317506883 1 1 a Het ging hier om een emissie van aandelen, dus om nieuwe, niet eerder uitgegeven aandelen. Het betreft daarom de eerstehandsmarkt. b Bij de onderhandse plaatsing werd rechtstreeks onderhandeld tussen de geldgevers (de institutionele beleggers) en de geldnemer (VNU). c Omdat er direct contact is tussen geldgever en geldnemer, kan onderhandeld worden over de voorwaarden. Daarnaast is het vaak goedkoper dan wanneer de aan- of verkoop via een tussenpersoon verloopt. d Instellingen die over grote sommen geld beschikken en daarvoor een belegging zoeken, zoals pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen. e De totale opbrengst van de emissie is ongeveer € 265.000.000 (7 851 900 € 33,75, afgerond). Voor de overname van Golden Pages is nodig € 185.000.000. Voor de overige uitgaven blijft over € 265.000.000 € 185.000.000 = € 80.000.000. f De uit te geven aandelen zijn 3% van het reeds uitstaande aandelenkapitaal. Het aantal reeds uitstaande aandelen is dan 100 7 851 900 = 261 730 000. 3 2 a Spaarders leggen per individu gezien zowel grote als kleine bedragen in. Ook de hoogte van de kredieten die individuen bij de bank aanvragen, lopen sterk uiteen. De bank voegt alle spaargelden samen en verkrijgt zo een groot volume aan financiële middelen dat beschikbaar is voor kredietverlening, zowel voor kleine als grote kredieten. (We zien voor de eenvoud af van de mogelijkheid van geldschepping; zie daarvoor het vak Economie.) Op deze wijze maakt de bank het overbodig dat de individuele spaarder en de kredietvrager op zoek moeten naar de tegenpartij die precies het volume aanbiedt (c.q. vraagt) dat hem past. b In de tijd gezien zijn vallen vraag naar kredieten en aanbod van spaargelden niet altijd samen. In sommige perioden wordt er veel meer gespaard dan er aan kredieten worden opgenomen en in andere perioden is het omgekeerde het geval. De banken houden voldoende middelen aan om deze tijdverschillen te kunnen opheffen. 3 – De houder van een aandeel is mede-eigenaar, de houder van een obligatie is schuldeiser. – De houder van een obligatie ontvangt een vaste interestvergoeding, wat de houder van een aandeel ontvangt, is afhankelijk van de winst die het bedrijf maakt. – Een obligatie wordt afgelost, een aandeel niet. 4 a b c d 5 a Dit betreft openbaar vermogen. De voorwaarden zijn openbaar en voor iedereen gelijk. b De overheid begeeft zich dan op de kapitaalmarkt omdat het gaat om leningen met een lange looptijd. Heirbij begeeft de overheid zich ook op de vermogensmarkt, omdat de kapitaalmarkt een onderdeel is van de vermogensmarkt. c Hier is sprake van de eerstehandsvermogensmarkt, omdat de geldgevers rechtstreeks betalen aan de schuldenaar (hier de overheid). 6 a Tussen de aankondiging van en de storting op de lening kan gemakkelijk enige weken verschil zitten. In die tussentijd kan de rente zowel omhoog als omlaag gaan. Door deze werkwijze te kiezen kan de overheid de echte rentevergoeding vaststellen op het moment van storting. b Hier is sprake van een agio, omdat er meer wordt gestort dan het nominale bedrag van de lening. Op de vermogensmarkt wordt gehandeld in financieringsmiddelen (onder meer leningen). banken, verzekeringsmaatschappijen, overige particuliere bedrijven en organisaties, individuen overheid, bedrijven en andere organisaties, individuen een percentage van de hoofdsom c De werkelijke rentevergoeding bedraagt 7 € 50 100% = 4,51%. € 1.107,50 a kredietbemiddeling en kredietverlening b Men zal hier financieel voordeel uit hebben willen halen, vooral als gevolg van mogelijke ‘parallelverkoop’: het verkopen van vreemde valuta aan de reiziger, het aanbieden van een kluisje (om de kostbaarheden op te bergen tijdens de vakantie), het verkopen van reisverzekeringen, eventueel het verlenen van krediet om de reis te financieren.