de volksgezondheid. Waar komt de meeste
ganzenontlasting terecht? Komen er veel mensen in de buurt van vervuilde oppervlakten? Is
er veel gebruikt zwemwater in de buurt?
6. Indien nodig volgen nadere acties met opdrachtverstrekking en uitvoering van de benodigde
maatregelen op locatie. Acties bestaan in de regel uit voorlichting, beïnvloeden van
voergedrag, waterkanten minder aantrekkelijk maken door minder eetbare beplanting/
gazonbedekking, ongeschikt maken nestplekken, mogelijk is het nodig ganzen te vangen en te
herplaatsen.
Zie voor gedetailleerd stappenplan het deel “Methode die de gemeente Amsterdam hanteert bij de
aanpak van probleemlocaties”.
Wettelijke status
Flora- en faunawet:
Alle van nature op het Europese grondgebied van de Lidstaten van de Europese Unie
voorkomende soorten vogels, met uitzondering van gedomesticeerde vogels behorende tot
bij algemene maatregel van bestuur (amvb) aangewezen soorten, zijn beschermd.
Aangezien tamme ganzen gedomesticeerd zijn betreft het dus een soort die niet beschermd is. In het
kader van volksgezondheid en openbare veiligheid is het toegestaan om zonder ontheffing
ganzen te vangen (en te doden).
Door artikel 16f is een vrijstelling verleend van artikel 15 FFW, tweede lid, voor het gebruik
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 26
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
van vangkooien voor het vangen van onder andere verwilderde ganzen.
Risico voor volksgezondheid
De kans om ziek te worden door ganzen is klein. Vervuiling van zwemwater is mogelijke het grootste
risico met daarbij risico op microbiële darminfecties. Wel zou als effect van eutrofiëring (voedselrijk
worden) van het water door ganzenpoep de groei van blauwalg gestimuleerd kunnen worden. Een
groep ganzen in de buurt van rijwegen kan tot ongelukken met lichamelijk letsel leiden
Algemene soortbeschrijving
Historie en oorspronkelijk leefgebied
De Tamme gans is een door de mens gedomesticeerde afstammeling van de Grauwe Gans (Anser
anser). De grauwe gans heeft een oorspronkelijk leefgebied in noordelijk europa en Azië. De tamme
gans is nu over gehele wereld verspreid.
Kenmerken
Uiterlijk
Tamme ganzen kunnen verschillende verenkleden hebben. Veelvoorkomend is de witte vorm,
daarnaast zijn er bruine vormen met verschillende kruisingsuiterlijkheden en mogelijk met witte delen.
Mogelijk is kruising mogelijk met andere ganzensoorten zoals de Canadese gans.
Verspreiding
De tamme gans komt over hele wereld voor, vaak levend in de buurt van mensen.
Ontwikkeling
Leeftijd vrouwtje geslachtsrijp: 2,5 jaar
Broedduur: 28 dagen
Nest grootte:6-12 eieren
Maximale leefduur: 20 jaar
Leefwijze
Levend in familieverband. Koppels zijn monogaam. Nestplekken op beschutte en begroeide plekken.
Rusten en foerageren in groepen op meer open plekken langs het water. Vliegvermogen van tamme
ganzen is minder dan die van wilde ganzen.
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 27
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Risicosituaties
Ganzen geven eerder hinder dan dat hun aanwezigheid echt risico oplevert voor mensen. Er zijn
echter enkele situaties denkbaar waarbij ganzen de aanwezigheid of de gevolgen van de
aanwezigheid van ganzen een risico kunnen worden.
Wanneer ganzen in groepen dicht bij drukke verkeersaders leven kan dit hinder voor het verkeer
vormen.
Wanneer grote hoeveelheid ganzenpoep in zwemwater terecht komt, kan dit in kleine mate een risico
voor microbiologisch infectie vormen, maar daarnaast kan door verhoging van de voedselrijkheid van
het water de algengroei gestimuleerd worden.
Oorzaken voor overlastgevende situaties
Ganzen zijn soms gedumpt vanuit particuliere houderijen of het zijn afgesplitste families uit
aangrenzende gebieden. De ganzen leven bij waterkanten vaak in de buurt van voederplekken.
Voedselaanbod
Er zijn twee hoofd voedselbronnen:
1. Gras en lage begroeiing
2. Door mensen gevoerd voedsel.
Webinformatie en literatuur:
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 28
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Methode die de gemeente Amsterdam hanteert bij de aanpak van
probleemlocaties
De volgende aanpak is leidraad bij advisering en aanpak van ganzenoverlast.
Fase 1: Wat is de overlast en wat zijn de oorzaken?
Vraag
Actie
Resultaat
Waar en hoeveel overlast van
ganzen is er?
Ga kijken op locatie, mogelijk samen
met GGD of laat GGD inventariseren en
rapporteren. Tel de ganzen en
achterhaal de voederplek en
nestlocaties.
Er is een beeld van de voedselplek van de
ganzen
Er is een beeld van de broedplekken van
ganzen
Is de voederplek dichtbij plekken
waar mensen leven of recreëren?
Bekijk het gebruik van het gebied door
mensen komt er veel ganzenpoep op
deze locatie. Met name in zwemwater
Er is nu een beeld van het risico voor
mensen.
Zijn er duidelijke oorzaken voor
het de aantallen ganzen?
Onderzoek hoe de ganzen het voedsel
krijgen mogelijk in samenwerkeing met
de GGD en de dierenbescherming
Er is nu een beeld van het voedselaanbod.
Is er ook overlast van andere
dieren
Bekijk omgeving op aanwezigheid
andere overlastsoorten
Ratten, duiven, meeuwen, etc
Welke overlast wordt ervaren door
de klagers?
Neem contact op met de klager en
bespreek de situatie
Klager heeft een bepaald beeld over de
overlast
Wie zijn de eigenaren van
nestplekken?
Leg de situatie voor aan de eigenaren
Stadsdeel
Woningbouwvereniging
Particuliere eigenaren
Er is nu een beeld van:
- De mate van overlast op de locatie
- Het risico voor verkeer en zwemwater
- De oorzaken voor ganzenoverlast
- De aard van het voedselaanbod
- Verantwoordelijke partijen voor overleg en uitvoering van het terugdringen van het voedselaanbod,
nestmanipulatie en mogelijk wegvangen.
Toolbox beeldvorming van overlast en oorzaken.
Benadering van situatie
Bepaal de grootte van de groep. Inventariseer nestlocaties en voederplekken.
Bepaal de gewenste populatiegrootte
Vang het te veel aan ganzen af en herplaats deze ganzen
Beheer de ganzenpopulatie middels nestbeheer
Benader de voerders om niet te voeren.
Bepaling van overlast
Bepaal de grootte van de groep. Let zo mogelijk op familiebanden.
Waar bevinden zich de nestplekken.
Waar komt de ontlasting terecht, vormt dit een risico voor het zwemwater?
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 29
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Fase 2: Opstellen plan van aanpak
In deze fase wordt de aanpak gepland, met als belangrijkste beheermaatregelen het terugdringen van
het voedselaanbod, een uitvoerplan voor nestbeheer en de keuze welke ganzen te vangen en voor
opvang te zorgen.
Afstemming tussen opdrachtgever, adviseur, uitvoerende partijen en belanghebbenden over:
- Probleemanalyse, oorzaak en mogelijke oplossingen.
- Bepalen urgentie en te nemen maatregelen.
- Mogelijke maatregelen waaronder beïnvloeden van zwerfvuil, voergedrag, weringen op
gebouwen, mogelijke plekken voor alternatief nestbeheer waarmee mogelijke hardnekkige
voerders bij betrokken kunnen worden.
- Wijze van communicatie met betrokkenen, denk aan buurtbewoners, beheerders,
dierenbescherming, portefeuillehouder.
- Omvang bepalen van mogelijke curatieve bestrijdingsmaatregelen (vangen).
- Verdeling kosten.
- Nazorg en preventie (monitoring).
Toolbox maatregelen bij Ganzenbeheer
Ganzen zijn beter te beheersen dan bijvoorbeeld duiven. Het wegvangen van families kan op een
diervriendelijke manier waarbij de ganzen een onderkomen kunnen vinden bij o.a. particulieren.
Dit wordt gedaan door gespecialiseerde bedrijven die contact onderhouden met de
dierenbescherming en de GGD.
Voorlichtingsonderwerpen
Gevolgen van eenzijdig voedsel door voeren van dieren.
Ecologische verstoring door ganzen.
Het onderstaande schema geeft inzicht in de stappen met beslispunten
Vraag
Actie
Is de mate van overlast dusdanig
dat ingrijpen nodig is?
Ja
Is het mogelijk om met het
wegenemen van de oorzaken de
overlast op te lossen?
Resultaat
Nee Geef voorlichting en leg uit waarom er
niet ingegrepen wordt
Zorg ervoor door uitleg over niet voeren, dat
de populatie niet groeit tot overlastgevend.
Vertel anderen dat er nu minder gevoerd gaat
worden en de ganzenpopulatie geen overlast
meer zal geven.
geef advies over wering en intensiveer
de niet voeren campagne
Zorg ervoor door uitleg over niet voeren, dat
de populatie niet groeit tot overlastgevend.
Vertel anderen dat er nu minder gevoerd gaat
worden en de ganzenpopulatie geen overlast
meer zal geven
1. Wering en terugdringen van
voedselaanbod
Wegnemen van oorzaken
2. Beheer op nest en broedplekken
Bij ganzen weren van nestplekken op
ongewenste locaties, mogelijk inrichten van
nestlocaties op beheersbare plekken.
Zoek hulp voor vangen en verplaatsen
waarbij alternatieve eigenaren beschikbaar
Ja
Nee
Kies de volgende beheersmethode
van boven naar beneden (volgend
uit beleidplan)
3. Wegvangen en verplaatsen
Bij deze stappen worden de volgende criteria gebruikt:
1. Is ingrijpen nodig? Bij ganzen is dit een combinatie van activiteiten. Er dient door middel van
voorlichting gezorgd te worden dat de ganzen niet meer gevoerd worden. Dit is ongezond
voor de ganzen. Daarnaast zal met het beeld van de nestplekken een plan voor nestbeheer
gemaakt moeten worden met behulp van experts. Bij een te groot aantal ganzen kan een
selectie gemaakt worden welke ganzen gevangen kunnen worden en is goede opvang voor
deze ganzen gewaarborgd. Hierbij wordt rekening gehouden met familiebanden.
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 30
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
2. Wegnemen van oorzaken:
De wijze van voergedrag, om de aard van de nestplekken. Bij voeren is het belangrijk te
weten wie er voert en waarom degene voert. Gebruik de gezamenlijke campagne:
Voeren maakt dieren ongezond, afhankelijk en ziek. Het veroorzaakt overlast en dierplagen.
Daarnaast kunnen wij daar zelf ook ziek van worden.
3. Geven van voorlichting:
Stedelijke campagne: “Niet Voeren”, Afdeling voorlichting van het stadsdeel, Natuur en
Milieueducatie, GGD, Dierenbescherming, bewonersbrief, informatie voor kerk/moskeeblad.
Fase 3: Uitvoer en begeleiding van maatregelen
Gedurende de uitvoer is er periodiek overleg over het verloop van de voorlichting en het verloop van
de beheersmethode. Mogelijk kan het voedselaanbod meetbaar gemaakt worden. Daarnaast wordt er
afgestemd met de handhaver of milieupolitie.
Aandachtspunt is het overmatig voeren van groepen ganzen. Dit is voor veel mensen een hobby. Het
voeren is voor hen leuk, maar de negatieve gevolgen zijn vaak niet voel- en zichtbaar voor degene die
voert. Wanneer mensen de ganzen voeren voor het verwerken van overmatig voedsel, zoals brood,
dan moet een alternatieve verwerking hiervan worden aangeboden. Denk hierbij aan broodbakken.
Nestbeheer gebeurt volgens een door een expert opgezet schema. Vangen is alleen wenselijk als
daarvoor goede opvang gegarandeerd is.
Fase 4: Evaluatie
Zijn de doelen zichtbaar gehaald?
Het is gelukt om het voeren aan banden te leggen.
Het aantal ganzen dat in het gebied leeft zorgt niet meer voor overlast en hinder.
De ganzen leven onder goede omstandigheden en het aantal is onder controle.
Welke doelen zijn er nog niet gehaald?
Beoordeel of bovenstaande doelen nog moeten worden gehaald, mogelijk met andere middelen.
Waren er positieve ervaringen die nuttig kunnen zijn voor andere stadsdelen? Deze informatie wordt
verwerkt in dit naslagwerk.
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 31
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Kip
(Gallus gallus domesticus)
Ontwikkelingssnelheid
Afhankelijk van menselijk voeren
Afhankelijk van zwerfvuil
Risico om ziek te worden
Schadelijk gedrag





Samenvattend werkprotocol voor beheerder
Bij Kippenoverlast in de openbare ruimte is de beheerder van de openbare ruimte verantwoordelijk
voor de aanpak en maatregelen. De volgende stappen neemt de beheerder:
1. Vraag degene die de melding doet naar de volgende informatie:
- Naam, adres, telefoonnummer.
- Op welke plek bevinden zich de kippen
- Op welke plekken broeden de kippen?
- Welke overlast ervaart u van de kippen?
- Wie zijn de eigenaren van de plekken waar de kippen broeden?
2. Meld deze gegevens bij het centrale meldpunt en vraag of de overlast bekend is, of er mogelijk
al eens kippen gevangen zijn.
3. Inventariseer met grondeigenaren welke weringmaatregels er genomen kunnen worden.
4. Maak een actieplan om het dumpen van kippen tegen te gaan, in overleg met de
dierenbescherming en mogelijk GGD. Gebruik ervaringen van particuliere kippenhouders.
5. Indien nodig volgen nadere acties met opdrachtverstrekking en uitvoering van de benodigde
maatregelen op locatie. Snel zal besloten worden om alle kippen te vangen en een goed
onderkomen te geven. Wanneer er geen kippen meer in het openbare terrein leven, zullen ze
geen aanleiding meer geven tot dump van kippen.
Zie voor gedetailleerd stappenplan het deel “Methode die de gemeente Amsterdam hanteert bij de
aanpak van probleemlocaties”
Wettelijke status
Flora en faunawet:
Alle van nature op het Europese grondgebied van de Lidstaten van de Europese Unie
voorkomende soorten vogels, met uitzondering van gedomesticeerde vogels behorende tot
bij algemene maatregel van bestuur (amvb) aangewezen soorten, zijn beschermd.
Aangezien de kippen in Nederland van oorsprong gedomesticeerd zijn betreft het dus een soort die
niet beschermd is. In het kader van volksgezondheid en openbare veiligheid is het toegestaan om
zonder ontheffing kippen te vangen (en te doden).
Door artikel 16f is een vrijstelling verleend van artikel 15 FFW, tweede lid, voor het gebruik
van vangkooien voor het vangen van onder andere verwilderde kippen.
Risico voor volksgezondheid
De kans om ziek te worden door kippen is klein.
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 32
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Algemene soortbeschrijving
Historie en oorspronkelijk leefgebied
De kip zoals deze in het openbare terrein los kan rondlopen is een afstammeling van
gedomesticeerde kippen. Deze tamme soorten stammen af van kippen die in Zuidoost Azië in bossen
leven. De gedomesticeerde kip is nu over gehele wereld verspreid.
Kenmerken
Uiterlijk
Tamme kippen kunnen, vanwege het doorfokken, verschillende verenkleden hebben.
Verspreiding
De gedomesticeerde kip komt over de hele wereld voor, vaak levend in de buurt van mensen.
Ontwikkeling
Leeftijd vrouwtje geslachtsrijp: 5 maanden
Broedduur: 21 dagen, gedurende lente en zomer (afhankelijk van daglengte)
Nest grootte: 1 ei per dag tot 12 eieren per nest
Maximale leefduur: 3-10 jaar
Leefwijze
Kippen zijn inventief in het zoeken naar voedsel. Het dieet bestaat uit zaden, planten
scheuten, insecten en kleine gewervelde dieren. Nestplekken zijn beschut.
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 33
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Risicosituaties
Kippen geven eerder hinder dan dat hun aanwezigheid echt gevaar oplevert voor mensen. Er zijn
echter enkele situaties denkbaar waarbij kippen de aanwezigheid of de gevolgen van de
aanwezigheid van kippen een risico kunnen worden.
Wanneer kippen in groepen dicht bij drukke verkeersaders leven kan dit hinder voor het verkeer
vormen.
Hanen kunnen mensen uit de slaap houden.
Invloed op ecosysteem
Kippen eten naast plantaardig voedsel en zaden ook kleine dieren zoals wormen en insecten .
Oorzaken voor overlastgevende situaties
Kippen worden soms gedumpt vanuit particuliere houderijen. Het zijn veelal hanen omdat deze geen
eieren leggen.
Voedselaanbod
Het voedsel van kippen is erg divers. Het bestaat uit zaden, planten, insecten en kleine dieren.
beheersing door verminderen van voedselaanbod is lastig.
Webinformatie en literatuur:
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 34
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Methode die de gemeente Amsterdam hanteert bij de aanpak van
probleemlocaties
De volgende aanpak is leidraad bij advisering en aanpak van kippenoverlast.
Vraag
Actie
Resultaat
Waar en hoeveel overlast van
kippen is er?
Ga kijken op locatie, mogelijk samen
met GGD of laat GGD inventariseren en
rapporteren. Tel de kippen en
achterhaal de voederplek en
nestlocaties.
Er is een beeld van de voedselplek van de
kippen.
Er is een beeld van de broedplekken van
kippen.
Is het leefgebied dichtbij wegen?
Bekijk of er een gevaar voor de
verkeersveiligheid is
Er is nu een beeld van de overlast voor
verkeer.
Zijn er duidelijke oorzaken voor de
aantallen kippen?
Onderzoek hoe de kippen er gekomen
zijn en hoe ze voedsel krijgen. Mogelijk
in samenwerking met de GGD en de
dierenbescherming
Er is nu een beeld van de bron van de
kippen en het voedselaanbod.
Is er ook overlast van andere
dieren
Bekijk omgeving op aanwezigheid
andere overlastsoorten
Ratten, duiven, ganzen, meeuwen, etc
Welke overlast wordt ervaren door
de klagers?
Neem contact op met de klager en
bespreek de situatie
Klager heeft een bepaald beeld over de
overlast
Wie zijn de eigenaren van
nestplekken?
Leg de situatie voor aan de eigenaren
Stadsdeel
Woningbouwvereniging
Particuliere eigenaren
Fase 1: Wat is de overlast en wat zijn de oorzaken?
Er is nu een beeld van:
- De mate van overlast op de locatie
- Het risico voor verkeer en natuur
- De oorzaken voor kippenoverlast
- De aard van het voedselaanbod
- Verantwoordelijke partijen voor overleg en uitvoering van het terugdringen van het voedselaanbod,
nestmanipulatie en mogelijk wegvangen.
Toolbox beeldvorming van overlast en oorzaken.
Benadering van situatie
Bepaal de grootte van de groep. Inventariseer nestlocaties en voederplekken.
Overleg met beheerders van het gebied de historie van de populatie, waar komen de eerste kippen
vandaan?
Leg uit dat deze situatie een probleem vormt en overlast geeft.
Vraag medewerking bij een mogelijk uit te voeren alternatief en maak gebruik van de expertise van de
GGD, Dierenbescherming etc.
.Zij kunnen specialisten benaderen die op een diervriendelijk wijze een optimale bestemming voor niet
gewenste kippenfamilies vinden.
Bepaling van overlast
Zijn de kippen een gevaar voor het verkeer?
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 35
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Fase 2: Opstellen plan van aanpak
In deze fase wordt de aanpak gepland met als belangrijkst beheermaatregel verantwoord wegvangen
van kippen en het tegengaan van eventuele kippendump.
Afstemming tussen opdrachtgever, adviseur, uitvoerende partijen en belanghebbenden over:
- Probleemanalyse, oorzaak en mogelijke oplossingen.
- Bepalen urgentie en te nemen maatregelen.
- Omvang bepalen van mogelijke vangactie.
- Wijze van communicatie met betrokkenen, denk aan buurtbewoners, beheerders,
dierenbescherming, portefeuillehouder.
- Verdeling kosten
- Nazorg en preventie (monitoring)
Toolbox maatregelen bij kippenbeheer
Kippen zijn moeilijk te beheersen door de aanpassing van het voedselaanbod. Het is daarom ook
verstandig om een kippenpopulatie in zin geheel te vangen. Er zijn verschillende bedrijven die een
goede opvang kunnen regelen voor de gevangen kippen.
Voorlichtingsonderwerpen
Dump geen kippen en hanen! Vraag een juist telefoonnummer om deze te herplaatsen.
Het onderstaande schema geeft inzicht in de stappen met beslispunten
Vraag
Actie
Is de mate van overlast dusdanig
dat ingrijpen nodig is?
Ja
Is het mogelijk om met het
wegenemen van de oorzaken de
overlast op te lossen?
Resultaat
Nee Geef voorlichting en leg uit waarom er
niet ingegrepen wordt
Ja
Leg uit dat de kippen op dit terrein mogen
leven en geen schade aanrichten. Leg wel
uit dat het voeren van kippen niet
verstandig is
Van wie waren de kippen en zijn er
mogelijk vrijwilligers voor opvang in de
buurt
Mogelijk dienen zich vrijwillig nieuwe
eigenaren aan.
1. Wering en terugdringen van
voedselaanbod
Wegnemen van oorzaken, bij kippen vrij
lastig
2. Beheer op nest en broedplekken
3. Wegvangen en verplaatsen
Bij kippen vrij lastig
Zoek hulp om te vangen en op grotere
schaal opvang te zoeken
Nee
Kies de volgende beheersmethode
van boven naar beneden (volgend
uit beleidplan)
Bij deze stappen worden de volgende criteria gebruikt:
1. Waarom worden er kippen gedumpt? Probeer hier op kleine schaal voorlichting over te geven.
Geef een duidelijk alternatief, in overleg met de dierenbescherming.
2. Wegvangen wanneer er opvang geregeld kan worden.
3. Geven van voorlichting:
Waarom moeten kippen niet gedumpt worden? Als kippen in de natuur leven kunnen zij
schadelijk zijn voor andere wilde dieren.
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 36
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Fase 3: Uitvoer en begeleiding van maatregelen
De uitvoer van de oplossing verreist een deskundige die kippen kan vangen en opvang goed geregeld
heeft.
Fase 4: Evaluatie
Zijn de doelen zichtbaar gehaald?
Is het duidelijk voor mensen dat het loslaten van kippen niet kan.
Er zijn ten opzichte van de meldingsdatum geen kippen meer aanwezig op een gebied waar
kippen niet gewenst zijn.
Mogelijk zijn er aangewezen plekken waar men wel kippen wil hebben en die als
opvanggebied kunnen dienen.
Welke doelen zijn er nog niet gehaald?
Beoordeel of bovenstaande doelen nog moeten worden gehaald, mogelijk met andere middelen.
Waren er positieve ervaringen die nuttig kunnen zijn voor andere stadsdelen? Deze informatie wordt
verwerkt dit naslagwerk.
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 37
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Mijten en Teken
De gewone teek of schapenteek
Ixodes ricinus
Ontwikkelingssnelheid
Afhankelijk van menselijk voeren
Afhankelijk van zwerfvuil
Risico om ziek te worden
Materiele schade



Samenvattend werkprotocol voor beheerder
Bij tekenoverlast in de openbare ruimte kunnen beheerders op verschillende manieren klachten krijgen
over teken. In het geval van meldingen neemt de beheerder de volgende stappen:
1. Vraag degene die de melding doet naar de volgende informatie:
- Naam, adres, telefoonnummer.
- Op welke route heeft men gelopen toen men de teken heeft opgelopen?
- Werkt of recreëerd degene vaak in dit gebied, of was het enkel recreatie?
- Heeft men informatie over het verwijderen van teken van het lichaam?
- Heeft de persoon internet: laat hem de folder downloaden
Via site GGD Amsterdam:
http://www.gezond.amsterdam.nl/pool/1/documents/tekenfolder2008.pdf
- Heeft de persoon geen internet verwijs naar:
GGD cluster infectieziekte of leefomgeving(inclusief dierplaagbeheersing).
2. Meld deze gegevens bij het centrale meldpunt en vraag of de overlast bekend is en of er
mogelijk al eens voorlichting over teken gegeven is.
3. Inventariseer welke plekken een dichte lage begroeiing hebben.
4. Maak samen met de GGD een voorlichtingsplan.
5. Indien nodig volgen nadere acties met het monitoren van teken in de begroeiing en mogelijke
deelname van aan onderzoek voor bepaling van besmettingsgraad van de teken.
Zie voor gedetailleerd stappenplan het deel “Methode die de gemeente Amsterdam hanteert bij de
aanpak van probleemlocaties”
Wettelijke status
Flora- en faunawet:
Teken zijn niet beschermd
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 38
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Risico voor volksgezondheid
Teken kunnen onder andere de ziekte van Lyme veroorzaken.
Hoe veroorzaken teken de ziekte van Lyme?
Teken kunnen de ziekte van Lyme veroozaken als ze zelf besmet zijn met de
borreliabacterie, én als ze voldoende lang hebben vastgezeten in de huid. Als een teek
besmet is, zit de bacterie in de darm. De bacterie kan met de darminhoud via het speeksel
van de teek in het lichaam terechtkomen. Het duurt even voordat de bacterie de
speekselklieren bereikt. Als de teek binnen 24 uur wordt verwijderd is de kans dat hij de
bacterie overbrengt bijna nul. Als de bacterie wel in uw lichaam komt, kunt u de ziekte van
Lyme krijgen.
Wat is de ziekte van Lyme?
De ziekte van Lyme is een infectieziekte die door de bacterie Borrelia burgdorferi wordt
veroorzaakt. Door een tekenbeet kan die bacterie in het lichaam terechtkomen. Na 3 dagen
tot 3 maanden, gemiddeld 16 dagen, kan er een rode ring op de huid ontstaan rond de plaats
van de tekenbeet. Dat gebeurt echter niet altijd: ook zonder het verschijnen van de rode ring
kunt u de ziekte van Lyme krijgen.
Een ander verschijnsel is een grieperig gevoel met bijvoorbeeld koorts, hoofdpijn en
gewrichtspijn. In een later stadium van de ziekte is er kans op verlamming van
gezichtsspieren, heftige pijn aan een arm of been, dubbelzien, krachtsverlies in benen,
pijnlijke of gezwollen gewrichten, een neiging tot flauwvallen en hartklachten. Met antibiotica
is de ziekte van Lyme goed te behandelen. Hoe eerder u erbij bent, hoe beter en sneller er
behandeld kan worden.
Hoe vaak komt de ziekte van Lyme voor?
In 2005 gingen ongeveer 17.000 mensen met de eerste verschijnselen van de ziekte van
Lyme naar de huisarts.
Verwijderinstructie van teken
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 39
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Algemene soortbeschrijving
Historie en oorspronkelijk leefgebied
De gewone teek leeft wereldwijd in gebieden met voldoende lage begroeiing. Afhankelijk van de
aanwezigheid van gastheren, zowel kleine als grote zoogdieren, vogels en reptielen.
Kenmerken
Uiterlijk
Verspreiding
Teken komen in heel Nederland voor in vochtige begroeiing tot 1,5 meter.
Ontwikkeling
Ei, nimf en volwassen stadium. De ontwikkeling van larve tot volwassen dier duurt 6 weken,
afhankelijk van de mogelijkheid van een bloedmaaltijd. Het eitje komt alleen uit in een omgeving met
80% luchtvochtigheid.
Leefwijze
Eitjes komen alleen uit op plekken met een hoge luchtvochtigheid en in een begroeiing tot
1,5 meter hoogte. Teken laten zich dus niet vallen vanuit hoge bomen, maar kruipen vanaf
de lage begroeiing via schoenen en kleding richting de huid. In de cyclus hebben de teken
voor elke vervelling een bloedmaaltijd nodig.
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 40
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Oorzaken voor overlastgevende situaties
Vochtige lage begroeiing met voldoende gastheren.
Voedselaanbod
Het voedsel van teken is bloed van zoogdieren.
Literatuur
Voor teken is er door het RIVM een toolkit opgesteld om iedereen eenduidige informatie te geven
http://downloadcenter.infectieziekten.eu/toolkit/
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Naslagwerk Dierplaagbeheersing
Pagina 41
laatst bijgewerkt: 20-7-2017
Methode die de gemeente Amsterdam hanteert bij de aanpak van
probleemlocaties
De volgende aanpak is leidraad bij advisering en aanpak van tekenoverlast.
Fase 1: Wat is de overlast en wat zijn de oorzaken?
Toolbox beeldvorming van overlast en oorzaken.
Benadering van situatie
Waar is de besmette begroeiing? Komen daar veel mensen?
Bepaling van overlast
Waar zitten de teken? Vraag de GGD om hulp bij monitoring en eventuele mogelijkheden voor
meedoen aan landelijk onderzoek.
Voorzorg bij melding:
Wanneer er teken op een locaties worden gemeld kan afhankelijk van het aantal omwonenden de
volgende folder worden gedownload en geprint.
http://www.gezond.amsterdam.nl/pool/1/documents/tekenfolder2008.pdf
Fase 2: Opstellen plan van aanpak
Plan van aanpak bestaat uit geven van voorlichting en het mogelijk markeren van gebieden.
Afstemming tussen opdrachtgever, adviseur, uitvoerende partijen en belanghebbenden over:
- Voorlichting aan bevolking via GGD folder
- Overweeg samen met de GGD een inventarisatie van de begroeiing en het markeren van
besmette begroeiing.
- Teken bevinden zich in begroeiing tot 1,5 meter hoogte
- Teken springen niet.
Toolbox maatregelen bij tekenbeheer
Teken kunnen (nog) niet worden bestreden.
Voorlichtingsonderwerpen
Waar leven teken?
Wat is de ziekte van lyme?
Fase 3: Uitvoer en begeleiding van maatregelen
Er zijn nog geen mogelijkheden om tekenpopulaties te beheren
Fase 4: Evaluatie
Zijn de doelen zichtbaar gehaald?
-
Het is gelukt de bevolking te informeren.
Mensen zijn bewust van de risico’s en weten hoe te handelen wanneer ze door lage
begroeiing hebben gelopen.
De verspreiding van teken wordt landelijk gevolgd. Beheersmaatregelen zijn er vooralsnog niet en
goede voorlichting is daarom erg belangrijk.
Waren er positieve ervaringen die nuttig kunnen zijn voor andere stadsdelen? Deze informatie wordt
verwerkt in dit naslagwerk.
auteur
: Jan Buijs
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
: 2008-1
digitaleversie
: [email protected]
Download