Eetgewoonten in de late middeleeuwen Hoe anders aten de mensen in de middeleeuwen? Datum: 19 december 2011 Auteur: Dieter Mesker Inleiding Wij hebben voor dit verslag onderzoek gedaan naar eetgewoontes in de late middeleeuwen. Het leek ons hierbij interessant om dit te vergelijken met de eetgewoontes van tegenwoordig. Gebruiken wij nog steeds dezelfde ingrediënten of is dit sterk veranderd? Komt er in de keuken van tegenwoordig nog keukengerei van toen voor, of hebben wij hier allemaal verbeterde versies van? Zijn er gerechten die wij nu nog steeds eten? En zo nog meer vragen. Wij hebben dan ook als hoofdvraag: In hoeverre verschilt het eetpatroon en bereidingswijze van voedsel in de middeleeuwen met het eetpatroon en de bereidingswijze van tegenwoordig? Dit hebben wij uiteen gezet in de deelvragen: Wat was het eetpatroon van de boeren? Wat was het eetpatroon van de adel? En wat werd er op speciale- en feestdagen gegeten? Wij hebben in onze conclusie de vergelijking gemaakt met tegenwoordig. Omdat dit hoofdzakelijk een geschiedenis verslag is vonden wij het niet nodig om ook nog uit te wijden over de eetgewoontes van tegenwoordig. Dit is immers iets wat iedereen elke dag tegenkomt. Dit hebben wij dus alleen in onze conclusie gedaan om dubbele informatie te voorkomen. 2 Wat was het eetpatroon van de boeren? Wat, hoe werd het bereid, wanneer, hoeveel en waar kwam het vandaan? Er is een zeker voorkeur in de literatuur en beeldende kunst van de late middeleeuwen en vroegmoderne tijd om boeren een (zeer) eenvoudig voedselpatroon toe te dichten. Dit is niet speciaal of negatief bedoeld, maar volgde meer in het algemeen uit de opvatting dat boeren het dichtst bij de natuur stonden of hoorden te staan1. Een leven binnen dergelijk condities gaf alleen maar aan dat je te maken had met de eentonigheid van de seizoenen. In de winter had je wintergranen om van te leven. In de zomer had je zomergranen om van te leven. Niet erg gevarieerd dus. Het menu van de boer is hoofdzakelijk gebaseerd op spijzen van plantaardige oorsprong, granen en groente.2 Wilde je als boer gevarieerder eten dan moest je echt naar de markt om aanvullend etenswaar te kopen. In verschillende liederen wordt het beeld geschetst dat boereneten vooral bestaat uit: groente, knollen, knoflook en uien kortom grove kost voor primitieve wezens.3 Dit beeld klopt niet helemaal want er werd ook gevogelte, vlees en vis gegeten door de boeren en burgers. W e kunnen stellen dat het dieet van Europese boeren nog relatief goed voorzien was van vlees.4 Vanaf het begin van de 11de eeuw krijgt “brood” een belangrijke plaats in het eetpatroon van de boeren. Al het andere voedsel wordt gezien als aanvulling bij het brood.5 Maar met brood werd meer bedoeld dan alleen het brood dat wij nu kennen. Achter deze naam gingen vele andere producten schuil. Het stond symbool voor alle voedingsmiddelen die het werk op het land opleverde.6 Boeren aten vooral rogge omdat dit erg goedkoop was. In de middeleeuwen gebruikte men een flinke snee roggebrood als bord. Dit diende om het vet op te vangen van de gerechten. Was je een arme sloeber, dan at je het bord erbij op, was je een welgestelde, dan liet je het liggen, en werd het onder de minderbedeelden uitgedeeld. Want: “wiens brood men eet, diens woord men spreekt.7” Haver, gerst en boekweit waren goedkope granen en dus de granen voor de armen. Zei aten brood van gerst en boekweit of haverpap of boekweitbrij. Zij hadden een buitengewoon karig en eenzijdig eetpatroon.8 Iets wat in de middeleeuwen ook terug te vinden was in het eetpatroon van de boeren is bier. Bier werd gedronken uit noodzaak, er waren maar weinig geschikte alternatieven. Bier werd uit graan gebrouwen en was hierdoor nodig voor de dagelijkse voedingsstoffen.9 Boerenbruiloft – Pieter Bruegel. 3 De meeste mensen hadden een paar kippen voor de eieren en voor de stoofpot. Soms hadden ze een varken, in een hok, om vet te mesten. In de steden zag je ze ook wel los lopen. Een koe of schaap werd vaak met meerdere mensen samen gekocht en deze werden gezamenlijk in een kudde gehoed, waarbij iedereen zijn deel van het loon van de herder betaalde. De beesten werden pas op latere leeftijd geslacht, omdat ze voornamelijk gehouden werden voor de melk en de wol. Wild en paardenvlees werd door de gewone man niet of nauwelijks gegeten. Wel at men soms vis, zowel zeevis als riviervis, zeker op de door de kerk vastgestelde dagen wanneer vlees taboe was. Vlees was een overvloedig voedingsmiddel waar iedereen zonder veel problemen aan kon komen. Vis was echter voor de armen veel duurder. Het was er minder dan vlees en het was minder voedzaam. Het werd meer een lekkernij voor fijnproevers met geld. Door de monniken werd ook minder vlees gegeten. Zij aten dit drie maal in de week en hadden zo een gematigde een eenvoudige eetgewoonte aangenomen.10 Men moest zorgen dat er voldoende voedsel was om de winter door te komen. Voedsel dat bewaard moest worden werd gedroogd, gezouten, gerookt, of combinaties hiervan. Ook werd het ingelegd in azijn of in honing, maar dit laatste was erg kostbaar net als de nog vrij recente methode van het konfijten. Aan het einde van de winter was er nog maar weinig. Het is niet toevallig dat dat precies de periode van “de grote vasten” (tussen carnaval en Pasen) was11. In tijd van schaarste gingen mensen van alles opeten, waaronder paddenstoelen en papavers. Wanneer de mensen deze aten leidde dit er toe dat deze mensen die helemaal gedrogeerd waren. Vraatzucht (gula) was de ergste zonde, de hoofdzonde. Hieruit vloeide alle andere zonden. Het was ook niet goed als je zomaar op elke tijdstip van de dag at, dan stond je bloot aan de verleidingen van de duivel.12 Het was normaal om twee maal op een dag te eten. Twee maaltijden vond men wel genoeg. De eerste maaltijd werd gehouden rond het middaguur en de andere bij zonsondergang. Enorme vreetpartijen en de fantasieën daarover werden niet alleen in de hand gewerkt door zorgen om de voedselvoorziening en de vrees voor honger. Zeer stimulerend was tevens het scherpe contrast met de vele vastendagen van voorgeschreven soberheid en onthouding. De kerk had liefst 140 a 160 dagen ingesteld waarop het verboden was om vlees te eten13. Daar tegenover stond wel dat er ook vele feestdagen waren die vreetuitspattingen stimuleerden. Deze schaarste zorgde zoals hierboven besproken voor fantasieën. De bekendste hiervan is Luilekkerland. De gebraden ganzen vlogen door de lucht, de pannenkoeken groeiden aan de bomen en de rivieren waren van limonade. Om er te komen, moest men zich eerst door een rijstebrijberg heen eten. Dit was in de ogen van de boeren en arme burgers in die tijd natuurlijk een paradijs. Er was altijd eten, de vissen sprongen gebakken uit het water zo je mond in. Waarom verzint men dit? Hier zijn vele theorieën over. De eerste is reeds besproken namelijk waar in de agrarische samenleving harde arbeid en immer dreigende hongersnood centraal stonden, kon Luilekkerland uitgroeien tot het gedroomde aardse paradijs, waar men nooit hoefde te werken en naar believen kon eten en drinken. Er is zelfs wel door de Italiaanse literatuurhistoricus Camporesi (geciteerd door Pleij) beweerd, dat de Luilekkerland-voorstelling een rechtstreeks gevolg is van ernstig voedselgebrek en de hallucinaties die daarmee gepaard kunnen gaan14. 4 De eerste originele tekst over Luilekkerland. Hoe kan het dat er zoveel honger was dat mensen gingen dromen over een land waar eten altijd en overvloedig aanwezig was? Dit kan antwoord kan je zoeken in de oogst en veeteelt. Je had een winteroogst en een zomeroogst. In november werd de oogst weer binnen gehaald en de dieren geslacht. Er was dan tijdelijk overvloed aan eten. Dit moest echter snel opgegeten worden omdat vlees bijvoorbeeld niet een jaar lang houdbaar was. Je moest het dan dus zo snel mogelijk opeten. Aan het einde van je voorraad was er meestal nog een stuk van het jaar over (het was dus niet opmerkelijk dat er veel vastendagen in deze periode vielen). De zomeroogst bracht ook wel veel op maar geen vlees omdat je nog bezig was met het vet mesten van je dieren. Die wilde je natuurlijk zo vet mogelijk hebben. Dit geeft aan waarom er een vlees schaarste was in de zomer en het voorjaar. Bereiding en ingrediënten Het is opvallende dat er in de keuken van de middeleeuwen veel gestampt en gezeefd werd.15 Geen keuken was compleet zonder een groot vuur in de schoorsteenmantel waarboven een verstelbare haak hing met een grote metalen kookpot of ketel. Dit was een ronde pan van metaal of aardewerk. Hierin werd gekookt en niet gebakken. 16 In deze pot werd vermoedelijk hutspot bereid. Dit was niet de hutspot van tegenwoordig met peen, ui en aardappelen. Dit was een gerecht wat bestond uit verschillende soorten vlees, uien en kruiden die in ruim sop werden gaar gekookt. 17 De rede waarom de maaltijden voornamelijk uit een hutspot van ingrediënten bestond die als eenpansgerecht werd opgediend, was de inrichting van de kook plaats in het huis. Een aparte keuken was er nog niet en de kook plaats bestond uit een vuurplaats met daar boven een pot. Deze bevond zich eerst in het midden van het huis en toen de huizen van steen werden gemaakte verhuisde deze naar de muur en werd er een schoorsteen boven gemetseld.18 Verschillende middeleeuwse ingrediënten waren: brood, kip, kalkoen, appel, gember, rietsuiker, bloem, eieren, boter, water, zout, wijn, amandelen, suikerstroop, karwijzaad, azijn, spek, runder mergpijpjes, dadels, appelazijn, peren, foelie, kruidnagel, kaneelpoeder, saffraan vooral voor de kleur. 19 Van inheemse bodem waren de groenten, kruiden en een groot deel van de vruchten. Er werden vooral uien, appelen en kweeperen gebruikt. Als we kijken naar kruiden werden vooral rozemarijn, peterselie en venkel gebruikt. Als we kijken naar uitheemse producten werd amandel het vaakst gebruikt.20 Van vlees en vis werden alle onderdelen gebruikt. Zelfs wat wij tegenwoordig als slachtafval zouden zien. Van de uiers tot de schapenpoten alles werd gebruikt. Maar ook de gangbare delen van het dier werden gebruikt. Er werd betrekkelijk weinig rundvlees gegeten, schapenvlees werd iets vaker gegeten en varkensvlees nog vaker. Maar vooral kippen en kapoenen werden in grote getalen 5 geconsumeerd. Deze werden waarschijnlijk zelf gefokt en waren dus makkelijk te verkrijgen. Dit gold ook voor eieren en hier was de consumptie dus ook groot van. De consumptie van melk, boter en kaas was daarentegen weer relatief bescheiden. Als was het in de Nederlanden wel meer dan in andere landen.21 Wat was het eetpatroon van de adel? Wat, hoe werd het bereid, wanneer, hoeveel en waar kwam het vandaan. De adel stond erom bekent heel luxe te eten. Zij wilde door middel van eten hun rijkdom laten zien. Het eten van de rijken was meestal niet veel gevarieerder dan die van de burgers, maar de hoeveelheid eten was groter22. Voor de aristocratie stond er soms wel twee a drie pond vlees per dag op tafel23. Het adellijke voedsel bij uitstek was wild. Fruit werd bijna niet gegeten door de adel, ze gebruikte het eerder om uit te stallen dan om op te eten24. Bij de adel werd ook veel bier gedronken. Dit werd gedaan omdat het water toen zo vervuild was dat het niet gedronken kon worden. Bier was hier de oplossing voor omdat het goedkoop was en het kon makkelijk gemaakt worden uit granen. De elite had het liefst rundvlees en schapenvlees op tafel. Hun vleesschotels werden aangevuld met pluimvee en enig wild. Er werd door de elite weinig varkensvlees gegeten, want dit was voor de lagere standen 25. In de eerste plaats nuttigden de rijken zo veel mogelijk vers vlees: zo mogelijk van dezelfde dag of vlees van de markt. Dit gold ook voor vis 26. Exotische specerijen waren een statussymbool en werden in de keuken van de adel dan ook overvloedig gebruikt27. Anthonis de Roovere, stadsrederijker over het banket ter eren van het huwelijk tussen Karel de Stoute en Margaretha van York (1468, Brugge): ‘Bij het banket werden 24 schotels wildbraad opgediend, zeer kostelijk versierd, met daarbij ongeveer 36 bomen vervaardigd van allerlei soorten vruchtenmoes zoals appels, peren, pruimen, kersen en andere vruchten’28. Uit het huisboek van de familie Cerutti te Verona. Ca 1400. 6 Ook de adel en aristocratie aten brood. Vooral tarwebrood, ook wel herenbrood genoemd of ‘witte broot29. Maar de rijke huishoudens aten in de middeleeuwen zowel roggebrood als tarwe brood.30 Voor de rijken waren er ook oesters. Mosselen werden in alle steden verkocht, ook bij opgravingen in Eindhoven zijn ze teruggevonden31. Macho’s en leiders kenmerken zich door het feit dat hij veel eet en kan eten, vooral vlees. Dit zie je al bij Karel de Grote en zijn broeders. Het laten van boeren en winden was gewenst, want je liet dan zien dat je het eten op de goede manier op prijs kon stellen. Dit veranderde aan het begin van de 13de eeuw. In een wereld waar de overvloed steeds meer verspreid is, is veel eten niet meer genoeg. Het blijft wel een belangrijk kenmerk van de adeldom om zich te onderscheiden. Maar het gaat nu ook om wat je eet.32 Eten is ook een vorm van machtsvertoon. Bijvoorbeeld de Bourgondische maaltijden. Voordat men aan tafel ging met zijn allen werden de schotels met eten rondgedragen over het marktplein, zodat ze bevolking kon zien wat er in het kasteel in de stad allemaal wel niet gegeten werd. Er waren ook van allerlei etiketten en tafelmanieren. Bijvoorbeeld vork en mes. De plek waar je zat aan tafel was ook erg belangrijk en daar was nog al eens moeilijkheid over.33 De tafel van de welgestelde werd opgesierd door een rank en een aardewerk zoutvaatje.34 De geestelijkheid, monniken en nonnen aten vaak bijna niets of zo min mogelijk. Dit om tot het reine te komen. Hier werden allerlei verhalen over verteld in de kerk. Hier zou de bevolking een voorbeeld aan moeten nemen, hieromheen hing een cultuur van onthouding. Geert Grote is hier ook een voorbeeld van. Van tijd tot tijd waren er wel zotten feesten in de kloosters om de spanning van de boog af te halen daarom ook ventielfeesten genoemd. 35 Uit een keukenboek van de Hertog van Gelre komt ook duidelijk naar voren dat er goed naar de religieuze voorschriften werd gekeken als het om eten ging. Er werd dus gevast op vaste dagen (woensdag en vrijdag of zaterdag)36. Ook waren er bepaalde sociale voorschriften. Zo mocht alleen de adel wild eten. Vroeger was het zo dat als je op jacht ging en een fazant ving, je deze mocht opeten. Sinds de komst van de Karolingers was het zo dat jacht alleen werd voorbehouden aan de elite, omdat zij de wapens bezaten. Wie wapens had kon jagen. Uiteindelijk werd er een jachtverbod voor het lagere volk ingesteld waardoor wild eten voor hun praktisch onmogelijk werd37. Er werd ook gelet op de gezondheid van de adel. Dit deden ze aan de hand van de oude Griekse medische ideeën, vooral die van de Griekse arts Galenus. Hij zei dat er een evenwicht was tussen vier stoffen: bloed, slijm, gele en zwarte gal ook wel de vier humoren genoemd. Alle factoren moesten in evenwicht zijn anders werd je ziek. Om niet ziek te worden paste de middeleeuwse adel deze theorie ook toe op eten. Als je bijvoorbeeld vis at (wat koud was) dan moest je er mosterd bij eten (want dat was een hete smaakmaker). Dus koud + warm = balans. Je kon volgens de middeleeuwers dan niet ziek worden want je had het koude gecompenseerd met het warme. Wat werd er op speciale- en feestdagen gegeten? Boeren en adel Op huwelijken van de adel werd meestal groots uitgepakt qua eten. Hiermee wilde ze laten zien hoe rijk ze waren. Voor de aristocratie stond er soms wel twee a drie pond vlees per dag op tafel38. Het adellijke voedsel bij uitstek was wild. Fruit werd niet zo veel gegeten door de adel, ze gebruikte het eerder om uit te stallen dan om op te eten39. 7 Op 30 september 1399 werd Hendrik IV van Engeland in de Westminster Abbey tot koning gekroond. De feestmaaltijd die ter gelegenheid daarvan werd bereid, bestond uit drie gangen, met in het totaal veertig gerechten. De eerste gang bevatte onder meer de kop van een everzwijn met de slagtanden, zure soep, jonge zwanen, vetgemeste kapoen, fazant, reiger, steur en een snoek. In de tweede gang kwamen de gevulde biggetjes, een gelei, pauwen, kraanvogels, roerdomp, konijn, geroosterd wild en grote taarten op tafel. De derde gang bestond onder andere uit gekonfijte kweeperen, duiven, kwartels, zoete vla, vergulde gehaktballen en geglaceerde eieren. Inhuldiging Boudewijn van Luxemburg Als aartsbisschop van Trier, juni 1308. Miniatuur uit de Codex, Balduineus in het staatsarchiv te Koblenz. Voordat men van de geserveerde gerechten begon te eten, werd er voorgeproefd door de drost of de spijzendrager om er zeker van te zijn dat het eten niet was vergiftigd. Aan het einde van iedere gang werd er iets opgevoerd, bijvoorbeeld door muzikanten. Wat bij dit feestmaal werd gedronken staat er niet bij vermeld, maar uit andere beschrijvingen is bekend dat bij dit soort gelegenheden de wijn rijkelijk vloeide40. Op grote feesten werden soms drie gangen geserveerd. Normaal waren dit er hoogstens twee.41 Als er hoog bezoek werd ontvangen dan werden appels, peren en hazelnoten aan de gasten voorgezet.42 Kip wordt in de literatuur van de middeleeuwen vooral voorgesteld als een luxeproduct dat in ieder geval voorbehouden wordt voor de feestdagen. Dit is opmerkelijk omdat kip onder het pluimvee viel wat vaak rond het huis altijd aanwezig was.43 8 In de vastentijd, de veertig dagen voor het paasfeest, werd er naar de regel van de katholieke kerk geen vlees en geen zuivel gegeten. In plaats daarvan at men vis, noten en gedroogde vruchten. De onthouding van vlees gold ook voor de woensdagen en vrijdagen in de rest van het jaar, maar zuivel was op die dagen wel toegestaan. 44 Ook waren er ‘quatuortempora-dagen’ in de week na Pinksteren, de week na de H. Kruisdag in september en de week na Sint-Lucia in december, waarop het strenge vasten gold. Deze weken correspondeerden met de wisselingen der seizoenen en warden dan vermoedelijk bedoeld om het lichaam in te stellen op het nieuwe seizoen. 45 Conclusie In onze conclusie gaan we antwoord geven op onze hoofdvraag deze luid als volgt: in hoeverre verschilt het eetpatroon en bereidingswijze van eten in de middeleeuwen met die van nu? Het eetpatroon van de middeleeuwse boeren verschilt wezenlijk met ons eetpatroon van nu. Vroeger at men twee keer per dag, een keer rond de middag en een keer rond de avond. Tegenwoordig eten we drie keer per dag. Een keer ’s ochtends een keer ’s middags en een keer ’s avonds. Het belangrijkste etenswaar was brood. Dat werd zelfs gebruikt als bord. Nu eten we ook nog brood, maar dit eten we vaak ’s ochtends en tussen de middag. En we gebruiken het zeker niet meer als bord. Tegenwoordig eten we ook volkoren- of tarwebrood. Vroeg was dit vooral zwaarder brood zoals rogge, dit aten ze omdat het goedkoop was om te verbouwen. Een ander belangrijk verschil tussen vroeger en nu is dat er geen adel meer is. Er is tegenwoordig nog wel een verschil tussen arme en rijke mensen, maar in principe kan iedereen eten kopen. Rijke mensen kunnen bijvoorbeeld meer luxe producten kopen zoals luxe champagne. Maar dit is niet ontoegankelijk voor de gewone mens, want zij kunnen ook champagne kopen, zij het van een goedkoper merk. Voor een rijk mens is kaviaar misschien heel goedkoop, voor een arm mens is het een luxeproduct. Maar het feit dat iedereen aan kaviaar kan komen en het niet voorbehouden is aan de elite zegt al heel wat over de veranderingen die plaats hebben gevonden op het gebied van de standenmaatschappij. Het eetpatroon van de adel is ook erg veranderd. Aangezien er tegenwoordig geen adel meer is gaat de onderstaande uitleg over de gemiddelde Nederlander van nu. De adel at twee keer per dag. Nu eten we drie keer per dag. We ontbijten met brood vleeswaren of zoet (bijv. hagelslag). Tussen de middag eten we ook brood en sommige mensen eten warm. Bij het avond eten hebben we meestal aardappelen, groente en vlees. Vroeger at de adel soms wel drie pond vlees op een dag. Terwijl het nu normaal is om ongeveer 250 gram vlees per dag te eten. Groente werd vroeger bijna niet gegeten omdat men dacht dat dit slecht voor de gezondheid was. Tegenwoordig weten we dat het heel belangrijk is om groente te eten. Volgens de voedingsrichtlijnen van het voedingscentrum is het belangrijk om vier opscheplepels groente te eten, zo krijg je genoeg vitaminen binnen om jezelf gezond te houden. De technieken om eten te bewaren waren heel anders dan nu. Mensen hielden varkens of schapen voor de slacht. Als je dan je varken ging slachten wilde je al dit vlees natuurlijk bewaren om op te eten. Je rookte of zoutte je vlees dan, zodat het niet zo snel zou bederven. Maar je moet je vlees dan nog steeds snel opeten. Hierdoor kwam het dat de meeste boeren rond de lente al weer door hun vlees heen waren. Het kon gewoon weg niet maanden bewaard worden. Tegenwoordig slachten we onze kippen en varkens niet meer zelf en kunnen we vlees bewaren in de koelkast. Dit betekent dat we ons vlees veel langer vers kunnen houden. Vooral als we het in de diepvries gooien omdat er dan 9 geen bacteriën bij kunnen komen die het vlees bederven. Door de uitvinding van de koelkast en diepvries was het dus niet meer nodig om je vlees te zouten om het te kunnen bewaren en was het ook niet meer nodig om grote hoeveelheid vlees snel op te eten. Maar tegenwoordig wordt er het hele jaar door vee geslacht waardoor wij het hele jaar van vlees voorzien zijn en we niet op een bepaald moment overvloed hebben. Een ander belangrijk verschil met vroeger en nu is water. Iedereen drinkt tegenwoordig water, het is er in overvloed en het komt zo uit de kraan. Vroeger kon men geen water drinken omdat dit zo vervuild was dat het gewoonweg niet drinkbaar was. Men dronk toen bier of wijn omdat dit niet verontreinigd was. Tegenwoordig is bier een drank die je drinkt als je uitgaat of om even lekker te relaxen. Nadat men had uitgevonden hoe je water kunt reinigen en ze erachter kwamen dat het niet schadelijk was voor je lichaam, heeft water de taak van het bier overgenomen. Ook zijn de vasten dagen tegenwoordig sterk verminderd. Er zijn in Nederland nog wel katholieke die een maal per jaar vasten. En ook de Islamitische mensen kennen een vaste periode. Maar op woensdag en vrijdag eet iedereen gewoon vlees als zij dit willen. De feestdagen waarop we tegenwoordig heel veel eten zijn ook veranderd het is hier in Nederland gebruikelijk om met kerst veel te eten met familie en ook Pasen is in opkomst wat dit betreft. Maar dit is niet meer om een periode van vasten af te sluiten of in te luiden. Ook op verjaardagen komen we bij elkaar maar dit wordt niet vaak met driegangen diner gevierd maar met taart en kleine hapjes. Eten heeft bij ons dus een hele andere functie gekregen op feestdagen. Het brengt mensen bij elkaar maar het is geen vertoon van rijkdom meer. 10 Nawoord Tijdens ons onderzoek zijn wij tegen wat zaken aan gelopen. In eerste instantie wilde wij het eetpatroon van de boeren in de middeleeuwen vergelijken met het eetpatroon van de adel in de middeleeuwen. Maar dit leverde niet genoeg informatie op voor een heel verslag. Om deze rede hebben wij ons onderzoek aangepast en konden wij zo meer informatie verzamelen. Bovendien denken wij dat deze onderzoeksvraag ook interessanter is voor tijdens onze presentatie omdat het op deze manier relevanter wordt. Door het eetpatroon van toen te vergelijken met het eetpatroon van nu komt het veel dichter bij ons te staan. In onze zoektocht naar primaire bronnen liepen wij ook tegen een aantal zaken aan. Zo was er in het archief geen duidelijke stadsrekening en hier hadden wij toch wel op gehoopt. Wel hebben wij in de Universiteitsbibliotheek een stadsrekening van Mechelen kunnen vinden maar deze was voor ons onleesbaar. Wel hebben wij heel veel schilderijen en tekeningen gevonden bij ons onderwerp. Ook was het vinden van proza geen probleem en hier hebben wij dan ook genoeg van gevonden. De archeologische bron leek ons in het begin geen probleem. Er moet toch wat kookgerei uit de middeleeuwen zijn over gebleven dachten wij. Maar aangekomen in het centraal museum werd ons verteld dat ze hier alleen archeologische stukken uit de vroege middeleeuwen hadden. Helaas kon de stads archeoloog ons ook niet verder helpen. Maar gelukkig hadden ze in het rijksmuseum van oudheden wel nog een kookpot uit de middeleeuwen staan en hebben wij deze in ons verslag en in onze presentatie gebruikt. De samenwerkingen liep gesmeerd in onze groep. Er was een goede taak verdeling en niemand verzuimde werk te doen voor het project. Ik denk dan ook dat we kunnen zeggen dat we het samen hebben gemaakt en er allemaal een veel tijd en moeite in hebben gestoken. Wij hebben dingen apart gedaan en later samengevoegd en wij hebben samen op school zitten werken om zo tot het eindresultaat te komen. En ook de presentatie hebben wij in drieën gedeeld zodat wij alle drie aan het woord komen. 11 Voetnoten: 1 Herman Pleij, Dromen van Cocagne pagina 115 Massimo Montanari, Honger en overvloed pagina 60. 3 Herman Pleij, Dromen van Cocagne pagina 117 4 Massimo Montanari, Honger en overvloed pagina 60 5 Massimo Montanari, Honger en overvloed pagina 62 6 Massimo Montanari, Honger en overvloed pagina 64 7 http://www.historisch-openluchtmuseum-eindhoven.nl/middeleeuwen/Brabant/eten_laat_me.html 8 Leen Alberts, De middeleeuwse bierenbroodspot, pagina 3 9 Leen Alberts, De middeleeuwse bierenbroodspot, pagina 1. 10 Massimo Montanari, Hoger en overvloed pagina 60-61 11 http://www.historisch-openluchtmuseum-eindhoven.nl/middeleeuwen/Brabant/eten_laat_me.html 12 CD 4 Herman Pleij vreten en vasten 13 Herman Pleij, Dromen van Cocagne pagina 159 14 http://www.vanatotzreeks.nl/lemma.php?letter=L&categorie=0&t=207 15 R. Jasen-Sieben en J.M. van Winter (ed.), De keuken van de late middeleeuwen. Een kookboek uit de lage landen. Pagina 19 16 R. Jasen-Sieben en J.M. van Winter (ed.), De keuken van de late middeleeuwen. Een kookboek uit de lage landen. Pagina 23 17 R. Jasen-Sieben en J.M. van Winter (ed.), De keuken van de late middeleeuwen. Een kookboek uit de lage landen. Pagina 22 18 Leen Alberts, De middeleeuwse bierenbroodspot, pagina 2 19 de keuken van de late middeleeuwen; enkele praktische oefeningen 20 R. Jasen-Sieben en J.M. van Winter (ed.), De keuken van de late middeleeuwen. Een kookboek uit de lage landen. Pagina 34 21 R. Jasen-Sieben en J.M. van Winter (ed.), De keuken van de late middeleeuwen. Een kookboek uit de lage landen. Pagina 33 22 Stegeman, Eten als onze voorouders: in de prehistorie, Romeinse tijd en de middeleeuwen. 23 Herman Pleij, Dromen van Cocagne pagina 119 24 Herman Pleij, Dromen van Cocagne pagina 120 25 Leen Alberts, De middeleeuwse bierenbroodspot, pagina 5 26 Massimo Montanari, Honger en Overvloed pagina 74 27 R. Jasen-Sieben en J.M. van Winter (ed.), De keuken van de late middeleeuwen. Een kookboek uit de lage landen. Pagina 11 28 Herman Pleij, Dromen van Cocagne pagina 121 29 http://www.historisch-openluchtmuseum-eindhoven.nl/middeleeuwen/Brabant/eten_laat_me.html 30 Leen Alberts, De middeleeuwse bierenbroodspot, pagina 3 31 http://www.historisch-openluchtmuseum-eindhoven.nl/middeleeuwen/Brabant/eten_laat_me.html 32 Massimo Montanari, Honger en Overvloed pagina 71 33 CD 4 Herman Pleij vreten en vasten 34 Leen Alberts, De middeleeuwse bierenbroodspot, pagina 5 35 CD 4 Herman Pleij vreten en vasten 36 Wim Huppertz en Johanna Maria van Winter, Dagelijks leven op Limburgse kastelen (1350-1600) voeding en voedselbereiding, pagina 55. 37 Wim Huppertz en Johanna Maria van Winter, Dagelijks leven op Limburgse kastelen (1350-1600) voeding en voedselbereiding, pagina 60. 38 Herman Pleij, Dromen van Cocagne pagina 119 39 Herman Pleij, Dromen van Cocagne pagina 120 40 http://www.rozemarijnonline.net/publicaties/eten_middeleeuwen.html 41 R. Jasen-Sieben en J.M. van Winter (ed.), De keuken van de late middeleeuwen. Een kookboek uit de lage landen. Pagina 32 42 Leen Alberts, De middeleeuwse bierenbroodspot, pagina 5 43 Massimo Montanari, Honger en Overvloed pagina 61 2 12 44 Leen Alberts, De middeleeuwse bierenbroodspot, pagina 4 R. Jasen-Sieben en J.M. van Winter (ed.), De keuken van de late middeleeuwen. Een kookboek uit de lage landen. Pagina 27 45 Literatuurlijst 1: Wim Huppertz en Johanna Maria van Winter, Dagelijks leven op Limburgse kastelen (1350-1600) voeding en voedselbereiding. 2: Massimo Montanari, Honger en overvloed. 3: Leen Alberts, De middeleeuwse bierenbroodspot. 4: Herman Pleij, Dromen van Cocagne. 5: Herman Pleij vreten en vasten CD 4 6: R. Jasen-Sieben en J.M. van Winter (ed.), De keuken van de late middeleeuwen. Een kookboek uit de lage landen. 7: Stegeman, Eten als onze voorouders: in de prehistorie, Romeinse tijd en de middeleeuwen. Websites http://www.historisch-openluchtmuseum-eindhoven.nl/middeleeuwen/Brabant/eten_laat_me.html http://www.vanatotzreeks.nl/lemma.php?letter=L&categorie=0&t=207 http://www.rozemarijnonline.net/publicaties/eten_middeleeuwen.html 13