Gemeente Schiedam, afdeling Educatie

advertisement
Gemeente Schiedam, afdeling Educatie
Missie & Doel
Op het gebied van onderwijs heeft de gemeente diverse verantwoordelijkheden en taken.
Het gemeentebestuur wordt bij het uitvoeren hiervan geadviseerd door de Dienst
Educatie. Daarbij voert de Dienst Educatie een meer bepalende, op wetgeving
gebaseerde, rol, bij de uitvoering van de leerplichtwet, de regionale Meld- en
Coördinatiefunctie, het leerlingvervoer en de huisvesting voor primair en voortgezet
onderwijs. Een nieuwe regisserende taak ziet de rijksoverheid voor gemeenten op het
terrein van het veiligheidsbeleid en school en omgeving. Verder is de Dienst Educatie
onder meer verantwoordelijk voor de aanwezigheid, het instandhouden en het goed
functioneren van een evenwichtig stelsel van educatieve voorzieningen.Tenslotte geeft de
Dienst Educatie informatie over allerlei onderwerpen die met onderwijs in Schiedam en
de regio te maken hebben. Bij dit alles staat het belang van het kind in het Schiedams
onderwijs voorop.
1.
Beleid en Strategie
Vooraf
Met ingang van 1 januari 2006 is het openbaar onderwijs in Schiedam verzelfstandigd.
Dit betekent dat de gemeente op afstand verantwoordelijk blijft voor een goed en
toegankelijk openbaar onderwijs. Voor de Dienst Educatie betekent dit een forse
verandering op het gebied van personeel en organisatie, maar ook een kans om zich
volledig te richten op het lokaal onderwijsbeleid. Een lokaal beleid dat eveneens aan de
vooravond van veranderingen staat. Een heroriëntatie in deze is dus op zijn plaats.
De opvattingen over de rollen van gemeenten en schoolbesturen op het gebied van
onderwijs zijn de afgelopen decennia tamelijk wisselvallig geweest. Zowel rijksoverheid,
schoolbesturen als gemeenten zijn regelmatig tot nieuwe inzichten gekomen, waardoor
de relatie tussen deze drie actoren steeds opnieuw moest worden gedefinieerd. Ook op
dit moment is een dergelijke ontwikkeling gaande. Gemeentelijke taken verschuiven in
de richting van schoolbesturen, nieuwe opdrachten voor de gemeente dienen zich aan.
Het is dus tijd voor een herbezinning op de onderlinge relatie tussen rijk, gemeente en
schoolbesturen. Dat die relatie er is, staat niet ter discussie. Onderwijsbeleid is altijd een
samenspel geweest tussen deze drie niveaus. Zodra één van deze spelers een
verandering doorvoert of wenst door te voeren, moeten de anderen opnieuw hun positie
bepalen. Nieuwe rollen bieden nieuwe kansen, maar het moet er niet toe leiden dat
effectief beleid wordt afgebroken. De ontwikkelingen die Schiedam heeft doorgemaakt op
het gebied van onderwijszorgbeleid dienen ook in een nieuwe context richtinggevend te
zijn.
In de jaren 90 kwamen de gemeenten weer wat meer in beeld bij de overdracht van
bevoegdheden: in het kader van de sociale vernieuwing kreeg de gemeente de taak om
convenanten af te sluiten met schoolbesturen met daarin afspraken over een
gezamenlijke inzet van gemeentelijke middelen voor achterstandsbestrijding. Daarnaast
kregen gemeenten meer verantwoordelijkheden in de volwasseneneducatie. Voor wat
betreft het onderwijsachterstandsbeleid was de uitkomst niet zo opzienbarend. De
gemeente kreeg een regierol toebedeeld, wat inhield dat de beleidsdoelstellingen waarop
de schoolgebonden middelen, de zgn. cumi-faciliteiten, worden ingezet in het
onderwijsachterstandsplan werden opgenomen, maar dat scholen zelf bepalen hoe ze die
doelstelling gaan realiseren.
Vanaf 2000 verschuift de machtsverdeling tussen rijk, gemeenten en schoolbesturen van
gemeenten naar schoolbesturen. De gemeentelijke rol wordt steeds meer
teruggedrongen ten gunste van de autonomie van schoolbesturen. De gemeentelijke rol
in het achterstandsbeleid die in de GOA-planperiode 2002 – 2006 voor het eerst tot
ontwikkeling kon komen is ruim vóór het eind van die eerste periode alweer ingeperkt.
De verplichting voor scholen om verantwoording af te leggen over de schoolgebonden
middelen (cumi-gelden) vervalt, evenals de verplichting voor de gemeente om een
onderwijsachterstandsplan te maken. Wel zijn schoolbesturen verplicht om met de
gemeente ‘niet-vrijblijvend’ overleg te voeren en afspraken te maken.
Bovenstaande ontwikkelingen hebben vooral betrekking op onderwijs en daarmee nauw
verbonden taken. Onderwijs is in gemeentelijk verband echter ook een onderdeel van het
preventief lokaal jeugdbeleid. Belangrijke aanknopingspunten met onderwijsbeleid zijn
opvoedingsondersteuning en ontwikkelingsstimulering, jeugdgezondheidszorg, veiligheid
op school en de aansluiting met de jeugdzorg.
Gemeentelijk onderwijs- en welzijnsbeleid zijn door deze ontwikkelingen erg nauw
verwoven geraakt.
De gemeente als vertegenwoordiger van publiek belang
Vanuit de positie van de gemeente als vertegenwoordiger van publiek belang ligt het
echter voor de hand de visie als uitgangspunt te hanteren en niet de actuele uitkomst
van een jarenlange discussie over wat wel of niet tot het takenpakket van de gemeente
behoort. Een meer fundamentele discussie begint niet met wat moeten we, maar met
wat willen we: wat zijn de doelstellingen van het gemeentelijk beleid. Waar scholen en
instellingen altijd primair gebonden zijn aan het instellingsbelang en van daaruit bij
kunnen dragen aan het grotere geheel, is de gemeente bij uitstek de belangenbehartiger
van de burger als onderwijsgebruiker en vooral van diegenen voor wie onderwijs een
essentiële randvoorwaarde is om zich te kunnen redden en die daarbij de helpende hand
van de overheid nodig hebben. Naast de gebruiker behartigt de gemeente ook de
belangen van de samenleving als geheel en stelt zich daarom vragen als: wat wil de
gemeente aan zijn burgers bieden op het gebied van onderwijs? Is de huidige
infrastructuur wel toereikend? Wat is de betekenis van onderwijs voor het sociaal en
economisch functioneren van de gemeente? Wat wil de gemeente bereiken voor zijn
burgers: emancipatie, zelfredzaamheid, toegang tot de arbeidsmarkt? Het
grotestedenbeleid biedt met de stadsvisies en meerjarenontwikkelingsplannen een kader
voor de beantwoording van deze vragen. Nadat de ambities onder woorden zijn gebracht,
moet ook hier de weg van abstract naar concreet worden afgelegd. Waar moet actie
ondernomen worden om de ambities werkelijkheid te laten worden?
Gezamenlijke visie als uitgangspunt
Bij het ontwikkelen van de visie zijn twee aandachtspunten van belang. De eerste is dat
visieontwikkeling een gezamenlijke activiteit is van de gemeenten en de schoolbesturen.
Juist omdat de schoolbesturen een zelfstandige positie innemen, zullen ze niet langer
accepteren dat de gemeente afzonderlijk een visie ontwikkelt en die vervolgens voorlegt
voor commentaar. Een gezamenlijke visieontwikkeling heeft niet alleen als voordeel dat
de expertise uit het onderwijsveld beter tot zijn recht komt, maar ook dat er meer
draagvlak is voor de realisatie van de voornemens en voor samenwerking met de
gemeente bij de uitvoering. Of de gemeente nu het voortijdig schoolverlaten wil
beperken, een doorlopende zorgstructuur wil bewerkstelligen, een betere spreiding van
voorzieningen wil realiseren, al deze voornemens kunnen alleen gerealiseerd worden in
nauwe samenwerking tussen gemeente en schoolbesturen.
Onderwijs als facet van gemeentelijk beleid
Van welke kant de doelstellingen van het lokaal onderwijsbeleid ook benaderd worden,
altijd moet daarbij een rol spelen dat het belang van onderwijs in de gemeente niet
alleen betrekking heeft op onderwijs als apart beleidsterrein, maar ook op de meer
instrumentele kant van onderwijs als onderdeel van een breder lokaal beleid. Als de
gemeente in het beleidsprogramma prioriteit geeft aan economische ontwikkeling is
onderwijs daarvoor een onmisbaar instrument. Onderwijs is een onmisbaar onderdeel
van het preventief lokaal jeugdbeleid, waarin verbindingen worden gelegd tussen
onderwijs, veiligheid , opvoedingsondersteuning, vrijetijdsbesteding enz.
Prioriteiten stellen
Onderwijs is van belang voor alle inwoners van de stad.Dat betekent niet dat lokaal
onderwijsbeleid zich dan ook maar op alles moet richten en overal aan mee moet doen.
Na het bepalen van de ambitie is het nodig om te bezien wat het meest nodig is,
prioriteiten te stellen en vervolgens te bedenken waar gemeentelijke interventies nodig
zijn.
Wat voor type inspanning hangt natuurlijk in de eerste plaats af van de politieke wil
binnen de gemeente en de beschikbare middelen. Bij beschikbare middelen moet niet
alleen gedacht worden aan financiële middelen. Het instrumentarium van de gemeente is
uitgebreider. Ook de rolverdeling tussen gemeenten en andere participanten in het
onderwijsveld speelt daarbij een rol.
Strakker sturen op schoon, heel en veilig
Een schone en veilige stad met een goed onderhouden infrastructuur
is een
basisvoorwaarde voor de waardering van de burger voor de stad. Voor het onderwijs
betekent dit dat schoolgebouwen op deze thema’s een acceptabel niveau moeten hebben
en dat dit vervolgens gehandhaafd moet blijven. Veiligheid is daarbij een belangrijk
thema. Projecten rond de “veilige school” zullen de komende periode worden
uitgebouwd.
Economische ontwikkeling herijken en concretiseren
De economische ontwikkeling in de stad stelt ons voor de vraag: richten we ons op de
huidige bevolkingssamenstelling met relatief lage scholing of leggen we het
ambitieniveau hoger. Vooralsnog richten we ons op de huidige bevolking. We blijven
zorgen voor onderwijs op maat. Het streven is om het onderwijsaanbod zo breed
mogelijk te laten zijn. Bij de ontwikkeling Schieveste zijn er
mogelijkheden om ook
nieuwe beroepsopleidingen naar Schiedam te halen.
Meer druk op herstructurering van woningvoorraad
De ruimte in Schiedam raakt op. Dit betekent dat bij scholenbouw er meer druk ligt op
ruimtelijke ordeningsprocessen en herstructurering. Deze processen zijn dermate
complex dat alleen een integrale projectaanpak met verschillende gemeentelijke
afdelingen zal leiden tot succes.
Sociale infrastructuur
Sociale cohesie is van groot belang voor het functioneren van de inwoners van de stad.
De gemeente Schiedam wil een eenduidig strategisch doel formuleren voor sociale
competentie, sociale participatie en actuele thema’s die daarmee samenhangen, zoals
burgerschap, integratie en veiligheid. Zij wil dit doen in samenspraak met de Schiedamse
schoolbesturen, in de vorm van een gezamenlijke visie. De visie zal de basis vormen voor
toekomstig beleid en activiteiten. Ook wil de gemeente Schiedam, in het kader van de
verschuivende verantwoordelijkheden, de rollen en verantwoordelijkheden met
betrekking tot deze thema’s aanscherpen.
De visieontwikkeling heeft betrekking op de volgende thema’s:
 Het versterken van de sociale competentie: leerlingen verrichten op adequate
wijze sociale taken, vanuit een individuele inbreng, en in relatie tot anderen;
 Het bevorderen van sociale participatie/burgerschap: leerlingen nemen op een
adequate wijze deel aan sociale verbanden in de samenleving;
 Het bevorderen van integratie (tegengaan van segregatie): creëren en in stand
houden van ontmoeting tussen verschillende bevolkingsgroepen. Dit is onder
andere mogelijk wanneer scholen en instellingen gezamenlijk activiteiten
organiseren waarbij kinderen van verschillende scholen en wijken samenkomen
(sociale participatie);
 Het verbeteren van de veiligheid: het betreft hier zowel het gevoel van veiligheid
(subjectieve veiligheid) als het aantal incidenten (objectieve veiligheid).
Belangrijke preventieve maatregelen op dit gebied (gerelateerd aan sociale
competentie) zijn het opstellen van gedragsregels en weerbaarheidstraining.
Meer kansen voor jongeren
Het onderwijsachterstandenbeleid beoogt een verbetering van de leerprestaties en de
schoolloopbanen van kinderen en jongeren uit de doelgroepen van het
onderwijsachterstandenbeleid. De ambitie van dit beleid is dat er uiteindelijk geen
onderscheid bestaat in leerprestaties en schoolloopbanen tussen de doelgroepen en het
landelijk gemiddelde van de overige schoolpopulatie, behalve wanneer dit is toe schrijven
aan individuele verschillen in capaciteit.
Om het doel en de ambitie van het beleid te realiseren wordt prioriteit gegeven aan vier
doelstellingen:
 Het leren beheersen van de Nederlandse taal. Voor het bereiken van de
uiteindelijke ambitie is dit een belangrijk doel. De aandacht voor de beheersing



van de Nederlandse taal loopt als een rode draad door de hele jeugdperiode en
staat daarmee ook voor samenhang in het onderwijsachterstandenbeleid
Bij de aanvang van het leesonderwijs in de basisschool (metingen groep 2 en
groep 4) zijn leerlingen uit de doelgroepen voldoende toegerust om het verdere
basisonderwijs met succes te kunnen vervolgen.
Vanaf het bereiken van het voortgezet onderwijs onderscheiden
doelgroepleerlingen zich niet van de overige leerlingpopulatie wat betreft de
relatieve deelname aan de schoolsoorten.
De doelgroepleerlingen halen ten minste een startkwalificatie, waardoor zij
kunnen functioneren op het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar en ze zijn
toegerust om sociaal en economisch in de samenleving te functioneren.
Krachtiger ontwikkelen van binnenstad, cultuur, toerisme en stadspromotie
Voor
de
Dienst
Educatie
betekent
dit
een
relatie
leggen
tussen
de
binnenstadsontwikkeling en kunsteducatieve trajecten. Ook het over het voetlicht
brengen van wat in Schiedams onderwijs bereikt is, kan hierbij een rol spelen.
Onderwijsprojecten kunnen daarbij ingezet worden bij de stadspromotie.
Snellere en beter dienstverlening
De bewegingen op het gemeentelijk werkterrein (centralisatie en decentralisatie) zetten
per
saldo een hoge druk op efficiency en effectiviteit van de uitvoering van de
gemeentelijke
taken. Dit vraagt om een permanente herbezinning en innovatie. De
inzet van ICT zal moeten
leiden tot meer kwaliteit in de dienstverlening tegen lagere
kosten. Bedrijfsprocessen zullen
moeten worden beschreven en getoetst op “
slankheid” en doelgerichtheid. Ook het niveau van dienstverlening bij een aantal
producten zal moeten worden vastgelegd (service level agreements. ).Dat betekent ook
minder “ beleid” (nota’s, overlegcircuits) en meer “uitvoering”. Integrale samenwerking
(wellicht ook samenvoeging) met de afdelingen Welzijn en Sport en Recreatie hebben
daarbij ook een meerwaarde.
Betrokkenheid vooraf en rekenschap achteraf zullen het respect voor het lokaal bestuur
weer laten groeien en het imago verbeteren. Transparantie vraagt om een
resultaatgerichte
aansturing. Burgers en instellingen zijn daarbij niet alleen klanten,
maar ook bondgenoten die het voorgestelde beleid mede realiseren. Daarbij moet niet
uit het oog worden verloren dat zij daarbij ook een belang hebben. Een open
communicatie is daarbij onontbeerlijk.
Meer externe oriëntatie
Regionale belangen krijgen meer betekenis. Het werkterrein van de gemeente reikt
verder dan
de stadsgrenzen. Samenwerking op het gebied van de bedrijfsvoering zal
de kwetsbaarheid
van de afzonderlijke organisaties verminderen en de kwaliteit
verhogen. Lastig in deze is het
verschil
in
ambitieniveau
in
de
omringende
gemeenten. Daarbij speelt ook nog het mogelijk identiteitsverlies van de eigen afdeling.
Samenwerking is daarbij alleen zinvol
als er sprake is van een meerwaarde voor
Schiedam. Thema’s zijn: het beleid m.b.t. voortijdig
schoolverlaten, leerplicht/RMC en
leerlingvervoer. Deze samenwerking zou gerealiseerd kunnen worden met Vlaardingen
en Maassluis. Samenwerking met Rotterdam vindt vooral plaats binnen de stadsregio op
thema’s als opvangprojecten, jeugdzorg, volwasseneneducatie en inburgering.
Implementatie regiegemeente
Van medewerkers mag verwacht worden dat zij oog hebben voor de steeds wisselende
posities die zij innemen. Zo zal de regierol van de gemeente m.b.t. het onderwijs de
komende jaren aan verandering onderhevig zijn onder invloed van het Rijksbeleid.
Binnen de kerntakendiscussie is het begrip “regiegemeente” geen doel op zich. De meest
effectieve regie binnen het onderwijsveld is er vaak één waarbij de lijnen tussen regie en
uitvoering heel kort zijn.
De ambitie gaat daarbij verder dan het strikt uitvoeren van de wettelijke taken. Een goed
onderwijsbeleid is hier ook niet bij gebaat. Als nieuwe beleidsthema’s voor de komende
jaren zijn de volgende onderwerpen te noemen: het jonge kind, integratie met welzijn,
ICT in het onderwijs, de school als kern voor ouderbetrokkenheid, senioreneducatie, de
regie op inburgering en bedrijvencontacten voor beroepsopleidingen.
Acties:
 2006- Maatschappelijk werk in alle scholen voor primair onderwijs
 2006-Huisvesting cultuureducatie,
 2006- Regierol definiëren gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid
 2006- Besluitvorming regionalisering leerplicht (knelpunt kostenbesparing
vs. ambitie)
 2006- Onderzoek samenvoeging afdelingen (Educatie, Welzijn, DSR)
Voordelen: VVE, huisvesting, brede school, subsidierelatie met instellingen
 2006- Onderwijshuisvesting voortgezet onderwijs
 2007- Onderwijshuisvesting Schieveste
 2008- Herontwikkeling onderwijshuisvesting Nieuwland
Download