Toetsing

advertisement
Leidraad Periodiek kwaliteitsonderzoek P.O.
“ Montessoriaanse” aantekeningen daarbij.
In deze notitie wordt de leidraad (versie maart 2003) gevolgd. Waar nodig wordt een
montessoriaanse aantekening gemaakt. ‘Waar nodig’ vanuit de idee dat kwaliteitsonderzoek
alleen goed kan verlopen bij inzicht in de specifieke onderwijskundige context van de
montessorischool. De kwaliteitsaspecten die niet voorzien zijn van een aantekening vragen
dus niet om een specifiek inzicht in het montessorionderwijs en kunnen met ‘gewone ogen’
onderzocht worden.
Kwaliteitsaspect 1; kwaliteitszorg.
KW 1.1 De school analyseert de relevante kennis van de leerlingpopulatie
Het leren kennen van de kinderen in hun mogelijkheden en belemmeringen vindt vanuit de
montessori optiek plaats via de observatie. De leidster moet geoefend zijn in het regelmatig
afstand nemen van de kinderen, even terugtreden om ogen en oren de kost te geven en
zodoende b.v. te kunnen registreren:

of kinderen de tijd effectief gebruiken

of kinderen alleen of samen werken

of kinderen direct of met twijfel starten aan hun werkzaamheden

of kinderen al dan niet snel tot oplossingen komen

of kinderen nog materiaalafhankelijk zijn of al op mentaal niveau werken

of kinderen aangeboden leerstof beheersen op technisch dan wel op
toepassingsniveau

of het kind ontspannen of gespannen aan de slag is

……………
Afstand nemen enerzijds in de letterlijke zin een plek in het lokaal zoeken van waaruit op
afstand naar de werkende kinderen gekeken kan worden, anderzijds door juist dichtbij de
kinderen te zijn, over de schouder mee te kijken zonder in te grijpen of door een reflectieve
vraag over het werk te stellen.
De verzamelde gegevens worden in de klassenmap / kinddossier genoteerd.
Zonder deze vaardigheid kan het onderwijs slechts technisch worden afgestemd. De
vaardigheid observatie verrijkt het verzamelen van gegevens doordat er zodoende ook
sociaal emotionele aspecten kunnen worden geregistreerd.
Het kindvolgsysteem dat de NMV aan de scholen adviseert geeft de leidster voldoende
inhoudelijke en praktische handreiking hiertoe.
Observeren is te weten komen en leren snappen!! Alleen wie het kind kent en snapt kan het
onderwijs optimaal afstemmen.
Uit het regelmatig registreren van dergelijke observatiegegevens kan een trend opgemaakt
worden. Zo’n trend, geobserveerd vanuit verschillende invalshoeken (!), mag gezien worden
als een betrouwbare indruk over mogelijkheden en belemmeringen van het kind. Vormen van
het leerlingvolgsysteem kunnen zo’n indruk ontkennen of bevestigen.
E.e.a. kan ook gelezen worden waar het in het kwaliteistonderzoek gaat om het volgen van
de ontwikkeling van het kind. (P6 en P8)
Kwaliteitsaspect 2; Toetsing
TO1.1 De school waarborgt de inhoudsvaliditeit en de betrouwbaarheid van de
eindtoets.
Een deel van de montessorischolen maakt gebruik van de toetsingsmaterialen van het Cito;
eindtoets basisonderwijs en/of entreetoetsen en/of toetsen uit het leerlingvolgsysteem. De
inzet van de toetsen uit het leerlingvolgsysteem varieert van ‘klassikaal’ afgenomen tot
individueel afgenomen op het moment dat verwacht mag worden (uit de eerder beschreven
observatie) dat het kind wat ontwikkeling betreft toe is aan deze toetsing. Immers het
montessorionderwijs is gestoeld op de individuele ontwikkeling van kinderen, waardoor het
‘klassikaal’ afnemen van een toets op inhoudelijke bezwaren kan stuiten. Daartoe kunnen de
toetsen uit het leerlingvolgsysteem opgenomen zijn in de werkplanning van de kinderen
gedurende een bepaalde periode: in deze werkperiode (van b.v. een maand) moeten alle
kinderen zo’n toets opnemen in hun individuele werkplanning. Er is in zo’n geval een
speciale werkplek voor het maken van de toets, zodat de individuele betrouwbaarheid
gewaarborgd is.
Naast het gebruik van de Cito toetsmaterialen is in het montessorionderwijs zichtbaar dat er
gebruik wordt gemaakt van:
Voor de eindopbrengstmeting

schoolkeuzeprocedure V.O. m.b.v.:

Intelligentieonderzoek uit de ISI reeks of Givo

SchoolVragenLijst of PMTK

Al dan niet in combinatie met de entreetoets groep 7 van het Cito

evaluatieve gesprekken met de brugklascoordinatoren of andere vormen van
structurele gegevensverzameling omtrent de opbrengsten in het eerste jaar
V.O.
en voor de tussentijdse opbrengstmeting

DLE toetsen

Avi toetsen
De in de ‘handleiding opbrengsten’ (inspectie van het onderwijs, april 2003) genoemde
toetsingsmiddelen zijn m.a.w. in het montessorionderwijs te gebruiken.
De NMV heeft in een schrijven aan de scholen het gebruik van Cito materialen, welke ook,
aan de scholen niet ontraden(zie bijlage). Zeker met het oog op de lopende ontwikkeling van
de interactieve toetsingsversies door het Cito hebben de Cito materialen de voorkeur boven
andere toetsingsmiddelen. Onafhankelijke toetsing van leeropbrengsten ziet de NMV als
zinvol voor zowel het volgen van de ontwikkeling van de kinderen als voor het kunnen
evalueren van het onderwijsleerproces zoals de school dat genereert. Zonder dergelijke
toetsing blijft de subjectiviteit groot. De NMV waarschuwt in dat schrijven wel voor
‘misbruik’ zoals b.v. ‘ trainen voor de toets’ of kwaliteitsuitspraken slechts op basis van deze
toetsing van cognitieve ontwikkeling.
De NMV onderschrijft dan ook niet de ‘actie-anti-eindtoets’ van enkele collega traditionele
onderwijsvernieuwers.
Kwaliteitsaspect 3 Leerstofaanbod
A1.1 De school waarborgt dat het aanbod dekkend is voor de kerndoelen
Het inzichtelijk maken van het kerndoeldekkende leerstofaanbod is een opgave voor de
scholen. Immers waar de school werkt met de gebruikelijke montessorimaterialen en
methodieken werken zij op een wijze die stamt uit een ‘voor-kerndoel-tijdperk’. Waarmee
overigens nog geen oordeel is gegeven over het al dan niet kerndoelproof zijn daarvan!!
Voor wat betreft het aandachtsgebied rekenen/wiskunde is er in opdracht van de NMV door
montessori opleiders een brochure verschenen die aangeeft op welke wijze het aanbod bij
rekenen / wiskunde voldoet aan de kerndoelen.(zie bijlage) Daarnaast zijn er scholen die
naast het montessorimateriaal voor rekenen/wiskunde gebruik maken van een ‘reguliere’
methode die ingepast is in het karakter van ons onderwijs. De methode RekenRijk heeft een
in samenwerking met de uitgever ontworpen versie voor passend gebruik in het
montessorionderwijs, waarbij zowel de inhoud en bedoeling van de methode als het karakter
van het montessorionderwijs in stand blijft.
Voor de andere onderdelen, taal en lezen, zijn dergelijke mogelijkheden nog niet
voorhanden. De methoden Tekstverwerken, Taaljournaal (de spellingmaterialen) of
Woordbouw bieden goede alternatieven als aanvulling op de traditioneel gebruikte Taalset.
Voor lezen is ‘de Leeslijn’ een passend alternatief. Voor motorische schrijven is Novoscript
passend.
In alle gevallen zal aandacht besteed moeten zijn aan de inpassing van die materialen in het
uitgangspunt ‘Vrije Werkkeuze van kinderen’ in het montessorionderwijs.
De NMV geeft als handreiking voor de scholen de map Taalmateriaal uit waarin is
opgenomen de Schrijf- en Spellingwijzer en de nieuwe handleiding voor de taaldozen en –
symbolen (grammatica).
A2. De school voorziet in een breed aanbod gericht op de verwerving van kennis,
inzicht, vaardigheden en houdingen.
A3. Het leerstofaanbod vertoont samenhang
Dergelijke kwaliteitsaspecten laten het hart van de montessoriaan sneller kloppen. In de
uitgangspunten van het montessorionderwijs is beschreven dat er spraken moet zijn van
Kosmisch Onderwijs en Kosmische Opvoeding (KOO).
KOO staat enerzijds voor:

toepasbaarheid van de verworven kennis en vaardigheid in het algemeen en
binnen andere schoolgebonden activiteiten zoals wereldverkenning

herkenning van verworven kennis en vaardigheid in de wereld om je heen
en anderzijds voor:

eigen maken, integreren in eigen handelen van die zaken die genoemd zijn in
de vakoverstijgende kerndoelen

kweken van mensen(kinderen) die vanuit hun kennis, ervaring en vaardigheid
een sociaal zelfverantwoordlijke houding tonen in hun gedrag.
E.e.a. uit zich bijvoorbeeld in:
leeszinnen; zinnen lezen die om uitvoering vragen, lezen om de boodschap
berekeningen en bezoeksuggesties opnemen in het maken van een reisroute door ….
het verantwoordelijkheid nemen voor de huishouding in het lokaal
het vergelijken van de geschiedkundige ontwikkeling van de E.U. en de ontwikkeling
van een Afrikaanse eenheid.
Montessorischolen kunnen hierin kenmerkend zijn. Het zijn steeds schooleigen initiatieven
en kenmerken.
Voor KOO is bij de NMV een door de SLO geschreven brochure verkrijgbaar. Alle scholen
hebben deze door de NMV aangereikt gekregen.
Kwaliteitsaspect 4. Tijd.
T2.2 De leraren realiseren de geplande onderwijstijd
In het algemeen geldt dat een leraar zich voorbereidt op niet alleen inhoud, maar ook op
organisatie van de onderwijsdag. Voor het werken in een montessoriklas geldt dit nog
strikter, immers de mogelijkheid om afgeleid te worden van het plan is door het in willen
gaan op individuele onderwijsvragen groter. Een montessorileidster doet er dan ook
verstandig aan een dagagendaatje te hanteren waarop in b.v. is genoteerd:

aan welke kinderen als eerste les / lesjes wordt gegeven; b.v. de kinderen met
een handelingsplan

welke groepsgerichte activiteit wanneer plaats zal vinden b.v. een materiaalles
aan alle kinderen of een interactieve les over een rekenprobleem

welke tijdsruimte beschikbaar is voor het geven van individuele lesjes of lesjes
aan enkele samenwerkende kinderen

wanneer de observatietijd is .
Daarnaast is het van groot belang dat het klassenmanagement prima op orde is in al zijn
hoedanigheden, waarin bestaande routines van kinderen voorop staan. Levende routines
kunnen immers onnodige vragen, onnodig geloop of andere onnodige afleiding voorkomen.
Daar de montessorischool een ‘werkschool’ is dient het klassenmanagement, de inrichting
en de routinevorming daar constant op gericht zijn.
Een van de routines in een montessorischool is: handje, plantje, kleedje, werkje, rust! Of in
alledaagse termen: de kinderen komen binnen, worden verwelkomd, maken hun werkplek in
orde en gaan zelfstandig aan de slag. Later pas zal de leidster aandacht geven, die gaat ook
eerst aan de slag met die eerste paar geplande lesjes. De andere basisroutine heeft te maken
met “omgaan met pech onderweg’ (wat moet ik als ik het niet meer weet) en met ‘ klaar en
dus…’
De NMV stuurt aan op de hierboven genoemde basisvoorwaarden voor efficient tijdgebruik
door alle betrokkenen bij het onderwijs.
Kwaliteitsaspect 5: Onderwijsleerproces.
P2.3 De uitleg is duidelijk
Het geven van individuele lesjes kent in de historie van het montessorionderwijs haar vaste
vorm waarbij met zo weinig mogelijk woorden, handelend met het materiaal het kind wordt
uitgenodigd om de handeling ‘over te nemen’ en daarna zelf verder te oefenen. Maria
Montessori gebruikte de uitspraak “laat uw woorden geteld zijn” wat leidde tot het
misverstand dat er vrijwel niets gezegd kon worden. Kenmerkend moet vandaag de dag zijn
dat een montessorileidster, in welke lesvorm dan ook, inderdaad haar woorden telt, alleen
die woorden gebruikt die nuttig zijn in het kader van de les, zonder omhaal. Daarbij horen
de punten die in de handleiding onder P2.3 genoemd zijn voor een doelmatige en beknopte
uitleg.
Het gebruik maken van concrete en herkenbare situaties komt in het montessorionderwijs
voor, maar niet op dezelfde plaats in de onderwijsactiviteiten als meestal bedoeld of
gewenst. Montesosrionderwijs start met het geven van instructie op het lesdoel, min of meer
ontdaan van alle franje. Na eerste beheersing, oefening en echte beheersing daarvan vindt
verbinding plaats met de concrete en herkenbare situatie, wordt het kind uitgedaagd e.e.a.
zich werkelijk eigen te maken in toepassingssituaties.
P6.1 Leraren bepalen systematisch de vorderingen en ontwikkeling van de leerlingen
Zie kwaliteitsaspect 1 en 2.
Kwaliteitsaspecten 6 en 7
Geen opmerkingen
Kwaliteitsaspect 8
Zie kwaliteitsaspect 2.
Download