Overzicht vegetatie

advertisement
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
1. Moerasplanten
1.1 Zenegroen (Ajuga reptans)
familie: lipbloemfamilie
Vindplaats: bermen van sloten, natte tot vochtige en matig voedselrijke grond in loofbossen,
beekdalgraslanden, lemige heide en in laag duingrasland.
Hoogte: ca. 5-40cm
Bloeitijd: april-juni
Bodem: geen specifieke zuurtegraad vereist maar houdt van stikstofhoudende bodem.
Kenmerken: groen blijvende vaste plant.
- WORTEL: bijwortels die ontstaan uit de
ondergrondse knopen van de wortelstok
- STENGEL: wortelstok met lange wortelende,
bebladerde bovengrondse uitlopers.
Deze uitlopers zijn behaard op twee
tegenoverstaande zijden, afwisselend van ene
tot het andere tussenknoopstuk.
- BLAD: bladeren nagenoeg kaal, de
wortelstandige bladeren die groter zijn dan de
stengelbladeren en nog groen zijn tijdens de
bloei.
- BLOEM: blauwpaarse soms ook roze of witte bloemen in losse schijnkrans, bovenste
schutbladeren zijn korter dan de bloemen, meeldraden met behaarde helmdraden.
- VRUCHT: vierdelige splitvrucht.
- ZAAD: zaden met mierenbroodje.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
1.2 Astilbe (Astilbe Simplicifolia)
familie: steenbreekfamilie
Vindplaats: in de buurt van een (natuurlijke) vijver, waar
de relatieve vochtigheid hoog is. Plaats met halfschaduw.
Hoogte: 30-90cm
Bloeitijd: juli-augustus
Bodem: bodem dient vooral vochtig te zijn en bij
voorkeur humusrijk, zuur en niet te zwaar; kalkgronden
zijn niet geschikt, noch zware kleibodems.
Kenmerken: gevoelig voor nachtvorst.
- WORTEL: bijwortels die ontstaan uit de ondergrondse
knopen van de wortelstok.
- STENGEL: kluitvormende wortelstok.
- BLAD: dubbel 3-tallig, met eironde-langwerpige, enkel of dubbel gezaagde blaadjes,
meestal groen, soms bruinrood getint.
- BLOEM: zeer kleine, 4- of 5-tallige bloempjes die met honderden verenigd zijn in
opvallende pluimen. De hybriden verschillen onderling in de vorm van de pluimen (kort en
gedrongen of lang en slank, smal of breed, rechtopstaand of met sierlijk overhangende
zijtakken), kroonbladeren (wit, roze, rood, purper of karmijnrood).
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
1.3 Pinksterbloem (Cardamine pratensis)
familie: kruisbloemenfamilie
Vindplaats: groeit in vochtige, al of niet bemeste graslanden, alsook in lichte, vochtige
loofbossen.
Hoogte: 15-50cm
Bloeitijd: april-juni
Bodem: vochtige grond of heel ondiep water, in volle zon of halfschaduw.
Kenmerken: op de plant treft men vaak schuimvlokken aan, gevormd door larven van
schuimcicaden die sappen uit de plant zuigen. De in de bloemen gevormde etherische olie
werd vroeger gebruikt als middel tegen krampen. In sommige streken werden de bladeren
gegeten omdat deze vitamine C bevatten.
- WORTEL: verdikte wortelstok (opslag reservevoedsel)
- STENGEL: hol tot holrond.
- BLAD: onderste bladeren in wortelrozet. Deze zijn
meestal ei- tot cirkelrond, gaafrandig of met wijd uiteen
staande tanden. Bovenste en middelste bladeren
verschillen sterk met de onderste bladeren en zijn veel
smaller.
- BLOEM: zachtroze tot rozerood (uitzonderlijk wit);
staan in hoofdzaak aan de stengeltop. Er zijn vier
kroonbladeren die ongeveer drie keer zo lang zijn als de
kelk Ze bezitten zes meeldraden. Bestaat ook in een
vorm met gevulde bloemen met meer kroonbladeren.
De helmknoppen hebben een gele kleur.
- VRUCHT: opvallend langwerpige vruchten, hauwen genoemd; de hauw heeft bovenaan een
korte snavel en staat rechtop aan een lange steel. Gaat explosief open.
- ZADEN: als er geen zaden worden gevormd kan de plant zich door middel van
broedknoppen die bewortelen, ook vegetatief (= ongeslachtelijk) voortplanten.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
1.4 Moeraswolfsmelk (Euphorbia palustris)
Vindplaats: rietland en waterkant
Hoogte: 60-150 cm
Bloeitijd: mei-juni
Bodem: vochtige grond in volle zon
familie: Wolfsmelkfamilie
Kenmerken: giftige(!), overblijvende plant, vrij zeldzaam, bevat melksap dat irriterend is voor
huid en ogen.
- WORTEL: bijwortels die ontstaan uit de
ondergrondse knopen van de wortelstok
- STENGEL: wortelstok, dikke,
buisvormige bovengrondse zijstengel.
- BLAD: lancetvormige, gaafrandige tot
iets getande, zittende bladeren zijn 2,5 tot
8 cm lang en 2cm breed. Ze hebben een
smalle doorschijnende rand, zijn aan de
bovenzijde donkergroen en aan de
onderzijde blauwgroen. In de herfst
verkleuren ze purperrood.
- BLOEM: kroonbladeren geel-groen, het is een cyathium (= schijnbloem) dat bestaat uit een
vrouwelijke bloem met daaronder enkele tot een meeldraad gereduceerde mannelijke bloemen
en wordt omgeven door een klokvormig omwindsel. Vooral de schutbladeren vallen op. Bij
een deel van de cyathia zitten 6-7, bruine, eironde tot langwerpige honingklieren zonder
hoorntje. De schermen en okselstandige bloeiwijzen zijn grotendeels in vieren vertakt.
- VRUCHT: kluizige splitvrucht, die op de welvingen bezet is met korte, rolronde wratten.
- ZAAD: zaden zijn glad
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
1.5 Daglelie (Hemerocallis L.)
Vindplaats: bermen, graslanden, tuinen, parken.
Hoogte: 40-80 cm gemiddeld
Bloeitijd: mei-juni-(september)
bodem: humusrijke bodem
familie: Leliefamilie
Kenmerken: winterhard
- WORTEL: bijwortels
- STENGEL: wortelstok die langer wordt dan de bladeren.
- BLAD: overhangende bandvormige, glanzende bladeren.
- BLOEM: trompetvormige lelieachtige gele bloemen die vrij lang gesteeld zijn.
Bloemdekslippen met onvertakte nerven. Deze staan in een open, vertakte bloeiwijze op
sterke stelen.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
1.6 Waterlobelia (Lobelia Dortmanna)
Vindplaats: vijvers met mineraalarm water, heidevennen.
Hoogte: 25-80 cm
Bloeitijd: juli-september
Bodem: zandige bodem
familie: Lobeliafamilie
Kenmerken: ondergedoken plant, zeer zeldzaam
- WORTEL:
- STENGEL: holle stengel
- BLAD: onderste bladeren in bladrozet, lijnvormig, gaafrandig met 2 overlangse luchtholten,
geen stengelbladeren.
- BLOEM: 5-9 knikkende bloemen op5-10mm lange bloemsteeltjes. Bloemkroon bleek lila of
blauwachtig. Bloeiwijzen op bloemstelen die boven het wateroppervlak uit steken.
- VRUCHT: 5-10mm grote doosvrucht.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
1.7 Moeraskers (Rorippa palustris)
familie: kruisbloemigen
Vindplaats: langs de oevers van plassen en langzaam stromende beken.
Hoogte: 20-60cm
Bloeitijd: juni-september
Bodem: voorkeur voor humusrijke modder- of jonge kleibodem.
Kenmerken: verwant met Akkerkers en Waterkers.
- WORTEL:
- STENGEL: holle stengel
- BLAD: de bladsteel heeft aan de
basis twee oortjes die half
stengelomvattend zijn. Sterk
gelobde bladeren. De onderste
bladeren zijn gesteeld de bovenste
zijn soms zittend.
- BLOEM: bleekgele
kroonbladeren
- VRUCHT: langwerpig elliptische hauwen eindigend in een korte snavel. Ze bevatten stelen
die vrijwel even lang of iets langer zijn dan de vrucht.
- ZAAD: klein met aan de bovenkant een inkeping.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
1.8 Penningkruid (Lysimachia Nummularia)
Vindplaats: slootkanten, graslanden en loofbossen.
Hoogte: 10-60cm
Bloeitijd: mei-augustus
Bodem: vochthoudende grond, zonnig of half-schaduw
familie: sleutelbloemfamilie
Kenmerken: blijft het hele jaar door groen. De bladeren werden vroeger gebruikt bij de
behandeling van wonden.
- WORTEL: bijwortels
- STENGEL: kruipende wortelstok
met bovengronds opstaande
bebladerde stengel. Vormt uitlopers
(vegetatieve voortplanting)
- BLAD: de 2,5cm grote bladeren zijn
eirond tot elliptisch met een stompe
bladtop. Op de bladeren zitten rode
klierpuntjes, die als het blad tegen het
licht gehouden wordt met een loep
goed te zien zijn.
- BLOEM: grote 1,5-3cm grote gele
klokvormige bloemen op korte stelen. Ze staan in de oksels van de bladeren ingeplant. De
kelkslippen zijn eirond tot hartvormig en de meeldraden zijn aan de voet iets vergroeid. Het
vruchtbeginsel is bovenstandig. Insectenbestuiving, maar kan ook aan zelfbestuiving doen.
- VRUCHT: doosvrucht
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
1.9 Kattenstaart (lythrum salicaria)
Vindplaats: waterkant, duinvallei, gras- en rietlanden.
Hoogte: 60-120cm
Bloeitijd: juni-september
Bodem: geen speciale noden.
familie: kattenstaartfamilie
Kenmerken: omdat de stengel en bladeren tamine bevatten werden deze vroeger in de
leerlooierij gebruikt. (wortelsap geeft een rode kleur voor het verven van wol).
- WORTEL: bijwortels
- STENGEL: rechtopstaand, stevig, behaard en vierkant van
vorm. Weinig of niet vertakt.
- BLAD: ongesteelde bladeren, lancetvormig tot eirond, die
aan de onderzijde meestal in kransen van 3 en aan de
bovenzijde in paren gerangschikt staan.
- BLOEM: lange aarvormige bloeiwijze (schijnaar) met
donker purperrode kleur. De bloemen van 1 plant zijn
hetzelfde maar de plaatsing van het mannelijk (meeldraden)
en vrouwelijk geslachtsorgaan (stamper) verschilt per plant
(2-slachtig). De stampers kunnen boven de kelkbuis uitsteken,
even hoog zijn als de punten van de kelkbladeren of in de
kelkbuis verscholen zitten.
De hoogte van de kransen van elk 6 meeldraden, verschilt ook onderling. Door deze 2 kransen
wordt de tong van een bij die nectar wil opnemen aan 2 kanten met stuifmeel bedekt.
De lengte van de stijlen van de bloemen verschilt onderling (= heterostylie) Dit voorkomt
zelfbestuiving en bevordert kruisbestuiving.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
1.10 Maskerbloem (Mimulus guttatus)
familie: helmkruidfamilie
Vindplaats: oevers van snelstromende beken, sloten en bronnen.
Hoogte: 20-60cm
Bloeitijd: juni-oktober
Bodem: voedselrijk, vochtige maar kalkarme gronden.
Kenmerken: oorspronkelijk afkomstig uit Noord-Amerika. Winterhard.
- WORTEL: kruipende wortels.
- STENGEL: verticale bloeistengel.
- BLAD: tegenoverstaande bladeren die eivormig zijn, glanzend en onregelmatig getand. De
onderste bladeren zijn gesteeld.
- BLOEM: 3-4cm lange gele, oranje of rode bloemen staan solitair in de bladoksels. Ze zijn
tweelippig. De bovenlip staat opgericht en heeft twee lobben. De onderste lip heeft drie
lobben, waarvan de middelste vaak roodgevlekt is. De onregelmatig getande bladeren zijn
eirond tot langwerpig. De bloemen staan op stelen apart in de oksels van de bovenste
bladeren.
- VRUCHT: doosvrucht met dekseltje.
- ZADEN: zaden met een fijn oppervlak dat netvormig geribbeld is. Ze vertonen aanpassingen
voor verspreiding door water. Als ze rijp zijn vallen de zaden uit de langs boven
opengesprongen doosvrucht in de grote klokvormige kelk. Daar kiemen ze en gaan door
vergroting van de met lucht gevulde holle ruimten tussen de celwanden drijven. De kiem
zonder zaadhuls kan lang in het water meedrijven tot op een goede plaats en dan wortel
schieten. Hij overleeft zelfs vrieskou.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
1.11 Sleutelbloem (Primula veris L.)
Vindplaats: bossen, weilanden, langs rivieren
Hoogte: 15-20cm
Bloeitijd: maart-mei
Bodem: vochtige grond
familie: sleutelbloemfamilie
Kenmerken: werd vroeger als geneesmiddel gebruikt.
- WORTEL: bijwortels
- STENGEL: wortelstok
- BLAD: de bladeren vormen een wortelrozet.
Ze zijn onregelmatig getand en onderaan harig.
- BLOEM: alleenstaande bloemen of
schermen. Bloemen met holle bloemkroon,
gesloten klokvormige vijftandige kelk met
oranje vlekken op de keel. Bloemen zijn
dimorf: sommige planten hebben bloemen met
lange stijl en laag geplaatste helmknoppen,
andere bloemen hebben korte stijlen en hooggeplaatste helmknoppen  Kruisbestuiving
mogelijk maken. Bestuiving gebeurt door hommels, bijen en vlinders.
- VRUCHT: eivormige doosvrucht die omsloten wordt door de kelk.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
1.12 Kogelbloem (Cephalanthus occidentalis)
Vindplaats: rand vijver
Hoogte: tot 1,5-2m
Bloeitijd: juni-augustus
bodem: humusrijk en vochtig
familie: sterbladigenfamilie
Kenmerken: heester
- WORTEL:
- STENGEL: stam
- BLAD: tegenoverstaand of per 3 gerangschikt.
- BLOEM: kleine, witte tot crèmekleurige,
bolvormige bloemen die sterk geuren. Ze
groeien in groepjes aan het eind van de takken.
Trekt bijen en vlinders aan door vorm en zoete
geur.
- VRUCHT: roodbruine bolletjes die tijdens de
winter in de struik blijven hangen.
- ZAAD: spits toelopende nootjes
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
2. Oeverplanten ondiep water
2.1 Pijlkruid (Sagittaria sagittifolia)
Vindplaats: in moeraszone van poelen en beken.
Hoogte: 70-100cm
Bloeitijd: juli-september
Bodem: Zuurtegraad water neutraal tot licht basisch.
familie: waterweegbreefamilie
Kenmerken: de zetmeelhoudende, zoet-aromatisch smakende knolletjes worden in China en
Japan als groente gegeten.
- WORTEL: zijwortels
- STENGEL: knolachtig verdikte wortelstok wit of
groen, bedekt met schubben. Boven water hebben ze
een 3-kantige stengel die tot 0,5m boven water uit kan
steken.
- BLAD: onderwater zijn de bladeren lichtgroen, lang
en smal, bovenwater zijn ze ongedeeld langgesteeld en
hebben ze een pijlvorm.
- BLOEM: eenslachtig: mannelijke bloemen zitten in
de bovenste kransen van de bloem, vrouwelijke in de
onderste kransen. Ze hebben een witte kleur met
centraal een donkerbruine tot paarse vlek. Ze groeien
in langwerpige bloeiwijzen en hebben drie vrije
kroonbladeren en drie groene kelkbladeren
- VRUCHT: klein.
- ZAAD: eenzaadlobbige, bedektzadig, zaden verspreiden zich drijvend op het water in en
kiemen pas na een koudeperiode.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
2.2 Kalmoes (Acorus calamus)
familie: kalmoesfamilie
Vindplaats:in de ondiepe oeverzone van vijvers, meren en sloten.
Hoogte: 60-120cm
Bloeitijd: juli-augustus
Bodem: vijver, niet dieper dan 30cm, houdt van water dat zuur tot licht zuur is.
Kenmerken: heeft een zuiverende, desinfecterende werking. De etherische werking van de
wortelstok werkt bacterieremmend en dodend.
- WORTEL: bijwortels
- STENGEL: lange, dikke, geurige
wortelstok. Vormt uitlopers voor
vegetatieve vermeerdering.
- BLAD: taai, zwaardvormig,
rechtopstaand met gele lengtestrepen.
- BLOEM: bloeiwijze: geel-groene kolf
van 6-8cm lang op stengeluiteinde, in de
oksel van een smal rechtopstaand
schutblad.
- VRUCHT: rode bessen die meerdere zaden bevatten.
Zaden
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
2.3 Waterweegbree (Alisma plantago-aquatica)
familie: waterweegbreefamilie
Vindplaats: sloten, kanalen, vijvers, plassen, (drink)poelen, vennen en hoogveenputten met
binnendringend voedselrijk water, waterkanten, greppels, afgravingen, baggerstortterreinen en
droogvallende oude stroomgeulen in beek- of rivierbegeleidende bossen. Ondiep, stilstaand
tot vrij sterk stromend water.
Hoogte: 30-170cm
Bloeitijd: juni-augustus
Bodem: zwak zuur tot kalkhoudend, zoet water.
Kenmerken:
- WORTEL:
- STENGEL: boven het water uit komend.
- BLAD: bladrozetten meestal regelmatig en min of
meer stervormig; jonge rozetten vaak biesachtig.
lancetvormige, ovaal-ronde bladeren op lange stelen
die een toegespitste top en afgeronde voet hebben.
- BLOEM: een pluim van kleine witroze bloemetjes.
Elke bloem bestaat uit 3 afgeronde kroonblaadjes, 3
kelkblaadjes en 6 meeldraden.
- VRUCHT: nootjes 2 tot 3mm, een lange snavel in
of onder het midden, aan de rugkant 1 groef.
- ZAAD: platte zaden die een ring vormen.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
2.4 Slangewortel (Calla palustris)
Vindplaats: stilstaand of traag stromend water.
Hoogte: tot 30cm
Bloeitijd: juni-september
Bodem: klei-leem
familie: aronskelkfamilie
Kenmerken: ontkiemen na koude periode, kan tot 1,5j duren voor de kieming plaats vindt.
Ontleent zijn naam aan de kruipende, slangachtige wortelstok.
- WORTEL: bijwortels
- STENGEL: stevige kruipende wortelstok
- BLAD: vrij dikke, hartvormige bladeren,
die tot 15cm lang kunnen worden en op
vlezige stelen staan. Naar het einde van de
zomer toe worden de bladeren steeds
leerachtiger en taaier om zo weinig
mogelijk vocht te verliezen.
- BLOEM: de bloemen lijken sterk op die
van de aronskelk. Ze bestaan uit een wit,
geel, rood of roze gekleurd schutblad met middenin de stamper en meeldraden. Het
felgekleurde schutblad moet insecten aantrekken om de echte, maar erg onopvallende kleine
'bloemen' te bevruchten.
- VRUCHT: bessen die na de bloei en na de bestuiving verschijnen. Rood en behoorlijk giftig.
- ZAAD: in de bessen.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
2.5 Goudknoopje (Cotula coronopifolia)
familie: composietenfamilie
Vindplaats: drooggevallen plaatsen in onlangs ingepolderde gebieden, langs ondiepe plassen
en in trapgaten van drassige weilanden.
Hoogte: 10-50cm
Bloeitijd: april-mei
Bodem: zonnige, open plaatsen op natte, brakke tot zilte grond.
Kenmerken:
- WORTEL:
- STENGEL: opstijgend, al of niet vertakt,
lichtgroen of bruinig, kaal, stengeltoppen niet
bebladerd, elk met 1 bloemhoofdje.
- BLAD: lijnvormig tot langwerpig, iets
vlezig, vaak een gave rand, soms veerdelig,
aan de voet een wijde, stengelomvattende
schede. Lichtgroen, geurend naar citroen.
- BLOEM: alleenstaande knopvormige gele
bloempjes op lange stelen (0,5-1cm breed)
Alleen buisbloemen, de randbloemen zijn
vrouwelijk.
- VRUCHT:
- ZAAD: wrattige zaden. De zaden van de
randbloemen zijn gevleugeld. Geen
vruchtpluis.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
2.6 Parapluplant (Cyperus alternifolius)
Vindplaats: moerszone
Hoogte: 45-90cm
Bloeitijd: juli-augustus
Bodem: geen speciale noden
familie: cypergrassenfamilie
Kenmerken: sterk verwantschap met papyrusriet. Kan ook als kamerplant gehouden worden.
- WORTEL:
- STENGEL: opgaande lange stengels die
afhangen.
- BLAD: puntige, zwaardvormige, tot
25cm lange (schut)bladeren.
- BLOEM: holle, driekantige
bloeistengels met roodbruine pluimen
van kleine bloempjes. Donkergroene
afhangende, in een krans ingeplante
schutbladeren die op gegroefde stelen
staan.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
2.7 Veenpluis (Eriophormus angustifolium)
familie: cypergrassenfamilie
Vindplaats: heide- en veengebieden, graslanden, zeggemoerassen, vennen en duinvalleien.
Hoogte: tot 45cm
Bloeitijd: juni-augustus
Bodem: vochtige, zure grond.
Kenmerken:
- WORTEL: bijwortels
- STENGEL: lange wortelstok
- BLAD: de bladeren zijn donkergroen. Geleidelijk
worden ze bruin en tegen bloeitijd sterven ze af. Als
het bloeiseizoen is afgelopen ontstaan er nieuwe
bladeren.
- BLOEM: de bloemen zijn erg klein en vallen daarom niet op. Ze zijn tweeslachtig en in
plaats van een kelk en kroon is er een krans van borstelharen, die later uitgroeien tot lange
zijdeachtige, witte, pluisvormige bloeiwijzen op slanke stelen.
De bloempjes vormen aren.
- VRUCHT: driehoekig nootje dat omgeven wordt door het witte vruchtpluis.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
2.8 Pitrus (Juncus effusus)
familie: russenfamilie
Vindplaats: vochtige plaatsen, weilanden, open plekken in bossen, waterkant en in moerassen.
Hoogte: 30-150cm
Bloeitijd: juni-augustus
Bodem: kan ook in zuurstofarme gronden groeien.
Kenmerken: werd vroeger gebruikt voor het vlechten van manden, matten en viskorven. Het
merg dat sponzig is werd gebruikt als lampenpit.
- WORTEL: korte, sterk vertakte wortelstok.
- STENGEL: gladde, glanzende grasgroene stengel die
van groot belang is bij de fotosynthese.
- BLAD: wortelstandige bladeren die lijken op de
bloeistengels. Deze staan stijf rechtop en zijn rond. De
bladscheden zijn donkerrood tot donkerbruin. De
bladeren zijn cilindrisch van vorm.
- BLOEM: de losse bloeiwijze zit onder een
stengelvormig schutblad. De bloemen hebben een
olijfgroene kleur. Aan de voet van de bloem zitten twee
vliezige steelblaadjes. De rest van de stijl zit aan de top
van de vrucht en niet op een verhoging zoals bij
biezenknoppen o.a. De bloem heeft meestal drie meeldraden.
- VRUCHT: een doosvrucht, die veel zaadjes bevat en aan de top vaak iets ingedeukt is.
- ZAAD: hebben geen aanhangsel (mierenbroodje), maar zijn wel kleverig door de aanwezige
borstelhaartjes, waarmee ze aan vogels blijven kleven.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
2.9 Watermunt (Mentha aquatica)
familie: lipbloemigen
Vindplaats: oevers, greppels, in de verlandingszone, in vochtige graslanden en duinvalleien.
Hoogte: 20-90cm
Bloeitijd: juli-oktober
Bodem: natte, matig voedselarme tot voedselrijke, humeuze tot venige, zwak zure tot
kalkhoudende grond. Ook op brakke bodem.
Kenmerken:
- WORTEL: bijwortels.
- STENGEL: wortelstok met uitlopers,
bovengronds verticale, vaak roodachtige
stengel.
- BLAD: gesteelde, eivormige, gezaagde
en aan beide kanten behaarde bladeren.
Ze ruiken sterk naar pepermunt.
- BLOEM: bolvormige bloeiwijze op
stengeluiteinde. Onder de bloeiwijze
vindt men vaak 1 of meerdere
schijnkransen in de oksels van bladeren,
die verder uit elkaar staan en waarvan de
steunbladeren op gewone bladeren lijken.
De bloemen hebben een 5-tandige kelk.
De meeldraden komen boven de bloem uit. Bloemen met erg korte bloemstelen die licht
behaard zijn. De kroonbladeren hebben een lila-rode kleur. Insectenbestuiving.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
2.10 Waterdrieblad (Menyanthes trifoliata)
Vindplaats: veenmoerassen, poelen, vennen, natte
duinvalleien.
Hoogte: 15-30cm
Bloeitijd: mei-juni
Bodem: onder water.
familie: watergentiaanfamilie.
Kenmerken: verwant met de gentianen. De plant
bevat een bittere stof die vroeger in
kalmeringsmiddelen werd gebruikt.
- WORTEL: bijwortels.
- STENGEL: lange, kruipende en vertakte
wortelstok die op het uiteinde een stukje boven
water groeit (bloeistengel).
- BLAD: wortelstandige bladeren die drietallig
zijn steken ook boven het wateroppervlak uit. Ze
hebben een omgekeerd eironde vorm en zijn gaafrandig. De bladeren vormen aan de voet een
stengelschede.
- BLOEM: op de punt van de korte, bovengronds uitkomende wortelstok zit een
piramidevormige bloemtros. De bloemknoppen vertonen een rode zweem. Er zijn 5
kroonbladeren die dicht behaard zijn langs de binnenzijde. Na het openen van de bloem rollen
de kroonslippen naar buiten om. Ze hebben een witte of lichtroze binnenzijde. Na het openen
sluiten de kroonslippen niet meer. De meeldraden en de stamper zijn verschillend van lengte.
Tot de vrucht rijp is draagt ze de draadvormige stamper. Bestuiving gebeurt grotendeels door
hommels.
- VRUCHT: bolvormige doosvrucht.
- ZADEN: drijven, blijven kleven (verenkleed vogels).
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
2.11 Moeras-vergeet-mij-nietje (Myosotis palustris)
familie: ruwbladigenfamilie
Vindplaats: moerassige plaatsen, langs en in het water, op bouwlanden en akkers.
Hoogte: 20-40cm
Bloeitijd: april-oktober.
Bodem:
Kenmerken: winterhard
- WORTEL: bijwortels.
- STENGEL: kruipende wortelstok, kantige stengel die
opgericht is.
- BLAD: bloeiwijze aan de onderzijde van de stengel is
bladerloos. De bladeren zijn steelachtig versmald onderaan
de stengel en bovenaan zijn ze lancetvormig versmald en zittend.
- BLOEM: roze-witte of lichtblauwe bloemen. De kelk is tussen een kwart en een derde
ingesneden. De kelk is vergroeid tot een buis met 5 slippen. Zij omsluit de vrucht.
- VRUCHT: bestaat uit 4 nootjes die eivormig, afgeplat en zwart glanzend van kleur zijn.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
2.12 Grote boterbloem (Ranunculus lingua Grandiflora)
familie: Ranonkelfamilie
Vindplaats: oever, moeraszone
Hoogte: 60-120cm
Bloeitijd: juni-augustus
Bodem: kan tot 60cm diep onder water staan. Kan sterk woekeren.
Kenmerken: giftig voor vee.
- WORTEL: bijwortels
- STENGEL: wortelstok met uitlopers.
- BLAD: de in een rozet staande lancetvormige,
ietwat gezaagde, grondbladeren zijn lang en spits en
hebben een blauwgroene kleur.
- BLOEM: de gesteelde bloemen zijn tot 4cm breed
en hebben 5 bijna ronde goudgele kroonbladeren.
- VRUCHT: dopvruchten met gebogen snavel. (zie
afb.)
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
2.13 Mattenbies (Scirpuslacustris ssp. Lacustris)
familie: cypergrassenfamilie
Vindplaats: aan de waterkant, oever en dijk van stilstaand en traagstromend (brak) water, in
sloten en rivieren.
Hoogte: 50-300cm
Bloeitijd: juni-juli
Bodem: ondiep, voedselrijk, zoet of soms brak water met een bodem van laagveen, klei, zand
of stenige grond.
Kenmerken: stengel wordt wel eens voor vlechtwerk gebruikt.
- WORTEL: bijwortels
- STENGEL: kruipende wortelstok met bovengronds
een gladde, ronde, bladerloze stengel die tot 2cm dik
kan zijn.
- BLAD: ondergedoken lintvormige bladeren. De
scheden rafelen tot vezels uit elkaar.
- BLOEM: bloeiwijze lijkt opzij aan de stengel te
zitten. Toch is het een gewone eindstandige bloeiwijze.
Het deel dat er als het stengeluiteinde uitziet is
eigenlijk het rechtopstaand, scherpgepunte,
stengelronde schutblad van de bloeiwijze. 3-10mm
lange rood-bruine aartjes zijn eivormig en staan in
groepjes waaruit de schermachtige bloeiwijze, met
ongelijke stralen, opgebouwd is. De bloemen bevatten
3 meeldraden, een stamper met 2-3 stempels en enkele
borstels met weerhaken.
- VRUCHT: grijs-bruin en driekantig.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
2.14 Beekpunge (Veronica beccapunga)
familie: helmkruidfamilie
Vindplaats: beken, sloten, waterkant, moerassen en vochtige zandgronden.
Hoogte: 20-100cm
Bloeitijd: mei-september
Bodem: matig voedselrijke tot voedselrijke, vaak kalkhoudende grond of in ondiep, vaak
stromend water. Vrij sterk zoutmijdend.
Kenmerken: de bladeren bevatten antivriesstoffen; ze werden vroeger gegeten. Er teveel van
eten geeft een waterafdrijvend (diuretisch) effect.
- WORTEL: bijwortels
- STENGEL: kruipende stengel waarvan de knopen
bewortelen. De bloeistengel steekt boven water uit.
Kale stengel, slechts af en toe bedekt met zeer korte
klierharen.
- BLAD: brede, elliptische, vlezige tot bijna ronde,
kortgesteelde bladeren die altijd groen zijn. De bladrand
is gekarteld of gezaagd.
- BLOEM: 4-tallige blauwe kroonbladeren waarbij het
bovenste kroonblad groter is dan de andere 3. Aan de
basis zijn ze tot een erg korte buis vergroeid. Er zijn
slechts 2 meeldraden. Bloeit in langgesteelde trossen
die okselstandig zijn en 20-25 bloemen per hoofdje
bevatten.
- VRUCHT: grote bolvormige doosvrucht, onbehaard, ligt buiten de kelk, is ongeveer even
lang of iets langer dan de vrij spitse kelkslippen.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
3. Oeverplanten voor diep water
3.1 Zwanebloem (Butomus umbellatus)
Vindplaats: vijver, in en langs waterwegen.
Hoogte: 90-150cm
Bloeitijd: juni-augustus
Bodem: voedselrijk water.
familie: Zwanebloemfamilie
Kenmerken: de enige soort van zijn geslacht. Overblijvende plant. De wortelstok wordt in
sommige landen gegeten. Dankt haar naam aan de vorm van de stampers die op zwanen
zouden lijken.
- WORTEL: bijwortels
- STENGEL: kruipende, verdikte, vlezige wortelstok,
bovengronds bebladerd.
- BLAD: lange, smalle, grijsgroene, wortelstandige
bladeren die aan de voet schedeachtig verbreed zijn.
Verder naar boven toe zijn de bladeren driekantig
(vooral in doorsnede goed zichtbaar) en een beetje
gedraaid.
- BLOEM: de roze bloemen zijn 3-tallig. Ze zitten in
een schermvormige bloeiwijze. De bloemstelen zijn
lang en min of meer gelijk in lengte. Aan de voet van
het scherm zijn er kleine schutblaadjes. De
kelkbladeren zijn smaller dan de kroonbladeren. De
kroonbladeren blijven rondom de vrucht zitten. De
bloemen zijn 2-slachtig en bevatten 6-9 rode
meeldraden. Er zijn 6-9 bovenstandige vruchtbladen die onderaan iets vergroeid zijn en bij
rijpheid, omgekeerd-eivormig zijn. Elk ervan draagt één blijvende stijl. Over de gehele
binnenzijde van het vruchtblad zitten de talrijke zaadknoppen verspreid, dit met uitzondering
van de rugnaad en de hoeken. Hun zaadhoofdjes zijn roodbruin en tot 10mm lang. Als de
bestuiving niet door insecten kan doorgaan doet de plant aan zelfbestuiving.
- VRUCHT: aan de buikzijde
openspringende kokervruchten.
- ZADEN: zeer kleine zaden die
door een scheur aan de
binnenkant van de vrucht
verspreid worden.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
3.2 Gele dotterbloem (Caltha palustris)
familie: ranonkelfamilie
Vindplaats: slootkanten, beekoevers of vochtige weilanden met lichtstromend ondiep water.
Hoogte: 20-60cm
Bloeitijd: april-mei, soms 2de bloeiperiode van augustus-september
Bodem: voedselrijke grond
Kenmerken: giftig, wordt vermeden door het vee en door boeren bestreden in hooilanden.
- WORTEL:
- STENGEL: rechtop groeiende stengel
- BLAD: grote donkergroene, glanzende
bladeren die ongesteeld zijn en de stengel
omvatten.
- BLOEM: helder goudgele kroonbladeren,
de geopende bloemen kunnen een doorsnede
van 5cm bereiken en tot 100 meeldraden
bevatten. De 5-8 stampers, voorzien van korte stijl.
- VRUCHT: de stamper groeit na bevruchting uit tot een meerzadige kokervrucht. De rijpe
kokervruchten springen langs 1 kant open en verspreiden zo de zaden.
Zaaddozen na afvallen bloem
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
3.3 Gele lis (Iris pseudacorus L.)
familie: lissenfamilie
Vindplaats: oevers van zoetwater, sloten, plassen, rietlanden, moerassen, zeer natte graslanden
of moerasbossen.
Hoogte: 40-150 cm
Bloeitijd: mei-juli
Bodem: slik
Kenmerken: zaden moeten koudeperiode doormaken voor ontkieming. De lissnuitkever is een
3-4mm groot kevertje dat leeft van de sappen van de gele lis. De larve van de kever leeft van
en in de zaden.
- WORTEL: bijwortels
- STENGEL: wortelstok
- BLAD: parallelnervige bladeren die plat en
zwaardvormig zijn en het hele jaar groen blijven.
- BLOEM: 3-tallig. 6 bloemdekbladeren en 3
stijltakken hebben zich tot een vorm van
kroonbladeren ontwikkeld. Elke stijltak heeft 2
kamvormige lobben. 4-12 bloemen met groot groen
schutblad, 3 kelkbladeren, 3 grote afhangende
bloemdekslippen en 3 kleinere kroonbladeren.
Gewoonlijk met bruine of violette nerven en een
donkergele vlek op de hangende kroonbladeren 
honingmerk. De stamper bevat een bladvormige
stempel.
De bloemen bloeien slechts 1 à 2 dagen en
ontwikkelen zich met enkele tegelijk. Ze hebben geen geur.
- VRUCHT: doosvruchten die meestal in groepen van 2 of 3 bij elkaar zitten. Bij rijpheid
scheuren ze open.
ZAAD: 3-kantige zaaddozen met stapeltjes geel-bruine zaden die luchtholten bevatten om
drijven op het water mogelijk te maken.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
3.4 Waterpostelein (Peplis portula)
familie: kattestaartfamilie
Vindplaats: moeras, zand en heidestreken, geulen langs bospaden en greppels.
Hoogte: 5-25cm
Bloeitijd: juni-september
bodem: drooggevallen open, natte en matig voedselarme, kalkarme zand- en leemgronden en
of in ondiep water.
Kenmerken: nauw verwant met de kattenstaart. Wordt zeldzaam.
- WORTEL: bijwortels
- STENGEL: kruipende wortelvormende stengels,
roodachtige kleur, die een dicht vlechtwerk vormen.
- BLAD: tegenoverstaande vlezige bladeren die
gesteeld en ei-vormig zijn. De bladeren staan
kruisgewijs aan de stengel en hebben een afgeronde
top.
- BLOEM: wit-roze zittende bloemen die zeer klein
zijn: doorsneden van 1mm. De kelkbladeren worden
kelktanden genoemd waar smallere aanhangsels
tussen te vinden zijn. De bloemen staan apart in de
bladoksel en bevatten een krans van 6 meeldraden.
De bloemkroon (6 roze kroonbladeren) kan
ontbreken.
- VRUCHT: bijna bolvormige doosvrucht.
- ZADEN: worden verspreid door water: blijven drijven.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
3.5 Snoekkruid (Pontederia cordata)
Vindplaats: vijver, moeras, ondiep water.
Hoogte: 50-80cm
Bloeitijd: juli-september
Bodem: luchtig, lemig mengsel dat uit zand en veen bestaat.
familie: pontederiafamilie
Kenmerken: andere Pontederiavarianten: Pontederia lanceolata (lancetvormige bladeren),
Pontederia cordata alba (“White Pike” genoemd: draagt witte bloemen).
- WORTEL: bijwortels
- STENGEL: kruipende wortelstok, gladde, ronde
bovengrondse stengel. Vormt uitlopers.
- BLAD: glanzende, spitse hartvormige tot lepelvormige
bladeren.
- BLOEM: zacht blauwe bloemaren die op lange bladerloze
stelen staan. De bloemen zijn tweeslachtig en driestijlig. Dit
wil zeg gen dat er stijlen in drie verschillende lengtes
voorkomen. Ook de meeldraden doen mee aan dit
lengteverschil. Na de bloei vertoont de bloemas een
benedenwaartse kromming. Insectenbestuiving.
- VRUCHT: de vruchten rijpen onder water.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
3.6 Lisdodde (Typha latifolia)
Vindplaats: sloten en moerassen, ondiep water.
Hoogte: 1-3m
Bloeitijd: juni-juli
Bodem:alle soorten.
familie: grote lisdodde
Kenmerken: 2 varianten: Kleine Lisdodde (Typha angustifolia: voorkeur dieper water,
sigaarvormige aar heeft een duidelijk groenere kleur), Dwerg lisdodde (Typha minima: ong.
50cm hoog, sigaarvormige aar is kleiner en ronder dan bij gewone lisdodde.)
- WORTEL: bijwortels
- STENGEL: kruipende wortelstok bedekt met kleine
schubblaadjes. Vormt uitlopers die bewortelen.
Bovengronds vindt men op de holle, onvertakte stengel
een aarvormige bloeiwijze.
- BLAD: grootte: 10-20mm, smalle, gaafrandige,
rechtopstaande bladeren, die soms iets boven de
bloeiwijze uistteken.
- BLOEM: de aarvormige bloeiwijze bestaat uit een
onderste, vrouwelijk deel dat bruin en sigaarvormig is.
Het bestaat uit vele behaarde bloempjes en blijft lang aan
de stengel zitten. Het bovenste, mannelijke deel,
verwelkt snel na de bloei zodat enkel de bloem-as
overblijft die boven de vrouwelijke aar uitsteekt. De
mannelijke aar bestaat uit een grote groep meeldraden en zit meestal direct boven de
vrouwelijke.
- VRUCHT: vrucht met 1 zaad die omgeven is door lange haren om mee te zweven.
- ZAAD: pollen waaien in vlokken weg.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
3.7 Riet (Phragmites australis)
familie: grassenfamilie
Vindplaats: oever, plassen, moerassen, grote vijvers, bermen, dijken, kan goed tegen zuur,
brak of verontreinigd water.
Hoogte: 1-3m
Bloeitijd: juli-oktober
Bodem: vochtig tot nat, matig voedselrijk tot voedselrijk, zoet tot brakke, zwak zuur tot
kalkrijke grond.
Kenmerken: kent vele toepassingen: muziekinstrumenten, dakbedekking, vlechtwerk,
dammen, versieringen,…
- WORTEL: bijwortels.
- STENGEL: dikke, holle, kruipende
wortelstok die bovengronds erg lang
wordt, onvertakt blijft, kaal is en
rechtop staat.
- BLAD: 1-3cm langwerpig
grijsgroen blad met spits toelopende
top dat ruw aanvoelt. Op de grens van
de bladschede en de bladschijf zit een
tongetje in een krans van haartjes.
- BLOEM: sterk vertakte,
purperkleurige of bruinachtige pluim, die rechtop staat of later aan de top kan gaan
overhangen. De aartjes zijn tot 15mm lang, bevatten 2-6 bloempjes en zijn erg harig. Kafjes
met meestal 3 nerven.
- VRUCHT: graanvrucht
NB: Lisdodde en riet worden helofytenfilters genoemd: oeverplanten die in ondiep water
wortelen en grote wisselingen in waterstand kunnen verdragen door hun lange stengel die hol
is en een hoog zuurstofgehalte bevat. Daardoor wordt er veel zuurstof naar de wortels
vervoerd en naar het gebied er rond. Zuurstofgebruikende bacteriën maken hier dankbaar
gebruik van en kunnen zo nitraten en fosfaten afbreken waardoor een waterzuiverend effect
ontstaat. Soms plaatst men riet in vervuilde wateren om deze te filteren.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
4. Planten met drijvend blad
4.1 Gele Plomp (Nuphar lutea)
Vindplaats: stilstaand of langzaam stromend,
diep en voedselrijk water, in middelgrote
vijvers.
Hoogte: 1cm
Bloeitijd: mei-augustus
Bodem: 30-150cm diep
familie: waterleliefamilie
Kenmerken: zuurstofvormende waterplant.
- WORTEL: bijwortels
- STENGEL: wortelstok
- BLAD: vormt net als de waterlelie grote drijfbladeren die dik en leerachtig zijn. De
zijnerven zijn 3 maal vorkachtig vertakt lopen straalvormig naar de bladrand en zijn niet met
elkaar verbonden. De bladstelen zijn naar boven toe driekantig en hebben net zoals de
bloemstelen fijne luchtkanalen. De onderste ondergedoken bladeren zijn kronkelig
samengevouwen, de hogere verspreiden zich meer maar blijven smaller dan de drijfbladeren.
- BLOEM: de bloemen steken boven water uit en bestaan uit 5 stevige, aan de binnenzijde
glanzend gele en aan de buitenkant groene kelkbladeren. Deze omsluiten een krans van gele
kroonbladeren die kleiner zijn dan de kelkbladeren en een honinggroef hebben. Rond het eitot flesvormig vruchtbeginsel staan in het midden vele meeldraden gegroepeerd. De geur van
de bloemen is nogal onaangenaam.
- VRUCHT: veelhokkige vrucht met kruikvorm.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
4.2 Waterlelie (Nymphaea alba)
Vindplaats: brede sloten, plassen, vijvers.
Hoogte:
Bloeitijd: mei-augustus
Bodem: modder
familie: leliefamilie
Kenmerken: zeer veel variatie in vorm en kleur van de kroonbladeren.
- WORTEL: bijwortels
- STENGEL: dikke, tamelijk ronde wortelstok
- BLAD: ronde van een hartvormige voet voorziene drijfbladeren die bovenaan groen zijn en
vaak roodachtig aan de onderzijde. Lange bloemstelen met 4 luchtkanalen. Om het
drijfvermogen nog meer te bevorderen zijn ze uitgerust met een wijdmazig net van
luchtbuisjes.
- BLOEM: 9-12cm grote bloem die reeds als knop in de wortelstok heeft overwinterd. Openen
’s morgens 2-3u na zonsopgang en sluiten zich aan het einde van de middag. Ze bestaan uit 45 bruinachtige groene, binnenin witte kelkbladeren. Wat we voor witte bloembladeren aanzien
zijn eigenlijk witte, bladachtige veranderde meeldraden. Die zijn zeer talrijke en worden naar
het midden van de bloem toe steeds kleiner om over te gaan in de gele meeldraden.
Bestuiving gebeurt door insecten, voornamelijk kevers.
- VRUCHT: bolronde doosvrucht bedekt met littekens waar de meeldraden zijn afgevallen.
Na de bloei valt de vrucht af en zinkt.
- ZADEN: door het opzwellen van de zaadomhulsels barst de bolronde doosvrucht open
waarbij de met een slijmlaag omhulde zaden naar het oppervlak stijgen. Als het slijm is
opgelost zinken de zaden naar de bodem.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
4.3 Watergentiaan (Nympholdes peltata)
Vindplaats: tuin- en parkvijvers, sloten, plassen,
kanalen, sloten, oude rivierarmen,
afwateringskanaaltjes en veenriviertjes.
Hoogte: tot 180cm
Bloeitijd: juli-september
Bodem: voedselrijk, zoet, zwak zuur tot
kalkhoudend water. Zoutmijdend.
familie: watergentiaanfamilie
Kenmerken: lijkt in bepaalde opzichten op de
waterlelie maar is geen familie. Minder geschikt
voor kleiner vijvers  woekert.
- WORTEL: bijwortels
- STENGEL: Lange, groene, vlezige, kruipende
wortelstok. Vormt ook uitlopers.
- BLAD: drijven, hebben zeer lange stelen en zijn hartvormig ingesneden met vaak een rode
onderkant. Deze bladeren zijn kleiner dan die van de waterlelie. (doorsnede ca. 10cm)
- BLOEM: eendagsbloemen: op het einde van de dag trekt de plant de bloemen weer onder
water en stuurt nieuwe knoppen omhoog. De bloemen zijn hartvormig, goudgeel met
langwerpige kelkslippen en gekartelde kroonbladeren met een donkerder middenstreep. Ze
staan op een 5-10cm hoog steeltje boven het water, vaak in kleine groepjes. Ze groeien vanuit
de bladoksels.
- VRUCHT: flesvormig
- ZADEN: groot, plat, lichtbruin, waterafstotend.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
5. Drijvende planten
5.1 Kroosvaren (Azolla filiculoides)
familie: vlotvarenfamilie
Vindplaats: sloten, grachten, kanalen, aan de rand van plassen.
Hoogte: 1-4cm
Bloeitijd: september-oktober
Bodem: ondiep, voedselrijk, zoet of zwak brak, zoutmijdend, rustig water.
Kenmerken: 1 jarige plant. fossiele vondsten tonen aan dat deze plant lang geleden al voor
kwam. Woekert sterk bij warm, zonnig weer, houdt niet van koude.
- WORTEL: onvertakte wortels
- STENGEL: korte stengels
- BLAD: drijvende, elkaar
overlappende lobbige blaadjes, die
diep tweedelig zijn en vaak kroezig
boven het water uitkomen. De
bovenste bladlob is gemiddeld
slechts 1-2mm, heeft een stompe
top, een brede vliezige rand, eerst
blauwachtig groen, in de herfst
roodachtig. Aan de onderzijde
komen de sporen te zitten.
- BLOEM: bloemdek ontbreekt.
- VRUCHT: sporendoosjes op de onderste lobben in omhulsels, sporen zonder dwarsschotjes.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
5.2 Waterhyacint (Eichornia crassipes)
Vindplaats: vijver, plassen.
Hoogte: tot 20 cm
Bloeitijd: mei-juni
Bodem: geen verankering.
familie: pontederiafamilie
Kenmerken: woekert sterk en overwintert niet (EXOOT!)
- WORTEL: bijwortels
- STENGEL: wortelstok maar verankerd
zich niet in de bodem.
- BLAD: glimmende, hartvormige dikke
en vettige bladeren die in rozetten staan
boven de bladvoet. Elke bladvoet is
bolvormig verdikt tot een sponsachtige
luchtkamer. Daardoor heeft de
waterhyacint een groot drijfvermogen.
- BLOEM: bloeiwijze met rozetten van
trosvormige violette bloemen. De rozetten
van deze plant vormen met behulp van
lange uitlopers nieuwe rozetten, die los
kunnen laten en vrijdrijvend verder leven.
Snelle verspreiding door uitlopers.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
5.3 Kikkerbeet (Hydrocharis morsus-ranae)
familie: waterkaardefamilie
Vindplaats: stilstaand of langzaam stromend, voedselrijk, zoet of brak water.
Hoogte: 15-40cm
Bloeitijd: mei-augustus
bodem: geen verankering
Kenmerken:
- WORTEL: raken de bodem niet. Knopen bewortelen:
bijwortels.
- STENGEL:lange breekbare stengel. Vormt uitlopers.
Er worden ook winterknoppen gevormd die in de herfst
naar de bodem zinken en in de vrij warme
modderbodem in de winter in een ruststadium blijven
(soort in stand houden methode 1)
- BLAD: langgesteeld, niervormig tot rond met
hartvormige voet die op de bek van een kikker lijkt.
Bestaat uit drijvende bladrozetten. Onderaan vaak
roodgetint. De bladeren bewortelen en bevatten
doorschijnende steunblaadjes.
- BLOEM: 3-tallig. Witte kroonbladeren die er
verkreukeld uit zien. De vrouwelijke bloem is bijna
identiek aan de mannelijke maar heeft in het midden
stijlen in plaats van meeldraden. De mannelijke
bloemen staan meestal in een gevorkt bijscherm met
twee bloemscheden. De vrouwelijke bloemen die op
lange stelen boven water uitkomen staan solitair in een bloemschede.
- VRUCHT: eivormige, gladde, donkergroene bes.
- ZAAD: vormt zaden die in de herfst naar de bodem zinken en daar ontkiemen. De
kiemplantjes stijgen in het voorjaar op. (soort in stand houden methode 2)
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
5.4 Eendenkroos (Lemna minor)
Vindplaats: stilstaand of traagstromend water
Hoogte: tot 5cm lang
Bloeitijd: april-juni (bij temperaturen tussen 5-18°C)
Bodem: geen speciale noden.
familie: Aronskelkfamilie
Kenmerken: Het kan afvalwater weer schoon maken, bevat o.a. eiwitten die in voeding of
medicijnen verwerkt kunnen worden; woekert en belet lichtinval.
- WORTEL: enkelvoudige onderaan verdikte
wortel per blaadje.
- STENGEL: geen echte stengel: het
plantenlichaam bestaat uit een eenvoudige vrij
drijvende thallus. (= plantachtig organisme met
organen die lijken op een plantenstengel, blad of
wortel, maar zijn gemaakt van één cel of
meerdere (ongedifferentieerde)
meristeemcellen.)
- BLAD: 1 klein bovenaan groen en onderaan
wit eirond blaadje van slechts 1-7mm groot.
Elke blaadje heeft een worteltje.
- BLOEM: eenslachtig en eenhuizig. Een
bloemdek ontbreekt. Aan de rand van een
schijfje zitten vaak 2 mannelijke en één
vrouwelijke bloem bijeen. De mannelijk bloem
heeft één meeldraad en de vrouwelijke een
eenhokkig vruchtbeginsel.
- VRUCHT: droge eenzadige vrucht.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
5.5 Mosselplantje (Pistia stratiotes)
Vindplaats: drijvend in grachten , sloten, vijvers.
Hoogte: 3-20cm
Bloeitijd: bij alle temperaturen boven het vriespunt.
Bodem: geen speciale noden.
familie: Aronskelkfamilie
Kenmerken: waterzuiverende werking, groeit en vermeerdert erg snel, giftig (EXOOT!).
- WORTEL: lange wortel.
- STENGEL: uitsluitend vegetatieve vermeerdering
door uitlopers.
- BLAD: zittende, middelgrote, brede spatelvormige,
behaarde lichtgroene bladeren met een afgeronde top
die in bladrozetten staan. Deze bevatten fijne wortels.
De bladeren bevatten haartjes die waterafstotend zijn
en het drijfvermogen bevorderen.
- BLOEM: de bloemen zijn zeer klein. Een aantal mannelijke bloemen en één vrouwelijke
bloem zitten samen in een puntzak-vormig, in het midden ingesnoerd schutblad. De
schutbladeren met de bloemen zitten verscholen tussen de bladeren en zijn maar zelden goed
zichtbaar.
- VRUCHT: er worden zelden bessen gevormd. Deze zijn eivormig en ca. 5mm groot.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
5.6 Vlotvaren (Salvinia natans)
Vindplaats: licht- en voedselrijk water, veel zon,
Hoogte: 0-25cm
Bloeitijd: bloeit niet, aanwezig van januari-januari
Bodem: kan bewortelen in 10cm water
familie: vlotvarenfamilie
Kenmerken: niet vorstbestendig, zuivert water (EXOOT!)
- WORTEL: lange bijwortels
- STENGEL: dunne vertakte stengel.
- BLAD: de drijfbladeren zijn rond tot elliptisch en naargelang de groeiomstandigheden vlak
of met min of meer opgerichte, licht golvende randen. Ze hebben een middelgroene kleur en
worden tot 3,5cm lang. Op het bladoppervlak bevinden zich korte stijve haren. De beharing
dient ertoe om waterdruppels af te stoten die de ademhaling van het blad hinderen. Tevens
zorgt de beharing voor het drijfvermogen. De haren staan op verschillende kleine knobbeltjes
en zijn aan de voet en naar de top toe met elkaar vergroeid. Vermenigvuldigt zich door middel
van sporen. Haren zijn met lucht gevuld, waardoor de blaadjes drijven. De bladeren vormen
eveneens sporen.
- BLOEM: heeft geen bloemen.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
5.7 Krabbescheer (Stratiotes aloides)
familie: waterkaardefamilie
Vindplaats: laagveen, ven, sloot, moeras, in zuur maar toch voldoende voedselrijk water.
Hoogte: 15-40cm (gedeeltelijk onder water)
Bloeitijd: mei-juli
Bodem: geen speciale noden.
Kenmerken: nauw verwant aan kikkerbeet. Net zoals hoornblad zakt deze plant naar de
bodem om daar te overwinteren door middel van winterknoppen met reservevoedsel. In de
lente komt hij terug aan het wateroppervlak. Zuivert eveneens het water van algen en biedt
broed- of schuilplaats aan heel wat kleine waterdieren en vogels.
- WORTEL: geen wortels
- STENGEL:
- BLAD: grote kroonachtige rozetten bestaande
uit stugge, ribbelige bladeren met een dicht
nervenpatroon. De bladeren kunnen tot 40cm
lang worden en 5cm breed en zijn stekelig
getand. De naam is afkomstig van de
schutblaadjes aan de bloemstelen die de vorm
van de schaar van een krab hebben. Deze plant
vormt op het einde van de zomer een kalklaagje
op de bladeren waardoor die zwaar worden en zinken. In het voorjaar worden nieuwe
bladeren gevormd onder de kalkresten en stijgt de plant weer naar het wateroppervlak.
- BLOEM: zowel de vrouwelijke als de mannelijke bloemen hebben 3 witte kroonblaadjes
van 2,5cm lang. Mannelijke bloemen staan op een steeltje, vrouwelijke zijn zittend. De
mannelijke bloem heeft ongeveer twaalf vruchtbare meeldraden en 15-30 onvruchtbare, die
tot honingklieren zijn omgevormd. Bij vrouwelijke planten is er per bloeischede één, vrijwel
zittende bloem aanwezig. Bestuiving gebeurt door insecten. Als de plant bloeit komen de
bladrozetten gedeeltelijk boven water drijven, in de herfst zinkt de plant opnieuw om te
overwinteren. Plant zich ongeslachtelijk voort door nieuwe planten te vormen aan het eind
van uitlopers.
- VRUCHT: eivormige vrucht, zeskantig, wordt tot 3,5cm lang.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
5.8 Waternoot (Trapa Natans)
Vindplaats: vijver, rivier
Hoogte: 30-60cm diep
Bloeitijd: juni-juli
Bodem:wortelt tot op 60cm diep
familie: waternootfamilie
Kenmerken: hindert soms de scheepvaart door ‘drijvende
matten’ te vormen.
- WORTEL: kan in de bodem wortelen maar draagt op de
stengel lange bijwortels.
- STENGEL: ondergedoken
- BLAD: ruitvormig met gezwollen bladstelen. Deze
fungeren als "drijvers". Daarnaast zitten er aan de
ondergedoken stengel soms kortlevende lijnvormige dunne
bladeren. Ze verdwijnen, als de stengel drijvende bladeren
gevormd heeft.
- BLOEM: wit, bestaat uit 4 kroonbladeren die in de bladoksel gevormd worden.
- VRUCHT: de grote stekelige noten bevatten veel vet en zetmeel en rijpen onder water.
- ZAAD: de zaden overwinteren in de vijver. Vroeger, in tijden van hongersnood, werden ze
gebakken om er brood van te maken.
6. Ondergedoken planten
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
6.1 Moerassterrenkroos (callitriche stagnalis)
Vindplaats: plassen, karrensporen, moerassige plaatsen
Hoogte: tot 60cm in het water tot 15cm op modder.
Bloeitijd: mei-september
Bodem: geen speciale noden.
familie: sterrekroosfamilie
Kenmerken: kameleonachtig vermogen om van uiterlijk te veranderen. Soorten die op
vochtige modder of in karrensporen groeien en slechts enkele cm hoog worden, zien er
volkomen anders uit dan soorten die in een plas groeien.
- WORTEL: de wortels van het onderste stengeldeel
verankeren de plant in de bodem.
- STENGEL: de hogere stengeldelen hangen in het
water.
- BLAD: de bladeren staan in tegenoverstaande
paren. De bovenste bijna cirkelronde bladeren
vormen een drijvend bladrozet. Bladvorm
afhankelijk van diepte en stroomsnelheid van het
water. Bij sommige soorten ontwikkelen enkel de
smalle ondergedoken bladeren en niet de brede
rozetbladeren die op het wateroppervlak drijven.
- BLOEM: kleine eenslachtige bloempjes zonder
bloembekleedsel die in de oksel van de bovenste
bladeren staan. De mannelijke bloempjes bestaan uit slechts 1 meeldraad waarvan het
stuifmeel door de wind wordt verspreid of naar de vrouwelijke bloem drijft.
- VRUCHT: glad, groenachtig, zeer klein, gegroefd, gekield en soms gevleugeld (gevleugelde
deelvruchtjes).
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
6.2 Grof / gedoornd Hoornblad (ceratophyllum demersum) familie: hoornbladachtigen
Vindplaats: voedselrijk, kalkhoudend, diep, stilstaand of zwak stromend water.
Hoogte: 1,5m (-20 tot -80cm diep)
Bloeitijd: juni-september (enkele bij voldoende warmte)
Bodem: geen speciale noden.
Kenmerken: groeit volledig onder water, zinkt na de herfst naar de bodem waarbij de
winterknoppen afvallen en overwinteren, kan tot 10cm per dag groeien en wordt beschouwd
als de beste zuurstofplant ter wereld.
- WORTEL: vormt geen wortels, onderste gedeelte plant sterft
steeds opnieuw af. Bladeren nemen de wortelfunctie over.
- STENGEL: voelt stug aan en breekt erg gemakkelijk. Overal
aan de stengel komen winterknoppen waarin de plant reserves
opslaat.
- BLAD: frisgroen tot donkergroen, voelt ruw aan door twee
rijen kleine doorntjes. Elk blad is ongeveer 3cm lang, gevorkt en
zeer diep ingesneden, bestaande uit verschillende dunne, stijve
en makkelijk breekbare "naalden". Deze staan op regelmatige
afstanden uit elkaar op de stengel in pluimvormige kransen.
- BLOEM: kleine bloempjes die in de bladoksel zitten en
kortgesteeld of zittend zijn. Zowel de vrouwelijke als mannelijke
bloemen hebben geen kelk- of kroonbladeren. De bloem wordt
omgeven door groene schutbladen. De mannelijke bloemen
hebben talrijke meeldraden, de vrouwelijke bloem slechts één
bovenstandig vruchtbeginsel met een lange stijl. De bestuiving is
heel bijzonder. De meeldraden laten los, stijgen op naar de
wateroppervlakte en drijven ( met de helmhokjes omlaag ) rond
en scheuren open. De stuifmeelkorrels zweven dan rond in het
water en als ze de stempel raken vindt bestuiving plaats.
- VRUCHT: eenzadige olijfgroene gestekelde dopvrucht, 4-6mm
lang (3 stekels, zie afb.1) Het doornvormige overblijfsel van de
stijl is even lang of langer dan de vrucht.
- ZAAD: 1 zaad.
Mannelijke bloeiwijze
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
6.3 Brede waterpest (Elodea canadensis)
Vindplaats: vijver, rivier, plas.
Hoogte: de stengel kan tot ongeveer 3m lang worden.
Bloeitijd: mei-september
Bodem: -20 tot -80cm diep
familie: waterkaardefamilie
Kenmerken: drijft los op het water. Het is een zuurstofplant met een belangrijke aandeel bij de
stofwisseling van vissen.
- WORTEL: bijwortels = luchtwortels
- STENGEL: bebladerde stengels zijn
ondergedoken en vormen over de hele lengte
wortels. De los drijvende stengel kan ongeveer 3m
lang worden.
- BLAD: ongesteeld, doorschijnend, donkergroen
en in kransen van 3 ingeplant.
- BLOEM: 3-tallig. De kroonbladeren en de
binnenkant van de kelkbladeren zijn transparant
wit. Bij rijpheid gaan ze wijd open. De kelkbladeren zijn groen en dragen een rode tekening
op de buitenkant. Bij jonge bloemen zijn de naar voor gestrekte, rode stempels gebogen. In
onze streek komen enkel vrouwelijke bloempjes voor.
Ongeslachtelijke voortplanting door afbrekende stengels en knoppen. Er zijn vrijwel
uitsluitend vrouwelijke planten te vinden.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
6.4 Waterviolier (Hottonia palustris)
familie: sleutelbloemfamilie
Vindplaats: sloten, plassen, greppels en op moerassige plaatsen met ondiep water, matig
voedselrijk, zoutmijdend.
Hoogte: tot 40cm
Bloeitijd: mei-juni
Bodem: van -25m tot -50m diep, klei of leemgrond.
Kenmerken: zuurstofplant, ondergedoken, zoutmijdend.
- WORTEL: witte, veerachtige wortels
ontstaan uit de bladoksels.
- STENGEL: verticale boven het
wateroppervlak uitgroeiende groene,
lichtbehaarde stengel. De drijvende stengels
vormen op geregelde afstanden wortels.
- BLAD: kamvormig-veerdelige bladeren die
in rozetten gerangschikt en meestal
ondergedoken zijn.
- BLOEM: rozerode of lichtpaarse bloemen
met donkergele keel die kransgewijs de
stengel vastzitten. Elke krans draagt 3-8
bloemen. Meestal vindt insectenbestuiving
plaats maar soms komen bloemen voor die
nooit open gaan en aan zelfbestuiving doen.
Na de bloei buigen de vruchtstelen naar
beneden en gaan onder water.
- VRUCHT: de vruchtstelen buigen naar omlaag. De eigenlijke vrucht, een 4-tandige
doosvrucht, zit verstopt tussen de kelkbladeren.
Vaak maakt de vrucht zich al van de moederplant los voor de zaden rijp zijn door het
afsterven van de vruchtsteel. In de vrucht is lucht aanwezig die zorgt voor het drijvend
vermogen.
- ZADEN: vele kleine zaden die rijpen in het water.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
6.5 Duizendblad (Achillea millefolium)
Vindplaats: grasland en langs wegen.
Hoogte: 15-60cm
Bloeitijd: juni-oktober
bodem: geen speciale noden.
familie: duizendbladfamilie
Kenmerken: plant die genoemd werd naar de Griekse held Achilles. Uit de bladeren worden
etherische oliën gemaakt.
- WORTEL: bijwortels.
- STENGEL: kruipende wortelstok , gegroefde en behaard en enkel bovenaan vertakt.
- BLAD: sterk gedeeld in smalle, kleine slippen die lijn- tot priemvormig zijn. (vandaar de
naam “duizendblad”)
- BLOEM: hoofdjes met geel-groene omwindselblaadjes die bruin tot zwartgerand zijn. De
hoofdjes staan in een witte, schermachtige bloeiwijze. Elk bloemkorfje heeft 5 straalbloemen
en talrijke buisbloemen in het midden. De straalbloemen zijn soms roze tot rood en half zo
lang als het omwindsel.
- VRUCHT: er zijn 2 soorten vruchten: vruchtje van een straalbloem en één van een
schijfbloem. De vruchtjes van beide bloemtypen zijn gelijk maar die van de schijfbloem
hebben een bredere vleugel.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
6.6 Gekroesd Fonteinkruid (Potamogeton crispus)
Vindplaats: stilstaand of langzaam stromend water.
Hoogte: groeit tot 4m diep.
Bloeitijd: mei-oktober
Bodem: geen speciale noden.
familie: fonteinkruidfamilie
Kenmerken: schuilplaats voor vissen, voedsel voor rivierkreeftjes.
- WORTEL: bijwortels
- STENGEL: wortelstok die sterk vertakt is en een
vierkante vorm heeft.
- BLAD: altijd ondergedoken, parallelnervige en
ongesteelde bladeren met een fijn gezaagde bladrand
die sterk gekroesd is. De bladeren hebben een licht
groene of bruin-rode kleur. Ze staan in 2 rijen, glanzen
en zijn doorschijnend.
- BLOEM: 4-tallig met kroonbladachtige segmenten.
- VRUCHT: ovaal met gebogen stengel, gesnaveld. De snavel is ongeveer even lang als de
rest van de vrucht.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
6.7 Drijvend Fonteinkruid (Potamogeton natans)
Vindplaats: in zoet en brak stilstaand water.
Hoogte: groeit tot 6m diep.
Bloeitijd: mei-september
Bodem: modderbodem.
familie: fonteinkruidfamilie
Kenmerken:
- WORTEL: bijwortels.
- STENGEL: kruipende wortelstok met enkele vertakkingen die zowel ondergedoken als
drijvende bladeren bezit.
- BLAD: ondergedoken bladeren die lang en smal zijn, een ronde doorsnede hebben zonder
duidelijk te onderscheiden bladschijf. Nadien worden lancetvormige, gesteelde, ondergedoken
bladeren ontwikkeld die rond de bloeitijd alweer rot zijn. Tenslotte worden aan het
wateroppervlak leerachtige, vrij brede, elliptische, aan de voet vaak hartvormige drijfbladeren
gevormd. De drijvende bladeren zijn leerachtig en hebben evenwijdige nerven.
- BLOEM: 4-tallig, heeft geen kelk- of kroonbladeren maar wel 4 ronde segmenten rond
meeldraden en stijlen. Het stuifmeel drijft niet, het sterft snel af in het water. Er vindt
winbestuiving plaats.
- VRUCHT: de cilindervormige vruchtaar komt boven water. De platte groene vruchtjes
bevatten veel lucht in het begin om weg te drijven (verspreiding). De lucht ontsnapt
geleidelijk aan waardoor ze uiteindelijk zinken. Op de bodem brengen ze een rustperiode van
enkele maanden door en ontkiemen.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
6.8 Gewone Waterranonkel (Ranunculus Aquatilis)
familie: ranonkelfamilie)
Vindplaats: stilstaand of traag stromend helder zoet of brak water, andere soorten dan de
gewone waterranonkel komen ook in snelstromend water voor.
Hoogte: 1-1,5m
Bloeitijd: april-augustus
Bodem: tot op 1m diep.
Kenmerken:
- WORTEL: bijwortels
- STENGEL: ondergedoken, kan tot 2m lang worden.
- BLAD: ondergedoken, sommige soorten ontwikkelen drijfbladeren boven water die vaak erg
verschillen met de ondergedoken bladeren. De ronde tot niervormige drijfbladeren zijn in 3-7
brede, grof gekartelde slippen verdeeld. De ondergedoken bladeren zijn in talloze zeer dunne,
gaffelvormige vertakte slippen gespleten
- BLOEM: 5 witte kroonbladeren met een gele nagel. De kelkbladeren kunnen afvallen. Er
zijn 5 tot 20 meeldraden. De honinggroef is meestal rond. De bloem heeft een doorsnede van
slechts 1,3cm.
- VRUCHT: ovale dopvrucht: de vruchtstelen met een bolvormig vruchthoofdje buigen naar
beneden het water in.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
6.9 Vlottende Waterranonkel (Ranunculus Fluitans)
familie: ranonkelfamilie
Vindplaats: stroomgebied van Maas en Rijn (snelstromend water). Zeldzaam.
Hoogte: 90cm-6m
Bloeitijd: juni-augustus
Bodem: kan zowel in natte als vrij droge omstandigheden overleven.
Kenmerken: bij droogte kan de plant overgaan in een vorm die op het land kan leven.
- WORTEL: bijwortels
- STENGEL: lange stengel die 90-600cm lang kan
worden, ondergedoken. Er worden knopen gevormd die
bewortelen.
- BLAD: de ondergedoken bladeren zijn sterk gedeeld
en even lang of langer dan de internodiën
(tussenknoopstukken). Drijvende bladeren ontbreken of
worden zeer zelden gevormd. Penseelvormige bladeren
die in haarfijne slippen verdeeld zijn en een lengte van
8-25cm kunnen bereiken. De slippen zitten opvallend
evenwijdig aan elkaar gerangschikt.
- BLOEM: de bloemen drijven niet maar worden op
sterke stelen een stukje boven het wateroppervlak
gehouden. Ze hebben een 6-tal witte kroonbladeren van
2-3 cm lang met gele nagel, die elkaar overlappen en
boven water uit steken. Het aantal kan variëren van 510. De bloembodem is kaal of weinig behaard.
- VRUCHT: dwarsgerimpelde dopvruchtjes zijn in het
begin nog weinig behaard, maar als deze rijp zijn, zijn
ze meestal kaal. De vruchthoofdje hebben krachtige
stelen en steken vaak boven water uit.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
6.10 Klimop Waterranonkel (Ranunculus Hederaceus)
familie: ranonkelfamilie
Vindplaats: ondiep, stromend, zoet of zwak brak water van natte plaatsen in grasland.
Hoogte: 5-25 cm lang
Bloeitijd: mei-augustus
Bodem: geen speciale noden
Kenmerken:
- WORTEL: bijwortels
- STENGEL: vertakte, kruipende stengels die
rond, hol en onbehaard zijn. De knopen
bewortelen. De stengel kan 10-200cm lang
- BLAD: de nier- tot hartvormige, iets
glanzende bladeren zijn ondiep drie- tot
vijflobbig.
- BLOEM: witte bloemen met 2-4,5mm
lange kroonbladeren, die een weinig langer
zijn dan de kelkbladeren. De nectarklieren zijn halvemaanvormig.
- VRUCHT: de deelvruchten zitten in hoofdjes. De dwars gerimpelde deelvrucht is een
dopvruchtje. Het snaveltje van de dopvrucht zit iets onder de top en aan de dopvrucht zit ook
een mierenbroodje.
Vegetatiesteekkaarten: waterplanten – moerasplanten - oeverplanten
6.11 Waterranonkel (Ranunculus Trichophyllus)
Vindplaats: stilstaand en traagstromend water
Hoogte: tot 10cm boven water
Bloeitijd: april-augustus
Bodem: geen speciale noden
familie: ranonkelfamilie
Kenmerken: komt vrijwel over de hele wereld voor uitgezonderd enkele tropische gebieden.
- WORTEL: bijwortels
- STENGEL: de ondergedoken
stengel kan tot 2m lang zijn.
- BLAD: de bladeren vallen
uiteen in 3 soorten: boven water
zijn ze stevig en rond tot
niervormig, onder water
langwerpig en dun, twee of
drie-spletig en in dunne slippen
gaffelvormig vertakt. Er kunnen
overgangsbladeren aanwezig
zijn. Sommige zijn in
draadvormige slippen gedeeld,
andere zijn bladachtig en in vrij
spitse tanden uitlopend. De ondergedoken bladeren kunnen ontbreken. De drijvende bladeren
zijn vaak in drie tot zeven delen ingesneden. Aan de punt kunnen ze getand zijn. Deze
bladeren heeft de plant ook wanneer ze op modder groeit.
- BLOEM: 7-20mm grote bloemen; ze hebben 5 witte kroonbladeren met elkaar bedekkende
randen rondom een geel hart. De kroonbladeren hebben aan de voet een gele nagel. Ze
overlappen elkaar niet en vallen vrij vlug af. Er zijn 5-20 meeldraden. De honinggroef is
meestal rond. De vruchtsteel is zelden langer dan 5cm.
- VRUCHT: ovale dopvrucht.
Download